DE SPOORBRUG PAG. 6 ZATERDAG 29 JUNI 1935 T JUTTERTE VAN EEN MOEDIGE JONGEN Hoe Hans Menzer honderden levens redde OM NA TE TEEKENEN. Beste jongens en meisjes Precies op tijd stoppen we en gaat de grote vacantie in. Je zou het geen week meer vol houden na vier uur de raadsels op te lossen en me een briefje te schrij ven; je zou op ja stoel wegsmelten. M'n voorspelling van de vorige week, aan Marie v. d. Berg, dat ze in haar badpak door de sloten naar school zou zwemmen, is bijna bewaarheid. Wat een zomer, wat een zomer! 't Is of de zon alles goed gaat maken en 's morgens nog vroeger opstaat dan anders en 's avonds nog later wegkruipt, om ons toch maar zoveel mo gelijk te laten genieten van haar heerlijke warmte. Ja, natuurlijk, „heerlijke warmte", want wie nu al weer moppert over de hitte, die is niet waard, dat hij nog één zonnestraaltje krijgt. Laat ons nu toch maar heel dankbaar zijn, dat het zulk een fijn weer is. Zulk weer wens ik jullie toe de twee maanden, dat je voor mij geen raadsels hebt op te lossen en de vier of zes weken, dat je vrij hebt van school. Het boek is deze week gewonnen door: NELLIE NIEUWDORP, Ankerpark 6. en het extra boek toegewezen aan: NELLIE BOOT, de Waal (T.). Twee gelukkige Nellies dus. Cisca du Porto, De Waal (T.). Je bent fijn verwend met je verjaardag, Cisca, en wat leuk, dat „Oome Piet", ons aller Texelse oom, je rozen kwam bren gen, met een rijm natuurlijk, want Oom Piets leven staat in het teken van de poëzie. Jullie peddelen nu zeker iedere middag na vier uur naar de Koog, hè, om heerlijk te water te duiken? We zwemmen hier nu ook iedere dag, hoor. Ja, 't is heus waar, dat dit praatje van daag het laatste is. Dat is te zeggen, we hopen in September ons babbeltje te ver volgen, maar deze zomermaanden moeten jullie maar van de buitenlucht genieten. Nanie Plaatsman, De Waal (X.) Je treft het deze maand met de feesten, Nanie, na het zilveren feest bij Nellie thuis, had je deze week weer de verjaar dag van Cisca en het bezoek van de ker- misaap. Leuke dieren zijn dat, hè? Ik vind precies of ze de menschen voor de gek houden. Ze zijn misschien ook wel veel verstandiger dan veel mensen, die naar hun apenkunsten kijken. Nu, veel genoegen, hoor, in de vrije weken, die komen. Nellie Boot, De Waal (T.). Mis schien heb je het boek al ontvangen, Nellie, en je hebt natuurlijk direct begre pen, dat het van de Heldersche Crt. kwam en een premie is voor het trouwste raad selvriendinnetje op Texel. Heb je zo'n last van de warmte gehad. Nu, je pen schijnt er ook last van gehad te hebben, ten minste er was een grote druppel inkt ge transpireerd op je brief. Maar met dit weer is alles te vergeven, je plonst maar iedere dag te water, kopje onder, net als de kikkers, dan blijf je fris. Tot September. Bertha en Gilles Hendrikse. Van een kampeertocht naar Texel zal waarschijn lijk wel niets meer komen, Bertha, daar wordt de tijd te kort voor, maar mis schien kan ik in deze vrije Donderdag middagen andere plannen smeden. Blijf maar trouw 't Juttertje lezen, als ik iets te vertellen heb, zal ik dat wel in 't Kin derhoekje doen. Pietje en Annie Schaap. De week- abonné's hebben dezelfde rechten als de kwartaal-abonné's, Pietje en Annie, jullie kunnen dus rustig mee blijven doen en je doet dan natuurlijk ook mee bij de verloting. Zus Wilckens. Vandaag zie ik alles door de vingers, Zus, ik mopper niet te gen één van m'n vriendjes of vriendinne tjes, want ik wil hebben, dat je de vacan tie prettig begint. Ik zeg dus ook niets van die inktklodder op je brief en ook niet, dat je in weken niets van je hebt laten horen, want dat was zo erg niet, hoor. Jtj bent nogal trouw en ik zal er naar uitzien of jtj met September een van de eersten bent, die weer meedoet Rie Leys, Rotterdam. Je hebt er wat voor over moeten hebben, Rie, om de Ko ningin te zien en het zal jou en je vrien dinnen heel wat zweetdruppeltjes gekost hebben daar op de Coolsingel, in de bran dende zon, meer dan twee uur te staan. Maar enfin, je hebt de Koningin van dichtbtj gezien en daar ging het toch om. Wil ik je eens vertellen hoe de ontmoe ting was van de Koningin met een van de oude redders, bij de onthulling van het reddingsmonument? 't Is echt waar ge beurd, hoor, wat ik je vertel. De Konin gin kwam bij een van die oude ridders, wiens borst vol hing met medailles en onderscheidingen. Ze bleef een praatje met den man maken en vroeg: „U hebt zeker veel mensen gered, hè?" „Ja, juffrouw Koningin," zei de oude man, die eens erg beleefd wilde zijn. „En hoeveel wel?" „Ja, juffer, dat weet ik niet precies, maar 't zijn er een heel soepie geweest." Je kan begrijpen dat de Koningin ple zier gehad heeft in de gesprekken met al die oude mensenredders en dat de Prinses 's avonds, toen ze alles hoorde, er wel spijt van gehad zal hebben, dat ze niet mee had gekund naar Den Helder. Alle mensen, Rie, wat een brief is dat geworden, maar dat komt, omdat er van daag niet zooveel briefjes zijn gekomen, vanwege de warmte natuurlijk. Je weet m'n adres goed, hoor. Nu, dag, veel ple zier. Fransje van Engel. Natuurlijk, Fransje, nu ben ik te water geweest, ik had er de heele dag wel in willen liggen. Als je voor het eerst weer in zee zwemt, prikt het lekker, hè? Nu heb je er geen erg meer in en voel je je allen heerlijk opge frist, al krijg ik ook bijna altijd slaap van zo'n bad. Jjj ook Lena Modder. Dank je, Lena, voor je goede wens ten opzichte van m'n vacantie. Nu, ik wens jou niet minder dan allemaal zonnige dagen en heel, heel veel plezier. Joop v. Bommel. Kom, Joop, daar moet je wel een beetje al te grote fan tasie voor hebben, om het dak van appel te vinden. Dat raadsel was zo mal niet, hoor, en de oplossing Peer was natuur lijk ook goed geweest. Nu, jongens en meisjes, dit is het eina van m'n verhaal. De vacantie gaat in, hoera. Tot over acht weken, dan hopen we elkaar weer gezond te ontmoeten, mis schien wat bruiner, maar met evenveel plezier om wekelijks weer met elkaar te babbelen en raadsels op te lossen. Kindervriend. door MEVR. M. JANSEN—V. DEVENTER. Hans Menzer is pas sedert een paar maanden twaalf jaar. Maar toch heeft hg reeds iets reusachtigs gedaan en daar benijden al zijn vriendjes hem om. Hans is de zoon van een baanwachter wiens voornaamste werk het is om op de grote spoorbrug te letten, die vlak bij zijn huisje over een diep ravfln loopt. Op de bodem van dat ravijn schuimt en raast een brede rivier, en wanneer de reizigers uit de raampjes van de coupé's naar beneden kijken, loopt hun dikwijls een koude rilling over de rug. Die rivier ede in de tijd dat de gletschers smelten, of er een wolkbreuk is geweest, on gelofelijk wast, en dan boomstammen en rotsblokken met zich meevoert, is 'n voort durend gevaar voor de spoorbrug. Daarom is er ook een baanwachter aangesteld. Dit voorjaar was er een ontzettende wolkbreuk losgebarsten. Zó verschrikke lijk hadden zelfs de oudste mensen het nooit in hi.n jonge jaren meegemaakt! gekomen, regelde hg de signalen htj had 't zijn vader Immers zoo dikwijls zien doen! Maar het signaal zou in de duisternis waarschijnlijk niet gezien worden... Dat was verschrikkelijk! Honderden levens waren er misschien mee gemoeid... Toen nam Hans een groots besluit. Hij wist dat de baan niet ver hiervandaan een scherpe bocht maakte. Dan zou de machinist dus vaart moeten minderen. Daar moest hij gebruik van maken... Als het hem nu maar gelukte, om eerder dan de trein die bocht te bereiken. Hij liep wat hij lopen kon en nauwelijks had hij de bocht bereikt en was zijn wild kloppend hart een beetje tot rust gekomen, of daar hoorde hij reeds de trein naderen. Hans ging vlak naast de rails staan... een paar meter liep Hans langs de rijdende trein en tenslotte gelukte het hem om een stang te grijpen, waar hij zich aan optrok. Had hij misgegrepen... dan zou het zijn dood zijn geweest. De trein was propvol. De gangen stonden vol koffers en mensen. Met moeite wist Hans een coupé te bereiken, waar hij aan de noodrem trok. Een geknars en wat sto ten... en daar stond de trein stil. Luid roe- De rivier was razend en schuimde meer dan ooit. De steenen sloegen met dof ge weld tegen de ijzeren pijlers van de brug en ook boomstammen werden er tegen aan gesmeten. Weldra werden de twee pijlers omgeven door een kring van steenen en boomstammen. Met geweld baande het water zich een wg, en ondermijnde de pijlers zodoende. En de regen bleef stro men. De dag ging voorbij, en het werd nacht... Weldra zou de volgende trein ko men... Vader Menzer haalde zijn lamp voor de dag om nog eens langs de baan te lopen en te kijken of alles in orde was. Een ongeluk schuilt in een klein hoekje, en men kan nooit te 'oorzichtig zijn. Toen hij over de brug liep, schrok de baanwach ter opeens. Het leek of de brug bewoog... maar nee, dat was natuurlijk niet zo. Dat was onmogelijk! Hij verbeeldde het zich. De baanwachter liep dor. Zijn lamp ver lichtte heel slecht. Maar opeens... hoorde hij gekaak. Hij stond ineens stil. „De brug", was zijn eerste gedachte. Hij rende de weg weer terug. Hij schrok ontzettend toen hjj in het flauwe schijnsel van zijn lamp ontwaarde, wat er gebeurd was. Ja, de brug was er nog wel. Maar in het mid den was zij weggezakt. De rails staken doelloos in de lucht. Het was hem onmo gelijk om daarover aan de andere kant te komen. De trein zou dus in het ravijn moe ten storten... en met hem vele passa giers... De baanwachter huiverde bij de gedachte. Hij was vertwijfeld. Maar dan opeens zag hg aan de andere kant van de brug een gestalte... dat was nauurigk zijn jongen, zijn Hans. Door het breken van de brug was hg waarschgnigk uit zijn slaap opgeschrikt en kwam nu naar buiten om te zien wat er gebeurd was. De baanwachter schreeuwde en riep: „De trein tegenhouden! De trein tegen houden!" en zwaaide aldoor met zijn lan taarn. Maar hg wist... zgn stem ging ver loren in het lawaai dat de regen en de rivier maakten. Zou Hans het begrgpen? En dan... hoe zou hij de trein kunnen tegenhouden, waar hg, de baanwachter zelf, de lantaarn had? Ander licht zou niet voldoende zgn, of toch tutgaan. Hans had echter de lantaarn zien zwaaien, en hoe wel hij niet hoorde wat zijn vader riep, be reikten diens gedachten toch zgn zoon. Natuurigk, de trein zou spoedig komen, die moest dus tegengehouden worden... Hans rende naar huis toe, en onderwijl overwoog hij alle mogelijkheden, maar verwierp de meeste weer. Bg het huisje pend liepen de conducteurs langs de wa gons. Hans kwam naar voren en vertelde, nog buiten adem, wat er gebeurd was,- Toen de reizigers dat hoorden, schrokken zij verschrikkeigk. Nauwelijks waren zij dus aan de dood ontsnapt... was het die jongen niet gelukt om de trein tot stil stand te brengen dan... Velen stapten uit, om, wat er gebeurd was, in ogenschouw te nemen. Hans liep vooraan. En aller hart klopte warm van dankbaarheid voor deze jongen, die hun leven gered had. Direct werd er een inza meling gehouden voor Hans en een grote som werd opgehaald. Meer nog echter, dan 't geld, dat zijn vader en hij trouwens heel goed gebruiken konden, is Hans gelukkig te weten, dat het hem gelukt is zoveel levens te redden. Niet minder gelukkig dan z'n jongen, is Vader Menzer. Met rechtvaardige trots kijkt hg naar zgn jon gen, die bewezen heeft, een moedig hart te bezitten... Om een figuur als bgvoorbeeld deze tennisspeler, ineens na te tekenen, is nog zo gemakkeigk niet. En om het uit je hoofd te doen, ja, dat is wel héél lastig. Maar' nu zie je het voorbeeld hier staan, en je probeert het na te tekenen. Ineens gaat het natuurigk niet. Oefen je maar, dan zal het langzamerhand wel lukken. Het is heel prettig en gemakkelijk om een vaste hand te hebben en het kan je best nog eens van pas komen. Probeer het maar eens.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 10