I
PAG. 6
ZATERDAG 6 APRIL 1933
T JUTTERTJE
.2
Beste jongens en meisjes.
tv.'
1
iP-isP
Nog tien dagen, dan kragen jullie Paas-
vacantie en dan worden de muizen de
baas in school, tenminste in die school
waar ik Woensdagmiddag in was. Dat
kwam zo, ik moest in een school zijn, om
iemand te spreken en terwijl ik door de
gang loop, blijf ik voor een leeg lokaal
even staan kijken en wat zie ik daar over
de grond trippelen?... een muis. En even
daarna kwam er nog een, uit een andere
hoek vandaan en nummer drie voegde
zich bij het tweetal. Ik fantaseer niet,
hoor, 't is heus waar. Ze liepen met hun
sleepstaartjes en snuffelsnuitjes langs
de grond, onder de tafeltjes door en langs
de stoelen en maar steeds dicht bij een
prullemand, die geheel gevuld was en
waar de sinaasappelschillen uitpuilden, 't
Was een leuk gezicht. Toen ik even aan
de deur kwam, rrrrrt, weg waren ze,
maar direct daarna kwamen ze weer te
voorschijn. Wat zullen ze dus vrij spel
hebben als julliestraks tien dagen lang
dat lokaal leeg laten. En jullie gunnen
die muizen de vrijheid natuurlijk wel, om
dat je zelf ook graag vrij hebt zo graag,
dat je er nu al van droomt.
Ik ben van plan vanmiddag een massa
briefjes te beantwoorden en zal dus msar
gauw vertellen wie het boek gewonnen
heeft. Dat is:
MIEP GROENEMEIJER,
Bothastraat 37.
Loes Beijer. De vorige week was jij de
gelukigge prijswinnaar van een boek.
Loes, en deze week ben je de eerste die
een briefje krijgt. Ik dacht eerst dat jij
een meisje was, omdat we op kantoor een
meisje hebben dat die naam draagt, maar
ik weet nu, dat jij een echte Hollandse
jongen bent. al houd je veel van meisjes,
cenminste van dat zusje van je, waar je
het onderstaande rijmpje op maakte.
MIJN ZUSJE.
Ik heb thuis een lief klein zusje,
Kom ik uit school dan geeft ze me 'n kusje,
Dan wil ze met mij mee op straat,
Heb ik geen zin, dan wordt zij kwaad.
Mijn zusje, mijn zusje, dat is toch zo'n
schat,
En heb ik wat dropjes, vraagt zij: krijg
ik wat?
Ja, natuurlijk kleine zus,
Maar krijg .k eerst van jou een kus?
Loes Eeijer.
Stoffel Krijnen. Jij bent net als het
weer, Stoffel, dat lijkt in het voorjaar
ook wel ziek, zo raar doet het. En dat
komt natuurlijk door de overgang, daar
zal jouw ziekte ook wel niet vreemd aan
zijn. Als het straks vaster wordt, met
veel zon, dan voel je je weer veel opge
wekter. Je zal het zien. Leuk vond ik het,
dat jij nog een kwartje uit je spaarpot af
stond voor de „Elizabeth". Hier volgt je
rijmpje.
DE HOND.
De hcid ligt voor z'n hok
Al op een kluif te knabbelen,
En kijkt naar Trui en Wim,
Die op een zuurstok sabbelen.
Hoe rustig leeft die hond.
Hij heeft geen kar te trekken,
Maar ligt hier lui en vrij
Om 's morgens vroeg te wekken.
Nu ja, hij is een waakhond
En moet 's nachts goed op letten.
Zo is het leven nu van Bont,
Die lieve trouwe hond.
Stoffel Kri;-cn.
Sneeuwklokje. - Ja. dat heb ik be
grepen, hoor, dat jij een vriendinnetje van
..Lelie was, hoe zouden jullie anders alle-
twee, op dezelfde dag, op hetzelfde papier
aan hetzelfde idee gekomen zijn, om met
een bloemennaam aan mij te schrijven?
Maar denk er om, ook je doopnaam bjj de
oplossingen, hoor.
Joop v. Bommel. Denk je nog wel
eens aan het feest van Moeders verjaar
dag, Joop, en hoe je toen misschien heel
veel beloofd hebt, wat je nog niet na
kwam Of doe je altijd wat je belooft
Dat zou fijn zijn, zeg. Dat zou ik eigen
lijk wel eens van je vader of moeder wil
len horen Want beloven is zo gemakke
lijk, maar doendaar gaat het om. Ik
zal het je vader eens vragen als ik hem
tegenkom. Dat mag toch wel?
Fransje v. Engel. Of me dat even
een verrassing was, Fransje, zo onver
wacht met een auto naar Amsterdam.
Wat een fijne stad, hè? Als kind heeft
het 's avonds altijd de meeste indruk op
me gemaakt, met al dat licht en al die
trams en die hoge huizen. Als je dan weer
in Den Helder komt vind je het hier zo
stilletjes, behalve dan de Spoorstraat op
Zaterdagavond. Die lijkt dan wel een
beetje op de Kalverstraat.
Lena Modder. Hè, wat een fijn pa
pier, Lena, met die begroeide duinen. Bijna
was me de verleiding te sterk geworden
en had ik hier een punt gezet en was in
de zon naar de duinen gefietst. Maar er
ligt nog zo'n stapel briefjes, dat ik het
niet goed durf te doen, bang als ik ben
voor twintig paar verwijtende ogen van
vriendjes en vriendinnetjes, die geen ant
woord hebben gehad. Niet meer op de
verjaardag van je Moeder ziek worden,
hoor. Wie doet dat nu.
Berta Hendriks©. Nog een vriendin
netje, dat „zo akelig" was op een Zater
dagmiddag, maar die toch een opgewekt
briefje schrijft. Dat kwam zeker door die
crocus in de tuin die in bloei stond en
door die clivia, die de belofte van een
bloem in zich droeg. Berta? J\j hebt mij
de laatste weken meer gezien dan ik jou,
hoor. Maar ik ken je ook niet meer, al
heb ik je toch eens gezien, geloof ik, op
de kindermiddag, in Casino.
Betsie Nieuwenhuizen. Is m'n voor
spelling niet uitgekomen, Betsie, dat wan
neer het mooie weer zou komen, jij weer
beter zou zijn Nu heb je alweer dagen
lang je gekoesterd in de zon."
Truus Remelink. Ja, dat is wel eens
leuk, Truus, om eens te verhuizen, al
blijft er in het oude huis toch veel achter
dat je niet mee kan nemen. Ik bedoel de
plekjes waar je zo fijn zat te lezen of te
handwerken, het kamertje, dat misschien
van jezelf was. En nu ga je dat weer in
het nieuwe huis zoeken, dat je nog zo
weinig te zeggen heeft. Maar je zal er
wel gauw wennen denk ik.
Stientje Beekma. Dat is niet onaar
dig bedacht, Stientje, dat verhaaltje, als
het tenminste uit je eigen bovenkamertje
gekomen is. Ik zal het hieronder laten
volgen.
EEKST GEDAAN, BLIJFT GEDAAN.
Loesje was een meisje van een jaar of
tien, ze leidde een prettig leven, haar
ouders waren zeer rijk. Ze kreeg van alles
volop. Maar altijd wilde ze alles hobben,
wat ze in een winkel zag. Ook kreeg ze
alles, want haar ouders hielden veel van
hun enigst dochtertje. Ze woonde in een
prachtige villa dicht bij 't strand. Ze ging
er vaak heen en genoot van de frissche zee
lucht en de heerlijke duinen of van 't strand.
Be speelde ook wel buiten, maar er woon-
ien haast geen meisjes, en die er woonden
waren zo arm en woonden in oude huisjes.
Nee hoor, daar speelde Loesje niet mee. Ze
keek ze minachtend aan en zei geen enkel
vriendelijk woord tot hen.
Haar vader had een groote fabriek, waar
veel menschen werkten. Maar de eens zo
rijke heer was lang zo rijk niet meer en
kreeg schuld, totdat hij de schuld niet meer
kon betalen en de fabriek ging failliet. De
eerst zo gelukkige mensen waren nu zo
arm, ze hadden nog wel enig geld, maar
al spoedig hadden ze dat geld opgemaakt.
Nu konden de ouders hun dochtertje niet
meer geven wat ze begeerde. En Loesje
speelde nu wel met de arme kindertjes en
woonde nu ook in een klein huisje. Ze
voelde nu hoe ze de kinderen slecht had
behandeld. Want nu was ze zelf ook zo
arm. Ze ging nu niet meer met Ma uit,
maar verveelde zich soms vreselijk. Haar
vader had werk gezocht en ze konden nu
net van 't geld leven. Loesje had spijt, dat
ze de kinderen zo slecht had behandeld.
Maar wat men eens gedaan heeft, daar kan
men niets aan veranderen.
Jannie de Vroome. Ik zou niet graag
een vriendinnetje, ook al is dat veertien
jaar, dat ,heel graag" mee wil doen, wil
len weigeren, Jannie, en dan nog wel een
vriendinnetje, dat ook rijmpjes kan ma
ken, zoals jij. Dus je bent opnieuw wel
kom hoor.
MIJN KLEINE BROERTJE.
Ik heb een lief klein broertje,
Hij is één jaartje oud,
't Is toch zo'n kleine bengel,
Maar, ook een schattebout,
Mijn moeder zegt wel eens: „Mijn Piet.
Je doet me toch nog wel verdriet",
Een jaar terug, zo schreven wij,
Mijn zusje Geer en ik,
Al in de jutterij,
Er is geboren 'n kleine man,
Of als hij groter is,
Ook met de raadsels mee doen kan.
En als wij zeggen Pietje man.
Toe, schrijf eens gauw een briefje dan,
Al aan de Kindervriend,
Dan roept hij heel hard
ta, ta ,ta.
Of Jatj wat zeggen wil die guit,
Maar nu schei ik toch met hem uit.
Jannie de Vroome, oud 14 jaar.
Corrie Postmus. Wie geduld heeft,
Corrie, krijgt in veel gevallen wat hij
graag begeert, als hij maar vol houdt. Als
jjj met de raadsels geëindigd was, had je
natuurlijk nooit een boek gewonnen, maar
nu je doorgezet hebt, nu prijkt er weer
een in je kast. Ik weet niet hoe je rapport
op school is, maar het kan goed zijn als
je je tanden op elkaar zet en denkt en
niet suft. Vertel me eens hoe je het op
school maakt.
Aster. Ja, dat heeft me ook gespe
ten, Aster, dat je de avond van de vijfde
niet verder dan de deur bent geweest, dat
komt, omdat een kennis, die juist even
bij ons was, de deur opende. Anders was
het niet gebeurt, hoor. Ik vond het zo
leuk. Je moet me weer eens wat trouwer
schrijven, als je kan. Of heb je het thuis
druk? Dan moet je je natuurlijk niet
extra Inspannen om ook nog een briefje
te schrijven. Dag hoor, de groeten thuis.
Tineke Wullems. Nou, die baker
van jullie heeft gelijk, jij was geloof ik,
de hele Heldersche kra t en den helen kin
dervriend vergeten. Heeft ze je aan je
vlechten getrokken (of heb je die niet
meer) en gezegd: „Ik lees je naam hele.
maal niet meer, Tineke." Vind je het niet
leuk, dat ik die baker van jou ook ken,
en dat ze m'n kleine neef veertien dagen
verwend heeft?
Piet Iïos. Ik begrijp dat dat een te
leurstelling was, Piet, dat je daar één
voor één je stuiters zag verdwijnen in de
zakken van'je vriendjes, tot je er niet
één meer had. Je had misschien nog lie
ver een pak op je broek gehad, maar je
zak vol gehouden met rammelende stui
ters. Maar ja. dat is het spel, misschien
puilen van de week jou zakken weer uit
van de gewonnen knikkers.
PRET.
O, o, wat had Jan een pret.,
Want hij mocht laat naar bed.
En dat gebeurde niet elke dag,
Zijn gezicht was een en al lach.
Want Moeder was niet thuis
En hij was alleen met Kees in huis.
Ze deden een spelletje; mens erger je niet,
Nu, dat deed Jan vandaag zeker niet.
Zodoende was Moeder veel te gauw terug.
En moest hij gauw naar bed,
Zodat het uit was met de pret.
Piet Kos.
Zus Wilcks. Je rijmpje komt wat
laat, doordat je briefje de vorige week is
blijven liggen. Zus. maar enfin, dan ont
houden de mensen de nuttige les maar tot
volgend jaar. Vlekkeloos is het nog niet,
hoor, ik plaats het, omdat je zo je best
gedaan hebt.
1 APRIL
Spoedig breekt al weer de dag aan
Dat een nieuwe maand begint.
Deze dag is wel bijzonder,
Daar hij niet zijn weerga vindt.
Op deez dag tracht men elkaar te foppen,
Door te zeggen dit of dat,
Laat je er dus niet tusschen stoppen,
Want een elk heeft die dag wat.
Vergeet me niet. Dat is een fijn ca
deau, zeg, voor je verjaardag, een sjoel
bak, daar hebben ook de anderen thuis
wat aan, en daar zal je vast nog menig
prettig uurtje bjj doorbrengen. Vorig jaar,
in de jeugdherbergen, heb ik het ook veel
gedaan. Thuis heb ik er geen en heb er
ook geen üjd voor.
Dat versje uit een opstelboek,
dat als titel „Wat een schrik", draagt,
zal ik graag eens plaatsen. Ik zal het
dus bewaren, tot over een paar maanden,
als jullie zomervacantie krijgen en ik ge
brek heb aan copie. Dat is wel goed, hè?
Nanie Plaatsman, De Waal (T.). Ge
feliciteerd, Nanie, met ;'e overgang naar
de achtste. Fijn, dat je verhoogd bent, nu
heb je straks een prettige vacantie en ik
hoop, dat dan de hagelsteenen je niet oin
je ooren vliegen, zoals van de week, maar
dat de zon in je hart schijnt.
Antie Eeknan, De Waal (T.) De te
leurstelling, dat je de raadsels niet hele
maal kon lezen, is weggevallen door de
vreugde, dat je naar de zesde klas gegaan
bent, Antie, en dat je zo'n fijne plaats
gekregen hebt. Als je de krant van Dins
dag doorgezien had, dan had je de raad
sels van Zaterdag verbeterd gevonden en
had je ze nog op tijd in kunnen zenden.
Maar enfin, dat is niet anders.
Tonny Sinnige, Juiianadorp. Dat was
wel een beetje verdrietig, Tony, dat je
van de week niet bij je nichtje kon loge
ren en het feest van haar verjaardag niet
kon meemaken, omdat je huisarrest had
voor keelpijn. Gelukkig dat je nu weer
beter bent en misschien kan die logeer
partij toch nog wel eens doorgaan. Dan is
de scha weer ingehaald. De groeten thuis,
hoor.
Marlet je en Frans Dirks, De Kooy.
Ik geloof, dat alle zwarte inkt in Koegras
opgedroogd is, Marietje en Frans, want
Tony Sinnige haar briefje was ook al met
rode inkt geschreven. Krijg ik nu trouw
iedere week een verhaal van jullie, over
wat je beleefd hebt?
Nelly Boot, De Waal (T.). Wat een
grote brieven zal ik nu voortaan van je
krijgen, Nel, nu je de hel| dag de rijd
hebt om me te schrijven, tenminste nadat
je de bedden opgemaakt hebt en het stof
afgenomen en de aardappels geschild en...
en, wat is er nog meer te doen? Vandaag
was er al zoo'n groot epistel. Ik kan me
begrijpen, dat je het toch een beetje akeUg
vond dat je nu voor goed van school ging
en je hebt het er zeker wel prettig, omdat
je met loden schoenen naar huis wandelde.
Maar misschien wenkt straks de Helder
sche huishoudschool en dat is nog fijner.
SNEEUW.
Moe was aan de grote schoonmaak en
had met Dina, 't dienstmeisje, de bedden
naar buiten gebracht om ze eens lekker
te laten luchten. Ze had in een van de
bedden een gaatje ontdekt. En ging nu
naar binnen om een naald en draad te ha
len. Maar Dina vroeg haar wat en moe
der was haar boodschap weer vergeten.
Ondertusschen kwam kleine Free la spe
lend bij de bedden en gaf er een klap op.
Maar wat was dat? Kwam daar sneeuw
uit. Hij stak zijn vingertje in 't gat en
weldra verdween z'n hele handje er in.
Toen hij die terug haalde had hij een hand