JUTTE RT JE ATERDAG 1 JUNI 1935 PAG. TOB NOOIT HOEKJE Op het critieke moment Trainen op schrik. SPREKEN OF ZWIJGEN? Spreekt, maar let erop wanneer ge spreekt en hoe. De menschen die op alle slakken zout leggen zijn niet erg populair. Een verstan dig raensch weet een heeleboel wat hem niet aanstaat zwijgend voorbij te laten gaan, alhans voor het oogenblik ..elf. Maar later? Ons is een geval bekend van een jong vrouwtje, wier man vele mid dagen en avonden per week afwezig is ten bate van een groep die, daar is hij ten minste vast van overtuigu, de verbetering van de maatschappij op het oog heeft. De jonge vrouw, die veel van haar man houdt en hem ongaarne zóóveel mist hoe loffe lijk het doel ook overigens moge zijn, waar aan hij zijn tijd geeft, lijdt er bepaald on der, dat haar man zóóveel afwezig is. Zij ziet er betrokken uit, heeft weinig eetlust, slaapt slecht, maar zwijgt teneinde haar man niet te ontstemmen, 'n Verkeerde tac tiek, want zij zal dit niet kunnen volhou den, en zal op een dag tot uitbarsting ko men die dan waarschijnlijk noch tactvol, noch logisch opgebouwd zal zijn, omdat de ze uitval zoowel voor har als voor de niets vermoedende echtgenoot onverwachts zal komen op een oogenblik, dat geheel andere factoren ertoe meewerken dat zij „niet meer kan". Houdt zjj het zwijgen wel vol, dan ge beurt dit ten koste an haar opgeruimd heid en haar gezondheid. Wanneer wij doorloopena iets zwijgend verdi-agen, wat wij toch vóelen als een ons aangedaan onrecht, wat gebeurt er dan ;n ons onderbewustzijn? Daar ontwikkelt zich een wrok, een ver- ongelijktheid, een gevoel van tekort gedaan te worden, dat steeds grcoter wordt en zich op een dag uiten moet. Deze uiting is dan weer onredelijk heftig tegenover degene, te gen wie ze gericht is, want deze kan, doordat wij aldoor gezwegen hebben niet vermoeden, dat een en ander ons reeds 'zoo lang gehinderd heeft. Vinnigheid en een scherpe tong zijn uit den booze, daarom raden wij iedereen: zwijgt op elk moment, dat U een scherp of hatelijk gezegde op de tong ligt, zwijgt op dat oogenblik, zeker. Maar gaat op het - eerste oogenblik dat U daarna rustig al leen bent kalrii en objectief nar „lag het aan mij? Was ik bizonder moe, geprik keld door andere dingen en daardoor over gevoelig? Of bestond er voor mij werkelijk reden, om mij onaangenaam getroffen te voelen?" Is dit laatste het geval, zoekt dan de andere persoon op, wanneer deze alléén is en niet gehaast, noch vermoeid na een zware dagtaak en zegt vriendelijk maar duidelijk: „kijk eens, ik wilde er daarstraks niet op ingaan, maar nu zijn we lustig al leen. Dit of dat heb je gezegd of zoo en zoo heb je gedaan. Ik vond dat niet prettig om die of die reden. Waarom deed je of zei je dat?" Wanneer de ander dan even redelijk is, bestaat er alle kans op een prettige en harmonische oplossing van het voorgeval lene. Misschien heeft de ander niet ge meerd wat hij zei of niet gedacht bij wat hij deed. Dat hoort U dan direct, en dan is alles in orde. Terwijl daarentegen, wanneer U iemand, die niets kwaads bedoeld heeft met een scherp verwijt aanvalt, het eene woord het andere uithaalt. Ook zwijger, kan, soms nog eerder dan oneenigheid, kloven doen ontstaan tusschen hen die elkander nastaan. Dus spreekt U liever uit, maar weet wanneer en hoe! Dr. Jos. de Cock. „Vind jij het ook niet verschrikkelijk als je ziet hoe de menschen hun geld ver kwisten?" „Ja, vooral als er voor mij geen kans be staat er iets van op te pikken". De wetenschap der tegenwoordigheid van geest, door PROF. DR. W. MOEDE. Directeur van het Psycho-Technisch Laboratorium van de Technische Hoogeschool te Berlijn. „Hoe groot is uw reactietijd?" Dat wij ons psycho-t e c h n i c i noemen is geen toeval. Ons interesseert namelijk niet de geheimzinnige achtergrond van het zieleleven deze na te vorschen is zaak der psychologen en 'psychiaters. Wij psycho-technici echter trachten uit te vin den, in hoeverre de reacties van de men- schelijke ziel gemeten of gewogen kunnen worden. Dit „méten en wegen" mag men in den meest letterlijken zin opvatten. De moderne psycho-techniek beschikt inder daad over uiterst fijngevoelige toestellen en instrumenten, waarmee het mogelijk Is de menschelijke gemoedsaandoeningen te registreeren. Zoo hebben wij bijvoorbeeld kunnen vaststellen, dat de menschelijke ziel in doorsnede tweetiende seconden nooding heeft om op een zintuigelijke waarnemingen te reageeren. Het in strument, dat wij hiervoor bezigen, ziet er ongeveer uit als een klok, waarvan de onderste helft bedekt is, zoodat de snel- loopende wijzer telkens verdwijnt en weer te voorschijn komt. De te onderzoeken persoon wordt nu voor deze „klok" ge plaatst en moet, zoodra hij de wijzer ziet verschijnen, op een knop drukken, waar door de wijzer onmiddellijk tot staan wordt gebracht. Op de „klok" kan men dan zien hoeveel tijd er tusschen de waar neming en het reageeren verloopen is. De proef met het schot. Uit deze en soortgelijke experimenten is ten duidelijkste gebleken hetgeen tegenwoordig ook reeds algemeen bekend is dat de reactie niet „bliksemsnel" plaats vindt, doch dat er een zekere tijd voor noodig is, die hoe gering overi gens ook in ernstige gevallen voor den mensch van beslissénde betèekenis kan zijn. Vooral bij ongevallen speelt dit feit een enorme rol en de nieuwe wetenschap pelijke inzichten zijn ook op de recht spraak van beslissenden invloed geweest. Eischte vroeger de rechter, dat een auto bestuurder op het „moment van gevaar" zijn auto tot staan moest brengen, tegen woordig weet men dat deze eisch boven- menschelijk is. Bij de bovenomschreven proef met de reactieklok betreft het een verwachte reactie, die bovendien betrek kelijk gemakkelijk is te volbrengen. Wanneer men echter op een volkomen onverwachte gebeurtenis moet reageeren, en dan bovendien zooals bij een auto het geval is nog een gecompliceerde handeling heeft te verrichten, dan kan het geen verwondering wekken, dat voor dergelijke gevallen een reactietijd van min stens een seconde wordt gerekend. Bij een tempo van 40 of zelfs 60 K.M. kan deze eene seconde- echter dikwijls al beslissend zijn. Daarom zal het noodzakelijk zijn, dat niet alleen de rechter, doch ook de auto bestuurder en evenzeer de voetganger met deze „reactieseconde" rekening houdt. Hoe geheel anders de reacties kunnen verloopen, wanneer de normale toestand door schrik verstoord wordt, leert een an der experiment, eveneens met de reactie- klok doch waarbij zich een onverwacht incident voordoet. De proefpersoon staat weer voor de klok met de hand op de knop, gereed om den wijzer, zoodra hij verschijnt, tot staan te brengen. Plotse ling weerklinkt een schot. Onwillekeurig drukt de proefpersoon de knóp neer een foutieve reactie dus. Slechts 15 procent reageert goed. Het gedrag van menschen als ze ver schrikt zijn, is uitermate verschillend; helaas is het zelden doelmatig. In groote trekken beschouwd, kan de menschheid in twee groepen verdeeld worden: eenerzijds de menschen, die na een oogenblik van ontsteltenis juist bijzonder helder en ,je- concenteerd kunnen denken, anderszijds en dit is de overgroote meerderheid (ca. 85 procent) zij die in mindere of meer dere mate van hun stuk raken en dikwijls geheel hun bezinning verliezen. Het is niet oninteressant de verschillen de soorten van schrikreacties eens na te gaan. Van de eerste groep, die der „acti visten", is het meest kenmerkende voor beeld, dat ik in mijn geheeie practijk nog ontmoet heb, een 'stoker op een locomo tief; tot twee maal toe heeft deze man door zijn tegenwoordigheid van geest aan een wissen dood weten te ontsnappen, ik sprak hem beide malen kort daarna. Na het eerste ongeval vertelde hij: „Ik hoor de plotseling een knak, hoe de locomotief naar links overhelde en dacht: dan blijft er maar een ding over, aan den rechter kant er af springen". Hij was er met een paar schaafwonden afgekomen, doch de machinist was dood. Ook het tweede ongeluk, dat deze man meemaakte, kostte een machinist het leven. Hij zelf redde zich op de volgende wijze: „Ik hoorde een gekraak, zag .dén trein in elkaar schuiven en wist: alleen als je achter den ketel in elkaar hurkt, kun je niet doodgedrukt worden. Zoo heb ik 't er afgebracht!" j Op mijn vraag of hjj nu geen angst had gekregen voor dergelijke ongelukken, ant woordde hij eenvoudig: „Och, als ik maar een seconde of twee drie heb, dan speel ik 't wel klaar!" Dat „dan speel ik -t wel klaar", is typeerend voor de houding van menschen, die bij gevaar snel en doortas tend kunnen handelen. De overgroote meerderheid van ons menschen is bij zulke gelegenheden zoo volslagen het hoofd kwijt, dat hun doen en laten een buiten staander zeker komisch zou aandoen. De menschen, die bij een brand de vogel kooi grijpen en de bankbiljetten laten ver branden, zijn welhaast spreekwoordelijk geworden. Anderen weer zijn door de schrik als verlamd of raken volkomen bewusteloos; komen ze dan weer bij, dan beginnen ze de onmogelijkste dingen te doen: schrijvers halen hun notitieboekje voor den dag en beginnen een of andere volslagen nonsens op te schrijven, terwijl er naast hen misschien een mensch ligt dood te bloeden; bij anderen weer lost de schrik zich op in een krampachtige huil bui. Instincten, die door schrik ontwaken. Bijna steeds zijn het diep in den mensch sluimerende instincten, die op het oogen blik van schrik wakker geroepen worden. Bij degenen, die in gevaarlijke situaties met bijna abnormale helderheid denken en handelen, zijn het wel de oude jacht- en oorlogsinstincten; anderen krommen zich samen, bergen het hoofd in de handen, als om zich te beschermen (ze doen dit bij brand echter evenzeer als bij een ongeval). Vrouwen trappen dikwijls als in verweer de beenen vooruit én dat is Bijeèn- ge vaarlijke situatie in 'lèn auto al een heel ongelukkige beweging, indien men "dakrbij- het gaspedaal treft. Toch zijn er uit de dierenwereld zoowel als uit het menschelijk leven tal van voorbeelden bekend, waarin de moeder hetzij dier óf mensch in benarde oogenblikken, alles om zich heen vergetend, zich midden in het gevaar (vuur of de plaats van een ongeluk) werpt, om haar kind te redden. Deze instinctieve reacties gaan nog veel dieper dan men gewoonlijk aanneemt. Nauwkeurige onderzoekingen hebben aan getoond, dat ook de louter lichamelijke reacties bij schrik totaal uiteen loopen. Bij vele menschen houdt op het oogenblik van schrik menige secretie bijna geheel op; het speeksel vloeit nauwelijks meer, de keel wordt onmiddellijk droog. In de Wetenschap is een groot aantal gevallen bekend, waarin bij menschen, wie bij een ongeval een. arm of been werd afgerukt, alle bloedvaten op de gekwetste plek op het oogenblik, waarin de schrik hem aan greep, zich afsloten. Terwijl anderen reeds bij kleine verwondingen zonder geneeskun dige hulp onherroepelijk doodbloeden, ver liezen zij nauwelijks in enkele gevallen zelfs niet één droppel bloed! Traint u op schrik. In laatste instantie zijn het dus de ka raktereigenaardigheden van den mensch, die zijn houding op het critieke moment bepalen. En daarmede is tevens de Vraag beantwoord, die men mij vaak stelt, n.1. of wij kunnen leeren ons in gevaarlijke si tuaties verstandig te gedragen of dat het ons lot is, dat de een zijn bezinning ver liest en als verlamd van schrik staat, ter wijl de ander het hoofd koel houdt en zich weet te redden. Maar al bepaalt dus in dergelijke gevallen onze natuurlijke aanleg in wezen onze houding, toch blijft het mo gelijk zich door training een sterk weer standsvermogen tegen schrik te verwer ven. De meest ideale oefenschool, die hiervoor in onze samenleving bestaat, zijn de koloniën. Duitschland heeft deze niet meer; maar de jonge Engelschman, die een paar jaar, ver van de Europeesche civilisatie, temidden van de vele onzeker heden en gevaren van het koloniale leven, doorbrengt, beschikt zonder twijfel over een aanmerkelijk hooger weerstandsvermo gen, ook tegen schrik van anderen aard. Een goed trainingsmiddel isde snort een vinnig voetbalspel, doch ook rijden of vechten, brengt talrijke plotselinge mo menten van gevaar met zich mede en leert deze rustig en koelbloedig onder de oogen te zien.. In onze moderne samenleving is de grootste bron van ongelukken wel het ver keer. Ongetwijfeld kan ook een verstan dige en weldoordachte verkeersopvoeding er veel toe bijdragen, dat voetgangers zoowel als rijdende weggebruikers in plot selinge gevaarlijke situaties het hoofd wat koeler weten te houden. Voor alles echter geloof ik ,dat men eenige genera ties verder over het algemeen veel kal mer' tegénover deze gevaren zal staan. „Groote-stadsverkeer" kennen wjj im mers eigenlijk slechts sinds de jaren na den oorlog. Wij zijn dus feitelijk nog een generatie van voetgangers, gewend aan het tempo van paard en wagen eenige tientallenjaren verder en wij zullen zoo aan het tempo van de auto gewend zijn, dat geen claxon en geen 60 K.M. vaart ons meer verschrikken kunnen. „Ik heb gisteren een papegaai voor mijn vrouw gekregen." „Hm, ik geloof niet, dat ik zoo'n ruil prettig zou vinden." EEN NIEUWE VINDING. GUUS BETLEM JR. Naar uit Rome verluidt, heeft Senator Marconi een nieuwe uitvinding gedaan, waarover evenwel de diepste geheimhou ding wordt, betracht. Wél gaan geruchten, volgens welke talrijke automobielen op den weg tusschen Rome en Ostria plotseling en zonder eenige naspeurbare reden tot stilstand werden gebracht zonder dat de bestuurders slaagden den motor weer op gang te brengen. Men veronderstelt, dat de nieuwe vinding dan ook betreft: het langs draadloozen weg buiten bedrijf stel len van de electrische uitrusting van ma chines... 'k Vraag me af, wat hangt ons nü weer Boven 't moe-gekwelde hoofd, Worden we van onze vrijheid Van bewegen zelfs beroofd? Mogen we niet eens meer rijden Op den openbaren weg? Zal een ander ons bevelen: Zoo. nü heb je motorpech? Ga een sigaretje rooken, Eet'een broodje, een beschuit... En doe verder maar géén moeite, Want je komt toch niet vooruit! Auto's die opeens niet rijden... Machteloos en willoos staan... O, het is geniaal natuurlijk, Waar haalt iemand het vandaan? Maar... één enkel stapje verder, En wanneer Marconi wil. Staan we strakjes hier op aarde, Ook de voetgangers, doodstil. Kunnen we geen stap verzetten, Zijn we allen in zijn macht, Worden u er. ik, door één mensch Doodgewoon tot staan gebracht! Kunnen we niet eens meer praten... Ons bewegen zelfs, misschien... O, wanneer je na gaat denken, Is het einde niet te zien! Zijn we futlooze machines, Van „centrales" Uil, bestuurd, En we doèn... wat we niét willen, Daartoe elders aangevuurd... O, het is geniaal ja, zeker, M'n bewond'ring is niet klein, Maar ze zou veel grooter wezen Als 't zoo... angstig niet zou zijn!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 17