ONS FOTONIEUWS
4|
VAN WILLIGEN
Het hengelverbod in
het Amstelmeer
li.
sterk,
keurig afgeweikt
goedkoop
BUITENLAND
Onze
helderscWêJ courant
De reis van Simon
vastgesteld.
De Duitsche luchtmacht.
Eerste Kamer.
I
Visscherijberichten
Julianadorp.
De actie der hengelaars
daartegen gevoerd.
EEN VOLKOMEN MISPLAATSTE
AANVAL OP DE
„HELDERSCHE COURANT'
zijn
en
Meubelmakerij
lllllllllllllllllllll
Bij een verbouwing in de „Oranjeboom"-brouwerjj te Dommelen (nabij Valkenswaard) stortte gis
teren een 3 meter hooge muur in, waardoor drie arbeiders werden bedolven. Twee hunner werden
op slag gedood; de de'de zwaar gewond.
Fritz Hirsch, Paul Harden en Arpad Latabar in de nieuwe operette „Mein
Liebchen wohnt am Donaustrand", waarvan heden te Den Haag de première gaat.
Ha den opstand in Griekenland. Een moeder omhelst haar zoon, die terugkeert van
het Macedonische, waar hg tegen de rebellen streed.
Op 24 Maart.
In het Lagerhuis heeft Baldwin gistermid
dag meegedeeld, dat de reis van minister
Simon naar Berlijn nu was vastgesteld. Sir
John zal in gezelschap van onder-minister
Eden 24 Maart van Croydon naar Berlijn
vliegen, waar 25 en 26 Maart de besprekin
gen met Hitier zullen gehouden worden. Den
27sten Maart keert Sir John naar Londen
terug en Eden gaat door naar Warschau en
Moskou.
De F ranse he pers on genist-
Reuter meldt uit Londen, dat er zeer waar
schijnlijk geen Britsche vertoogen zjjn te ver
wachten met betrekking tot de inrichting
van een Duitsche luchtmacht, waarvan aan
de verschillende luchtvaart-attaché's te Ber
lijn mededeeling is gedaan. Deze mededeeling
wordt als officieus beschouwd.
De Fransche pers maakt zich intusschen
ongerust.
naar het einde van den opstand
op cuba.
Tengevolge van de krachtige maatregelen
der regeering Mendieta kan de opstand op
Cuba als zoo goed als geëindigd beschouwd
worden.
BEGROOTING JUSTITIE AANGENOMEN.
In de gistermorgen om elf uur geopende
vergadering van de Eerste Kamer der Staten-
Generaal kwam aan de orde de begrooting
van Justitie.
De heer Hermans (s.d.) gelooft, dat het
verleenen van een monopolie aan het Bureau
voor Muziek-Auteursrecht een noodlottige be
slissing is gebleken.
Uniformverbod.
Wat het uniformverbod betreft, zou spr.
gaarne eens een duidelijke uiteenzetting van
den minister hebben. Het dragen van roode
tulpen is verboden, maar in Amsterdam pa-
radeeren W. A.-lieden in uniform.
Spr. komt op tegen het op gelijken voet
behandelen van politieke en andere misdadi
gers.
Ten slotte merkt spr., dat klachten van
Kamerleden over het optreden van ambte
naren, b.v. politie-autoriteiten niet steeds
et juiste gehoor vinden.
Bad- en strandleven.
Pe heer Heerke na Thjjssen
juicht toe, dat de minister zich verklaard
eeft tegen verscherping van de behandeling
Van gevangenen.
Spr. merkt voorts op, dat de misstanden
op het gebied van strand- en badleven nog
niet verminderd zijn. Te voorzien is, dat in
den a.s. zomer hetzelfde euvel zal vallen
waar te nemen, waaraan men zich verleden
jaar gestooten heeft.
De heer M e n d e 1 s bespreekt de toepas
sing van de inning van het auteursrecht, wat
betreft de muziek.
Wijzigingen in het wetboek van
strafvordering.
Komende tot een ander punt, zegt de heer
Mendels, dat er een strooming bestaat, te
knabbelen aan de goede wijzigingen, die in
den laatsten tijd gebracht zijn in het wetboek
van strafvordering.
De bepaling, dat den verdachte moet wor-
den medegedeeld, dat hij niet behoeft te ant
woorden, Is niet zoozeer te zien als een recht
van den verdachte dan wel als een waarschu
wing voor den ondervrager, dat hij alleen re
kening heeft te houden met verklaringen „in
vrijheid" afgelegd. Deze bepaling afschaffen
ljjkt spr. gevaarlijk, omdat men dan een rem
overboord gooit. Ook is te betreuren, dat de
termijn voor appèl voor O. M. en verdachte
weder gelijk gemaakt wordt.
Hierna wordt gepauseerd.
Na de pauze zegt de heer Jansen (r.k.) j
niet te zullen treuren, als wordt afgeschaft de
bepaling, dat aan een verdachte moet wor- j
den medegedeeld, dat hij niet behoeft te ant
woorden. Het verschil in de termijnen voor
appèl, zooals dat nu bestaat, i cht spr. niet ge-
rechtvaardigd. Het brengt meer beroepen met
zich mee.
Toepassing executierecht,
De heer Michiels van Kessenich
(rJt.) bespreekt de toepassing van het execu
tierecht. Ook spr. acht aanvullende maatrege- j
len noodig van de administratieve rechtspraak.
De heer Kranenburg (v.d.) sluit zich
aan bjj den aandrang om thans met kracht de
materie der administratieve rechtspraak ter
hand te nemen.
Met 's ministers oordeel over het tweede rap
port der commissie-Kooien, betreffende revo-
lutionnairc volksvertegenwoordigers kan spr.
zich geheel vereenigen.
De heer Knottenbelt (lib.) bepleit her
ziening van het zeerecht en hoopt, dat het
starre standpunt, dat de minister verleden
jaar innam, thans verlaten zal zijn. Spr. be
pleit unificatie en aansluiting met de inter
nationale conventies.
De heer Van Embden (v.d.) zegt nog
iets over de proces-orde bij het uitzetten van
vreemdelingen.
De heer Van Sasse van Ysselt (r.k.)
zegt, dat deze minister in de gegeven omstan- 1
digheden het mogelijke doet om de justitiebc-
langen te behartigen.
De Minister spreekt.
De minister van justitie, de heer Van)
Schaik, verklaart, dat iedere minister er
toe moet medewerken, 'slands financiën in
het goede spoor te houden. In het te wachten
bezuinigings-ontwerp heeft ook spr. offers J
moeten brengen.
Wat het zeerecht betreft, zouden interna-1
tionaal er andere richtljjnen kunnen zijn dan
aan onze nationale wetgeving ten grondslag j
liggen. Spr. is bereid, .e overwegen, overeen-
stemming te bereiken. Een toegezegd adres
zal spr. belangstellend bestudeeren, en even
tueel het zeerecht opnieuw op de heffing bren
gen. I
De verwerping van een vorig ontwerp pacht
wet heeft spr. genoopt, de motieven te bestu
deeren. Het nieuwe ontwerp dat men af
wachten moet zal naar spr.'s meening een
verbetering beteekenen.
De genomen maatregel t.o.v. het executie-
recht zal elke onredelijke executeering voor
komen. Zoo noodig zal nog verder worden ge
gaan.
De toepassing van het uniformverbod heelt
meer critiek ondervonden dan verdiend is. Het
doel is vrijwel bereikt: het weren van unifor
men met militair karakter van de straat.
T.a.v. de onderscheidingsteekenen, een
secundair iets, zijn er dubia. Er zullen er nog
wel meer komen, gelijk altijd met strafwet-
bepalingen.
Wat betreft art. 29 Wetboek van Straf
vordering, spr. is het niet geheel eens met
hen, die aan de verhoeren een contradictoir
karakter willen geven.
Zegt de onderzoekende rechter tegen den
verdachte, dat hij niet behoeft te antwoorden,
dan is dat een anomalie. Beter is het, deze
bepaling af te schaffen.
Het aantal zeden-delicten neemt toe; deze
quaestie heeft de aandacht.
Politieke misdaden in den geest als de heer
Hei-mans bedoelde, komen hier weinig voor.
Men moet uiterst voorzichtig zijn met het
doen van stappen In de door den heer Her
mans bedoelde richting. Spr. is bereid, te
overwegen, nog meer te doen voor poiltieke
delinquenten.
Administratieve rechtspraak.
Goede administratieve rechtspraak acht
ook spr. een publiek belang, doch een nieuwe
maatregel met nieuwe kosten moet tijdelijk
worden stopgezet. De zaak is voor spr. bui
tengewoon moeilijk.
Inmiddels wil spr. wel de indiening van een
wetsontwerp overwegen; wordt het aange
nomen doch de wet eerst over eenige jaren
ingevoerd, dan ware ze misschien weer ver
ouderd. Spr. hoopt, dat het hem gegeven
moge zijn, de zaak tot een goed einde te
brengen. J
Wat het vreemdelingenrecht betreft, staat
de regeering steeds voor moeilijke dingen. De
Kamer heeft de zaak wel wat eenzijdig voor
gesteld; er is geen sprake van willekeur. Wel
kan men eens mistasten. Ook de burgemees
ter van Laren had anders kunnen manoeu
vreeren.
De overige vreemdelingen, de armlastigen,
worden uitgewezen op dezelfde wjjze als sinds
oijheugljjke jaren geschiedde. De vreemdelin
genpolitiek der regeering wordt niet zonder
humaniteit gevoerd. Dit is onlangs nog ge
bleken t.a.v. een groep Oost-Polen. Spr. over
weegt de instelling van een commissie van
advies, ter vergrooting van den waarborg,
dat geen verkeerde uitzettingen zullen plaats
hebben.
Wat de onzedelijkheid betreft, het plaatse
lijk gezag is hier eerst ter bestrijding aan
gewezen ;overigcns wordt er wel overleg ge
pleegd.
Spr. is het t.o.v. de Buma eens met den
gi-ondslag van het betoog van den heer Men
dels. Inzake het conflict radio-Buma is door
spr. een arbitragecommissie benoemd onder
voorzitterschap van den heer Seuflingh.
Het aangaan van schijnhuwelijken om
vrouwen aan het Nederlanderschap te helpen,
wordt in zijn gevolgen tegengegaan.
Het begrootingshoofdstuk wordt z.h.st. aan
genomen.
12 Maart.
Aangebracht door korders:
Schol p. kist 5.30—4.75
Schar 2.401.75
1840 kg bot
Door haringvisschers:
1389 tal haring
13 Maart.
Aangebracht door korders:
Schol p. kist 5.904.90
Schar 2.602.00
1250 kg bot per kg „0.170.15
Door haringvisschers:
2862 tal haring p. tal 2.25—125
p. kg 0.18—0.16
p. tal 2.50—1.75
correspon dentil.
IJ. P. Aan het geval door u gemeld wordt
op het oogenblik de noodige aandacht besteed.
Ds. v. FETEGEM VERHINDERD.
In de Star of Hope is hedenavond geen
dienst wegens ziekte in familie.
Onze correspondent te Van Ewijcksluis
schrijft ons:
Naar aanleiding van de onlangs afgekon
digde beslissing van den Minister, waarbij het
Amstelmeer en de daarmee in open verbin
ding staande wateren voor de hengelvisscherij
werden verboden, blijkt in de kringen der
hengelaars groote beroering te zjjn ontstaan.
Dit was in aanmerking genomen het
steeds grooter wordende aantal sportvis-
schers, dat op en om het Amstelmeer zijn ge
luk kwam beproeven te voorzien. Wij had
den niets anders verwacht! Van onzen kant
is er dus steeds op aangedrongen, dat een
zoodanig besluit dat niet uit kon noch
mocht blijven, wilde men niet, dat de be-
roepsvischerjj geheel ten onder zou gaan
zoo spoedig mogelijk zou worden doorge
voerd. Hoe langer dit uitbleef, hoe grooter de
tegenstand zou worden, omdat de schare van
hen, die meenden óók gerechtigd te zijn om
over de bevissching van het Amstelmeer een
woordje mee te praten, dag aan dag groeien
de was. Vele hengelaars meenden zelfs reeds
dp.t er niet meer over te praten viel. Zij be
schouwden het als een uitgemaakte zaak, dat
ieder die dat wenschte er de hengelvisscherij
uit kon oefenen.
Dat de koude douche, die het uitgevaardig
de hengelverbod hen op het lijf wierp, hen
dus sterk ontnuchterde, ie alleszins begrijpe
lijk, evenals het feit, dat zij zich met alle
middelen hiertegen te weer stellen. Maar dan
moet zulks ook geschieden op zoodanige
wijze, dat dit den toets van alle kritiek kan
doorstaan.
De manier echter, waarop de heer de Vries,
Voorzitter van de afdeeling Amsterdam en
lid van het Hoofdbestuur van den Algemeenen
Nederlandschen Hengelaarsbond, meent het
uitgevaardigde besluit te moeten bestrijden,
kan daarbij niet door den beugel. Deze heer
heeft n.1., volgens een interview dat een der
redacteuren van het „Volksblad" met hem
had, van welk interview in het „Volksblad"
van Donderdag 7 Maart j.1. een uittreksel is
verschenen, bij die gelegenheid zóóveel feite
lijke onjuistheden gedebiteerd, dat men zich
gaat afvragen: Weet de heer de Vries nu
werkelijk niet beter of houdt hij zich nu
maar zoo? Bovendien geeft hij daarbij een
trap naar de „Heldersche Courant", die geen
middel onbeproefd zou hebben gelaten om
een verbod uit te Jokken. Hij grondt deze be
schuldiging op een aanhaling uit een over
zicht van de uitkomsten der visscherij (te
Van Ewijcksluis) over het jaar 1934, welk
overzicht in het nummer der „H. C." van 31
December 1934 werd opgenomen en verwijt
daarbij de redactie, dat deze misleidend te
werk gaat, door te schrijven over dingen,
waarvan zij niets afweet. Ik kan mij voor
stellen, dat de redactie die hiervoor geen
enkele blaam treft, omdat zij de gegevens
voor hare overzichten van de betrokken cor
respondenten ontvangt eenigszins vreemd
heeft opgekeken, toen ze deze beschuldiging
las en merkte, dat zij door den heer de Vr.
was ingelijfd bij diegenen wien het er om te
doen zou zijn om de hengelaars „dwars te
zitten", zooais de heer de Vr. zoo vriendelijk
is te veronderstellen.
Laat de redactie (die er volgens den heer
de Vries dan niets van afweet) er zich ech
ter mee troosten, dat ook anderen, die be
weren, althans doen alsof zij er alles van
weten, daarin ook wel eens schromelijk te
kort komen. Bij die anderen mag, blijkens het
bedoelde interview, zonder eenige reserve ook
de heer de Vries worden gerekend, want zijne
beweringen zijn er zoo volslagen naast, dat
zij, ware ieder Mer lezers hierin tot oor-
deelen bevoegd, geen aandacht zouden ver
dienen. Slechts het feit, dat zoo weinigen den
feitelijken toestand kennen, noopt er toe, er
hier nader op in te gaan.
Heb ik hier dus reeds uiteengezet, dat de
redactie geen schuld mag treffen dat be
hoeft trouwens ook niet, want de betrokken
correspondent wil deze gaarne volledig op
zich nemen daarmee is de heer de Vries
nog niet van mij af.
Ik meen dat het tot de goede gewoonten
behoort, dat, als er een citaat uit door an
deren geschreven woorden wordt gelicht, dit
dan ook volkomen juist wordt weergegeven.
De heer de Vries doet dat echter niet, doch
geeft er draai aan, wat al onmiddellijk aan
toont, dat hjj in zjjn beweringen zwak staat.
Waar het eerste gedeelte van het citaat
aldus luidt: „Is het dan nog niet mogelijk,
zal men zich allicht afvragen, dat naast de
aal- en botvisscherjj, thans door deze vis-
schers uitgeoefend, in het Amstelmeer ook
nog wat zoetwatervisscherij wordt bedreven?
Die vraag zou mogelijk met „ja" beant
woord kunnen worden, indien de sportvis-
scherij in dit opzicht geen spaak in het wiel
had gestoken," maakt de heer de Vries hier
van: „Is er voor de visschers in het Amstel-
Meubelen
meer nog wat zoetwatervisscherij uit te oefe
nen Deze vraag zou met ja beantwoord
moeten worden, indien," enz.
Het verschil is duidelijk. Waar in het citaat
eene veronderstelling wordt geuit, die welis
waar vrij groote zekerheid gaf, door de fei
ten bewaarheid te zullen worden, maakt do
heer de Vries door de woorden „mogelijk kun
nen" in „moeten" te veranderen, hiervan iets
absoluuts.
Aan dergelijke schijnbare kleinigheden,
merkt men echter onmiddellijk, dat de heer
de Vries maar vluchtig wat raak zwamt en
zijn verdere beweringen zijn dan ook
navenant.
Zoo vertelt hjj o.a., dat het algemeen be
kend is, dat de baars in het Amstelmeer en
de verwante wateren niet de minste markt
waarde heeft en niet gewild is bij het pu
bliek, omdat zij te veel afwijkt van de baars
in alle overige wateren. Zij zou veel slapper
zjjn en niet geschikt om overgeplant te wor
den en op de markt te koop zijn voor 4 5
cent per pond.
Men zou hier bijna kunnen zeggen: „Zoo
veel woorden, zooveel onwaarheden," want de
baars uit het Amstelmeer, die pas dezen win
ter voor het eerst door de bcroepsvisschers
werd aangevoerd, omdat bij hen steeds de
gedachte heeft voorgezeten, dat de visch
eerst redelijke marktwaarde zou moeten heb
ben, voor er op moest worden gevischt, wordt
door de vischhandclaars, die deze baars heb
ben gekocht, juist geroemd om hare bijzon
dere hoedanigheden. Dat zjj gewild is, blijkt
ook wel uit de prijs, welke er voor gemaakt
werd, n.1. van 10 tot 12 cent per pond. Bjj
de laatste verkoop, op 1 Maart j.1. werd zelfs
aan leder van hen 12 cent per pond betaald,
een prjjs die gunstig afsteekt bij die welke
op de meeste plaatsen, waar zoetwatervisch
wordt aangevoerd, besteed wordt.
Toch is het wel mogelijk, dat er baars uit
het Amstelmeer voor 4 4 5 cent per pond la