Voor de vierde maal
naar het dak der aarde
■£^PÜJ=A1R_BIJV0EGSEL VAN DE HFLDFRSCHE COURANT
ZATERDAG 29 JUNI T935
AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUD^
'O
Ruttledge te Darjeeling
opgebroken
Men vond het van het grootste gewicht
e weten, uit welke steensoort de hooge
oppen bestaan, welke gegevens voor de
wetenschap van groote waarde zouden
zun. In 1922 rukte êen expeditie uit onder
eiding van Norton, Sommerwell en Mal-
orij, nadat in 1921 een verkenningsexpedi-
tie was uitgezonden. De expeditie was
samengesteld ir samenwerking met de
Alpineclub, omdat men behalve de geo
logen ook bekwame Alpinisten noodig
achtte. Deze Alpinisten hadden gedurende
den winter reeds druk geoefend. De eerste
moeilijkheden deden zich reeds voor op
weg naar het basiskamp, vanwaaruit men
de pogingen om den berg te beklimmen
zou ondernemen. Onderweg bezweken vele
dragers onder de vermoeienissen en zij de
serteerden, hetgeen het vertrouwen der
anderen sterk schokte. Bovendien kreeg
men te doen met een schier onbekend ter
rein, doch het pleit voor het doorzettings
vermogen der leiders, dat zij een groep ge
trouwe dragers hebben kunnen behouden,
al gingen dezen tenslotte slechts- onder
stevige bedreigingen verder mee omhoog.
De tocht ging over de 5000 m hooge Hy-
malayapas, welke dus reeds hooger ligt
dan de MontBlanc, totdat men den voet
van den berg bereikte en op den Rongbuk
gletscher het basiskamp werd opgeslagen.
Van hieruit ging men verder Omhoog,
kampen inrichtend op rustige plekken,
waar men eenigszins beschut was tegen
den ijskóuden wind. Zulk een kamp moet
men zich niet- - - ie - weelderig - indenken.- &-
den regel bestaat het uit slechts enkele
tenten, welke tochtvrij zijn en dus een
goede beschutting vormen tegen den kou
den wind en in deze tenten bevinden zich
dan de slaapzakken der bergbeklimmers,
thermosflesschen met heete dranken,
eenige branders waarop men sneeuw kan
smelten en tenslotte een voorraad voed
sel, hetwelk eveneens op de branders ver
warmd kan worden. Het liefst zoekt men
plekken voor deze kampen uit achter
groote rotsen, maar men is soms wel ge
dwongen, deze op een gletscher of in een
open dal op te slaan en ondanks de don
zen slaapzakken en de dichte, windvrije
kleeding, hebben de leden der expeditie
dan heel erg van de koude te lijden.
De inrichting van de eerste vier kam
pen in den regel zijn er zes levert
over het algemeen niet de grootste moei
lijkheden op, daar de berg dan nog vrij
goed begaanbaar is, terwijl bovendien alle
dragers nog ter beschikking zijn, die de,
pakken naar boven kunnen sjouwen.
Maar hoogerop, tegen de 8000 meter,
doet de ijle lucht zich gelden, het getal,
dragers, dat in aanmerking komt, om de
bergbeklimers naar dit gedeelte te verge
zellen, is gering, omdat slechts de sterk -
sten met een last beladen nog verder kun
nen komen. Voor het inrichten der kam
pen V en VI heeft men twee dagen noo
dig, soms meer en als deze gereed zijn,
moeten de dragers en beklimmers terug
naar kamp vier of drie, om op adem te
komen en krachten te verzamelen. Dege
nen, die den laatsten ruk zullen maken gaan
naar kamp Et, overnachten daar en pro-
beeren bij het aanbreken van den dag den
hoogsten top der aarde te bereiken, uitge
rust met lichte zuurstofapparaten, welke
in deze hooge regionen als lood zoo zwaar
wegen.
En vóór het invallen der duisternis moe
ten zij weer in kamp VI terug zijn, omdat
zij anders onherroepelijk verloren zijn. Ten
eerste is de voorraad zuurstof zeer be
perkt en lang niet toereikend voor een
dag en een nacht en bovendien is een
langdurige rust, welke de beklimmers ze
ker moeten hebben na den tocht, absoluut
onmogelijk in de open lucht door te bren
gen, daar de temperatuur des nachts soms
tot 60 procent afkoelt en de menschen dus
zouden bevriezen. Meermalen zijn expedi
tieleden op hun streven teruggekeerd,
omdat de tijd voor den terugtocht te kort
zou worden, hoewel zij slechts enkele hon
derden meters van den top verwijderd wa-
Maar komen wij op de eerste expeditie
terug. Tot aan kamp IV ging alles goed
doch daarboven werd het slecht. In een
groote gletscher moésten ij streden worden
gehouwen, terwijl bovendien voor kamp V
geen beschutte plek was te vinden. Men
moest dit oprichten op een soort bergkam
waar de wind vrij - spel had. Kamp VI was
beter aante leggen doch hier deed zich de
ijle lucht gélden> Bruce en Finch kwamen
tenslotte tót 8160 m. met behulp van
zuurstofapparaten, het dak der aarde lok
te, maar achter elkaar moesten zij het
opgeven.
In 1924 werd een tweede expeditie uit
gerust, waarvan Mallory, die gehuwd was
en drie kinderen had en Irvine, een onge
huwde, stevige gebouwde alpinist, de
slachtoffers zijn geworden. Er was eerst
geen sprake van dat Mallory weer mee
zou kunnen, doch vermoedelijk trok de
berg hem te sterk aan en op het laatste
moment arriveerde hij te Darjeeling, waar
hij zich bij de tweede expeditie van Bruce
en Norton aansloot.
Men besteedde geruimen tijd aan den
voornaamste factor, het acclimatiseeren.
Bovendien had- men rijkelijk van de erva
ringen, opgedaan bij de vorige expeditie,
gebruik gemaakt. Men koos zorgvuldig de
dragers1 uit, die allen aan een keuring door
een geneesheer werden onderworpen. Bo
vendien had mén verbeteringen in de klee-
ren-aangebracht en ook de zuurstofappa
raten, had'.men, verbeterd.
y0. goedeji moed.
Vol goeden moed begaf men zich op
weg; al spoedig bleek het echter, dat
men niet onder dezelfde gunstige omstan
digheden als den vorigen keer zou kun
nen werken. Want er woei vrijwel regel
matig een krachtige wind, welke het
voortgaan soms sterk bemoeilijkte en bo
vendien bracht deze wind sneeuw mee,
hetgeen tot gevolg had, dat het terrein
na een nacht soms niet meer te herken
nen was, zoodat men uiterst voorzichtig
moest zijri om niet te verdwalen of in
een ravijn, te storten. Desondanks trok
men regelmatig verder; men kon meer op
de dragers rekenen, omdat er meer leiders
warenen omdat zij ook zelf beter bekend
waren met de toestanden op den berg.
Het inrichten van het basiskamp leverde
geen moeilijkheden op en ook de kampen
II, III en IV kwamen tot stand, hoewel
men veel van de sneeuw te lijden had. Bij
een tocht van kamp III naar kamp IV
werd evenwel eenkaravaan dragers door
een sneeuwlawine overvallen en zeven
hunner vonden den dood, terwijl bovendien
een aantal instrumenten en een voorraad
voedsel verloren, ging, Dit schokte het
moreel der koelies zóo zeer, dat men hen
eenige dagen rust moest gunnen om weer
op verhaal te kómen, alvorens men verder
kon gaan. Kamp :;V moest worden inge
richt op een banen bergkam, waar de
wind vrij spel had, doch voor kamp VI
was een betere plaats beschikbaar en van
daar uit zou men de laatste etappe trach
ten af te leggen.
Alleen bereikte Norton een hoogte van
S438 m zonder zuurstof, nog slechts 400
m scheidde van den top, doch het opgeven
van zijn tochtgenoot had hem reeds ont
moedigd en bovendien bleek de laatste
klim niet zoo gemakkelijk te zijn, als het
door een kijker vanuit een der lagere
kampen zich had laten aanzien. Er waren
slechts enkel, steunpunten op een zeer
steile kam, welke voor bestijging in aan
merking kwamen.
Geheel terneergeslagen keerde kolonel
Norton naar kamp IV terug en deelde
daar zijn bevindingen mede. Doch niet
geheel zonderresultaat was zijn tocht ge
weest, daar hij de geheele route had ver
kend, -oarva de ander n gebruik zouden
kunnen maken bij een lateren tocht.
Het einde van Mallory en Irvine.
Mallory en Irvine zouden nu een poging
wagen; het oorspronkelijke plan was om
zonder zuurstofapparaten te vertrekken,
doch door de kijkers van hen, die bene
den de koene bergbeklimmers gadesloegen
bleek het, dat beiden de zuurstofappara
ten op hadden, zoodat zij een snellen tocht
heen en terug wilden maken. Het laatste
werden zij gezien op een hoogte van ca.
8500 m en toen verdwenen zij achter
nevelsluiers, waaruit zij nimmer meer ïe
voorschijn zij" gekomen.
(Slot volgt).
_v
„Ik dacht dat Stans en jij dikke vrien
den waren."
„Dat moesten we ook zijn."
„En zijn jullie 't niet'?"
„Neen." TT
„Hoe heet-ie?"
„Den laatsten keer, dat je hier was, heb
ik je toch gezegd, dat ik je hier niet weer
terug wilde zien."
„Dat heb ik den agent- ook gezegd, edel
achtbare, maar' hg geloofde het- niet,"
VOORBEELDEN UIT DE PRAKTIJK.
(Vervolg.)
Ilde voorbeeld. Het betreft hier een .15-
jarigen jongen uit een bemiddeld gezin.
De ouders hebben zich heel veel van de
zen zoon voorgesteld. Zij willen hem een
middelbare en daarna een hooge school
opleiding verschaffen. De vader, zélf
door hard werken er bovenop opgekomen,
zou gaarne zijn zoon meester in de rech
ten laten worden. De goede man heeft al
zijn hoop op dit ideaal gericht. Een zoon,
die advocaat is! Het zou de kroon op het
levenswerk van dezen man geweest zijn.
Helaas, de knaap bezit een onvoldoenden
intellectueelen aanleg. Zijn rapporten van
de Mulo-school zijn allesbehalve mooi. Met
merkbaren tegenzin gaat de jongen naar
school. Van alles heeft de vader al ge
probeerd: mooie woorden, belooningen,
standjes, straf, bijlessen, enz., enz., het
baat niets: de jongen wordt steeds onwil
liger en de huiselijke scènes menigvuldi-
ger.
De vader wil het gekoesterde ideaal nog
niet loslaten en de jongen wordt nret ge
weld in een niet gewilde, nog minder ge
schikte studierichting gedrongen. Het
oordeel van de betrokken onderwijzers
luidt: De jongen heeft niet de minste be
langstelling voor het onder-wijs. Moet de.
klas, waarin hij geplaatst is, doubleeren.
Hij is lui en onverschillig. Advies: Neem
den jongen van de school.
De vader is radeloos. In een slag wordt
zijn toekomstdroom vernield. Hij gaat op
advies van een kennis naar een bekend
adviseur voor beroepskeuze.
De inlichtingen, welke deze van den
vader ontvangt, vestigen bij hem den in
druk, dat tusschen vader en zoon een
ongunstige betrekking is ontstaan. De
jongen is wantrouwend en opstandig
jegens zijn vader. De ervaren adviseur be
grijpt spoedig de oorzaak hiervan. Hij
neemt den jongen alleen en vangt met
hem een ernstig en vertrouwenwekkend
gesprek aan.
Alras blijkt nu, dat de jongen veel be
langstelling heeft voor electro-technische
dingen. Hij heeft in zijn vrijen tijd en
ook wel in de uren, bestemd voor het ma
ken van huiswerk, allerlei dingen in el
kaar geknutseld, die op een uitgesproken
aanleg wijzen. Met vuur spreekt hij over
den bouw van een radio-toestel. De advi
seur geeft den vader ernstig in overwe
ging zijn zoon niet naar een H.B.S., doch
naar een ambachtsschool te sturen!
Voorwaar een zeer ernstige tegenslag
voor dezen man. Eën ambachtsschool^ of
"één HGÖgëscKodir""aar vórmt een gfoot
verschik Het gelukt den adviseur den "va
der er toch toe te - bewegen. De jongen
dolblij. Hij maakt het thans uitstekend.
Betoont grooten ijver, zijn rapportenlui
den gunstig. Wanneer dit zoo doorgaat,
kan er van dezen knaap zeer veel terecht
komen. Hij zou echter op de H.B,S.~ho-
peloos mislukt zijn.
En nu kom ik wëer met mijn vraag:
kunnen de ouders de kinderen bij het -lee-
ren helpen. Mijn antwoord is: Ja.' doch
ik voeg er dan dit aan toealleen als een
bepaalde aanleg aanwezig is, is hulp mo
gelijk. En het is de taak van oudersen
onderwijzers dien aanleg op te sporen:. bij
het kind. De ouders kunnen hierbij Zeer
goede en onmisbare inlichtingen verstrek
ken, door na te gaan, waarmee een jon
gen of meisje zich het liefst bezig houdt.
Blijkt dit van vakkundigen aard te zijn,
dan wordt daarin een aanwijzing gevon
den, welke vooralsnog niet verwaarloosd
mag worden. Bij twijfel ga men steeds
naar een bureau voor beroepskeuze, ter
wijl in het algemeen iedèr ouder wordt
aangeraden, een dergelijk bureau te raad
plegen.
Tenslotte raad ik de ouders aan, zich
niet te laten leiden door eigen gekoester
de verlangens, doch uitsluitend rekening
te houden met den aanleg van hun kind.
Het moge voor velen teleurstellend zijn,
het is een onloochenbaar feit, dat de over-
groote meerderheid der kinderen voor
een intellectueele studierichting onge
schikt is. En al zou het met allerlei kunst
en vliegwerk sommigen gelukken toch de
begeerde diploma's te behalen, dan nog
zal het ontberen van het noodzakelijke
levensgeluk, den opgedrongen werkkring
tot een levenslange marteling maken.
Ik acht het daarom van het Allergroot
ste belang, dat de ouders zich niet gaan
toeleggen op het vruchteloos blijvende
helpen bij een toch niet met goeden uit
slag bekroond leeren, maar mèt de onder
wijzers den weg trachten te vinden, welke
het kind kunnen brengen tot een, met zijn
aanleg overeenkomenden werkkring. Dit
„helpen"is van meer belang, dan alle
verloren uren, die besteed worden aan
„overhooren" en „inpompen" van niet ge
wilde kennis, welke na eenige dagen
weer vervlogen is.