Het bezoek van H.M. de
Koningin aan de
R.E.M.A.V.I.
- ;7 -
dersche motorbrïgade, daarachter de open
wagen van Hare Majesteit. Geheel in 't wit
gekleed, met witten sluier, is Hare Majesteit
hier gezeten, slechts vergezeld van één hof
dame. Het overige gevolg (wij noemden dat
gisteren reeds) zit in de volgauto's.
Als de Vorstin is uitgestapt, wordt zij be
groet met het Wilhelmus, aangeheven door
zangkoren en orkest.
Door Burgemeester Driessen worden alsnu
de heeren Bandsma, Egner, Tegelberg, Bot
en wethouder Smits aan Hare Majesteit voor
gesteld. Hiervan vormen de Burgemeester,
en* de heeren Bandsma, Bot en Egner het
Comité voor het Reddingsmonument, de heer
Tegelberg is de vertegenwoordiger van de
beide reddingmaatschappijen, wethouder Smits
vertegenwoordigt de gemeente.
Dan begeeft Zij zich naar de tribune; het
mannenkoor zet, met begeleiding der koper
instrumenten, Verhulst's prachtig „Vlagge-
lied" in.
Rede van burgemeester Driessen.
Hiermede heeft de plechtigheid der onthul
ling resp. inwijding een aanvang genomen,
want als de laatste klanken van het „Vlagge-
lied" verklonken zijn, neemt Burgemeester
Driessen het woord voor het uitspreken der
volgende rede:
Majesteit, Dames en Heeren,
Wanneer ik op dit oogenblik als voorzitter
van het Comité tot oprichting van het Monu
ment voor het Nederlandsche Reddingwezen
het woord tot U richt, dan is dit uit den aard
der zaak om allereerst Hare Majesteit de
Koningin een eerbiedig maar tevens hartelijk
welkom toe te roepen.
Ik behoef Uwe Majesteit niet te verzeke
ren, dat de omstandigheden, dat Hare
Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana door
lichte ongesteldheid verhinderd is gevolg te
geven aan Haar aanvankelijk voornemen
mede aanwezig te zijn, ons allen met leed
wezen vervult. Ik moge de beste wenschen
uitspreken voor Haar spoedig en algeheel
herstel.
Voorts heet ik hartelijk welkom den waar
nemend commissaris der Koningin in de
Provincie Noord-Holland, de besturen dei-
beide Keddingmaatsehappijen, de leden van
het Eere-comité en verder alle aanwezige
dames en heeren.
Bij de gelegenheid van de begrafenis van
Dorus Rijkers, op 21 April 1928, werd het
denkbee.d naar voren gebracht om alhier een
Monument, gewijd aan de nagedachtenis van
den grooten Helderschen menschenredder, op
te richten. Dit denkbeeld verkreeg al spoedig
vastere vormen in dien zin, dat zich een
comité vormde, welk comité na korten tijd,
eerst onder voorzitterschap van den heer
A. G. A. Verstegen, toen Wethouder van Den
Helder en met den heer L. Bandsma als
secretaris, een permament karakter kreeg.
Inmiddels had zich een eere-comité gevormd
en Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins der
Nederlanden, het beschermheerschap aan
vaard. Tot 25 Maart 1929 werkte men voor
het beoogde doel onder den naam „Comité
Dorus Rijkers Monument", doch op dien
datum werd in een vergadering van het
Comité op aandrang van den kant van leden
van het Eere-Comité uit Zuid-Holland, het
doel van de oprichting van een Monument
uitgebreid, door te bepalen, dat dit doel zou
omvatten een wijding van het geheele Neder
landsche Reddingwezen, in verband waarmee
de naam van het Comité werd gewij
zigd in „Comit Monument Nederlandsch
Reddingwezen", terwijl door het vertrek van
den heer Verstegen, in het voorjaar 1929, mij
het voorzitterschap werd aangeboden, hetgeen
door mij met genoegen werd aanvaard. Ik wil
alle moeilijkheden van ons Comité niet schet
sen, maar er waren moeilijkheden te overwin
nen eer de vereischte gelden aanwezig waren.
Daartoe hebben de volgende acties bijzon
der medegewerkt. Allereerst de verzoeken om
een bijdrage aan de Directeuren van diverse
Maatschappijen en, door tusschenkomst van
gezanten en consulaire ambtenaren, aan onze
in den vreemde verblijvende landgenooten.
Hiermede zijn mooie resultaten bereikt.
Dan de verkoop van prentbriefkaarten op
de scholen, waardoor een- Nederlandsche
jeugd, na aftrek van alle kosten ongeveer
10.000 gulden heeft bijeengebracht. Voor deze
actie, ten behoeve waarvan zeer veel werk
is verricht en veel besprekingen zijn noodig
geweest, past een woord van hartelijken dank
aan de hoofden van scholen, onderwijzers en
gemeente- en schoolbesturen.
Dit had tevens het moreele voordeel, dat
de arbeid der stoere mannen, de redders der
zee, in den lande meer bekendheid verwierf.
Ten slotte de postzegelactie, waarbij, in
samenwerking met vier andere vereenigingen
een viertal postzegels met toeslag werd uit
gegeven. welke ons comité pl.m. 16.000
opbracht.
Toen een bedrag van rond 30.000 gulden
bijeen was, is door ons comité besloten geen
verdere inzamelingen te houden, doch te
trachten met dit bedrag tot oprichting van
het Monument over te gaan en onze plannen,
waarvan de opzet een veel hooger bedrag ver
eischte, in verband met de tijdsomstandig
heden in over°p"s<-emming biermede te
wijzigen.
Onze architect, de heer P. Kramer, was, als
altijd, onmiddellijk bereid hieraan gevo'g te
geven en kwam met een nieuw ontwerp, dat
met de beschikbare middelen kon worden uit
gevoerd.
Tijdens den bouw, kwam het denkbeeld
naar voren om voor onzen frewezen bescherm
heer. wijlen Zijne Koninklnke Hoogheid den
Prins der Nederlanden In de onmiddel)Hke
nabijheid van het Reddingmonument een
borstbeeld op te richten.
Hij was het die, ook als beschermheer der
be;de Redd'ngmaatscharrprien, zeer veel voor
het P'-dd.Tjgwezen heeft gedaan en zich zelfs
met de stoere eenvoudige mannen temidden
der woeste golven waadde om, zoo mogelijk,
aan de zee haar prooi te ontrukken. Maar
daarnaast wist Hij zich met grooten eenvoud
de harten der ingezetenen te winnen. Hij is
ais een Duitsc^e vorst gekomen, maar als
Nederlandsche Prins van ons gegaan.
Dat d't denkbeeld met svmpathie is ont
vangen kan hieruit blijken, dat de vereischte
gelden in den tijd van drie weken zijn heen
gebracht.
Meer dan de helft van dit bedrag is door
ingezetenen van onze gemeente beschikbaar
gesteld.
Hoewel het te veel tijd zou vergen om allen,
die aan de totstandkoming van dit monument
en voor de oprichting van het borstbeeld hun
beste krachten hebben gegeven, hier te noe
men, meen ik toch enkele personen, die zich
ten aanzien van deze aangelegenheid bijzon
HELDERSCHE COURANT VAtSf WOENSDAG 5 JUNI 1935.
--'M
-- - k;
De Koningin heeft zichtbaar genoegen in het gesprek met oude zeeridders
der verdienstelijk hebben gemaakt naar voren
te moeten brengen.
In de eerste plaats spreek ik, namens het
Comité, een woord van warmen dank uit voor
den ontzaglijken arbeid door den secretaris,
den heer Bandsma verricht, welke arbeid hij
verrichte op een boven allen lof verheven
wijze.
Daarnaast een woord van dank voor den
Architect P, Kramer. Deze is toch voor wat
den bouw betreft, de spil geweest, waarom
alles draaide. Met zijn deskundige adviezen
stond hij steeds het Comité ter zijde en vorm
de daardoor een onmisbaren steun, terwijl hij
bovendien, geheel belangeloos, de zorg voor
het borstbeeld op zich heeft genomen.
Voorts komen woorden van lof toe aan
den aannemer, den heer van Wouw, de beeld
houwers, de heeren van der Veen, Schultz en
Vos en niet in het minst aan de heeren van
Bergen te Heiligerlee, welke firma onder zeer
billijke voorwaarden ons in de gelegenheid
heeft gesteld een volledig klokkenspel te
bekomen, waardoor het mogelijk is geworden
alles nationaal te houden.
In dat opzicht past ook een woord van
dank aan den Nederlandschen Orgel- en
Klokkenraad voor zijne zoo welwillend ver
strekte adviezen.
Dan den opzichter Kool, die met de dage-
lijksche uitvoering der werkzaamheden is
belast geweest. En ook het Persbureau Vaz
Dias en de Pers in het algemeen, welke groote
medewerking verleende.
Tevens past van deze plaats een woord van
hulde aan het gemeentebestuur voor het in
keurigen staat brengen van dit plein, het
plantsoen en de verlichting.
Het is dan ook mij een voorrecht en een
voldoening, zoowel het borstbeeld van Z.K.H.
den Prins der Nederlanden als het Monument
van het Nederlandsche Reddingwezen in
eigendom en in onderhoud aan het bestuur
van deze stad te mogen overdragen.
Het zij mij vergund Uwe Majesteit eer
biedig te mogen verzoeken, het borstbeeld
van Zijne Koninklijke Hoogheid wel te willen
onthullen en daarna het Monument te willen
Inwijden.
Rede van Mare Majesteit de Koningin.
Hare Majesteit beantwoordde deze toe
spraak met de volgende woorden:
Mijnheer de Voorzitter van het Comité „Mo-
niunent Nederlandsch Reddingwezen".
Alvorens aan Uw verzoek te voldoen door
het horstbeeld van mijn geliefden gemaal te
onthullen en daarna in de plaats mijner Doch
ter, die nog niet hersteld is, om hier tegen
woordig te kunnen zijn, het Monument voor
het Nederlandsche Reddingwezen in te wijden,
wensch ik van deze plaats een woord van bij
zondere waardeering te richten tot uw Comi
té voor zijn initiatief in deze genomen.
Moge dit gedenkteeken tot in lengte van
dagen den dank van ons volk vertolken voor
de daden van moed, van zelfopoffering en van
naastenliefde, door de kloeke redders op onze
kust verricht. Te meer gevoel ik mij gedron
gen uiting te geven aan mijn waardeering
voor hetgeen U heeft tot stand gebracht, waar
ik overtuigd ben daarmede weer te geven de
gevoelens van hem, die Beschermheer was van
Uw. Comité en van de beide reddingmaatschap
pijen, die met warme belangstelling Uw arbeid
volgde en voor Wien het heden een groote dag
zoude geweest zijn.
Met ontroering en dankbaarheid hebben
Mijne Dochter en Ik kennis genomen van Uw
voornemen, tegenover het monument voor het
reddingwezen het borsbeeld van Onzen Echt
genoot en Vader, wiens naastenliefde en me
deleven hem zoo nauw erbonden met de ziel
van ons volk er het pofferende werk van de
helden der zee.
En thans wensch ik de Nederlandsche Red
dingmaatschappijen en met name de beman
ningen der reddingbooten en reddingsloepen
oprecht geluk te wenschen met dezen voor hen
allen zoo heugelijken dag.
Met groote voldoening kunnen zij terug zien
op een meer dan honderdjarigen zegenrijken
arbeid op de golven verricht, dank zij de per
soonlijke plichtsbetrachting en durf van hen
d'o hun leven voor anderen waagden.
En nu verzoek ik de aanwezigen met mij op
te staan, teneinde op deze wijze met eenrge
oogenblikken stilte plechtig te herdenken de
velen, die in hun moedige pogingen om schip
breukelingen te redden hun leven gaven.
Moge God het schoone voorbeeld van stille
onoffcing en naastenliefde, door de kloeke
zonen van Ons Vaderland bij hun redding-
werk ten allen tijde gegeven, in heden en toe
komst doen strekken tot bezieling en zegen
van Ons Vo'k.
Ingevolge het hierin gedaan verzoek ver
zoek verhieven alle aanwezigen zich van hun
zetels, om in eenige oogenblikken eerbiedige
stihe deze mannen te herdenken.
Onthulling van het borstbeeld van
wijlen Z.K.H. Prins Hendrik.
De Koningin, die tijdens het uitspreken van
deze rede merkbaar ontroerd was, begaf zich
thans naar het borstbeeld van wijlen Haar
Gemaal.
Twee leerlingen der Zeevaartschool hielden
hier, bij den prinseiijken standaard, de wacht.
Nadat de onthulling had plaatsgehad, legde
Hare Majesteit eigenhandig twee bloemstuk
ken ter weerszijden van het borstbeeld.
Een tweetal kransen werden vervolgens
neergelegd namens het Comité voor de op
richting van het monument en de Reddingmaat
schappijen.
Inwijding van het Monument.
Onmiddellijk hierna had de inwijding plaats
van het monument. Door een druk op een
contactknop deed Hare Majesteit in het in
wendige van het monument een bel over
gaan, hetgeen het teeken was voor het val
len van de, de beeldhouwwerken verhullende
vlaggen en voor den heer Wagenaar, den
Utrechtschen beiaardier, om het Wilhelmus in
te zetten, waarmede aldus het monument voor
het Nederlandsche Reddingwezen ingewijd
werd.
Duizend postduiven.
Nu volgde een treffend moment, want op
ditzelfde oogenblik werden 1000 postduiven
losgelaten, die in groote groepen over de hui
zen trokken.
De eerste groep, die losgelaten werd, be
stond uit louter witte duiven, daarna volgden,
in groepen van telkens 100, om de 10 secon
den, nieuwe vluchten. Het denkbeeld om deze
duiven aldus te gebruiken, was, als wij ons
niet vergissen, geopperd door de Postduiven
vereniging „Hollands Noordpunt"; het was
een sympathiek denkbeeld om aldus met deze
onthulling te symboliseeren de daad des
vredes, die deze mannen der zee met hun
opofferend en menschlievend werk bedrijven.
Immers, de duif is bij uitstek het symbool
van den vrede.
In wijde vluchten trokken ze over de stad,
1000 duiven, die straks terugkeeren op hun
nest, en statig, hoog en fier stond daar nu
het monument, steenen symbool van vrede,
moed, durf, en menschenliefde, waar de
carillonneur, de heer J. A. H. Wagenaar
thans op zijn klokkenspel ons deed genieten
van de fijne, fragiele klanken dezer klokken.
En dan valt wederom het massale zangkoor
in met Handels „Zegepraal: „Seht, er kommt
mit Pr eis gekrönt!"
Seht, er kommt mlt Preis gekrönt!
Het koor zong het op anderen tekst,
speciaal voor deze gelegenheid vervaardigd
blijkbaar.
Het gemengd koor zet in:
Schouwt de daad van 't vaderland,
Viert en beiert klokkenklank!
Staat, onthuld door Vorstenhand
't Beeld der redders, stoer en rank!
Dan komt het vrouwenkoor:
Schaart u allen met ons meê
Om dit zinnebeeld der zee;
Dat getuigt van heldenmoed
En van liefde spreken doet!
En dan tot slot nogmaals het gemengd
koor in een herhaling van de eerste strofen.
Maar hetzij met dezen, hetzij met den
origineelen tekst, statig en voornaam is
Handels muziek. Dit is muziek van een
aristocraat van den geest, die misschien ge
ëvenaard, maar niet licht overtroffen is of zal
worden. En voor een plechtigheid als deze is
zoo'n jubelende zegezang bij uitstek geschikt.
Duizend postduiven zijn de lucht in ge
zwermd: het sterke en hechte monument van
de helden der zee, die vredesverkondigers bij
uitstek, staat daar thans vóór ons in al zijn
schoonheid en Handels geweldige muziek
ruischt ons in de ooren. Bovendien verkwikt
en laaft ons de zon en zit daar Neeriands
vorstin dat gansche schouwspel aan te zien,
zou dit geen hoogtijdag voor Den Helder
zijn?
Hare Majesteit wandelt nu naar den voet
van het monument om daar een grooten,
met oranje versierden lauwerkrans neer
te leggen. En inmiddels zetten de zangers
en musici van den heer Leewens diens
frissche en pittige comoositie in op de woor
den van Heye: „De kabels los, de zeilen op,
dat gaat er op een varen".
Overdracht der beide monumenten
aan de gemeente door het Comité.
Wethouder P. A. Smits spreekt nu de vol
gende rede uit:
Majesteit,
Het Gemeentebestuur van Den Helder stelt
het ten zeerste op prijs, dat Uwe Majesteit
op dezen dag wel aanwezig wil zijn om aan
deze plechtige inwijding zoo hooge en diepe
beteekenis te geven.
Met gevoelens van groote erkentelijkheid
worden deze beide monumenten door het Ge
meentebestuur aanvaard, dat deze in eere zal
houden als zijn meest waardevol bezit.
Van deze gelegenheid voelt het zich voorts
gedrongen gebruik te maken, om een woord
van warmen dank te brengen,
eerstens aan het Comité „Stichting Monu
ment Nederlandsch Reddingwezen" voor al
zijn toegewijden arbeid, welk Comité dit sym
bool der hoogste menschenliefde tot stand
bracht niet alleen, maar het wist te plaatsen
in onze gemeente, aan Hollands verre noord
punt, waar de zeeën bruisen en de storm
gieren kan, vanwaar zoo menig redder uitvoer
tot zijn heldenstrijd om menschenlevens,
dan, een woord van dank ook aan U, Mijn
heer de Burgemeester, U, die het initiatief
nam tot het plaatsen in onze gemeente van
dit eerste borstbeeld van wylen Zijne Konink
lijke Hoogheid Prins Hendrik der Nederlan
den, tegenover het Monument van het Neder
landsche Reddingwezen, waarnaar zijne hooge
belangstelling met zoo groote warmte uit
ging-
Ik ben er van overtuigd de tolk te zijn van
duizenden in den Lande, welke deze daad van
piëteit ten zeerste zullen weten te waar-
deeren.
Ik heb gezegd.
De heer P. A. Tegelberg spreekt
namens de beide Reddingmaat
schappijen.
De heer P. A. Tegelberg, voorzitter van de
Noord- en Zuid-Hollandsche Redding-maat
schappij voert nu namens het Nederlandsche
Reddingwezen, het woord. Spr. spreekt ook
namens de in Rotterdam gevestigde, hier
uiteraard minder bekende Zuid-Hollandsche
Mij. tot Redding van Schipbreukelingen. Hg
zegt het volgende:
Zoo is dan het borstbeeld van wijlen Z.K.H.
Prins Hendrik onthuld en is het Monument
voor het Nederlandsche Reddingwezen inge
wijd!
Zijne Koninklijke Hoogheid was bescherm
heer der beide Nederlandsche Reddingmaat
schappijen en heeft die taak van Bescherm
heer op onverbeterlijke wijze vervuld. Hij was
in ons midden als er reden was tot vreugde,
maar ook als er zorgen waren. Hij leefde
met het Reddingwezen mee en was er ver
trouwd mee door persoonlijke kennismaking
met de meeste der stations die onze kusten
beschermen van den Dollard tot de Schelde.
Het was vanzelfsprekend dat bij het Monu
ment voor het Nederlandsche Reddingwezen
een borstbeeld van,Z. K. Hoogheid geplaatst
werd, aangezien Hij ook bij zijn leven zoo
nauw aan het Reddingwezen verwant was.
De beide Reddingmaatschappijen zullen Zijn
nagedachtenis in dankbare herinnering hou
den; de krans die zoo juist bij Zijn borstbeeld
werd neergelegd is het symbool van die dank
baarheid.
Dankbaar als de Reddingmaatschappijen
zijn voor al wat wijlen Prins Hendrik voor
haar gedaan heeft, zijn zij ook dankbaar voor
de aanwezigheid bij de plechtigheid van heden
van haar beider Beschermvrouwe, H. M. de
Koningin, die hiermede een hernieuwd bewijs
geeft van Haar groote belangstelling in alle
gebeurtenissen, die de ziel van het Neder
landsche volk raken.
De afwezigheid van haar jonge bescherm
vrouwe Hare Koninklijke Hoogheid Prinses
Juliana, die zich eveneens had voorgenomen
het feest van heden bij te wonen, vervult hen
echter met droefheid en zij spreken hier den
wensch uit, dat Hare Koninklijke Hoogheid
spoedig en geheel moge herstellen.
De onthulling van het Monument is een
rechtstreeksche hulde van het Nederlandsche
Volk aan het Nederlandsche Reddingswezen
in de eerste plaats aan de mannen die van
1824 af, dus ruim 110 jaar, de booten der
Reddingmaatschappijen bemand hebben en nog
bemannen.
Het ligt niet op mijn weg om hun verdien
sten te roemen dat is reeds gedaan door
dén Voorzitter van het Uitvoerend Comité;
doch wel wil ik namens hen en namens de
Hoofdbesturen en de Plaatselijke Commissies,
Vertegenwoordigers en Agenten, het Neder
landsche Volk dank zeggen voor de hulde
heden aan het Nederlandsche Reddingwezen
gebracht door de oprichting van het schoone
Monument, dat zoo juist is ingewijd.
En ik spreek hier vol vertrouwen de over
tuiging uit, dat dezelfde geest van moed en
zelfopoffering, die allen tot nu toe bezield
heeft, hen ook in de toekomst zal bezielen bij
hét vervullen van hun vaak moeilijke taak,
'Heden waait van de 30 boothuizen langs
onze kusten, waar een kleine 500 man los en
vhst personeel steeds gereed staan om bij
scheepsrampen hulp te bieden, de vaderland-
sche driekleur, ten teeken dat het geheele
Nederlandsche Reddingwezen den feestdag
van heden medeviert.
Ligt het niet op mijn weg om de verdien
sten' der redders te roemen, zoo wil ik toch
verklaren dat de Besturen der Reddingmaat
schappijen met de aan de redders gebrachte
hulde volkomen instemmen en dat zij van deze
gelegenheid gebruik wenschen te maken om
aan 5 van de thans in dienst zijn mannen,
dien het gegeven was meer menschenlevens te
redden dan anderen, een buitengewone onder
scheiding toe te kennen. Het betreft hier het
redden van meest meer dan 100 menschen
levens in één geval zelfs ver boven de
200.
Hun namen (alphabetisch) zijn:
Coenraad Bot, schipper van de motorred
dingboot „Dorus Rijkers" te Den Helder, de
kleine gouden medaille der Redding Maat
schappij;
Teunis Dekker, schipper van de roeired-
dingboot te Midsland op Terschelling, de
kleine gouden medaille der Redding Maat
schappij
W. de Jager, schipper van de motorredding
boot „Koningin Wilhelmina" te Stellendam
op Goeree, de zilveren medaille der Redding
Maatschappij
L, J. de Jager, motordrijver van de motor
reddingboot „Koningin Wilhelmina" te Stel
lendam op Goeree, de zilveren medaille der
Redding Maatschappij;
Iemke Swart, motordrijver van de motor
reddingboot „Brandaris" te Terschelling, de
kleine gouden medaille der Redding Maat
schappij.
Rest mij nog het „Comité Oprichting van
het Monument Nederlandsch Reddingwezen"
dank te zeggen voor het genomen initiatief
tot deze huldiging en voor de schoone plech
tigheid van heden aan het Reddingwezen ge
wijd.
Plechtigheden en Feesten zijn mijlpalen in
ons leven. Aan feestelijke plechtigheden be
houdt men vaak schoone herinneringen tot in
lengte van dagen en ik geef U de verzeke
ring, dat deze feestelijke plechtigheid lang in
onze herinnering zal blijven.
Zeker niet het minst in de herinnering van
hen, die heden onderscheiden werden, als ik
hen mededeel, dat zij hunne medailles ont
vangen zullen uit de handen van hun Koningin
en beschermvrouwe.
Ik heb gezegd.
De uitreiking der medailles.
Wat nu volgt is wel het hoogtepunt van
dezen middag. Eigenhandig overhandigt de
Vorstin aan de hierbovengenoemde mannen
de medailles, en wisselt met ieder hunner
vriendelijke woorden. In 't bijzonder onze
stadgenoot C. Bot is het met wien de
Koningin zich langdurig onderhoudt. De heer
De Booij, de secretaris van de N.- en Z.-H.
Reddingmaatschappij, die van het werk dezer
mannen in 't bizonder op de hoogte is, als
mede de heer Tegelberg, gaf aan Hare Maje
steit daarbij de noodige toelichting.
De ban gebroken.
De ban der offieieeiheid men vergeve ons
dat minder fraaie beeld is nu gebroken.
De heer Leewens zwaait voor het laatst den
dirigeerstaf en het grootsche, monumentale
„Halleluja" van Handel weerklinkt. Maar
Hare Majesteit, die aanvankelijk zoo was
het aan de pers meegedeeld tijdens dezen
zang zou vertrekken om tijdig de „Remavi"
te kunnen bereiken, denkt niet aan heen
gaan. Reeds bij den aanvang der plechtigheid
had de Vorstin tegen de leden van haar ge
volg gezegd, dat zij betreffende haar heen
gaan zich alle vrijheid wenschte voor te be
houden. En nu liet zij zich aan verschillende
personen voorstellen en onderhield zich met
vele hunner, Allereerst de besturen der Red-
dingmaatschapptjen, den architect en de beeld
houwers van het werk, den carillonist Joh.
Wagenaar, den heer Leewens. En vele, vele
anderen.
Onvergetelijk moment voor de oude
redders.
Aan den voet van het monument stonden,
zooals wij zeiden, de mannen geschaard van
onze reddingbooten langs de kust. Een tiental
Reddingbooten, van alle stations der beide
maatschappijen, de Amsterdamsche en de Rot-
terdamsche, waren, men weet het, naar Nieu-
wediep gekomen en hun bemanning staat
thans geschaard aan den voet van dit, hun
monument. En het is naar deze eenvoudige
mannen, dat Hare Majesteit zich thans be
geeft; het is aan hen, dat zij voorgesteld
wenscht te worden, het is met hen, dat zij
handdrukken en vriendelijke woorden wisselt,
Wederom is het de heer De Booy, die hierbij
Hare Majesteit inlicht over deze mannen en
hun daden.
Geruim'en tijd onderhoudt zich de Vorstin
met deze mannen en verscheidene van hen
krijgen een handdruk en een vriendelijk
woord.
Het is merkbaar, dat de Koningin zelve
geniet van dit ongedwongen, a-conventio-
neele onderhoud, want zij kan, als wij dit
aldus mogen zeggen, er niet van scheiden.
Telkens en telkens weer keert de vorstin op
haar schreden terug om met een ander
woord te wisselen. Op uitdrukkelijk verzoek
van Hare Majesteit scharen de leden van
„Moed, Volharding, Zelfopoffering zich aan
den voet van het monument, waar de Vorstin
zich met ieder hunner eenigen tijd onderhoudt.
Het is reeds over viêi uur alvorens het einde
komt. Onder het zingen van het „Wilhelmus"
worden de autos weer bestegen, dan wuiven
even later de vlaggetjes en vaantjes van al
die jeugdgroepen, die daar staan opgesteld
langs de Kerkgracht. Armen en handen gaan
omhoog; gejuich klinkt en geroep „Leve de
Koningin!" en de koninklijke autos verdwijnen
uit onzen gezichtskring.
onzen stadstuinman Elinga, die met dit werk
stuk eer inlegt.
Ook de heer Bandsma ridder
van Oranje Nassau.
Konden wij gisteren vermelden, dat onze
Wethouder van Onderwijs, voorzitter van het
Dagelijksch Bestuur der tentoonstelling, be
noemd was tot ridder in de Orde van Oranje-
Nassau, ook aan den heer L. Bandsma
viel deze eer ten deel.
De heer Bandsma namelijk was de secre
taris van het Monumenten-Comité, en mede
aan zijn werk is het te danken, dat dit
monument in onze stad kon worden op
gericht. Wij hebben onlangs al de beteekenis
van een dergelijk monument voor een plaats
uiteengezet en zullen er niet nogmaals over
uitwijden.
Maar wel moet hier worden gezegd, dat de
heer Bandsma van 1928 af toen het initia
tief genomen is geijverd heeft voor de tot
standkoming ervan en zich met energie en
ijver aan de bereiking van dit doel gegeven
heeft. En wij wenschen hem van harte geluk
met deze koninklijke onderscheiding.
Het was de Burgemeester, die vóór de aan
komst der Koningin aan den heer Bandsma
mededeeling had gedaan van deze Koninklijke
onderscheiding. De geridderde had even later
het voorrecht, Hare Majesteit persoonlijk voor
deze onderscheiding te kunnen bedanken, die
zich geruimen tijd met hem onderhield.
Ook wethouder De Boer, helaas door zijn
ziekte verhinderd deze feestelijkheden bij te
wonen, komt een woord van gelukwensch toe.
Wij allen, onze visschers niet het minst,
weten wat hij op het gebied van onze vissche-
rij, die belangrijke tak van ons bestaan, gedaan
heeft en nog dagelijks doet. Hoewel buiten het
kader liggend van dit overzicht, dat zuiver be
treft de gebeurtenissen op het Westplein,
mocht onzes inziens dit woord hier niet ontbre
ken.
Klokkenspel en menschen.
Zoo is dan, met een carillon-concert, aange
boden door den stadsbeiaardier Tj. H. Dito,
deze feestelijke dag geëindigd, 't Was, na het
malsche regentje, weer tamelijk frisch weer
geworden, 't geen niet weg nam, dat niet één
plaatsje op de fraaie nieuwe banken, waar
over wij schreven, onbezet was, en dat velen
nu eens van dichtbij al dat mooie en nieuwe
gingen bekijken.
De heer Dito had een afwisselend program
ma gekozen, speciaal voor de gelegenheid ont
worpen en liet ons van half negen tot half tien
daarvan genieten.
En als de westenwinden het een beetje
schappelijk maken, komt daar over enkele ja
ren een bizonder aantrekkelijk plaatsje, waar
velen zich des zomers zullen gaan verpoozen.
En waarop Oude Helder met recht trotsch kan
zijn.
Drukte In de stad.
Coen Bot wordt aan de Koningin voorgesteld.
Enorm was, na het vertrek der Vorstin, de
drukte langs den weg. Uitgebreide politie
maatregelen waren genomen; zoo was een
corps van 100 rijksveldwachters naar Den
Helder gedirigeerd, en deze orde-bewaarders
stonden langs alle straten, waar de Konink
lijke autos passeerden, op korte afstanden
van elkander geposteerd.
Het vertrek van al die duizenden menschen
had In de volmaakste orde plaats; geruimen
tijd was het in de omgeving van het West
plein nog zeer levendig, maar geleidelijk ver
deelde de menigte zich over de stad. En zie
daar! alsof het weer er rekening mee had
gehouden: onmiddellijk na het einde dezer
gebeurtenissen kwam een malsche regen, die
weliswaar het stof verhinderde in onze lon
gen door te dringen, maar die tevens de
meeste menschen met haastigen spoed van
de straat joeg. De talrijke ijsco-venters haal
den een schadepost, maar de café's glunder
den en ook de taxi-chauffeurs. Zoo heeft
iedere medaille haar keerzijde.
Het aspect der Kerkgracht.
De Kerkgracht (en zeker ook Kanaalweg
en andere stadswijken waar menschen hebben
gestaan) bood na afloop een allermerkwaar-
digsten aanblik. De straat lag bezaaid met
vlaggetjes en omhulsels van chocolade, enz.,
waarmede men zich gelaafd had tijdens het
wachten en zonder twijfel heeft de Reiniging
een heel werk gehad om de straten weer
toonbaar te maken.
Het Westplein des avonds.
Onmiddellijk na afloop der plechtigheden
werd met het sloopen der tribunes en weg
halen der stoelen enz. begonnen, en weldra
had het Westplein weer het gewone aspect.
Het „gewone", dat juist het ongewone is, en
dat dan ook geheel den avond groote men-
schenmassa's trok, die er een kijkje kwamen
nemen. Bewonderend liet men zich uit over
het borstbeeld van Prins Hendrik, dat nu in
volle glorie daar prijkte. Maar reeds des mid
dags had Hare Majesteit zelf zich bewonde
rend uitgelaten over deze schepping van den
beeldhouwer Van Veen, in het bizonder over
de uitstekende gelijkenis.
Zeer vele belangstelling trok reeds de ge
heele week de kompasroos van levende bloe
men, welke aan den voet van het monument
is aangebracht; dit is een schepping van
Te 2 uur werd, zooals bekend, het tentoon
stellingsgebouw voor het publiek gesloten,
teneinde hieraan nog de laatste hand te leg
gen voor de ontvangst van de Koningin.
Het interieur bood evenwel allesbehalve een
rustig aspect. Tal van standhouders brachten
hier en daar nog de „finishing touch", terwijl
het personeel allerwege druk doende was met
het verwijderen van stof, papier en andere
ongerechtigheden.
Aanvankelijk concentreerde zich de belang
stelling hoofdzakelijk bij den stand van de
Heldersche Radio Centrale Onderneming, waar
het mogelijk was de feestelijkheden op het
Westplein middels de radio te beluisteren.
In het cabaret, waar de vorstin de thee ge
bruiken zou, was het eveneens nog een bedrij
vigheid van belang. Keurig had men hier het
interieur verzorgd. Door de fa. van Willigen
was een en ander gestoffeerd. In het midden
had men om den zetel van de Koningin eenige
andere zitplaatsen allen in oud Engelsche stijl
aangebracht. Op het tafeltje prijkte een
bouquet zacht-rose rozen, terwijl terzijde een
aantal palmen opgesteld waren.
Tal van belangstellenden hadden zich inmid
dels aan de Buitenhaven opgesteld om ook
hier de hooge bezoekster te zien en toe te
juichen.
De omtrek van het Remavi-gebouw bood
een zeer fleurig aspect: in de haven lagen alle
schepen gepavoiseerd, terwijl in de Binnen
haven de reddingbooten van Vlissingen, Stel
lendam, Hoek van Holland, Scheveningen,
IJmuiden, Den Helder, Terschelling en Harlin-
gen lagen.
Te kwart over 3 arriveerde het Remavl-
comité, hetwelk zich aan de binnenzijde van
den ingang op het plankier opstelde.
Bij den ingang zelf bevond zich reeds een
tweetal meisjes, alleraardigst in rose tule
gekleed, n.1. mej. Marietje Ferwerda, die de
Koningin het programma zou aanbieden en
mej. Willy Velthuys, die het verzoek zou
richten tot H. M. de Koningin een program
ma aan de Prinses te willen overhandigen.