Het bezoek van H.M. de Koningin aan de R.E.M.A.V.I. - ;7 - dersche motorbrïgade, daarachter de open wagen van Hare Majesteit. Geheel in 't wit gekleed, met witten sluier, is Hare Majesteit hier gezeten, slechts vergezeld van één hof dame. Het overige gevolg (wij noemden dat gisteren reeds) zit in de volgauto's. Als de Vorstin is uitgestapt, wordt zij be groet met het Wilhelmus, aangeheven door zangkoren en orkest. Door Burgemeester Driessen worden alsnu de heeren Bandsma, Egner, Tegelberg, Bot en wethouder Smits aan Hare Majesteit voor gesteld. Hiervan vormen de Burgemeester, en* de heeren Bandsma, Bot en Egner het Comité voor het Reddingsmonument, de heer Tegelberg is de vertegenwoordiger van de beide reddingmaatschappijen, wethouder Smits vertegenwoordigt de gemeente. Dan begeeft Zij zich naar de tribune; het mannenkoor zet, met begeleiding der koper instrumenten, Verhulst's prachtig „Vlagge- lied" in. Rede van burgemeester Driessen. Hiermede heeft de plechtigheid der onthul ling resp. inwijding een aanvang genomen, want als de laatste klanken van het „Vlagge- lied" verklonken zijn, neemt Burgemeester Driessen het woord voor het uitspreken der volgende rede: Majesteit, Dames en Heeren, Wanneer ik op dit oogenblik als voorzitter van het Comité tot oprichting van het Monu ment voor het Nederlandsche Reddingwezen het woord tot U richt, dan is dit uit den aard der zaak om allereerst Hare Majesteit de Koningin een eerbiedig maar tevens hartelijk welkom toe te roepen. Ik behoef Uwe Majesteit niet te verzeke ren, dat de omstandigheden, dat Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana door lichte ongesteldheid verhinderd is gevolg te geven aan Haar aanvankelijk voornemen mede aanwezig te zijn, ons allen met leed wezen vervult. Ik moge de beste wenschen uitspreken voor Haar spoedig en algeheel herstel. Voorts heet ik hartelijk welkom den waar nemend commissaris der Koningin in de Provincie Noord-Holland, de besturen dei- beide Keddingmaatsehappijen, de leden van het Eere-comité en verder alle aanwezige dames en heeren. Bij de gelegenheid van de begrafenis van Dorus Rijkers, op 21 April 1928, werd het denkbee.d naar voren gebracht om alhier een Monument, gewijd aan de nagedachtenis van den grooten Helderschen menschenredder, op te richten. Dit denkbeeld verkreeg al spoedig vastere vormen in dien zin, dat zich een comité vormde, welk comité na korten tijd, eerst onder voorzitterschap van den heer A. G. A. Verstegen, toen Wethouder van Den Helder en met den heer L. Bandsma als secretaris, een permament karakter kreeg. Inmiddels had zich een eere-comité gevormd en Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins der Nederlanden, het beschermheerschap aan vaard. Tot 25 Maart 1929 werkte men voor het beoogde doel onder den naam „Comité Dorus Rijkers Monument", doch op dien datum werd in een vergadering van het Comité op aandrang van den kant van leden van het Eere-Comité uit Zuid-Holland, het doel van de oprichting van een Monument uitgebreid, door te bepalen, dat dit doel zou omvatten een wijding van het geheele Neder landsche Reddingwezen, in verband waarmee de naam van het Comité werd gewij zigd in „Comit Monument Nederlandsch Reddingwezen", terwijl door het vertrek van den heer Verstegen, in het voorjaar 1929, mij het voorzitterschap werd aangeboden, hetgeen door mij met genoegen werd aanvaard. Ik wil alle moeilijkheden van ons Comité niet schet sen, maar er waren moeilijkheden te overwin nen eer de vereischte gelden aanwezig waren. Daartoe hebben de volgende acties bijzon der medegewerkt. Allereerst de verzoeken om een bijdrage aan de Directeuren van diverse Maatschappijen en, door tusschenkomst van gezanten en consulaire ambtenaren, aan onze in den vreemde verblijvende landgenooten. Hiermede zijn mooie resultaten bereikt. Dan de verkoop van prentbriefkaarten op de scholen, waardoor een- Nederlandsche jeugd, na aftrek van alle kosten ongeveer 10.000 gulden heeft bijeengebracht. Voor deze actie, ten behoeve waarvan zeer veel werk is verricht en veel besprekingen zijn noodig geweest, past een woord van hartelijken dank aan de hoofden van scholen, onderwijzers en gemeente- en schoolbesturen. Dit had tevens het moreele voordeel, dat de arbeid der stoere mannen, de redders der zee, in den lande meer bekendheid verwierf. Ten slotte de postzegelactie, waarbij, in samenwerking met vier andere vereenigingen een viertal postzegels met toeslag werd uit gegeven. welke ons comité pl.m. 16.000 opbracht. Toen een bedrag van rond 30.000 gulden bijeen was, is door ons comité besloten geen verdere inzamelingen te houden, doch te trachten met dit bedrag tot oprichting van het Monument over te gaan en onze plannen, waarvan de opzet een veel hooger bedrag ver eischte, in verband met de tijdsomstandig heden in over°p"s<-emming biermede te wijzigen. Onze architect, de heer P. Kramer, was, als altijd, onmiddellijk bereid hieraan gevo'g te geven en kwam met een nieuw ontwerp, dat met de beschikbare middelen kon worden uit gevoerd. Tijdens den bouw, kwam het denkbeeld naar voren om voor onzen frewezen bescherm heer. wijlen Zijne Koninklnke Hoogheid den Prins der Nederlanden In de onmiddel)Hke nabijheid van het Reddingmonument een borstbeeld op te richten. Hij was het die, ook als beschermheer der be;de Redd'ngmaatscharrprien, zeer veel voor het P'-dd.Tjgwezen heeft gedaan en zich zelfs met de stoere eenvoudige mannen temidden der woeste golven waadde om, zoo mogelijk, aan de zee haar prooi te ontrukken. Maar daarnaast wist Hij zich met grooten eenvoud de harten der ingezetenen te winnen. Hij is ais een Duitsc^e vorst gekomen, maar als Nederlandsche Prins van ons gegaan. Dat d't denkbeeld met svmpathie is ont vangen kan hieruit blijken, dat de vereischte gelden in den tijd van drie weken zijn heen gebracht. Meer dan de helft van dit bedrag is door ingezetenen van onze gemeente beschikbaar gesteld. Hoewel het te veel tijd zou vergen om allen, die aan de totstandkoming van dit monument en voor de oprichting van het borstbeeld hun beste krachten hebben gegeven, hier te noe men, meen ik toch enkele personen, die zich ten aanzien van deze aangelegenheid bijzon HELDERSCHE COURANT VAtSf WOENSDAG 5 JUNI 1935. --'M -- - k; De Koningin heeft zichtbaar genoegen in het gesprek met oude zeeridders der verdienstelijk hebben gemaakt naar voren te moeten brengen. In de eerste plaats spreek ik, namens het Comité, een woord van warmen dank uit voor den ontzaglijken arbeid door den secretaris, den heer Bandsma verricht, welke arbeid hij verrichte op een boven allen lof verheven wijze. Daarnaast een woord van dank voor den Architect P, Kramer. Deze is toch voor wat den bouw betreft, de spil geweest, waarom alles draaide. Met zijn deskundige adviezen stond hij steeds het Comité ter zijde en vorm de daardoor een onmisbaren steun, terwijl hij bovendien, geheel belangeloos, de zorg voor het borstbeeld op zich heeft genomen. Voorts komen woorden van lof toe aan den aannemer, den heer van Wouw, de beeld houwers, de heeren van der Veen, Schultz en Vos en niet in het minst aan de heeren van Bergen te Heiligerlee, welke firma onder zeer billijke voorwaarden ons in de gelegenheid heeft gesteld een volledig klokkenspel te bekomen, waardoor het mogelijk is geworden alles nationaal te houden. In dat opzicht past ook een woord van dank aan den Nederlandschen Orgel- en Klokkenraad voor zijne zoo welwillend ver strekte adviezen. Dan den opzichter Kool, die met de dage- lijksche uitvoering der werkzaamheden is belast geweest. En ook het Persbureau Vaz Dias en de Pers in het algemeen, welke groote medewerking verleende. Tevens past van deze plaats een woord van hulde aan het gemeentebestuur voor het in keurigen staat brengen van dit plein, het plantsoen en de verlichting. Het is dan ook mij een voorrecht en een voldoening, zoowel het borstbeeld van Z.K.H. den Prins der Nederlanden als het Monument van het Nederlandsche Reddingwezen in eigendom en in onderhoud aan het bestuur van deze stad te mogen overdragen. Het zij mij vergund Uwe Majesteit eer biedig te mogen verzoeken, het borstbeeld van Zijne Koninklijke Hoogheid wel te willen onthullen en daarna het Monument te willen Inwijden. Rede van Mare Majesteit de Koningin. Hare Majesteit beantwoordde deze toe spraak met de volgende woorden: Mijnheer de Voorzitter van het Comité „Mo- niunent Nederlandsch Reddingwezen". Alvorens aan Uw verzoek te voldoen door het horstbeeld van mijn geliefden gemaal te onthullen en daarna in de plaats mijner Doch ter, die nog niet hersteld is, om hier tegen woordig te kunnen zijn, het Monument voor het Nederlandsche Reddingwezen in te wijden, wensch ik van deze plaats een woord van bij zondere waardeering te richten tot uw Comi té voor zijn initiatief in deze genomen. Moge dit gedenkteeken tot in lengte van dagen den dank van ons volk vertolken voor de daden van moed, van zelfopoffering en van naastenliefde, door de kloeke redders op onze kust verricht. Te meer gevoel ik mij gedron gen uiting te geven aan mijn waardeering voor hetgeen U heeft tot stand gebracht, waar ik overtuigd ben daarmede weer te geven de gevoelens van hem, die Beschermheer was van Uw. Comité en van de beide reddingmaatschap pijen, die met warme belangstelling Uw arbeid volgde en voor Wien het heden een groote dag zoude geweest zijn. Met ontroering en dankbaarheid hebben Mijne Dochter en Ik kennis genomen van Uw voornemen, tegenover het monument voor het reddingwezen het borsbeeld van Onzen Echt genoot en Vader, wiens naastenliefde en me deleven hem zoo nauw erbonden met de ziel van ons volk er het pofferende werk van de helden der zee. En thans wensch ik de Nederlandsche Red dingmaatschappijen en met name de beman ningen der reddingbooten en reddingsloepen oprecht geluk te wenschen met dezen voor hen allen zoo heugelijken dag. Met groote voldoening kunnen zij terug zien op een meer dan honderdjarigen zegenrijken arbeid op de golven verricht, dank zij de per soonlijke plichtsbetrachting en durf van hen d'o hun leven voor anderen waagden. En nu verzoek ik de aanwezigen met mij op te staan, teneinde op deze wijze met eenrge oogenblikken stilte plechtig te herdenken de velen, die in hun moedige pogingen om schip breukelingen te redden hun leven gaven. Moge God het schoone voorbeeld van stille onoffcing en naastenliefde, door de kloeke zonen van Ons Vaderland bij hun redding- werk ten allen tijde gegeven, in heden en toe komst doen strekken tot bezieling en zegen van Ons Vo'k. Ingevolge het hierin gedaan verzoek ver zoek verhieven alle aanwezigen zich van hun zetels, om in eenige oogenblikken eerbiedige stihe deze mannen te herdenken. Onthulling van het borstbeeld van wijlen Z.K.H. Prins Hendrik. De Koningin, die tijdens het uitspreken van deze rede merkbaar ontroerd was, begaf zich thans naar het borstbeeld van wijlen Haar Gemaal. Twee leerlingen der Zeevaartschool hielden hier, bij den prinseiijken standaard, de wacht. Nadat de onthulling had plaatsgehad, legde Hare Majesteit eigenhandig twee bloemstuk ken ter weerszijden van het borstbeeld. Een tweetal kransen werden vervolgens neergelegd namens het Comité voor de op richting van het monument en de Reddingmaat schappijen. Inwijding van het Monument. Onmiddellijk hierna had de inwijding plaats van het monument. Door een druk op een contactknop deed Hare Majesteit in het in wendige van het monument een bel over gaan, hetgeen het teeken was voor het val len van de, de beeldhouwwerken verhullende vlaggen en voor den heer Wagenaar, den Utrechtschen beiaardier, om het Wilhelmus in te zetten, waarmede aldus het monument voor het Nederlandsche Reddingwezen ingewijd werd. Duizend postduiven. Nu volgde een treffend moment, want op ditzelfde oogenblik werden 1000 postduiven losgelaten, die in groote groepen over de hui zen trokken. De eerste groep, die losgelaten werd, be stond uit louter witte duiven, daarna volgden, in groepen van telkens 100, om de 10 secon den, nieuwe vluchten. Het denkbeeld om deze duiven aldus te gebruiken, was, als wij ons niet vergissen, geopperd door de Postduiven vereniging „Hollands Noordpunt"; het was een sympathiek denkbeeld om aldus met deze onthulling te symboliseeren de daad des vredes, die deze mannen der zee met hun opofferend en menschlievend werk bedrijven. Immers, de duif is bij uitstek het symbool van den vrede. In wijde vluchten trokken ze over de stad, 1000 duiven, die straks terugkeeren op hun nest, en statig, hoog en fier stond daar nu het monument, steenen symbool van vrede, moed, durf, en menschenliefde, waar de carillonneur, de heer J. A. H. Wagenaar thans op zijn klokkenspel ons deed genieten van de fijne, fragiele klanken dezer klokken. En dan valt wederom het massale zangkoor in met Handels „Zegepraal: „Seht, er kommt mit Pr eis gekrönt!" Seht, er kommt mlt Preis gekrönt! Het koor zong het op anderen tekst, speciaal voor deze gelegenheid vervaardigd blijkbaar. Het gemengd koor zet in: Schouwt de daad van 't vaderland, Viert en beiert klokkenklank! Staat, onthuld door Vorstenhand 't Beeld der redders, stoer en rank! Dan komt het vrouwenkoor: Schaart u allen met ons meê Om dit zinnebeeld der zee; Dat getuigt van heldenmoed En van liefde spreken doet! En dan tot slot nogmaals het gemengd koor in een herhaling van de eerste strofen. Maar hetzij met dezen, hetzij met den origineelen tekst, statig en voornaam is Handels muziek. Dit is muziek van een aristocraat van den geest, die misschien ge ëvenaard, maar niet licht overtroffen is of zal worden. En voor een plechtigheid als deze is zoo'n jubelende zegezang bij uitstek geschikt. Duizend postduiven zijn de lucht in ge zwermd: het sterke en hechte monument van de helden der zee, die vredesverkondigers bij uitstek, staat daar thans vóór ons in al zijn schoonheid en Handels geweldige muziek ruischt ons in de ooren. Bovendien verkwikt en laaft ons de zon en zit daar Neeriands vorstin dat gansche schouwspel aan te zien, zou dit geen hoogtijdag voor Den Helder zijn? Hare Majesteit wandelt nu naar den voet van het monument om daar een grooten, met oranje versierden lauwerkrans neer te leggen. En inmiddels zetten de zangers en musici van den heer Leewens diens frissche en pittige comoositie in op de woor den van Heye: „De kabels los, de zeilen op, dat gaat er op een varen". Overdracht der beide monumenten aan de gemeente door het Comité. Wethouder P. A. Smits spreekt nu de vol gende rede uit: Majesteit, Het Gemeentebestuur van Den Helder stelt het ten zeerste op prijs, dat Uwe Majesteit op dezen dag wel aanwezig wil zijn om aan deze plechtige inwijding zoo hooge en diepe beteekenis te geven. Met gevoelens van groote erkentelijkheid worden deze beide monumenten door het Ge meentebestuur aanvaard, dat deze in eere zal houden als zijn meest waardevol bezit. Van deze gelegenheid voelt het zich voorts gedrongen gebruik te maken, om een woord van warmen dank te brengen, eerstens aan het Comité „Stichting Monu ment Nederlandsch Reddingwezen" voor al zijn toegewijden arbeid, welk Comité dit sym bool der hoogste menschenliefde tot stand bracht niet alleen, maar het wist te plaatsen in onze gemeente, aan Hollands verre noord punt, waar de zeeën bruisen en de storm gieren kan, vanwaar zoo menig redder uitvoer tot zijn heldenstrijd om menschenlevens, dan, een woord van dank ook aan U, Mijn heer de Burgemeester, U, die het initiatief nam tot het plaatsen in onze gemeente van dit eerste borstbeeld van wylen Zijne Konink lijke Hoogheid Prins Hendrik der Nederlan den, tegenover het Monument van het Neder landsche Reddingwezen, waarnaar zijne hooge belangstelling met zoo groote warmte uit ging- Ik ben er van overtuigd de tolk te zijn van duizenden in den Lande, welke deze daad van piëteit ten zeerste zullen weten te waar- deeren. Ik heb gezegd. De heer P. A. Tegelberg spreekt namens de beide Reddingmaat schappijen. De heer P. A. Tegelberg, voorzitter van de Noord- en Zuid-Hollandsche Redding-maat schappij voert nu namens het Nederlandsche Reddingwezen, het woord. Spr. spreekt ook namens de in Rotterdam gevestigde, hier uiteraard minder bekende Zuid-Hollandsche Mij. tot Redding van Schipbreukelingen. Hg zegt het volgende: Zoo is dan het borstbeeld van wijlen Z.K.H. Prins Hendrik onthuld en is het Monument voor het Nederlandsche Reddingwezen inge wijd! Zijne Koninklijke Hoogheid was bescherm heer der beide Nederlandsche Reddingmaat schappijen en heeft die taak van Bescherm heer op onverbeterlijke wijze vervuld. Hij was in ons midden als er reden was tot vreugde, maar ook als er zorgen waren. Hij leefde met het Reddingwezen mee en was er ver trouwd mee door persoonlijke kennismaking met de meeste der stations die onze kusten beschermen van den Dollard tot de Schelde. Het was vanzelfsprekend dat bij het Monu ment voor het Nederlandsche Reddingwezen een borstbeeld van,Z. K. Hoogheid geplaatst werd, aangezien Hij ook bij zijn leven zoo nauw aan het Reddingwezen verwant was. De beide Reddingmaatschappijen zullen Zijn nagedachtenis in dankbare herinnering hou den; de krans die zoo juist bij Zijn borstbeeld werd neergelegd is het symbool van die dank baarheid. Dankbaar als de Reddingmaatschappijen zijn voor al wat wijlen Prins Hendrik voor haar gedaan heeft, zijn zij ook dankbaar voor de aanwezigheid bij de plechtigheid van heden van haar beider Beschermvrouwe, H. M. de Koningin, die hiermede een hernieuwd bewijs geeft van Haar groote belangstelling in alle gebeurtenissen, die de ziel van het Neder landsche volk raken. De afwezigheid van haar jonge bescherm vrouwe Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana, die zich eveneens had voorgenomen het feest van heden bij te wonen, vervult hen echter met droefheid en zij spreken hier den wensch uit, dat Hare Koninklijke Hoogheid spoedig en geheel moge herstellen. De onthulling van het Monument is een rechtstreeksche hulde van het Nederlandsche Volk aan het Nederlandsche Reddingswezen in de eerste plaats aan de mannen die van 1824 af, dus ruim 110 jaar, de booten der Reddingmaatschappijen bemand hebben en nog bemannen. Het ligt niet op mijn weg om hun verdien sten te roemen dat is reeds gedaan door dén Voorzitter van het Uitvoerend Comité; doch wel wil ik namens hen en namens de Hoofdbesturen en de Plaatselijke Commissies, Vertegenwoordigers en Agenten, het Neder landsche Volk dank zeggen voor de hulde heden aan het Nederlandsche Reddingwezen gebracht door de oprichting van het schoone Monument, dat zoo juist is ingewijd. En ik spreek hier vol vertrouwen de over tuiging uit, dat dezelfde geest van moed en zelfopoffering, die allen tot nu toe bezield heeft, hen ook in de toekomst zal bezielen bij hét vervullen van hun vaak moeilijke taak, 'Heden waait van de 30 boothuizen langs onze kusten, waar een kleine 500 man los en vhst personeel steeds gereed staan om bij scheepsrampen hulp te bieden, de vaderland- sche driekleur, ten teeken dat het geheele Nederlandsche Reddingwezen den feestdag van heden medeviert. Ligt het niet op mijn weg om de verdien sten' der redders te roemen, zoo wil ik toch verklaren dat de Besturen der Reddingmaat schappijen met de aan de redders gebrachte hulde volkomen instemmen en dat zij van deze gelegenheid gebruik wenschen te maken om aan 5 van de thans in dienst zijn mannen, dien het gegeven was meer menschenlevens te redden dan anderen, een buitengewone onder scheiding toe te kennen. Het betreft hier het redden van meest meer dan 100 menschen levens in één geval zelfs ver boven de 200. Hun namen (alphabetisch) zijn: Coenraad Bot, schipper van de motorred dingboot „Dorus Rijkers" te Den Helder, de kleine gouden medaille der Redding Maat schappij; Teunis Dekker, schipper van de roeired- dingboot te Midsland op Terschelling, de kleine gouden medaille der Redding Maat schappij W. de Jager, schipper van de motorredding boot „Koningin Wilhelmina" te Stellendam op Goeree, de zilveren medaille der Redding Maatschappij L, J. de Jager, motordrijver van de motor reddingboot „Koningin Wilhelmina" te Stel lendam op Goeree, de zilveren medaille der Redding Maatschappij; Iemke Swart, motordrijver van de motor reddingboot „Brandaris" te Terschelling, de kleine gouden medaille der Redding Maat schappij. Rest mij nog het „Comité Oprichting van het Monument Nederlandsch Reddingwezen" dank te zeggen voor het genomen initiatief tot deze huldiging en voor de schoone plech tigheid van heden aan het Reddingwezen ge wijd. Plechtigheden en Feesten zijn mijlpalen in ons leven. Aan feestelijke plechtigheden be houdt men vaak schoone herinneringen tot in lengte van dagen en ik geef U de verzeke ring, dat deze feestelijke plechtigheid lang in onze herinnering zal blijven. Zeker niet het minst in de herinnering van hen, die heden onderscheiden werden, als ik hen mededeel, dat zij hunne medailles ont vangen zullen uit de handen van hun Koningin en beschermvrouwe. Ik heb gezegd. De uitreiking der medailles. Wat nu volgt is wel het hoogtepunt van dezen middag. Eigenhandig overhandigt de Vorstin aan de hierbovengenoemde mannen de medailles, en wisselt met ieder hunner vriendelijke woorden. In 't bijzonder onze stadgenoot C. Bot is het met wien de Koningin zich langdurig onderhoudt. De heer De Booij, de secretaris van de N.- en Z.-H. Reddingmaatschappij, die van het werk dezer mannen in 't bizonder op de hoogte is, als mede de heer Tegelberg, gaf aan Hare Maje steit daarbij de noodige toelichting. De ban gebroken. De ban der offieieeiheid men vergeve ons dat minder fraaie beeld is nu gebroken. De heer Leewens zwaait voor het laatst den dirigeerstaf en het grootsche, monumentale „Halleluja" van Handel weerklinkt. Maar Hare Majesteit, die aanvankelijk zoo was het aan de pers meegedeeld tijdens dezen zang zou vertrekken om tijdig de „Remavi" te kunnen bereiken, denkt niet aan heen gaan. Reeds bij den aanvang der plechtigheid had de Vorstin tegen de leden van haar ge volg gezegd, dat zij betreffende haar heen gaan zich alle vrijheid wenschte voor te be houden. En nu liet zij zich aan verschillende personen voorstellen en onderhield zich met vele hunner, Allereerst de besturen der Red- dingmaatschapptjen, den architect en de beeld houwers van het werk, den carillonist Joh. Wagenaar, den heer Leewens. En vele, vele anderen. Onvergetelijk moment voor de oude redders. Aan den voet van het monument stonden, zooals wij zeiden, de mannen geschaard van onze reddingbooten langs de kust. Een tiental Reddingbooten, van alle stations der beide maatschappijen, de Amsterdamsche en de Rot- terdamsche, waren, men weet het, naar Nieu- wediep gekomen en hun bemanning staat thans geschaard aan den voet van dit, hun monument. En het is naar deze eenvoudige mannen, dat Hare Majesteit zich thans be geeft; het is aan hen, dat zij voorgesteld wenscht te worden, het is met hen, dat zij handdrukken en vriendelijke woorden wisselt, Wederom is het de heer De Booy, die hierbij Hare Majesteit inlicht over deze mannen en hun daden. Geruim'en tijd onderhoudt zich de Vorstin met deze mannen en verscheidene van hen krijgen een handdruk en een vriendelijk woord. Het is merkbaar, dat de Koningin zelve geniet van dit ongedwongen, a-conventio- neele onderhoud, want zij kan, als wij dit aldus mogen zeggen, er niet van scheiden. Telkens en telkens weer keert de vorstin op haar schreden terug om met een ander woord te wisselen. Op uitdrukkelijk verzoek van Hare Majesteit scharen de leden van „Moed, Volharding, Zelfopoffering zich aan den voet van het monument, waar de Vorstin zich met ieder hunner eenigen tijd onderhoudt. Het is reeds over viêi uur alvorens het einde komt. Onder het zingen van het „Wilhelmus" worden de autos weer bestegen, dan wuiven even later de vlaggetjes en vaantjes van al die jeugdgroepen, die daar staan opgesteld langs de Kerkgracht. Armen en handen gaan omhoog; gejuich klinkt en geroep „Leve de Koningin!" en de koninklijke autos verdwijnen uit onzen gezichtskring. onzen stadstuinman Elinga, die met dit werk stuk eer inlegt. Ook de heer Bandsma ridder van Oranje Nassau. Konden wij gisteren vermelden, dat onze Wethouder van Onderwijs, voorzitter van het Dagelijksch Bestuur der tentoonstelling, be noemd was tot ridder in de Orde van Oranje- Nassau, ook aan den heer L. Bandsma viel deze eer ten deel. De heer Bandsma namelijk was de secre taris van het Monumenten-Comité, en mede aan zijn werk is het te danken, dat dit monument in onze stad kon worden op gericht. Wij hebben onlangs al de beteekenis van een dergelijk monument voor een plaats uiteengezet en zullen er niet nogmaals over uitwijden. Maar wel moet hier worden gezegd, dat de heer Bandsma van 1928 af toen het initia tief genomen is geijverd heeft voor de tot standkoming ervan en zich met energie en ijver aan de bereiking van dit doel gegeven heeft. En wij wenschen hem van harte geluk met deze koninklijke onderscheiding. Het was de Burgemeester, die vóór de aan komst der Koningin aan den heer Bandsma mededeeling had gedaan van deze Koninklijke onderscheiding. De geridderde had even later het voorrecht, Hare Majesteit persoonlijk voor deze onderscheiding te kunnen bedanken, die zich geruimen tijd met hem onderhield. Ook wethouder De Boer, helaas door zijn ziekte verhinderd deze feestelijkheden bij te wonen, komt een woord van gelukwensch toe. Wij allen, onze visschers niet het minst, weten wat hij op het gebied van onze vissche- rij, die belangrijke tak van ons bestaan, gedaan heeft en nog dagelijks doet. Hoewel buiten het kader liggend van dit overzicht, dat zuiver be treft de gebeurtenissen op het Westplein, mocht onzes inziens dit woord hier niet ontbre ken. Klokkenspel en menschen. Zoo is dan, met een carillon-concert, aange boden door den stadsbeiaardier Tj. H. Dito, deze feestelijke dag geëindigd, 't Was, na het malsche regentje, weer tamelijk frisch weer geworden, 't geen niet weg nam, dat niet één plaatsje op de fraaie nieuwe banken, waar over wij schreven, onbezet was, en dat velen nu eens van dichtbij al dat mooie en nieuwe gingen bekijken. De heer Dito had een afwisselend program ma gekozen, speciaal voor de gelegenheid ont worpen en liet ons van half negen tot half tien daarvan genieten. En als de westenwinden het een beetje schappelijk maken, komt daar over enkele ja ren een bizonder aantrekkelijk plaatsje, waar velen zich des zomers zullen gaan verpoozen. En waarop Oude Helder met recht trotsch kan zijn. Drukte In de stad. Coen Bot wordt aan de Koningin voorgesteld. Enorm was, na het vertrek der Vorstin, de drukte langs den weg. Uitgebreide politie maatregelen waren genomen; zoo was een corps van 100 rijksveldwachters naar Den Helder gedirigeerd, en deze orde-bewaarders stonden langs alle straten, waar de Konink lijke autos passeerden, op korte afstanden van elkander geposteerd. Het vertrek van al die duizenden menschen had In de volmaakste orde plaats; geruimen tijd was het in de omgeving van het West plein nog zeer levendig, maar geleidelijk ver deelde de menigte zich over de stad. En zie daar! alsof het weer er rekening mee had gehouden: onmiddellijk na het einde dezer gebeurtenissen kwam een malsche regen, die weliswaar het stof verhinderde in onze lon gen door te dringen, maar die tevens de meeste menschen met haastigen spoed van de straat joeg. De talrijke ijsco-venters haal den een schadepost, maar de café's glunder den en ook de taxi-chauffeurs. Zoo heeft iedere medaille haar keerzijde. Het aspect der Kerkgracht. De Kerkgracht (en zeker ook Kanaalweg en andere stadswijken waar menschen hebben gestaan) bood na afloop een allermerkwaar- digsten aanblik. De straat lag bezaaid met vlaggetjes en omhulsels van chocolade, enz., waarmede men zich gelaafd had tijdens het wachten en zonder twijfel heeft de Reiniging een heel werk gehad om de straten weer toonbaar te maken. Het Westplein des avonds. Onmiddellijk na afloop der plechtigheden werd met het sloopen der tribunes en weg halen der stoelen enz. begonnen, en weldra had het Westplein weer het gewone aspect. Het „gewone", dat juist het ongewone is, en dat dan ook geheel den avond groote men- schenmassa's trok, die er een kijkje kwamen nemen. Bewonderend liet men zich uit over het borstbeeld van Prins Hendrik, dat nu in volle glorie daar prijkte. Maar reeds des mid dags had Hare Majesteit zelf zich bewonde rend uitgelaten over deze schepping van den beeldhouwer Van Veen, in het bizonder over de uitstekende gelijkenis. Zeer vele belangstelling trok reeds de ge heele week de kompasroos van levende bloe men, welke aan den voet van het monument is aangebracht; dit is een schepping van Te 2 uur werd, zooals bekend, het tentoon stellingsgebouw voor het publiek gesloten, teneinde hieraan nog de laatste hand te leg gen voor de ontvangst van de Koningin. Het interieur bood evenwel allesbehalve een rustig aspect. Tal van standhouders brachten hier en daar nog de „finishing touch", terwijl het personeel allerwege druk doende was met het verwijderen van stof, papier en andere ongerechtigheden. Aanvankelijk concentreerde zich de belang stelling hoofdzakelijk bij den stand van de Heldersche Radio Centrale Onderneming, waar het mogelijk was de feestelijkheden op het Westplein middels de radio te beluisteren. In het cabaret, waar de vorstin de thee ge bruiken zou, was het eveneens nog een bedrij vigheid van belang. Keurig had men hier het interieur verzorgd. Door de fa. van Willigen was een en ander gestoffeerd. In het midden had men om den zetel van de Koningin eenige andere zitplaatsen allen in oud Engelsche stijl aangebracht. Op het tafeltje prijkte een bouquet zacht-rose rozen, terwijl terzijde een aantal palmen opgesteld waren. Tal van belangstellenden hadden zich inmid dels aan de Buitenhaven opgesteld om ook hier de hooge bezoekster te zien en toe te juichen. De omtrek van het Remavi-gebouw bood een zeer fleurig aspect: in de haven lagen alle schepen gepavoiseerd, terwijl in de Binnen haven de reddingbooten van Vlissingen, Stel lendam, Hoek van Holland, Scheveningen, IJmuiden, Den Helder, Terschelling en Harlin- gen lagen. Te kwart over 3 arriveerde het Remavl- comité, hetwelk zich aan de binnenzijde van den ingang op het plankier opstelde. Bij den ingang zelf bevond zich reeds een tweetal meisjes, alleraardigst in rose tule gekleed, n.1. mej. Marietje Ferwerda, die de Koningin het programma zou aanbieden en mej. Willy Velthuys, die het verzoek zou richten tot H. M. de Koningin een program ma aan de Prinses te willen overhandigen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 2