Buitenlandsch Overzicht.
WEL KOM THUIS
NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EK ANNA PAULOWNA
GOLD STAD SHAG
oefzakje A TP'AMANDELTJES puddtnq
No 7583
EERSTE BLAD
BINNENLAND
De visscherij te IJ muiden.
De geïnterneerden van
Fort Honswijk.
BLEEK?
Nee hoor!
Goudkleurige,
gezonde tabak.
Uw dubbeltje is
goed besteed!
.HET MEEST IN TREK'
Dorus Rijkers-feestpark te
Rotterdam.
Het Paaschcongres der
S.D.A.P.
m uKATld
LD
COURANT
Abonnement per 3 maanden b(j vooruitbet: Ileldersche Courant f 1.50; Koegras,
Anna Paulowna, Breezand, Wieringen en Texel f 1.65; binnenland f 2.
Nederl. Oost- en West-Indië per zeepost f 2.10. idem per mail en overige
landen t 3.20. Losse nos. 4 ct.; fr. p. p. 6 ct Weekabonnementen 12 ct
Zondagsblad resp. f 0.50, f 0.70, f0.70, f 1.—Modeblad resp. f 1.20, 11.50, fl.50,
f 1.70.
VerschyntDinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag
Redacteur: P. C. DE BOER
Uitgave N.V. Drukkerij v/h. C. DE BOER Jr.
Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412
Post-Girorekenlng No. 16066.
ADVERTENTIE N:
20 ct per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction. tekst)
dubbele prys. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur) by vooruitbetaling
10 ct per regel, minimum 40 ct.; bij niet-contante betaling 15 ct. per regel,
minimum 60 ct (Adres Bureau van dit blad en met brieven onder nummer:
10 ct per advertentie extra). Bewijsnummers 4 ct
Na de conferenties van Stresa en Genève. De Duitsche nota
van protest tegen de Geneefsche Raadsresolutie valt niet te
scherp uit. Turkije's eisch tot versterking van de Dardanellen
Na Stresa
en
Genève.
Dat men te Stresa en
Genève niet zyn heil
heeft gezocht in frasen,
is nu wel heel duidelijk
geworden schrijft de
N. Rott CrL Daarvoor ware reeds de onge
woon felle reactie van Berlijn op het resul
taat als bewijs voldoende.
O zeker, Berlijn overdrijft. Er schijnt dan
ook volstrekt geen eensgezindheid te heer-
schen omtrent de beoordeeling der dingen, en
omtrent de houding, die men daartegenover
moet aannemen. De Daily Telegraph weet
zelfs te berichten van oneenigheid tusschen
Hitier en von Neurath daarover. Wij weten
niet of dit juist is, maar er zyn dingen, die
erop zouden kunnen wyzen. Toen de Engel-
sche en de Italiaansche gezant te Berlyn hun
standje«(h'egen over de houding van hun re
geering, was het niet de daarvoor aangewe
zen man, de minister van buitenlandsche za
ken, die zich dit recht voorbehield, maar von
Biilow, de staatssecretaris, de man die nu als
een van de drijvende krachten geldt van de
felle richting in de Duitsche politiek.
De Engelsche regeering heeft slechts ge
reageerd met de hooghartige verklaring thuis,
dat zij de Duitschers niet zal antwoorden.
Was iets geschikt haar enkel te prikkelen,
dan was het deze methode.
Voor Duitschland is er zeker niets door
verbeterd. Het moment is gekomen, voor
Berlijn, om tot eenige hoogte de voorzich
tigheid te betrachten, die de aanhangers van
den feilen koers ais overbodig plegen voor
te stellen. Als men thans de situatie tracht
te verbeteren, door den Engelschen ambassa
deur aan te blaffen, moet men óf van de
jongste gebeurtenissen weinig begrepen heb
ben en dat heeft men stellig wèl of tot
geen deparatie koers bereid zijn. In dit laat
ste geval ware von Neurath, de man zonder
illusies, de persoon om eindehjk, eindelijk
niet meer mee te doen. Maar laat ons ho
pen, dat de Daily Telegraoh een eendvogel
heeft losgelaten!
De Duitsche
nota van
protest.
In de Duitsche nota
van protest tegen de
Geneefsche raadsresolu
tie wordt den regeerin
gen uiteengezet, dat zij
niet het recht hebben
zich tot rechters van Duitschland op te wer
pen, en dat het besluit van den raad een
nieuwe discrematie van Duitschland betee-
kent en derhalve met den meesten nadruk af
gewezen moet worden.
Tezelfder tijd heeft de Rijksregeering den
vreemden regeeringen medegedeeld, dat zij
zich voorbehoudt haar meening over de af
zonderlijke vraagstukken uit het raadsbesluit
ten spoedigste kenbaar te maken.
De Berlijnsche corr. van de N. Rott. Crt.
meldt nog:
Reeds Donderdag werden hier, gelijk ge
meld, twee vragen druk besproken: Zal er
een scherp officieel Duitsch protest afko
men tegen hetgeen hier wordt bestempeld als
de tweede schuldleugen van Genève of blyft
het bij publicistische tegenwerpingen En dan
(dat was de tweede vraag), als zulk een pro
test afkomt, zal dan de inhoud een conclusie
wettigen omtrent een verandering in de Duit
sche politiek, een aankondiging misschien
van een nieuwe periode der politiek van ont
houding? De voorstanders van deze politiek
hadden, dat wist men op grond van de
besliscsing van Genève, weer nieuwe kracht
gekregen en zouden wel gepoogd hebben in
vloed te herwinnen. Maar de rijksweer, dat
wist men ook, wenscht voorshands alle over
bodige spanningen in de Europeesche poli
tiek vermeden te zien. Zy is tevreden, dat
Duitschland den algemeenen dienstplicht heeft
kunnen invoeren, zonder dat iemand er prac-
tisch iets tegen heeft kunnen doen en ver
langt nu rust om op dit resultaat verder te
kunnen bouwen. Dezer dagen zullen nieuwe
verordeningen, betrekking hebbend op de or
ganisatie van het leger verschijnen.
Von Neurath, minister van buitenlandsche
zaken, staat ook niet als scherpslijper be
kend en nauwelijks was aan te nemen, dat
Ribbentrop, de speciale commissaris van den
Leider voor buitenlandsche politiek, ten de
zen een andere meening zou hebben dan von
Neurath en toch schijnt het te spannen.
Waarom anders drie dagen talmen met een
stuk, waarvan de indruk onder zulk een ver
traging in allen gevalle moest lyden?
Het protest is er. Aan den tekst, waarop
Ribbentrop en von Neurath invloed hebben
uitgeoefend, terwijl Blomberg en Goering er
over geraadpleegd zijn, heeft de Leider zelf
de laatste hand gelegd. Al mogen de bewoor
dingen op sommige plaatsen scherp zijn, wat
met het oog op het binnenland ook niet te
vermijden was, de nota breekt geen bruggen
af, werpt geen deuren dicht en snijdt geen
tafellakens door. En van groot belang is zij
dan op dit oogenblik ook niet en dat men
dat ook zoo voelt schijnt te worden beves
tigd door het feit, dat men een aanvankelijk
besproken plan om een vergadering van den
Rijksdag als klankbord te laten dienen heeft
laten varen.
De kwestie
der
Dardenellen.
De Times wijst in een
hoofdartikel den te Ge
nève opnieuw ter sprake
gebrachten eisch van
Turkije om de Darda
nellen te versterken,
krachtig van de hand.
Het lijdt geen twijfel, aldus het blad, dat
de Turksche regeering de Dardanellenkwestie
spoedig formeel ter sprake zal brengen. Het
voorwendsel hiervoor zal de toekenning van
militaire rechtsgelijkheid aan Oostenrijk,
Hongarije en Bulgarije bieden. Er is echter
onmogelijk een logische samenhang tusschen
beide kwesties te ontdekken. Oostenrijk
en Hongarije zouden op goede gronden de
erkenning van militaire rechtsgelijkheid met
de aangrenzende staten kunnen eischen. Tur
kije heeft echter, in tegenstelling met deze
staten, geen opgedrongen vredesverdrag
onderteekend, daar het verdrag van Lausanne
na lange en taaie onderhandelingen tot stand
is gekomen.
Zelfs wanneer herwapening van den direc-
ten nabuur, Bulgarije, werd toegestaan, zou
er geen aanleiding bestaan voor versterking
der Dardanellen, want Turkije en Bulgarije
zijn niet slechts door het Volkenbondsconve
nant, doch ook door een, bij het verdrag van
Lausanne gevoegde speciale overeenkomst en
door een wederzijdsche neutraliteits- en arbi
trageverdrag gebonden.
Ook is er geen werkelijke tegenstrijdigheid
tusschen de nationale belangen van Turkije en
Bulgarije te ontdekken.
SCHEPEN NAAR RUSLAND.
Het stoomschip Almelo verkocht.
Het te Amsterdam opgelegde stoomschip
Almelo van de Kon. Ned. Stoomboot Mij., is
aan Rusland verkocht. De Almelo werd in 1918
bij de Kon. My. De Schelde gebouwd en meet
bruto 6948 ton en netto 4191 ton.
DE WILDE AUTOBUSDIENSTEN.
Te Heerenveen is Zaterdagavond een wilde
autobus uit Noord Holland met 23 passagiers
uit de Noordelijke provincies op weg naar
Noord-Holland in beslag genomen.
Opleving door moeilijkheden In
andere landen.
Door moeilijkheden in andere landen is er
wat meer kans op uitvoer voor onze visscherij
gekomen. In verband met de staking van de
visschers te Huil gaan er IJmuider stoom trei-
lers aldaar markten. Ook Belgische treilers
verkoopen higi vangst in Engeland. Dit heeft
tengevolge gehad, dat er in België een groot
tekort is aan visch, waardoor het verbod van
invoer van visch beneden de maat van 40 c.M.
is opgeheven. Dit is oorzaak, dat er verschei-
de stoomtreilers naar zee gaan.
Wanneer er door de grootere vraag in België
wat meer te doen is voor den handel, betee-
kent dit direct opleving ook voor de reederyen.
Ook van de Vera zullen eenige schepen de
vangst in Engeland gaan verkoopen.
De omstandigheden, waaronder z(j
worden vastgehouden; de mogeiyk-
heid van vertrek.
In Volk en Vaderland komt een bericht
voor, dat vier van de op fort Honswijk gecon
centreerde Duitsche communisten dezer dagen
plotseling in vrijheid zijn gesteld onder drang
van de Russische regeering, die gedreigd zou
hebben alle orders te annuleeren, indien deze
menschen niet werden vrijgelaten. De vrijlating
zou geschied zijn op last van den minister van
justitie, die voor dezen aandrang zou gezwicht
zijn, niettegenstaande het ontradend advies
van den Amsterdamschen officier van justitie.
De Nw. Rott. Crt. schrijft:
Wij hebben te bevoegder plaatse naar de
juistheid van dit bericht geinformeerd en kun
nen op grond daarvan mededeelen, dat de Rus
sische regeering in deze geen enkelen stap
heeft gedaan en dus van eenigen drang of
pressie geen sprake is.
Er zou ook teekenen wy aan, geen enkele
aanleiding voor geweest zijn. De inrichting van
fort Honswijk als interneeringskamp voor
vreemdelingen is, naar wij indertyd gemeld
hebben, geschied op grond van art. 2 der wet
van 1918, houdende nadere voorzieningen be
treffende het toezicht op vreemdelingen en
deze wet geeft de regeering de bevoegdheid,
vreemdelingen, die gevaarlijk worden geacht
voor de openbare orde, een bepaalde verblijf
plaats aan te wijzen. Willen zulke vreemdelin
gen ons land echter verlaten, dan staat hun dit
vry. Zij mogen dus, wat ons betreft, gerust
naar België of een ander land gaan; ook naar
Duitschland, maar daar hebben zij natuurlijk
geen trek in. By de interpellatie-Wijnkoop in
de Kamer heeft de minister er nog op gewezen
dat als de Russische regeering deze communis
ten nu wil hebben, zij ze gerust kan krijgen.
Er is dus volstrekt geen bezwaar, dat de
heeren op legale wijze verdwijnen. Voor de
veronderstelling, dat zij dan vrij in ons land
blijven rondloopen, is geen reden. Trouwens in
het bericht van Volk en Vaderland is ook
sprake van den officier van justitie te Am
sterdam, doch die heeft geen enkele bemoeienis
met de behandeling van deze vreemdelingen,
wel de procureur-generaal te Amsterdam, als
fungeerend directeur van politie.
Volgens de Telegraaf zouden er op het
oogenblik geen communisten meer te Hons
wijk zyn, maar eenige van de te Amsterdam
aangehouden Duitsche communisten zullen
vermoedelijk Dinsdag naar Honswijk worden
overgebracht.
Liefdadigheidsvertier.
De Nw. Rott. Crt. schrjjft:
Na een afwezigheid van tien jaar heeft een
Dorus Rykers-feestpark zijn tenten weer in
Rotterdam opgeslagen om aan Maasstedelingen
en bewoners van steden en dorpen uit den
omtrek liefdadigheidsvertier te verschaffen. De
liefdadigheid is natuurlijk voorop gesteld, want
den organisatoren het hoofdbestuur van het
Helden der zee-fonds Dorus Rijkers staat
altijd voor oogen dat edele menschen als man
schappen van de reddingbooten langs onze
kusten, recht hebben op een onbezorgden
ouden dag. Helaas ontbreekt het hun daaraan
vrijwel steeds en juist daarom doet het hoofd
bestuur van het fonds op andere wijze dan
door middel van speldjesdagen, thans een be
roep op de weldadige landgenooten. Juist in
een tijd waarin het fonds verstoken blyft van
middelen, welke in den loop der jaren regel
matig toevloeiden, is het vermoeden gerecht
vaardigd dat de combinatie van liefdadigheid
en kermisvermakelijkheden te Rotterdam een
goed middel zal blijken om de kas te stijven.
De menschenredders hebben het welslagen van
het feest wèl verdiend.
In het museumpark op het voormalige land
van Hoboken is het Dorus R(jkers-feestpark met
zyn wonderlijke verscheidenheid van kramen,
tenten en banen rodelbaan en emotiebaan
opgebouwd en het zal pas op 6 Mei worden
afgebroken.
Zaterdagmiddag om twee uur zou het feest
een aanvang nemen en reeds klaterde de
kermismuziek op, maar de autoriteiten gaven
nog geen toestemming om de toegangspoort
te ontsluiten. Nadat het gebruikelijke onder
zoek vanwege bouwpolitie en electriciteits-
bedrijf was geëindigd, is het feestterrein in
de avonduren voor het publiek opengesteld.
Gelukkig voor het sympathieke doel, bleek
het verschoven openingsuur geen nadeeligen
invloed op de belangstelling te hebben gehad.
De romantiek van het kermisvermaak heeft
nog steeds vat op het grootestad3publiek.
De eerste dag.
Het jaarlyksche Paaschcongres van de
S.D.A.P. stond onder leiding van den partij
voorzitter, den heer Koos Vorrink, die het
Zaterdag in de groote zaal van „Krasnapolski"
heeft geopend. Heftig viel hij in zijn rede
fascisme en nationaal-socialisme aan. Hij pro
testeerde daarby nogmaals tegen het misbruik
van de nagedachtenis van Troelstra in het
verkiezingspamflet der N.S.B.
De S.D.A.P. heeft bij de Statenverkiezingen
bewezen welk een kerngezond stuk volksleven
zij vertegenwoordigt. Zij stond als een rots in
de branding. Dat mogen de burgerlijke par
tijen bedenken, zoo vervolgde de heer Vor
rink, die hier, gelijk vroeger elders, bewezen
hebben, geen afdoenden weerstand te kunnen
bieden aan den fascistischen stormloop.
De partij zelf heeft den moreelen schok dien
de vernietiging der Duitsche sociaal-democra
tie haar gaf, volledig overwonnen. Er leeft in
de partij sterk het besef, dat de komende
jaren ook in ons land beslissend zullen zijn
voor de toekomst van onze beweging. Daaruit
ontspruit de behoefte onze actie tegen com
munisme en fascisme te kunnen omzetten in
een actie voor een breed uitgewerkt positief
program. De tijd der frases is voorbij, De
partij is gereed om de verantwoordelijkheid te
dragen voor haar beginselen.
Er zijn 24 nieuwe afdeelingen opgericht, en
het ledenaantal beweegt zich weer in stijgende
lijn.
Memento mori.
Na de dooden te hebben herdacht, die de
partij in het afgeloopen jaar zijn ontvallen,
heette de heer Vorrink de afgevaardigden der
475 afdeelingen welkom, alsmede de vertegen
woordigers der beide Kamerfracties en van
het N.V.V. Hartelijk verwelkomde spr. verder
de heeren De Brouckère en De Block van de
Belgische Werklieden Partij en Gustav Mul
ler, den Zweedschen soc.-democratischen mi
nister van Sociale Zaken in het kabinet-Per
Albin Hansen.
Zweedsche sociaal-democratische
politiek.
Deze eerste vergadering was overigens voor
een groot deel aan huishoudelijke zaken ge
wijd; de bovengenoemde Zweedsche minister
Muller hield daarna een rede over de politiek
der sociaal-democratische regeering in Zweden.
V.r
PUDD1NGFABRIEK A. J.. POLAK, GRONINCTÉN
Wy ontleenen er het volgende aan:
De spr. zette uiteen hoe de soc.-dem., toen
zij aan de regeering kwamen, als allereerste
taak zagen de noodzaak om een verlammings-
proces, dat ingezet was, tot stilstand te bren
gen. De werkloosheid steeg onrustbarend,
het aantal faillissementen nam toe.
Allereerst was het noodig de koopkracht
der bevolking te verhoogen. Boeren en arbei
ders vormen de groote consumeatenmassa in
het land, en als het gelukken zou hun koop
kracht te vergrooten, was te verwachten, dat
de crisis wijken zou.
De tegenstanders bestreden deze opvatting,,
omdat zij meenden, dat deze politiek tot een
ruïne der staatsfinanciën zou voeren. Thans,
na twee jaren practijk, is deze critiek zoo goed
als verstomd, zegt spr.
Wel kostte het moeite den arbeiders duide
lijk te maken, dat prijsverhooging daarbij
noodzakelijk was.
De boeren zien thans eveneens, dat goed
betaalde arbeiders betere klanten zijn dan
slechtbetaalde arbeiders. Er ia daardoor een
psychologische ontspanning ingetreden in de
verhouding tusschen boeren en arbeiders, en
wij zien, dat als een belangrijk winstpunt van
onze politiek.
Werkloosheidsvernnnderiiig Ver
trouwen in het staatscrediet. Geen
soclaliseeringspoli tiek.
Spr. zet dan uiteen, hoe de werkloosheid
tijdens het soc.-dem. bewind daalde van
200.000 tot ongeveer 80.000. In geen land ter
wereld is dit met zooveel succes geschied. Het
geld voor deze politiek werd verkregen met
ieeningen op korten termijn, en de spr. geeft
voorbeelden, waaruit blijkt, dathet vertrou
wen in het Zweedsche staatscrediet geenzins
ondermijnd is. Ook zijn de loonen weer iets
verhoogd in 1934. Socialiseeringspolitiek wen-
scheti wij niet te voeren, zegt spr., tenzij in
den verkiezingsstrijd deze zaak klaar en dui
delijk aan het volk is voorgelegd.
Men moet daarbij niet vergeten, dat het, on»
met succes een socialiseeringspolitiek te voe
ren, niet voldoende is als alleen de arbeiders
klasse achter de partij staat. Daarvoor moet
men den steun en het vertrouwen van breedere
lagen der bevolking hebben.
Onze politiek is niet fantastisch; zij is nuch
ter en reëel.
Geen eenheidsfront me. d.' com
munisten.
Een aanbod van de comm. partij oni afge
vaardigden te zenden teneinde tot een een
heidsfront te komen, werd afgewezen.
Rapport zaak-Duys.
Een aantal voorstellen werden, ter bekor
ting van de agenda afgevoerd; hieronder waren
na eenige discussie, de voorstellen betreffende
de zaak-Dujjs.
De hiervoor benoemde commissie heeft na
haar onderzoek geconcludeerd, dat geenerlei
disciplinaire maatregelen genomen behoorden
te worden, en dat het incident als gesloten
moest worden beschouwd: mr. Duys is gere
habiliteerd. De beschuldiging van woordbreuk
jegens Duys is door het partijbestuur terug
genomen, en de zaak is dus naar het oordeel
van het partijbestuur absoluut afgedaan.
Het voorstel tot afvoering van de agenda
van de punten, die betrekking hadden op de
landsverdediging, ontmoette nogal bestrijding.
De Belgische afge> Je.
De heer de Brouckère gaf een overzicht /an
de ontwikkeling der politieke gebeurtenissen
van de laatste maanden in België en betoogde,
dat de Belgische Werklieden Partij daarin
een groot aandeel had door construc
tieve oppositie, gebaseerd op het Plan van
den Arbeid.
De Belgische Werkliedenpartij hoopt in
Augustus haar 50-jarig bestaan te herdenken.
Amsterdam iche en andere critiek.
De woordvoerder van de Amsterdamsche af
deelingen oefende o.a. critiek op de onistan-
Feuilleton.
De wonderlijke belevenissen
van dr. Kaiserlien
21
„Van deze plaats?"
„Zeker!" bevestigt Cinon. „Stelt u voor: ik
zit rustig in m'n fauteuil en daar komt een
logée, Schröder heette zij, de trap af. Zy
lacht vriendelijk tegen me. Ik weet niet, wat
daarvan eigenlijk de oorzaak was, maar m'n
wantrouwen jegens haar was al van het begin
af aan opgewekt. En plotseling ontdek Ik
met m'n scherpen blik een kleinigheid. Stelt
u voor: de zijden kousen van die dame zaten
bij de enkels zeer slordig, zelfs eenigszins bol.
Mag zooiets een dame overkomen, die het
duurste apartement in het hotel bewoont,
vi aagt professor Cinon zich af. De dame
passeert my hier en lacht wederom en ik,
waarde doctor, lach ook. Want weet u, wat
ik plotseling ontdekte: dat er in haar kousen
iets zwarts doorschemerde. Begrijpt u het
nu?"
Kaiserlien begrijpt het nog steeds niet.
„Dat is toch zoo klaar als een klontje!"
zegt Cinon verwijtend. „Hoteldieven plegen
immers zwarte tricots te dragen, om zich in
de duisternis van den nacht onzichtbaar te
kunnen maken. Welnu, die juffrouw Schröder
koesterde het voornemen, 's nachts haar slag
t® slaan en tot dat doel had zy zich alvast
verkleed. Toen ik nu den volgenden dag
hoorde, dat een Amerikaansche haar sieraden
vermiste, was de dievegge binnen een uur
ontdekt en gearresteerd."
„Ongelooflijk!" zegt Kaiserlien bewonde
rend. „Kunt u dan alle menschen hun beroep
van het gelaat lezen?"
„Van zeer velen wel, ja!" antwoordt Cinon
trotsch.
Voor *en spiegel in den hofii van de hall
staat juist een jongedame, ongeveer twintig
jaar oud, een sigaret in den mond, en een
onderzoekenden blik werpend op haar avond
toilet. Kaiserlien ziet alleen haar rug. Maar
daar hij bezwaarlijk elke dame kan verdenken
de gezochte te zyn, vraagt hij slim: „Wat
zoudt u my nu bijvoorbeeld van die dame
daar voor den spiegel kunnen zeggen?"
„Van die daar? Daar is niets van te zeg
gen! Een dood-onschuldig, nietszeggend wicht,
dochtertje van een fabrikant, zooals uit het
vreemdelingenboek blijkt. Heusch niets op
aan te merken."
Het onschuldige wicht draait zich nu om
naar de beide heeren en Kaiserlien ziet een
knap, regelmatig gezichtje. Misschien zijn de
oogen daarin wat te klein en te onbeduidend.
„U moet niet denken", gaat Cinon voort,
„dat over elke dame hier in het hotel een
roman is te schrijven. Maar kykt u daar eens
achter in de hall die dame in die blauwe
japon!"
„Wat is daarmee?"
„Daarover zou misschien wat meer te ver
tellen zijn. Als ik wat vlotter met de pen was,
zou ik, met die dame als hoofdpersoon, zeker
een boeiende roman in elkaar kunnen zetten.
In het vreemdelingenboek heeft zy zich inge
schreven als zynde zonder beroep, maar vindt
u het niet merkwaardig, dat een dame zonder
beroep bijna dagelijks telegrammen verzendt
en ontvangt?"
Kaiserlien spitst de ooren. „En wat zou
daar dan achtersteken, denkt u?"
„Jonge vriend, men gaat nu eenmaal niet
voor ontspanning naar Montreux, als men om
zoo te zeggen bij het telegraafkantoor kind
in huis is. Ik zeg u, dat die dame liegt,
wanneer zij beweert er geen beroep op na te
houden."
„Naar mijn meening werkt zij voor een of
andere smokkelcentrale!"
„Ach kom! Daarvoor kunt u toch geen
steekhoudend argument aanvoeren
„Toch wel, jonge vriend!" zegt Cinon,
eenigszins beleedigd. „Ik ben in de eerste
plaats eens nagegaan welke bladen zy leest.
Welnu, die dame leest zeven talen en zij blijkt
zich uitsluitend te interesseeren voor do
rubriek „Handel". Bovendien verzendt zy
haar telegrammen naar alle mogelijke rich
tingen."
„Hoe heet zij dan?" vorscht Kaiserlien, als
terloops, verder.
„Ellen Rost."
Ik zal die dame in het oog dienen te
houden, overlegt Kaiserlien by zichzelf. Vrou
wen, die dagelijks telegrammen verzenden,
komen althans in aanmerking voor verden
king.
Een tijd lang zwijgen de beide mannen.
Kaiserlien durft niet al te veel te vragen,
omdat dat dan zeker zou opvallen. Er zijn
hier verschillende menschen, die waard schy-
nen, dat hy zich voor hen interesseert. Zoo
zit aan een tafeltje, slechts enkele meters
van Cinon verwijderd, een dame. Haar gelaat
gaat op het oogenblik schuil achter een krant,
welke zy aandachtig schijnt te lezen, maar
Kaiserlien heeft haar enkele minuten ge
leden de trap zien afkomen en taxeert haar
op niet ouder dan vijfentwintig. Ook over de
antecedenten van die dame zou hy wel wat
meer willen weten.
Het is, of Cinon zyn gedachten geraden
heeft. Zijn blik gaat in dezelfde richting als
die van Kaiserlien.
„Dat is niets voor u!" zegt hy plotseling
fluisterend, met iets van een ernstige waar
schuwing in zyn stem. „Dat is een oplicht-
stër een Fransche oplichtster!"
Kaiserlien kijkt hem sceptisch aan. „Kunt
u dat bewijzen?"
Cinon geeft hem een wenk om op te staan.
„Gaat u mee? Dan loopen wij nog even langs
het strand!" inviteert hij op ostentatief luiden
toon. Kaiserlien begrijpt, dat Cinon hem iets
wil meedeelen.
„Die lieftallige jongedame luistert naar den
naam Arrand", vertelt Cinon, als zij buiten
zijn. „Ik heb den hotelier al voor haar ge
waarschuwd. Werpt u eens een onopvallenden
blik in de hall en let u dan eens op haar
hand, waarmee zij de krant vasthoudt."
Kaiserlien doet wat hem gezegd word, maar
veel wijzer wordt hij daardoor niet. Hy ziet
een smalle, met ringen versierde hand, die
eenigszins nerveus tegen het blad tikt.
„Hebt u het bemerkt?" vraagt Cinon, ter
wijl zij hun wandeling voortzetten.
„Wat?"
„Het zenuwachtige gedrag van die dame?"
„Dat zij zoo met haar hand tikt?"
„Juist, dat zy zoo met haar hand tikt!"
zegt Cinon spottend. „Alleen schuilt achter
dat tikken een systeem. Naast den portier
staat namelijk meneer Lenel, haar compagnon
in de oplichterspractijk. Zij doet, alsof zij hem
niet kent en als zij hem iets te zeggen heeft,
dan doet ze dat door in morseteekens op een
krant te tikken. Lenel heeft het doen voor
komen, alsof hij een sigaret aanstak. In
werkelijkheid echter is hem geen woord ont
gaan van hetgeen juffrouw Arrand's hand
telegrafeerde."
Kaiserlien schudt ongeloovig het hoofd.
Dat rook al te zeer naar colportage.
Maar Cinon is volkomen zeker van zijn
zaak: „U hebt er geen idee van, uit wat voor
uiteenloopende elementen zoo'n schare hotel
gasten is samengesteld."
Kaiserlien overlegt. Als het juist is, wat
Cinon beweert, dan komt juffrouw Arrand,
of zij nu een Frangaise, Duitsche of Engel
sche is, het eerst in aanmerking voor de ver
denking identiek te zijn met Edith Wismuth.
Daarop volgt dan de telegrafeerende juffrouw
Rost, vervolgens die zwarte dame bij de deur
in de eetzaal, hierna de nietszeggende, knappe
fabrikantendochter en tenslotte of het waar
is of niet juffrouw Gotron.
Op hetzelfde oogenblik, waarin hy aan haar
denkt, ontwaart hij haar aan de overzijde van
de promenade. Cinon heeft haar onmiddellijk
ontdekt. Als man op rijperen leeftijd met
reeds grijzend haar, behoeft hij, waar het zijn
sympathie voor jonge meisjes betreft, van
zijn hart geen moordkuil te maken en Kaiser
lien verwondert het dan ook geenszins hem
plotseling te hooren roepen: „Daar gaat onze
tafelgenoote! Juffrouw Gotron!"
Zij heeft hem gehoord en blijft staan.
Cinon mocht dan talent voor detective heb
ben, als koppelaar blijkt hij bezwaarlijk te
overtreffen: „Dr. Kyrmayer loopt al een
heelen tijd naar u te zoeken", zegt hij met
een brutaliteit, die Kaiserlien even verbaast.
„Ik heb hem daarom mijn hulp maar aan
geboden, want hij kent hier weg noch steg.
Ik mag hem nu zeker wel aan u afdragen,
want ik had mij voorgenomen, vanavond nog
een interessant werk over de natuurverande-
ringen in het diluviale tijdperk te bestudee-
ren." Op hetzelfde moment verdwijnt hij
tusschen de wandelaars.
Kaiserlien staat er eenigszins hulpeloos bij,
want hij kan Cinon's leugen bezwaarlijk
onderschrijven en met een tegenspraak zou
hij juffrouw Gotron ongetwijfeld beleedigen.
Overigens had de professor met zijn bewering
niet heeiemaal ongelijk, want innerlijk heeft
Kaiserlien er op gespeculeerd, zijn tafel
genoote op de avondwandeling te ontmoeten.
Edith Gotron bemerkt zijn verlegenheid.
„Laat u dien goeden, ouden Cinon maar
praten", troost zij hem. „Al bedoelt hij het
niet altijd, zooals hij het zegt, luj bedoelt het
in ieder geval goed!"
DERDE DEEL.
I.
Reeds meer dan een week vertoeft Kaiser
lien nu al in Montreux, maar in de kwestie-
Edith Wismuth is hij nog steeds geen stap
verder gekomen. Nog steeds seint juffrouw
Arrand, achter kranten verborgen, haar
morseteekens naar meneer I enel, ontvangt
juffrouw Rost haar telegrammen in alle talen,
zit de zwartlokkige, kokette madame Roland
bij de deur in de eetzaal en pradeert de doch
ter van den fabrikant Meyser voor den spiegel
in de hall.
Gasten komen en gaan. Er duikt een zekere
juffrouw Nora Wirthmann uit Saarbriicken
op, een kortzichtig, onbeteekenend wicht, dat
ondanks haar jeugd reeds aanleg heeft voor
een oude vrijster. Wanneer zij niet Saar-
briicken als haar woonplaats had aangegeven
en haar achternaam niet met een W. begon*
dan zou Kaiserlien haar zeker wel in de aller
laatste plaats voor Edith Wismuth hebben
gehouden.
(Wordt vervolgd.)^