De vliegende tent Hoe de Valken te pakken werden genomen De schildwacht, die vast sliep Beste jongens en meisjes. Vandaag heb ik weer „spreekuur" voor jullie. De wachtkamer zit vol met „papie ren patiënten" en ik hoop ze allemaal te kunnen behandelen. Gelukkig zien ze er alle nogal glunder uit, dus zal de behan deling niet al te veel tijd vragen. Laat ik eerst maar eens vertellen hoe ik het zelf maak. Nu, daar is maar één woord voor: uitstekend. Hoe kan het ook anders, zullen jullie zeggen. Vijf dagen vacantie met de zonnigste dagen van het jaar. Ja, 't 's waar. We hebben het, m'n vrouw en ik, fijn getroffen. We hebben de dagen dan ook uitgebuit en bijna driehonderd kilo meter over de Veluwe gefietst en waar je daar ook komt, 't 's overal even fijn. Hon derden boomen hebben we nog in wit- sneeuwigen bloesem tooi gezien en honder den meidoorns stonden in vollen boei. We hebben armen vol meegesjouwd, Hè, 't was iedere dag weer zon en feest. Jullie moe ten ook eens aan vader en moeder vragen of je ook zo'n trektocht langs de jeugd herbergen mag maken, 't Is een genot en je kan het heel zuinig doen, dus voor het geld behoeft het geen bezwaar te zijn. Je 'leert ons land kennen en liefhebben. En nu zit ik dan weer op m'n stoel, voor m'n vriend, de schrijfmachine, en ik mag beginnen te vertellen wie het boek gewon nen heeft. Nu, dat is deze week: LENA HARINGA. Wilhelminastraat 27. Ri© Leys, Rotterdam. Fijn, Rie, wat zal je Woensdag genoten hebben in 't Gooi. Wij zijn 't de vorige week ook nog doorge- fietst. 't Is er zo mooi. Niet alleeen zijn er prachtige bossen, maar er zijn ook pa leizen van villa's, met wondermooi aan gelegde tuinen. Als je daar rijdt denk je dat er alleen maar rijke mensen op de wereld wonen. Of het Dinsdag feest was in Den Helder? Nu, je kon over de men senhoofden lopen en er wapperden massa's vlaggen. Vergeet mjj niet, Wij hebben maar één ding tegen gehad op onze tocht,, Ver geet me niet, en dat, was de wind. Hé ba.h, zal je zeggen. Ja, dat was niet zo prettig, maar je hebt déAr lang niet zoo veel last van de wind als op het „kale plekje" van Nederland, dat wjj als woon plaats hebben. Trouwens je weet het zelf, want je hebt ook eens een Veluwe-tocht ge maakt. Om nooit te vergeten, hè Lena Modder. Dat zal misschien nooit meer van je leven gebeuren, Lena, dat je op één dag, vijfmaal de Koningin ziet, maar je hebt de beenen er dan ook voor moeten ge bruiken en 's avonds in bed zuilen ze lekker geprikt hebben van moeheid. Maar die speldeprikken had je er natuurlijk graag voor over. Jammer dat Prinses Juliana er niet bij was. hè? Rieka Sinnige, •Tulianadorp. Daar ben ik vermoedelijk onschuldig aan, Rieka, dat ik van je nichtje een vriendinnetje ge maakt heb. Trouwens het zal toch ook wel tevens een vriendin geweest zijn, an ders hadden jullie niet zo'n pret gehad, samen. Tony Sinnige, Julianadorp. Natuur lijk, van Oude en Nieuwe Niedorp heb ik vaak gehoord, maar van dat gehucht waar je nichtje woonde nog nooit. Maar enfin, als je er maar pret hebt. Je zal ook meer pret hebben op een zandvlakte dan in een drukke winkelstraat. Gevlogen heb ik deze keer niet, hoor. Ik was al eenige malen in de wolken geweest, zodat ik de pret nu aan anderen heb gelaten. Fransje v. Engel. Jjj bent uit ge weest, hoor, de vorige week, de schilde rijententoonstelling en de Remavi. Vertel me eens waar je het meest genoten hebt. Bij de stillevens of bij de levende gar nalen? Marie v. d. Berg, Breezand. Ja, daar zat ik nu de vorige week met jouw boek in m n maag, Marie. De envelop van je brief was weg en op je briefje had je je adres niet gezet, dus wist ik niet waar heen ik het moest .zenden, daar we een vijftal abonné's in Breezand hebben, die jouw achternaam dragen. Maar nu heb ik het je gauw gezonden en dus ben je vandaag nog eens blij geweest. Dat was dan een dubbele vreugde voor één boek. Cisca du Forto, De Waal (T.). Mis schien hebben we Dinsdag wel dicht bij elkaar gestaan, Cisca, maar er waren zo veel mensen, dat je met je neus wel tegen elkaar opgelopen mocht zijn, als je elkaar had willen herkennen. Maar die kennis making komt nog wel eens, dat geloof ik zeker. Ik heb teveel vriendinnetjes in De Waal zitten, dan dat ik niet eens bij jullie zou komen kennismaken. Nellie Boot, De Waal (T.). Wat was het druk in de stad, hè, Nellie Dinsdag, en heel Texel was geloof ik leeggelopen om de Koningin te zien. Nu, jullie hebben haar ook van dichtbij begroet, 't Is wel jammer dat ik al die Texelse vriendinne tjes van me niet gezien heb. Als jullie nog eens komen dan moet je eens op kantoor of bij me thuis aanwippen, hoor. Bertfca en Gilles Hendrikse, Wat heb jij voor ondeugende dingen gedaan. Ber- tha, dat je niet naar de Remavi mocht? 't Was er leuk, hoor, al was het voor een jongen interessanter dan voor een meisje, dus in dat opzicht is het niet zo heel erg dat je het gemist hebt. Coba de Langen, Breezand. O, o, wat een zuinig briefje, Coba. Was je inktpot leeg of had je geen zin om me te schrijven of was er geen inspiratie? Als je niet weet wat dit laatste beteekent vraag je het maar weer aan meester De Wilde, die zal het je wel vertellen. Jannie de Vroonie, 't Is gelukkig niet „alleen" op ue Veluwe fijn, Jannie, maar ook in onze stad. Want hier ruik je de zee en als het warm is duik je te water terwij! je ook nog dennenlucht op kan snuiven, als je je neus in de Donkere Duinen steekt, Dus, wat wil je nog meer? Femnsle Hoelandt. Ik zou zoo lang zamerhand gaan vergeten dat er nog- een Femmie Hoelandt in Den Helder bestaat, zo weinig schrijf je me. Foei... 't is maar goed dat er nog zoveel trouwe vriendjes en vriendinnetjes overgebleven zijn, anders zou ik een „Kinderhoekje" met allemaal puntjes moeten zetten. Wat fijn feestelijk was dat van de week met al die vlaggen in de stad, hè? Ik had er in jaren niet zoveel gezien. Ik doe hierbij de groeten en en die van Lena, aan Lelietje van dalen. Lena y. Zandwijk, Aan je verzoek heb ik hierboven al voldaan, Lena. Jij hebt het ook al een fijne dag gevonden, toen de Koningin in onze stad was. En heb je en thousiast met je vlaggetje gezwaaid, net zo enthousiast als onze oudste riep: „Hoe zee, leve de Koningin". Corrie Postmus. 't Is dat ik vandaag allemaal een antwoord wil geven, Corrie, maar anders had ik je niet één letterje geschreven, hoor. Wat een mager briefje was dat en dan nog wel van een meisje dat zoo netjes schrijven kan. Stient.je Beekroa- Ook al geen tijd gehad van de week, Stientje. Ach, 't is waar, als de stad er zo feestelijk uitziet en als dan de Koningin nog komt, dan blijft er ook bijna geen minuut over voor brief jes schrijven. Nu, volgende week beter, hoor. Marie v. Horik. Waar blijven je vers jes en waar je verhaaltjes, Marie? Kindervriend. Aneedote over Ouin. Ouin. de beroemde Engelsche komiek, at eens bij een voornaam heer op diens bui tenverblijf, die zich verontschuldigde, dat hij zijn gasten slechts portwijn kon schen ken, daar zijn knecht den sleutel van den wijnkelder had verloren. Na den maaltijd deed Ouin met den gastheer een wandeling door den tuin, waar zijn gastheer hem een struisvogel liet zien en vertelde onder andere vreemde eigenschappen van den vogel, dat hij ijzer kon verteeren. „Dan mag ik veronderstel len Sir," zeide de tooneelspeler, „dat hij ook den sleutel van uw wijnkelder heeft opge slokt!" door WILLEM VAN DER VEERDE. Ot had de Valken bespionneerd, en was zodoende te weten gekomen, waar deze hun tent hadden opgezet, namelijk in een dicht struikgewas achter een eeuwenoude eik. Die eik was groter dan alle andere bomen van het bos. De Valken hadden hun vlag aan de top vastgebonden, zodat hij al heel in de verte te zien was, De wachtpost zat op een der reusachtige takken van de eik en bewaakte de vlag en tent. De nacht was heel donker. De lucht was geheel bewolkt, en een ste vige wind blies door de takken De wacht post vond, dat het net was alsof hij op een ballon door de lucht zweefde. Wan neer de wind even niet loeide, steeg er een luid gesnork op uit de tent. „Ze slapen als marmotten! Zelfs een kanonschot kan hen niet wakker maken!" besloot Ot zijn verslag met schitterende ogen. Natuurlijk waren ze allemaal opge wonden. „We kunnen het wagen. Met deze storm!", voegde Ot er aan toe. „En de wachtpost?" vroeg Ger na denkend. „Ach, wat, die kijkt nog niet eens naar boven," antwoordde Ot haastig. „Nou lui, dan gaan we!" riep Bob, die de leider was. Hij verdween in de tent en keerde met volgepropte zakken terug. Peter vulde zijn kurk-revolver en stopte hem voorzichtig in zijn zak. Ook de an deren maakten zich klaar. Tor, die alleen moest achterblijven, keek gespannen toe hoe zijn kameraden hun voorbereidingen troffen- „Hebben jullie genoeg munitie?" vroeg hij Bob, en deze liet zijn volle zakken zien. „Genoeg voor drie dagen," zei hij kalm. Bob was altijd kalm en daarom was hij zo'n utistekend leider; hij ver loor nooit zijn zelfbeheersching! Toen floot hij tussen de tanden. „We gaan!" Tor dacht: „Hè, mocht ik er maar bij zijn," Maar ja, het was zijn beurt om thuis te blijven. Geruischloos als Indianen verdwenen de jongens in de donkere nacht. De wachtpost op de eik was goed en wel ingeslapen. Hij bemerkte dus niet hoe de vijf jongens als slangen op de tent toekropen. Het eerst stak Bob zijn hoofd in de tent. Hij hield een poosje de adem in, en luisterde ingespannen. Hij telde de sla pers. Eindelijk gaf hij Ot, die vlak achter hem lag, een wenk, leegde vlug zijn zak en verdween terstond in de tent. Onder- tusschen kropen Ger en Noek om de tent. In Ger's mond glinsterde een tang. Toen ze aan de achterkant van de tent geko men waren, bleven ze stil liggen. Toen nam Ger de tang in de hand, en zocht naar de „haringen", die de tent aan de grond vasthielden. Hij pakte met zijn tang de koppen der haringen, en trok ze toen voorzichtig uit de grond. Ook Noek had ondertussen niet stil gezeten, en nu kon, bij de minste aanraking, de tent in- éénzakken. Opeens, wat was dat? Daar viel iets naar beneden. Onmiddellijk zaten Ger en Noek doodstil. Vlak bij de tent was het „iets" gevallen. Het glinsterde. Voorzich tig stak Ger er zijn hand naar uit. Het was een fluitje, dat de wachtpost had laten vallen, misschien door een bewe ging. die hij in zijn slaap gemaakt had In zichzelf grinnikend stak Ger het fluitje in zijn zak. Nu verscheen Bob weer in de tent opening en kroop naar de eik toe Ger zag, hoe Bob en Ot hun hoofden samen staken en overlegden. Daarna liepen zij een paar maal om de eik heen. Toen kwam Paul uit de tent en kroop op Ger en Noek toe. Als een luchtballon bolde het tendek boven hun hoofd. Nu kwarn ook Bob op hun af. „Alles klaar?" vroeg hij zacht Ger knikte. Vlug wenkte Bob naar Ot die nog bij de eik stond. En halfluid riep hij Ger en Noek een „Los!" toe. Opeens viel nu de tent op de slapers. Een verschrikkelijk schot klonk door de nacht. Direct daar op kwam het lichaam van de wachtpost neer in het struikgewas. Het was opeens een verschrikkelijk lawaai. Onder de tent klonken schreeuwen en roepen, en toen begonnen ze te trappen, om onder het benauwende tentdoek uit te komen. Op gewonden kropen de jongens dooreen. Wanneer ze even stonden, werden ze door onzichtbare krachten weer omver gewor pen. Ze werden door diezelfde onzicht bare krachten ook beschoten en vastge bonden. O. het was gewoon verschrikke lijk! Luid klonken de jongensstemmen door het bos. De vijf, die dat alles op hun ge- weten hadden, verdwenen lachend in het bos. Uit de tent klonken uitroepen als. „Die idiote kurken hier. overal kurken! Hé, ik ben vastgebonden. Hoe ko men nou in 's hemelsnaam jou benen aan de mijne? We zijn allemaal vastgebon den! O, au, ben je nou helemaal, trek toch niet zo! Hou je nou even kalm. alsje blieft. Ik zou graag willen weten, waar mijn mes is. Wie ben jij? Kees, weet jijHé, hou eens op met dat trappen! Au, mijn maag. Schel nou toch uit, zeg! Hé, mijn mes is ook weg! En het mijne! Het lag onder mijn hoofdkussen! Ik heb alleen het huisje nog! Zal ik je eens wat zeggen, heren, we zijn bestolen! Zeg, waarom heeft Wim ons niet gewaarschuwd? Die sliep natuurlijk. We zullen hem nog eens op wacht zetten! Toe, schei nou alsje blieft uit met dat trappen, Phil! kom je toch niet los. Wie heeft ei licht. Ja, man, ik zoek al. Alles li? door elkaar. O, hier heb ik wat. Ve draaid nee, het is mijn veldflesch. nee, maar hier! Opeens scheen felle lichtstraal. Het was een ^ar® chaos in de tent. Vijf verwilderde j°n?®nS hoofden keken elkaar aan. Alles lag d0° elkaar. Ondertussen zat de wachtpost in struikgewas, en wreef zich de oogen Hij had een paar striemen en builen van de val overgehouden. „Wim!" klonk het nu gebiedend uit f tent. „Wim! Wim! Wim!" Verdwaasd keek Wim om zich heen. waar of het geluid toch vandaan kwam- O, de tent. Dat was waar. Hij was wacht en hij was in slaap gevallen, en natuurlijk waren die Arenden gekomen.;; „Wim!, kom je nou of kom je nie klonk het nu weer. „Ja, ja, bromde Wim en stond moei zaam op. „Maak ons nu toch eindelijk los!" brul den ze allemaal. Wim nam zijn mes, he enige dat hun nog overgebleven was, en ontwarde de ledematen. Vervolgens tro hij de tent weg en spoedig stonden ze allemaal weer op hun benen. „Heb je geslapen?", bromde de een- ,,'n Mooie wachtpost ben jij!" „Slaapmuts!"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 20