Bergspoortjes in alle soorten. PAG. 6 ZATERDAG 1 JUNI 1935 T JUTTERT.IF HE l LANGS! E KABELSPOOR TER WERELD. ifesfe jongens en meisjes. Zoals jelui weten is het vandaag de Kindervriend II, die jelui schrijft, omdat de andere, de „echte" zullen we maar zeggen, op de Veluwe aan 't fietsen is. Nu, daar kon hij slechter weer voor uitge zocht hebben, vinden jelui ook niet? In tussen heb ik een stapel brieven, van al lemaal „onechte" raadselvriendjes en -vriendinnetjes, want jelui hebben toch allemaal medelijden met me gehad en bij jezelf gedacht: we zullen dien armen Kin dervriend no. II nu toch ook maar eens schreven, anders voelt-ie zich zoo eenzaam en verlaten. Ik vind 't reusachtig: zo gauw als jelui eens bij me komen, krijg je een dikke pannekoek tot beloning. Afge sproken? En nu zal ik je nog eens wat vertellen: alle raadsels waren goed opge lost. Is dat niet kranig? Ligt dat nou aan de raadsles of aan de jongens en meisjes En hier komen nu de briefjes. Daar is allereerst Lelietje van Dalen, een raadsel vriendinnetje van een jaar geleden, die nu weer meedoet. De arme stakker ligt al twee maanden in het hospitaal. Arme jij! Gelukkig gaat ze er gauw uit, misschien wel vóór de Pinksterdagen Lelietje wil zoo graag een schuilnaam en ze vraagt of dat mag. Waarom zou dat niet mogen, me kind? Dat is wel leuk, dat ze op de zaal alleen weten wie je bent en de anderen niet. En nu moet ik nog wel de groeten doen aan Lena van Zandwijk en Femmie Hoelandt. Maar als ik nu schrijf „van Lelietje van Dalen", dan weten ze niet eens wie bedoeld wordt. Wat zullen ze raden, hè? En als ze dan bij me komen hier op kantoor en vragen: Och, mijn heer, wie is toch die Lelietje van Dalen? dan zeg ik met een heel geheimzinnig ge zicht Dat zijn redactiegeheimen, die mag ik niet verklappen! Maar ze zullen wel weten wie je bent, hè; Is dat nou niet een lange brief, Lelietje? Ik kan ze niet alle maal zo schrijven, want dan had ik de hele week werk, maar voor zo'n meisje, dat daar twee maanden op de ziekenzaal ligt, mag je wel een uitzondering maken hè? Dag, hoor, ik hoop, dat je er met Pink steren uit bent! Aan twee Texelaarstertjes (wat een naam, hè Cisca du Porto en Nelly Boot, van de Waal. De eene is door een lam in d'r vinger gebeten, of eigenlijk, 't lieve diertje zoog er maar aan, hij dacht vast, dat het een lekkere wortel was. En Nelly schrok zich een ongeluk, en werd nog uit gelachen op de kpop toe. Ja, da gaat zo, Nelly, ze lachten mij ook uit toen ik me in mijn vinger prikte. Daarom doe ik het niet meer, begrijp je? Dat was leuk, dat je die nesten van de grutto vond met eieren, ik hoop toch, dat jelui ze-laat lig gen? Ik ben ook eens op Texel geweest, toen zijn we met een hele boel heren heel die streek af geweest; kemphaantjes had ik nog nooit gezien, en die zaten mid den op de weg waar wij liepen. En mas sa's nesten dat we zagen! Maar je weet, Texel is het beroemde vogeleiland, dus jelui Texelaars moeten zelf het goede voorbeeld geven en de nesten sparen. En Cisca schrijft me, dat ze waarschijnlijk Dinsdag in Den Helder komt met de hele school, want dat T.E.S.O. vrije overtocht geeft. Ja, dat heb ik gelezen, fijn is dat. Ja, de schapen bij jelui zijn erg mak, dat weet ik, ik ben ook wel eens op de Texel se markt geweest, 't was er erg druk en,., smerig. Maar daarvoor zijn het dan ook schapen. Dag, Texelaarstertjes! Annie Eelman, de Waal. Nog zo'n meisje met zo'n raren naam. Maar onder de hand, daar op Texel zitten de babbe- laarstertjes maar. Ik vind 't fijn voor je, dat je naar Barsingerhorn gaat, 't is daar geloof ik wel aardig, en als je er dan nog een aardig nichtje hebt, is het helemaal wel uit te houden. Dinsdag zou ik anders maar in Den Helder blijven, hier is dan zoo verschrikkelijk veel te beleven! Nanie Plaatsman. Jij bent toch ook van Texel, niet? Ik kan het uit je briefje niet zien en omdat ik de „onechte" raadsel- vriend ben, weet ik 't niet zo precies. Nanie is ook al, evenals die andere vriendinne tjes, met Oom Piet aan 't eieren zoeken geweest, en ze vonden leuke nesten met gras er over. En een massa dat Nanie te vertellen heeft. Nu komen de Breezanders. Die maken alles mannelijk, hoor maar. Marie van den Berg: Aan den kinder vriend van den Heldersche Courant. En dat schrijft ook Coba de Langen. Maar wel is de Kindervriend een man, maar de Hel dersche Courant... tegenwoordig, met die nieuwe spelling, weet ik het niet meer, je moet het maar eens aan meester de Wilde vragen, die kent mij wel. Nu moet ik aan Marie d'r vriendin dat is dan die Coba vragen of ze een rechte of een kromme neus heeft of krullen. Maar ik zou liever aan Coba willen vragen of Marie me d'r nou niet in laat loopen? Heeft ze heelemtól wel een neus? Dat is nog heel wat anders! En allebei zijn ze van de week nog in Den Helder geweest; als je nou weer komt, moet je goed op me letten. Ik heb wèl een neus, en géén krullen. Maar de volgende week komen je lui toch eens hier kijken, hè Dat zal een drukte worden, als de Koningin en de Prinses hier komen. En een mooi carillon dat we hebben! Ik heb zoo al eens enkele klokken ervan gehoord. Daar wordt Dins dag ook op gespeeld. Geertje de Vrome. O, die Geertje! die schrijft: „Mijn moeder vond het leuk, zei lachte". O Geertje, Geertje! wat zullen we doen met een mijsje... (hè, nou had ik het zelf óók fout), meisje, dat zulke fouten maakt LENTEGROET. Ik wil van de lentetijd zingen, Van 't leven ontloken in Mei, En Hem uit wiens hand we ontvingen, Dankzeggen van u en van mij. We hebben met vreugde ontvangen, Het wondermooi lentegetij, De winterse dood is vervangen, Door leven voor u en voor mij. Want voog'len in 't loof tierelieren, En zingen een lofzang aan Mei, De zwaluwen zwenken en zwieren, Tot vreugde van u en van mij. Hoe scheppen onz' ogen behagen, In 't zien naar de kleurige sprei, Van bloemen op velden en hagen, Die bloemen voor u en voor mij. De lente kon ons weer verjongen, We waren zo kinderlijk blij, Daarom heb ik ned'rig gezongen, Een danklied van u en van mij. Jannie de Vroome, Wagenstr. 22. Betsie Nieuwenhuizen, Zeist. Ik zal je briefje aan den anderen Kindervriend geven, hoor, want het is toch eigenlijk voor hem bestemd. De groeten aan alle raadselvriendjes en vriendinnetjes breng ik hier over. Nettie Hoogerwerf is in haar schik met het boek. Dat geloof ik graag, 't is ook maar niet fijn zoo'n mooi boek te winnen Ik zou 't ook best wollen, maar ik mag niet meedoen, omdat ik al de raadsels al vooruit weet. Corrie Postmus, Stientje Beefema, Tineke Wullems, Piet van Horik, Fransje van Engel, hebben het allemaal over het mooie weer, en dat de kindervriend het zo treft, Wat zal hjj trappen, hè? over de Veluwe! Ik ben er ook meer dan eens over ge fietst, in de lengte en dwars, maar 't is er prachtig, hoor! Nu heb ik nog een paar aardige versjes gekregen. Jannie de Vroome stuurt het met frisse moet in, maar le moet ze „moed" met een d zetten, en 2e... zeg eens eerlijk, Jannie, heb je 't niet overgeschre ven? Want dat mag maar zóó niet, dan moet je er bijzetten van wien het is. Maar als je 't helemaal zelf gemaakt heb, is het knap gedaan, hoor! Ook het andere versje, „In de verte", dat Maria Beukers inzond, is een heel goed versje. Hier vol gen ze allebei; IN DE VERTE. In de verte staat een molen En hij draait maar eindloos voort, Zie de wieken lustig zwaaien, Spelen krijgertje ongestoord; Klepperklep! Klepperklap! O! Wat draait die molen rap! In de verte rijst een schoorsteen Van een trots fabrieksgebouw. Recht ten hemel, en de mensen Werken vlijtig aan 't getouw; Rikketik! Rikketik! Met een haastig luid geklik. In de verte steekt het kerkje Boven kleine huisjes uit, En des morgens, 's middags, 's avonds Klinkt het blijde klokgeluid: Bimbambom! Bimbambom! Mensen werken dan alom. Maria Beukers, oud 10 jaar, De Ruyterstraat 15. En nu, jongens en meisjes, neem ik af scheid van jelui! De volgende week is de echte Kindervriend er weer. Allemaal har telijk gegroet en een pleizierige feestweek met mooi weer! Dag! Kindervriend. door WILLY HAMERMANS. Met eigen krachtsinspanning bergen te bestijgen en dan van de top over de wijde wereld uit te kijken dat zal voor menig een steeds blijven behoren tot de hoogte punten van het leven. Intusschen, niet iedereen is zo gelukkig zelf bergen te kun nen beklimmen; vaak ontbreekt het daar toe aan de nodige vaardigheid en aan uit houdingsvermogen, veelal ook aan de tijd in gewoonlijk te korte vacanties om een berg, die bekend is om het prachtige uitzicht, dat hij van zijn top af biedt, te be klimmen. Voor zulke gevallen komen de modeorne bergspoorlijnen ons te hulp. De ontoegankelijkste Alpentoppen, die nog tien jaar geleden door slechts weinige, ge oefende bergbeklimmers waren beklommen, zijn nu door de techniek overwonnen. Voor de bergsporen van onze tijd bestaan geen hindernissen meer! Reeds 60 jaar geleden heeft Duitschland bergsporen aangelegd; het behoorde tot de eerste landen, waar deze tot stand kwa men. Heden ten dage bezit dit land een groot aantal bergspoorlijnen, op verschil lende wijze aangelegd. Zelfs de top van Duitschlands hoogste berg, de 2963 M. hooge Zugspitze, is nu op gemakkelijke en daarbij volkomen veilige wijze met een bergspoor te bereiken. In het prachtige Beiersche Alpenland, het land van de „Schuhplattler" en de „Schadahüpl" (boerendansen), het boeren- theater en de passiespelen, zijn alleen al in de laatste tien jaren vijf nieuwe berg sporen geopend. Een bestijging, welke nog weinige jaren geleden aan geoefende berg beklimmers vier tot vijf uur kostte, ge schiedt nu met de bergspoor in 10 minuten; een beklimming, waarvoor men ééns twee dagen van de ongelooflijkste krachtsinspan ning nodig had, doet men nu met de Zug- spitzbahn zonder inspanning in 112 min. In het westelijk deel van de Beiersche Alpen, de Allgau, vindt men bij het veel bezochte plaatsje Oberstdorf de langste kabelspoor van de wereld voor passagiers, die de Nedelhorn willen bestijgen. De cabi nes, die 25 personen kunnen bevatten, gaan langs een kabel, die 4850 M. lang is, in 18 minuten van uit het dal (843 M.) over bos sen, rotsen en rajjnen, met slechts een kort oponthoud aan de Seeajp, tot het 1932 M. hoge bergstation, vanwaar vele tochten naar het gebied van de 2225 m. hoge Nebelhorn gemaakt kunnen worden. Een ander kabelspoor voert in het oost?, lijke deel van de Beiersche Alpen van het welbekende zonnebad Reichernhall aan de ingang van het Bergtesgadener land naar de steile rotspunt van de Fredigtstuhl. jn 10 minuten ontstaat hier een hoogteverschil van 1200 M., waarbij de omlaaggaande ca- bine de omhooggaande optrekt. Onder het sen, rotsen en ravijnen, met slechts een uiterst zeldzaam voorkomende alpenbloem- pje, tussen de rotsen bloeien. Wanneer wg tenslotte onder het kruis op de top staan, zien we een prachtige alpenwereld, met vele rotspunten, kammen, tinnen bergwanden, bossen en meren, van de Berchtesgadener tot de Salzburger en Zillertaler Alpen toe. Als wij met de laatste avond„trein" naar het dal terugkeren, zien wij in de diepte de sprookjesachtige lichten van Reichenhall en Salzburg. Garmisch-Partenkirchen, het welbekende Oberbeiersche alpenpalatsje, waar in 1936 de winterwedstrijden van de Olympische Spelen zullen worden gehouden, bezit al leen reeds drie bergspoorlijnen. In 10 mi nuten gaan de cabines naar de Kreuzeck (1652 M.) waar schilderachtige bergweiden de bezoekers wachten en vanwaar zij kun nen afdalen naar het griezelige Höllenthal. Men wordt echter door een der bergspoor lijnen van Garmisch-Partenkirchen in staat gesteld de allerschoonste indrukken van het Duitse Alpenland op te doen: n.1. door de Zugspitzbahn. Deze maakt voor ieder een het bezoek aan de zo ontoegankelijk schijnend hoogste berg van Duitschland, de Zugspitze (2963 M.) mogelijk. Deze lijn is een technisch meesterstukje. Zij is aange legd in de jaren 19281930 en bestaat uit een spoorlijn met gewone rails, een tand radbaan en een kabelspoor. Langs deze lijn kunnen dagelijks 7200 pasagiers berg op- en afwaarts gevoerd worden. Terwijl langs de rails een snelheid van 50 K.M. per uur kan worden ontwikkeld, bedraagt de maxi mumsnelheid op de tandradbaan slechts 9 K.M. per uur. De lijn maakt 68 bochten en gaat onder 6 verschillende bruggen door. Bij de halte Riffelriss (1640 M.) gaat de lijn door een tunnel van 4.470 M. lengte. De stijging in de tunnel bedraagt 1009 M. Bij het Schneefernhotel (2650 M.) eindigt de lijn in het gebied van de eeuwige sneeuw. Men stapt daar in de kabelspoor over, waarmede men in 4 minuten tijds omhoog gaat naar de top van de Zug spitze, waar zich tussen de westelijke en de oostelijke top de alpenhut „MUnchener Haus" en het observatorium van de Zug spitze bevinden. Op de oostelijke top, waar een kruis staat wordt men verrast door een vergezicht, dat zich van de Hohe Tauern tot de Algauer Alpen uit strekt; het schoonste, waarvan men in Duitschland kan genieten en dat in zijn grootsheid onvergetelijk blijft. De oudste bergspoorlijn in de Beiersche Alpen is de meer dan 25 jaar oude lijn naar de Wendelstein, die ook beroemd is om het mooie uitzicht, dat men vandaar geniet Gewone rails wisselen hier af met stuk ken tandradbaan en zo klimt de lijn in 75 minuten tijds van Brannenburg in het dal van de Inn (472 M.) over een afstand van 10 K.M. door weiden en bossen op naar de kale rotsen bij het Berghaus (1755). Onder de top van de Wendelstein staat het hoogste kerkje van Duitsch land. Ook hier is het vergezicht over de Alpen schitterend. De oudste Middel-Duitsche kabelspoor bevindt zich in Oberwiesenthal in het Ertsgebergte en maakt de top van de 1214 M. hooge Fichtelberg bereikbaar Ook naar de Rjjn heeft men tandrad banen naar de bergen en burchten. 200 b.v. die van Königswinter in het Zeven gebergte naar de Petersberg en naar het slot Drachenfels; een andere van het wijn- denkmal, of die van Andernach naar de Krahnenberg. Tenslotte vermelden wij nog de In aangelegde tandradbaan van het bekende plaatsje St. Andreasberg in de Harz, welke het station met het hoger S^c' gen stadje verbindt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 18