PAG. 6
ZATERDAG 23 MAART 1935
'T JUTTERTJF
'f i
9ê
mw&gf
I m
Beste jongens en meisjes
Vanmiddag krijgen jullie allemaal een
beurt Dat komt niet alleen omdat ik in een
goede bui ben dat de lente vandaag is in
gegaan en er ook heus 'ente-weer is. maar
dat komt omdat ik vanmiddag meer tijd
heb dan anders. Het sptjt me nu eigenlijk dat
ik jullie vorige week heb gezegd, dat je me
van de week niet mocht schrijven, want ik
had nu met allemaal een babbeltje kunnen
maken. Enfin, dat dan maar een volgende
keer.
Het boek is deze week gewonnen door:
TOON TROOST,
Boerhaavestraat 66.
Fransje van EngeL Je briefje van de
vorige week lag bovenop. Jjj krijgt dus van
daag de eerste beurt. Op school vind je dat
natuurlijk niet zo prettig als in de krant.
Ik vraag je niets, zoals je onderwijzer, ik
praat alleen maar een beetje met je, op de
toetsen van m'n schrijfmachine. Wat leuk
dat jjj de vorige wees zo heel onverwachts
op ons kantoor stond en dat we elkaar toen
geloof ik, herkenden. Ik wist tenminste
direct dat jij Fransje was, ik zag het aan
je donkere haar en je donkere ogen. Fijn,
dat de lente er is, hè
Lena Modder, Een fijne kleurige bos
bloemen op je papier, dat vond ik leuk. In
de lente behoren er bloemen te zijn en al
had je me dus lang niet geschreven, dit
was een goed begin, Lena. Nu je dit
briefje leest, is het feest van je juffrouw
van school al weer bijna twee weken oud.
Toch ben je het niet vergeten, omdat het
zoo lèuk was en op dit oogenbük denk je
er weer aan. Was dat versje, dat ik'hier
onder laat volgen van jezelf Als dat zo is,
is het heel aardig, in het andere geval heb
je vergeten de naam van den dichter er
onder te zetten.
POF IN BAD.
Plassen, plassen, plassen,
Popje moet in ead,
I Laat je nu zoet wassen
i Kom, wees moeders schat!
J Foei, je mag niet huilen,
Hoeft niet bang te zijn,
't Water is niet koud hoor,
1 't Doet je heusch geen pijn
Je bent toch een tadpop,
Kunt dus tegen een bad,
Maar ik denk, ik weet 't al,
*t Water is te nat!
O, jou dom klein popje!
t Langer niet gewacht,
Vlug je traantjes drogen,
t Tc Zie al dat je lacht.
Nu ben je mijn schatje,
Moeders zoete kind,
Dat het in haar badje,
Toch wel prettig vindt.
Lena Modder.
Truus Remelink. Soms denk ik dat
raadselvriendinnetjes me .ontrouw worden,
dan hoor ik weken niets van ze, maar dan
plotseling komt er weer een gezellige dikke
brief en ik weet dat ze me niet vergeten 1
zijn, maar dat er duizend andere dingen j
waren, die hun aandacht vroegen. Zo ging
het met jou ook, Truus.
Stientje Beekma. Dat was een goede
les voor het meisje uit het verhaaltje, dat
hieronder staat, Stientje. Geloof me, je
moeder houdt veel van je en zal dus altijd
dat voor je doen wat het beste is en het
is daarom verstandig haar raad niet in de
wind te slaan. Natuurlijk zal je niei altijd
direct fijn vinden wat moeder wil maar
later erken je dat moeder gelijk had, net
als het meisje uit je verhaaltje.
EEN EIGENWIJS MEISJE
Laura was een lief meisje, maar ze was
zeer trots en wilde altijd haar 's Zondagse
kleed aan. Maar dat mocht niet altijd van
Moe. Op een keer werd ze op theevisite
gevraag Ze had haar Moeder gevraagd
haar mooie kleren aan te mogen trektsen.
Ze had het eerst geweigerd, doch toen
Laura niet anders wilde, zei Moe: „Nu
kind, je moet het zelf maar weten."
Toen Laura bij de meisjes Kwam, gingen
ze eerst een kopje thee drinken en gingen
daarna wat in de tuin spelen, De mooie
kleren van Laura waren zeer dun en het
was nog al fris buiten. Spoedig kreeg ze
het dan ook koud en wilde naar huis, de
meisjes die wel warm gekleed waren lach
ten haar uit.
Laura ging verdrietig naar nuis. En Moe
zei: „Kind, ik had je toch al gewaarschuwd,
waarom drijf je toch altijd je eigen zin door
en luister je nooit naar mij." Laura had nu
toch wel spijt er van dat ze niet naar Moe
geluisterd had. Eenzaam stond ze nu voor
het raai. te kijken, terwijl de meisjes heer
lijk speelden. Ze beloofde Mot in het ver
volg naar haar te luisteren. En ze heeft
haar belofte Oehouden en was nu voortaan
niet meer zo eigenwijs.
Stientje Beekma.
Sjaan Grande. Ik geloof dat alle kleine
kleine broertjes ondeugden zjjit, Sjaan.
Als je onze kleine Jaap tenminste ziet, dat
is zo'n rakker en die zit altijd zo vol leven,
hij holt, hij lacht hg klimt, hij doet iedere
dag een massa ondeugende streken en je
kan heel moeilijk boos op hem worden, om
dat hij altijd zo'n guitig snoetje trekt
toch krijgt hij we! eens rikketik op zijn
broek, hoor, maar dat is goed en nodig voor
hem, dat zal je zien als jouw kleine broer
tje groter wordt.
Lena v. Zandwijk of ik luister naar
„alleen op de wereld?" Nee, dat doe ik niet.
Lena. Ik weet niet wanneer het uitgezon
den wordt en dat zj wel op een uur zijn,
dat ik op kantoor zit en bovendien ontmoet
ik zoveel mensen, die „alleen op de wereld"
zijn, dat je geen tijd hebt om naar andere
dingen te luisteren.
Zus Wilckens. Hè, dat is jammer, I
Zus, maar dat raadsel is in de «erste plaats
te moeilijk, je moet denken dat er ook
kleintjes aan meedoen, en in de twede
plaats zou ik er een cliché van moeten
laten maken, omdat het technische bezwa
ren heeft het zo te laten zetten. Ik vind
het jammer van je werk hoor, en hoop dat
je niet al te veel teleurgesteld bent.
Femmie Hoelandt. Dat was weer een
echte ouderwetse, grote, gezellige brief,
Femmie, en dan nog een verhaaltje erbij.
Je hebt er minstens een hele middag aan
besteed om me daarmee te verrassen Nu
al je vriendinnetjes uit de straat verdwe
nen zijn en in verschilende hoeken van de
stad zitten, heb je zeker meer tijd gekre
gen. Je wens dat het mooi weer zou
worden is in vervulling gegaan, hè? De zon
heeft al zoveel dagen vrolijk en warm ge
schenen, dat we nu minstens in twee we
ken met op het weer durven mopperen.
DE SNEEUWKLOKJES.
Het vorige jaar in de herfst had Elsje
bolletjes van sneeuwklokjes geplant in de
tuin. En nu m het voorjaar wachtte ze on
geduldig of ze boven kwamen. Moeder was
erg gauw jarig en nu wilde Elsje Moeder
daarmee verrassen. Op een morgen, juist
een week voor Moeders verjaardag, kwa-
£,®nh,e.r gT°ene puntJ'es uit. Wat was
Els big. Elke dag ging ze kijken. En de
puntjes groeiden als kooI. Eindelijk was het
de grote dag. Om 6 uur sprong Els haar
bed al uit. Vlug ging ze naar de tuin. Wat
een verrassing 7 sneeuwklokjes waren uit
gekomen. Vlug plukte ze de bloempjes af.
Ze zette ze in een klein vaasje op tafel.
Om 8 uur kwam Moeder beneden. Els kreeg-
een dikke zoen. 's Middags kwamen er nog
meer bloemen, maar Moeder vond de
sneeuwklokjes het mooist.
Femmie Hoelandt.
Piet - Horik. Piet, Piet wat een rjs-
praatje was dat in je briefje, -k zit er hier
gewoon van te rillen. Een greppel, die
dicht ligt, en waar een hele massa jongens
voeten voor noodig zijn om het ijs stuk te
trappen. Je kan het je vandaag gewoon
niet indenken, dat dat twee weken geleden
zo was. Leuk. dat wij van de week bijna
tegen elkaar botsten, he?
Hennie Kool. Dat is fijn, Hennie, zo'n
middag in de duinen, en die tijd komt nu
weer. Straks gaan wij ook weer met ons
hele span Zaterdagmiddags op de fiets en I
als het warmer wordt dan duiken we weer
fijn te water. Houd jij ook van zwemmen?
Annie Jansen. Nee, Tjibbe gaat met Sep
tember nog niet naar school, Annie, want
hij wordt met December pas zes. Je neefje
is h»m dus juist een jaar voor. Van je
versje heb ik de laatste twee coupletten
weggeslagen. Ik vond het zo beter. Lees
het zelf nog maar eens rustig, dan zal je
het ook vast zo vinden.
Corrie Postmus. Daar heb je een week
vol ongeduld moeten wachten, Corrie, om
je verhaaltje in het Kinderhoekje te kun
nen lezen. Maar nu staat het er toch en ik
zie vandaag dus geen teleurgesteld ge
zicht, als ik je soms tegenkom.
Dina Wismeyer. Vandaag kreeg Ik nog
felicitaties met m'n verjaardag, Dina, en
daarbij was ook die van jou. Ik ben bijna
alweer jarig, maar ja, dat kon jij ook niet
weten hè. Ik dank je dus, hoor.
Stoffel Krijnen. Vandaag staat er weer
een verhaaltje van je in 't Juttertje. En wat
aardig ook. Je.rijmpje was minder geslaagd
Nog maar eens proberen.
WANNEER DE LENTE KOMT.
„Moesje, wanneer wordt het Lente".
Vroeg zieke Nelly op een keer.
Die altijd maar te bed moest liggen.
Zelfs bij het mooiste zomerweer.
„Het wordt Lente," zei haar moeder,
Als de bloempjes open gaan.
Als de vogels terug gaan komen,
Heel ver uit het Zuiden vandaan.
Ze komen hier hun nestje bouwen.
En brengen hier hun kleintjes groot.
Die moeten nu ook leren vliegen.
En zorgen voor hun eigen brood.
Annie Jansen.
Eeukenkampstraat 11.
DAT KOMT ERVAN!
Ellie is een meisje van een jaar of zeven.
Ze was met haar vriendinnetjes Lena en
Anna op straat aan 't spelen, en was zo
in haar spel verdiept dat ze niet hoorde
dat moeder haar riep, totdat moeder haar
haalde. „Ellie" zei moeder. „Je moet even
een liter melk halen."
„Goed", antwoordde Ellie.
Moeder liet haar uit en zei nog Loop
niet hard, an< ers val je".
Maar Ellie luisterde niet eens. Toen Moe
der naar binnen was, dacht Ellie: „Nu kan
ik wel even hard lopen, ik val toch niet".
Doch ze keek niet uit enviel. De melk
kan lag in scherven op de grond. Ellie be
gon te huilen, want moeder had het haar
nog zo gezegd. Ze ging maar gauw naar
huis. Daar stond wat te wachten, reken
maar.
Toen ze thuis kwam kreeg ze een flink
standje, maar het ergste was dat zij de
melkkan zelf moest beta.en. Had ze nu
maar naar moeder geluisterd.
Corrie Postmus.
Oud II jaar.
HOE PUNTMUTS GESTRAFT WERD.
Ergens hier ver vandaan, in 't kabouter-
land woonde kabouter Puntmuts. Hij stond
bekend als de ondeugendste kabouter. Eens
op een dag liep Puntmuts over het veld.
Kijk daar kwam net Kraaloogje, de veld
muis, aan. Die zal ik eens beet nemen,
dacht Puntmuts.
„Dag Kraaloog".
„Dag Puntmu. lekker weer, hè?"
„Ja, het is heerlijk weer."
„Zeg Kraaloog weet je al dat jouw wo
ning is ingestort?"
Met verschrikte oogjes liep Kraaloog,
zonder iets te zeggen, hard weg.
„Mijn arme kindertjes," huilde zg.
Maar thuis gekomen was er niets inge
stort.
„Die leeljjke Puntmuts ook," piepte zii
nog bevend.
Ik ga direct naar den koning toe".
Zoo gezegd, zoo gedaan. Bij den koning
gekomen, vertelde zjj alles.
De koning keek zeer boos en zei- Daar
zal ik hem voor straffen. Hij liet de duif
bg hem kome- en zei: Duif, jj, moet
Puntmuts straffen!"
De oif boog diep en zei: „Heer Koning
ik zal hem straffen."
In die tijd was Puntmuts aan de rand van
het veld gekomen en stond nu voor de
sloot.
„Hoe moet ik hier over", prevelde hij
hardop. (Hij had niet gemerkt dat de duif
achter hem stond).
„Ik wil je wel nelpen," kirde de duif.
Hè, broer duif sta jij achter mij, dat wist
ik niet
„Nu ga maar op mijn rug zitten". Zoo
gezegd, zoo gedaan-
Maar boven de sloot gekomen... liet de
duif hem vallen en... plons, Puntmuts viel
in het water. Zoo dat is je verdiende loon
dat je ons altijd plaagt" en kirrend vloog
de duif weg.
En Puntmuts is er maar gauw uitgekrab-
beld. Maar of zijn plaaglust is verdwenen...
weet ik niet.
Stoffel Krijnen.
Marie v. d. Berg, Breezand. Ziezo, nu
ben ik tenminste toch een beetje wijzer ge
worden, Marie, ik weet tenminste dat je
geen kuiltjes in je wagnen hebt dat je geen
wipneus hebt, maar een „gewone rechte",
dat je donker haar hebt en dat je mede
lijden met jezelf hebt omdat je met April
nog een jaar op school moet blijven, omdat
je nog geen veertien bent. Misschien vind je
het later toch wel fijn, dat je dit jaar nog
eens meegemaakt hebt en je zal ook niet
zo erg hard behoeven te werken, omdat je
de leerstof kent. Dat is toch ook wel leuk?
Harry du Porto. O, ik heb best zin om
om weer eens naar Texel te komen, Harry,
maar Zaterdag en Zondags bliji ik thuis.
Ik ben toch al niet zoveel thuis, dus die
anderhalve dag is het feest voor ons alle
maal, dan wandelen we of fietsen we, of
spelen we, of verteilen we. Maar als ik half
kan, wip ik toch nog eens helemaal over
naar Jullie, hoor, en dan kom ik ook bij jou.
Slartha du Porto. Ik hoor dat nichtje
al van je roepen, Martha, ach, ach, het
kijkt je vast met boze oogjes aan. als je je
hoofd straks boven haar wiegje buigt- Als
het praten kon, begon het vast op je te
mopperen, dat je nu nog helemaal eens nie^
geweest bent. Of heb je haar nu gez:en
Ik zou maar gauw afmaken, anders kom
ze straks naar De Waal wandelen.
Nanie Plaatsman. Dat zilverpapier
dat je voor de t.b.c. opspaart mag geloof
alle kleuren van de regenboog hebben, Na
nie. Dus doe je best maar. Wat een fees
dag is die eerste April voor jou, zeg, a
is lang geen grap. Je zuster jarig, dat e
tekent natuurlijk een lekker taartje en
dat nichtje dat voor het eerst naar „Sr°
school" gaat, dat is ook een hele ge e
tenis in de familie en jij vooral vind
natuurlijk leuk, dat ze op school komt
Jansje Lap, Den Hoorn (T.).
je leuke rijm, Jansje, de jonge slager
je er vast wel dankbaar voor zijn en
zal hem alleen maar spijten, dat hij n e
flinke, rijmende knechtje achter zijn
bank kan krijgen.
Ons dorpje krijgt een slagerij,
Hebt gij dat al gehoord?
Een flinke, jonge, ferme klant
Is er toe aangespoord.
Straks hangt zo prachtig voor het ra-
Een fijne varkenskop.
En worst en biefstuk enzovoort,
Het kan zo waar niet op.
Was ik een jongen, 'k toog er heen
En werd dan vast nog knecht,
Dan kwam er van die slagerij
Nog heel wat goeds terecht.
Ik ging dan naar de mensen heen
En vroeg dan heel beleefd:
Wilt u nog biefstuk, extra fijn,
Of soepvlees, zonder been.
Ik gaf het beste en niet te vet,
Stemde iedereen tevree,
En ieder kreeg dan naar zijn hu.
Een stukje worst nog mee.
Doch beste jonge slagerman,
Ik ben helaas geen knecht.
En denk, dat ik als meisje dan
Zeer weinig bracht terecht.
Maar hulde voor het mooie werK,
Dat gij hier zo begon, t
En dat een elk uw werk hier sie
Zoveel als hij maar kon. janfiie'