HELDERSCHE COURANT VAN DONDERDAG 4 JULI 1Q35.
f
uli.
I
1 8
i m
I
i
ÏW
De Voorzitter merkt op, dat aan de
bepaling van het Reglement van Orde rs vol
daan, en dat spr. vragen Inderdaad binnen
dne weken zijn beantwoord. Het Reglement
schrijft evenwel niet voor, dat dat antwoord
binnen drie weker»
r.w t kennis van den Raad
J gebracht; wil de heer Feenstra Kul
den het vervol& aldus geregeld zien,
«Jan moet het Regiement worden veranderd,
wat nu het aanbieden van dit geschenk be
treft, vooralsnog bleven B en W. op het
standpunt staan, dat de Raad dit wenschte te
handhaven. Onjuist acht spr. zoo'n huldeblijk
uit reglementair oogpunt te bezien; zooiets
«bent spontaan te gebeuren. Zeker zijn er ooit
verscheidene niet-hei dachte jubilea, maar
kleschheidsh'aïve wil spr. hier: liever niet na
der op Ingaan. Om een plichtsgetrouw dienst
verband te eeren met de aanbieding van een
geschenk gelijkstaande aan een week loon,
achten B en W. niet onbillijk De heer Feen
stra Kuiper- zegt, dat het niet in 't bedrag zit
Volkomen juist, en de heer Biersteker ls het
daar mee eens. Maar men zoekt naar een ge
schenk, waarmede men aan een verlangen van
den jubilaris tegemoet komt, een voorwerp,
dat hem plezier doet De heer Biersteker
heeft destijds zelf het denkbeeld geopperd den
heer Kamman met een afscheidscadeau te
eeren. In verband met het thans gesprokene
had spi*. gaarne een uitspraak van den Raad
of hiermede moet worden voort gegaan
De heer Boogaard merkt op, dat reeds
bij een vorige gelegenheid door hem gevraagd
is om bij eventueeie voornemen» om verande-
ring in de gebruikelijke wijze- van huldiging
te brengen, eerst den Raad te kénnen. Meest
al wordt zoo'n huldeblijk buitengewoon ge
waardeerd. Jammer, dat het hier' voor eén
verkiezingstrucje is- misbruikt en dat er in
een verkiezingsblaadje over géschreven is op
de wijze als geschiedde, is zeer laag bij den
grond. Juist uit den boezem van „Gemeente
belang ,v. :dat daarmee toonde waardeering
voor den arbeid van den heer -Kamman te
hebben, is het voorstel voortgekomen. Het ge
schenk is hem, vol waardeering, namens ^plle
21 raadsleden aangeboden, „maar 14 dagen la
ter kreeg hij van datzelfde „Gemeentebelang"
een trap in de lendenen
De Voorzitter zou gaarne de persoon
van den heer Kamman buiten deze discussie
houden.
De heer van Loo; Dat gaat niet! Wij
worden hier geïrriteerd en zullen daarop ant
woorden!
De heer Boogaard; Dr Feenstra Kuiper
kende 's Raads meening. Toch gaat hij er mee
door reclame te maken in een verkiezings
blad; de betrokkene weet ook wel waar de
schoen wringt.
De heer Feenstra Kuiper: Bedoelde
uitlating is niet door mij geschreven en ik ben
er niet verantwoordelijk voor.
De heer Boogaard: Gij ais Hoofdbestuur
van „Gemeentebelang" wist er toch van! Be-
hoordet er althans van te weten. En dat de
gemeenschap aan een ambtenaar een klein
offertje brengt in den vorm van zoo'n ge-
sehenk, is waarlijk niets bizonders.
De heer van Loo: We leven in een gekken
tijd. Het blijkt meer en meer, dat ook in onze
raadzaal de geest van zekere beweging gaat
ronddwarrelen. Wat hier over dat cadeaustel
sel is gezegd door den heer Feenstra Kuiper,
is louter gebaseerd op demagogie, en het
is onmogelijk hier de persoon van den heer 1
Kamman buiten te houden.
Dat cadeau heeft een tragisch slot ge
kregen. Ware spr. dit overkomen, hij zou
het eenvoudig hebben teruggestuurd. Nadat
de vragen gepubliceerd waren, werd de per
soon in kwestie natuurlijk met den vinger
nagewezen, en nageroepen: daar gaat de op
vreter van onze gemeentelijke centen! Toen
ik de vragen las, heb ik mij, zegt spr., ge
schaamd raadslid te zijn. Oud-burgemeester
Houwing, die ik in die dagen sprak, noemde
het een schandaal, dat op deze wijze de naam
van onzen oud-secretaris door het slijk werd
gehaald. Er werden natuurlijk bedragen ge
noemd, van 1000.1200, enz.
We zullen in de nu komende vierjarige
periode nog wel meer van dien aard beleven.
De heeren stellen zich nu reeds voor als
martelaren, wier vragen niet worden beant
woord, enz. Zij hadden overigens een anderen
weg kunnen volgen door in besloten verga
dering te vragen, wat zij wenschten te weten.
Nu wil men den naam van den heer Kamman
er buiten laten. Dat is wel gemakkkelijk ge
zegd, nu alles in de krant heeft gestaan! Ook
nu weer hebben de heeren het opzettelijk op
papier gezet, opdat het weer in de Held. Crt.
kan komen. (Verkort. Redactie). Spr. pro
testeert tegen een dergelijke wijze van be
handelen, wij zijn altijd accoord gegaan met
een huldiging op deze wijze, en spr. protes
teert er tegen, dat hier de naam van een
hoofdambtenaar door het slijk wordt gehaaid.
De heer Ran verklaart tegen de motie te
zijn en op het standpunt te staan, dat bij 25-
of 40-jarige jubilea van eenige waardeering
blijk moet worden gegeven.
Dr. Feenstra Kuiper heeft geen ant
woord gekregen op zijn vraag of B. en W.
meenen den juisten weg te hebben bewandeld.
De Voorzitter: Wij hebben naar ana
logie van andere raadsbesluiten gehandeld
't Was toch te gek hiervoor een aparte ver
gadering uit te schrijven!,
De heer. Eilders vraagt of behalve de
genoemde, kosten nog extra kosten worden
gemaakt. Daar zou spr- zich, tegen willen
verklaren.
De Voorzitter antwoordt, dat - deze on
kosten in het bedrag zijn verdisconteerd, en
dat men iedere poëzie aan hét leven zou ont
nemen indien men van deze dingen afzag.
De heer Biersteker is vóór de motie,
omdat het hier gelden betreft uit de open
bare kas. Wel is spr. voor handhaven van
huldeblijken, maar niet ten koste van de ge
meenschap.
De V o rz it t e r Maar ik ben niet van
plan vooraf met busjes dé burgerij af te loo-
pen, zoodat dan alle dergelijke huldigingen
worden stopgezet.
De heer M e ij e r is tegen de motie
Wethouder'S m i t s wijst op de sterke ver
ontwaardiging, die door deze vragen in de
gemeente is ontketend. Van alle kanten werd
het afgekeurd, dat hier dergelijke vragen
werden gesteld. Maar „Gemeentebelang" moet
nu eenmaal altijd iets hebben om op af te
kunnen geven. In dat opzicht staat het pie-
cics gelijk met de categorie waarvan dr.
Feenstra Kuiper sprak, die niet buiten het
dienen van afgoden kan. Hoe zou dr. Feen
stra Kuiper staan tegenovei een dienstbode
die gaat trouwen?
Dr. Feenstra Kuiper Dat is een
persoonlijke zaak!
Wethouder Smits: De gemeente is werk
geefster zoo goed als iemand, die een dienst
bode houdt. Overigens is de zaak beneden
peil om om er lang over te praten.
stl' VOO,nilt" brengt tenslotte in
stemming de vraag 0f de Raad de jubilea-
heidentang al dan niet wil handhaven.
Met algemeene stemmen behalve die van de
beide heeren Biersteker en Feenstra Kuiper
slist de Raad in gunstigen zin nl. tot
nanahaving.
Het sloo]<en van oude schepen.
Verder is ter inzage gelegd:
Het antwoord van Burgemeester en
Wethouders op de vragen gesteld door den
heer W. Biersteker in zake het hier ter stede
doen sloopen van oude schepen.
Aan de uitvoerige toelichting van den heer
Bif 1 steker is het volgende ontleend
De Raad moet wel eenigszins verbaasd heb
ben opgekeken van het laconieke antwoord
van B, en W op mijn vragen. Dit antwoord
gedateerd 14 Juni kon niet eerder worden ge-
gever Ik mag er aan herinneren dat mijn vra
gen waren ingediend 6 Juni en het was on
mogelijk dit antwoord reeds in de vergade
ring van 12 Juni te geven.
Men is hier zoo spoedig geneigd een en an
der in verband te brengen met de verkiezing.
Mag ik in dit verhand nu eens vragen: wilde
men de behandeling dezer vragen, waarbij
toch een groot belang der werkloozen is be
trokken, liever niet vóór de verkiezing doen
plaats hebben omdat wellicht zou kunnen
blijken hoe weinig de regeeringspartijen in
onzen Raad in het waarachtig belang der
werkloozen hebben verricht
Ons kan men in deze tenminste niet ver
wijten, waartoe men blijkens andere zaken
zoo spoedig ia geneigd, dat deze vragen als
verkiezingsreclame zijn bedoeld, immers had
den wij dit gewild, niets had ons kunnen
weerhouden, in den Raad van 12 Juni deze
vragen mondeling aan de orde te stellen. Dat
wij dit niet hebben gedaan, zegt zekér wel ge
noeg!
Wat nu betreft hét antwoord door B en W.
gegeveii, moet mij allereerst dè opmerking
vah het hart, dat men zich blijkbaar met een
Jantje Van Leiden er afmaakt.
De zaak is blijkbaar en bagatelle behandeld,
terwijl hier toch ontzettend groote belangen,
vooral voor de werkloozen, zijn betrokken.
Ik mag herinneren aan hét laatste debat bij
de behandeling der begrooting 1935 in Fe
bruari.
Spr. persoonlijk heeft toen o.a. gezegd:
Ik vind het eigenlijk een gruwel, dat solide
jonge sterke mannen de hand móéten ophou
den tot het bekomen van'een genadegift, om
den mond open te kunnen' houden. Daarom
juist hebben wij meermalen gezegd: Tracht
voor alles er naar om die mensehen werk te
geven.
Blijkens hun antwoord op mijn eerste vraag
was aan B, en W. bekend dat de schepen
voor slooperij verkocht zouden worden, 't Is
mij later gebleken, dat zrj vroegtijdig dit al
wisten.
Nu moet ik toch eerlijk zeggen, als men
inderdaad overtuigd is, dat het voor de werk-
looze arbeiders van zeer groote waarde is
passenden arbeid te krijgen, men minstens
wel eens een reisje naai- den Haag- had kun
nen doen om althans bij den Minister te in-
formeeren. B en W. hebben dit echter niet
eens noodig geoordeeld.
Ik mag niet nalaten, hier met nadruk nog
eens te wijzen op het belangrijke werkobject
dat. men hier in de gemeente had kunnen be
houden, Door mij is in de toelichting op de
vragen gezegd, dat hier voor 40 50 werk
loozen ongeveer 1 jaar werk had kunnen
worden verstrekt.
De geschiedenis is er om dit te kunnen be
wijzen, men behoeft dit niet als een praatje
te beschouwen.
Spr. wijst op de geschiedenis met de Nep-
tunus in het najaar van 1922.
Het zijn 50 tot 70 personen die belang
rijken tijd werk hebben gehad en een behoor
lijk loon verdienden.
Dit geschiedde in 1922 toen de werkloosheid
lang niet zoo groot was als thans. Deze is
zeker nu wel 5 6 maal grooter. De vraag
is daarom zeker niet ongewettigd: waarom
heeft men thans geen moeite gedaan om dit
belangrijke werkobject hier te houden?
Toegeven wil ik terstond, dat de opbrengst
der afkomende materialen belangrijk minder
zou zijn dan in 1922 en niet voldoende zou zijn
geweest om de arbeidsloonen en onkosten te
dekken, doch zelfs alware dit het geval ge
weest, dan was m.i. de belangrijke factor,
werkverschaffing voor velen, toch wel een of
fer waard geweest en wel om tweeërlei re
den le de werkloozen hadden een hooger
inkomen kunnen genieten; 2e de kanker van
het nietsdoen die voor velen zoo verlammend
werkt, had men kunnen bestrijden. Maar bo
vendien het is niet uitgesloten dat men van
den Minister van Sociale Zaken de noodige
medewerking en eventueeie steun had kun
nen verkrijgen, Nu heeft men het eenvoudig
niet eens beproefd en verschuilt het Coll. van
B. en W. zich achter een niets zeggende ver
dediging.
Spr. gaat daar nog uitvoerig op in.
Ik kan niet anders dan mijne teleurstelling
uitspreken over de te weinige activiteit in
deze door het College betoond!
Maar er is helaas nog meer reden om on
tevreden te zijn, zegt spr.
Béhalve de mogelijkheid om in eigen be
heer de schepen te sloopen, bestond ook nog
de mogelijkheid om aan anderen in onze ge
meente hulp en medewerking te verleenen ten
einde die slooperij alsnog mogelijk te maken
en zoodoende de werkgelegenheid voor velen
onzer werkloozen te bevorderen.
Het is mij bekend dat van twee verschil
lende zijden aan B. en W. is gevraagd om
medewerking.
Het ia spr. bekend dat een der verzoekers
in staat was zelf een bedrag van 10.000.
te fourneeren en voorts medewerking van de
gemeente verzocht om onder aanbieding van
borgstelling op'alle materialen het meerder
benoodigde voor te schieten, Daarbij was uit
drukkelijk er op gewezen, 'dat al het werkvolk
via de arbeidsbeurs zou worden betrokken. Er
werd op gerekend dat aan ongeveer 40 50
man gedurende ongeveer een jaar werk kon
worden verschaft.
Zonder eenig nader onderzoek, of nadere
bespreking werd van de aanbiedingen geen
gebruik gemaakt.
Uit de bij de stukken overgelegde nota van
den Directeur van S. Z. blijkt dat men geen
voordeel voor de gemeente zag In het sloopen
alhier. Buiten beschouwing blijve nu de vraag
of men zoo maar zonder meer het rechtheeft
om van de personen door welke medewerking
was gevraagd, te beweren dat zij onsolide
zijn. Beter ware geweest eerst te informeeren
op welke wijze zij in staat waren zelf kapi
taal te fourneeren en ook eens te informeeren
wie er achter hen stonden. Ik zou in de eerste
plaats willen vragen is het het voornaamste
dat de gemeente geen voordeel zou genieten.
Tellen de andere motieven niet mee, n.). dat
een zeker aantal personen een grooter inko
men konden genieten dan de simpele steun-
uitkeering en ten tweede de moreele verhef
fing van de .jnenschen.dat zij gedurende een
geruimen tijd van het geestdoodend nietsdoen
waren verlost?
Stel al dat het waar was, dat de gemeente
geen finantieel voordeel, ja zelfs eenig nadeel
had gehad, dan nog waren de moreele -mo
tieven dit wel waard.
Spr becijfert, dat z.i. van eenig finantieel
nadeel voor de gemeente geen sprake zon zijn
geweest,: dat er zelfs voordeel in zou hebben
gezeten. -
Het is voornamelijk voor de werkloozen
dat. we het betreuren dat in deze dooi- don
Wejth van Soc. Zaken, die dan toch in de
eerste plaats: js aangewezen om te zorgen
voor de werkloozen, niet meer activiteit is
betoond. Hier had men kunnen meewerken
dat een groot aantal werkloozen werk pn
brood had kunnen worden verstrekt.
Spr. dient tenslotte' een motie van afkeu
ring in, en hoopt, dat de Raad zich nu eens
los zal weten te maken van politieke overwe
gingen. De verkiezing is nu toch afgeloopen,
winst of verlies van stemmen is dus uitge
sloten
Spreek U thans uit in het belang van de
velen die naar werk snakken, zegt spr.
Wethouder Smits bespreekt het ingezon
den stuk in de Held. Crt., dat z.i. dooi- den
heer Biersteker zou zijn geïnspireerd. Hier
tegen protesteert de heer Biersteker hef
tig De heer de Jongh is bij den wethouder
gekomen, aldus de heer Smits verder, en
heeft gedreigd naar den heer Biersteker te
zullen gaan. Dat spr. niet de noodige activi
teit zou hebben ontwikkeld, meent de heer
Smits te moetèn tegenspreken; lang vóór
deze mensqhen bij B. en W. kwamen, waren
ze al bij spr. geweest en waren door spr. reeds
pogingen gedaan het werk voor de gemeente
te behouden Al sprekende, kreeg spr. even
wel sterk den indruk, dat hier uitsluitend
eigenbelang voorstond en van eenig algemeen
belang geen sprake was. Zij zelfs wilden geen
enkel risico dragen,, dat zou uitsluitend de
gemeente moeten doen. Uitvoerig zet spr. den
gang van zaken uiteen. Er was geen sprake
van dat men een behoorlijke som bijeen kon
brengen; de gansche combinatie, die erachter
zat, kon tezamen niet meer dan 3000.—
bijeen brengen. Aan spr. is geen bedrag ge
noemd, men vroeg van de gemeente een
renteloos voorschot. Ook was men niet bereid
meer aan loon uit te keeren dan de normale
steunuitkeering bedroeg (met enkele uitzon
deringen voor vakwerkers). Onder dergelijke
omstandigheden kan men zeker niet van een
„groot gemeentebelang" spreken noch een
groot belang voor de werkloozen.
Rijksmedewerking. Die zou medebrengen,
dat het Rijk cok de loonen bepaalde, en hoe
zouden de materialen moeten zijn verkregen?
Bovendien wilden zij alleen laten werken
onder de door hen vastgestelde voorwaarden.
Juda de Jongh bood tenslotte 35.tper
week, maar kon niet antwoorden op spr.
vraag of er voldoende outillage was om dit
werk te kunnen verrichten. Heel deze werk
verschaffing zou zijn neergekomen op een
groot verlies voor de gemeente,- een verlies
tot een bedrag, dat wij onverantwoordelijk
achtten. In 1922 was het een gansch anderen
tijd; toen kon men hooge prijzen maken vaar
het gesloopte brandhout bijvoorbeeld. De mem
schen zelf zouden er thans geen voordeel va.»
hebben gehad; de gemeente slechts nadeel. De
kwestie werd door de heeren uitsluitend jui
oogpunt van eigenbelang bezien. j
De heer Boogaard zet zijn ervaringen
met den heer de Jongh uiteen. Spr. dacht
aanvankelijk, dat er inderdaad voor de ge
meente wat inzat. De Jongh wilde alles koo-
pen tegen den bestaanden prijs, en noemde
als loon den plaatselijken standaardprijs, dien
hij wilde geven. Spr. heeft toegezegd erover
te zullen spreken en had wel verwacht dat de
betrokken wethouder de zaak in de Commis
sie-vergadering aanhangig had gemaakt. Spr,
persoonlijk geloofde ook niet, dat het hier een
zaak betrof, die voor uitvoering vatbaar was.
Men had nog een tweede werkobject: een
lichtschip, maar daarover mocht ik nog nie.t
met B. en W. spreken, omdat ze bezig waren
met verkoop. Daaruit volgt wel, dat hier dus
alleen eigenbelang bestond en dat van alge
meen belang geen sprake was. Spr. staat
thans tamelijk sceptisch tegenover deze zaak,
en dat do heeren kwaad zijn geworden, be-;
wijst wel, dat hun eigen belang erdoor ge
schaad is.
Over deze zaak ontstaat nog een uitvoerige
discussie; de heer Ran staat, nu blijkt, dat
het een belangrijke nadeel voor de gemeente
zou zijn geworden, aan de zijde van het Col
lege; de heer B'ièrstCker komt terug op
de niet-gevoerde onderhandelingen mèt het
Departement van Defensie en op de kwestie
van 1922, Waarom ook nu riiet overwogen dé
slooperij in eigen" beheer te nemen. Geen en
kele stap is gedaan door den wethouder, zelfs
blijft hij in gebreke de vraag van den heer
van Zwijndrecht te beantwoorden. Dit objeöt
ware heusch wel een reis naar Den Haag
waard geweest! Spr. is overtuigd, dat hier
wel iets bereikt had kunnen worden. De ver
dediging van den wethouder draait uitslui
tend om de onderhandelingen met den Heer
de Jongh. Indien de gemeente de zaak in han
den had genomen en de loonen had bepaald;
had men toch met de Jongh verder niets té
maken gehad! Ook met dien eisch om het
materiaal voor een zekeren prijs te koopen
had mpn niets te maken. De gemeente heeft
de geschikte gelegenheid voorbij laten gaan;
de besprekingen zijn niet verder gekomen
dan de wethouder en de directeur der Ar
beidsbeurs; de zaak is niet in de Fin. Cie
geweest. Misschien had deze werkverschaf
fing ons een 30.000.gekost; spr. had dat
niet zoo erg gevonden. Uit 's wethouders ant
woord is volstrekt niet gebleken, dat alles is
gedaan om dit belangrijk werkobject hier te
houden.
De heer Schoeffelenberger is het
in deze met den heer Biersteker eens, en
meent, dat van verlies voor de gemeente
geen sprake zou zijn geweest. Bovendien
komt dat er niet op aan, waar het hier zoo'n
belangrijk werkobject betrof.
De heer Smits: De heer Biersteker
blijft maar vergelijken met 1922, maar dat is
onjuist, men kan den toestand van toen niet
met dien van nu vergelijken. De zaak zou
een buitengewone strop voor de gemeente
zijn geworden, en nu kan men als de heer
Schoeffelenberger, wel zeggen, dat dat er niet
op aankomt, en dat alles geoorloofd is voor
de werkverschaffing, maar spr. staat niet
op dit standpunt. Bovendien was er de dwin
gende voorwaarde van den prijs.
De heer Biersteker: Daar hebben we
niet mee te maken!
De heer Smits: Maar wij kunnen toch
niet wachten tot zich misschien eens een
koopei- opdoet! Hier hebben wc een bod, en
laat de heer Biersteker blij zijn, dat wij de
gemeente beveiligd hebben voor zoo'n strop.
De heer E ij 1 d e r s wijst er op, dat de
wethouder nu wel doorgaat met redeneeren,
maar heendraait om de vraag waarom deze
zaak niet bij den Minister werd besproken.
Laat hij toegeven in dezen in verzuim te
zijn geweest, dan is daarmee de zaak af. Dat
ontsiert den man toch niet?
De heei- Smits Indien ik overtuigd ware
geweest, dat het eenig resultaat zou hebben
■gehad, zou ik het zeker gedaan hebben.
De heer Van Loo: 't Zou een groote
strop voor ons zijn geworden! Een vergelij
king met 1922 te maken gaat niet op; tegen
woordig brengt sloopen en de verkoop van
de materialen niet eens meer het arbeidsloon
op. Spr. wijst op de „Prins der Nederlanden",
dezer dagen door een slooperij weggehaald.
Waarom kocht de gemeente Amsterdam dit
schip niet al» .werkobject? Hadden wij ge
daan wat de heer Biersteker wil. dan had
den wij de groote strop gehad en de kritiek
in den Raad of in de Held. Crt.
De heer Van Zwijndrechtis het eens
met de heeren Eijïders en Van Loo.
De Voorzitter: Bovendien kan men bij
den Minister slechts met een omlijnd voorstel
aankomen.
De motie.
De motie komt in stemming; doch aange
zien de gansche Raad het met de laatste
clausule, luidend: spreeht den wensch uit,
dat meer zal worden gepoogd werkgelegen
heid voor de werkloozen te verkrijgen, eens
is, wordt splitsing voorgesteld. De heer Bier
steker heeft geen bezwaar dit gedeelte weg
te laten, en de rest zijner motie wordt thans,
met de stemmen der heeren Biersteker, Feen
stra Kuiper, Terra en Schoeffelenberger voor,
verworpen.
Beschikbaarstelling Sportterrein.
Ten slotte komt nog in behandeling:
Het antwoord van Burgemeester en
Wethouders op de vragen van den heer Dr.
P. Feenstra Kuiper in zake het verleenen van
tusschenkomst door Burgemeester en Wet
houders voor het beschikbaar stellen van een
der sportterreinen voor de 1 Mei-viering der
S.D.A.P.
Aan de toelichting van den heer Feen
stra Kuiper is het volgende ontleend:
Allereerst geeft spr. een uiteenzetting be
treffende de gevoerde besprekingen. De plaat
selijke raad der S.D.A.P. verzocht aan H.R.C.
het gebruik van haar terrein op 1 Mei, het
welk werd afgewezen. Ook de voetbalclub
Helder maakte bezwaar haar terrein af te
staan; toen dit verzoek evenwel namens het
College geschiedde, werd geantwoord, dat
men een verzoek van B. en W. niet wilde
weigeren. In de huurcontracten voor beide
vereenigingen komen clausules voor, dat de
terreinen uitsluitend voor sportterrein mogen
worden gebruikt. H.R.C. mag wel onderver
huren en Helder niet, de beslissing van B.
enW. is evenwel bindend, voor H.R.C., voor
Helder geldt de uitspraak van een arbitrage
commissie.
Wat de beantwoording betreft van spr.
vragen, waarom is wethouder van dér Vaart
over.de gevoerde besprekingen zoo zwijg
zaam? vraagt spr. Het antwoord op vraag
2 acht spr. belachelijk, hij zet dat uitvoerig
uiteen; voor de derde vraag wordt verwezen
naar het antwoord op de tweede, hetgeen
spr. niet begrijpt, dat het hier alternatieven
zijn. De tweede vraag begon met „Zoo neen",
de derde met „Zoo ja", en spr. begrijpt niet
hoe daarvoor eenzelfde antwoord kan gelden.
De beantwoording getuigt tot duver van een
gebrek aan ernst en een groote nonchalance,
meent spr. Ook op de vierde vraag wordt ge
antwoord met neen. Het is de heeren niet
bekend klaarblijkelijk, dat we hier in een
marineplaats wonen, dat de regeering het
contact van de marinemenschen met de
S.D.A.P. verbroken heeft en verbroken
wenscht te houden en men begrijpt niet, dat
in het bestuur en onder de leden van deze
voetbalvereenigingen marinemenschen kunnen
zijn, voor wie elk contact met de S.D.A.P.
gevaarlijk kan zijn, omdat het marinebestuur
hen met argusoogen bewaakt en bij den min
sten twijfel hun positie wankel wordt. Als
het College dit niet weet, laten ze het dan
van nu af aan maar goed onthouden, zegt
spr. Als de Burgemeester dit onthoudt, zal
hij er misschien nog eens toe komen om in
de verkiezingsperiode geen toestemming te
geven tot het rijden van een auto met luid
spreker, waardoor de socialistische redevoe
ringen, die het marinepersoneel niet mag bij
wonen, toch aan dit personeel op straat wor
den voortgezet. Dan zal hij misschien een
vuurwerk verbieden, doorspekt met redevoe
ringen van de socialistische voormannen, dat
hetzelfde effect heeft en dat bovendien geld
kost aan de gemeente, wegens overwerk der
politie. Als het College werkelijk mee wil
werken met de regeering, dan zij het Uit met
den steun aan alle openbare demonstraties
der S.D.A.P.
De Voorzitter wijst er op, 'yjte heer
Feenstra Kuiper hier enkele dingen doo el
kaar haalt. Het is spr. bekend, wat de Minis
ter van Defensie ten aanzien van de verga
deringen enz; der S.D.A.P. heeft bepaald,
maar wat dit te maken heeft met demonstra
ties, is spr. niet duidelijk.Ditzelfde geschiedt
ook met andere vereenigingen.
De heer Van der Vaart wjjst op
twee dingen, die bij deze geschiedenis naaf
voren komen: de bedoeling van den vragen
steller en de wijze waarop de vragen zijn ge
steld. Over de bedoeling ervan zal spr. het
niet hebben; getracht wordt nu den indruk
te wekken, dat de antwoorden ondoordacht
zijn, en er worden conclusies getrokken op
onjuiste dingen. Spr. zet nader uiteen, dat
de verhouding tusschen de clubs en de ge
meente anders is dan de heer F. K. voor
stelt. Door den jllaatselijken raad der S.D.
A.P. zijn twee brieven verzonden: een aan
B. en W. en een aan Racing. De oiaatselrjke
raad namelijk meende, dat onderhuur nimmer
anders dan met toestemming van B. en W.
kon plaatsvinden. De plaatselijke raad krijgt
een afwijzend antwoord, zonder meer, waarin
niet werd vermeld, dat de beslissing bij B. en
W. lag. Het College tóonde wat breedere op
vattingen, en was'niet van meéning, dat een
belangrijke groep burgers als de S.D.A.P., uit
de gemeenschap behoorde te worden gestoo-
ten. Daarna geschiedde het, dat de voetbal-
vereeniging zich van de beslissing van B. en
W. niets aantrok en zich dus niet ontzag,
als gezags- en ordelievend orgaan, de beslui
ten van datzelfde gezag te negeeren. Daar
na is aan den Voorzitter van Helder geschre
ven, die het tweede, vrij zijnde terrein be
schikbaar stelde, hetgeen een buitengewoon
welwillende houding was van deze vereeni-
ging. Nu wordt wel de opmerking gemaakt,
dat misschien enkele groepen hierdoor in
moeilijkheden zouden komen. Maar of onze
groep, uitmakende een derde van de bevol
king, in moeilijkheden zou kunnen komen,
komt er niet op aan! Zouden wij jegens de
militairen eens dezelfde middelen gebruiken,
die men op ons meent toe te passen, wat
zouden er meerdere moeilijkheden door ont
staan! Dit alles wordt uitvoerig toegelicht en
verklaard
„Zwijgzaamheid van Van der Vaart".
Waaruit leidt de heer Feenstra Kuiper dat
af. Verondersteld wordt maar weer, dat ik
iets achterwege laat. HetCollege heeft pre
cies gedaan wat het behoorde te doen, het
zou onjuist hebben gehandeld ihdièn het -een
groep, uitmakende een derde van onze be
volking, in een hoek zou hebben' getrapt.
Door zijn opmerkingen bewijst dr. 'Feenstra
Kuiper dan ook niet te zijn een Vertegen
woordiger van de gemeenschap, maar slechts
eeii' vertegenwoordiger- van de gemeenschap
minus de S.D.A.P.
Men zal begrijpen, dat wij ons in verweer
stellen, indien men tracht ons uit de gemeen
schap te stooten. De vraag destijds gesteld
over de benoeming van een ambtenaar aan
Volkshuisvesting vormt ook een onderdeel van
een bepaalde, tegen ons gevoerde actie, en
ieder zal begrijpen, dat wij tegen dit secta-
riseh drijven stelling nemen. Het is onbegrij
pelijk: iemand van de standing van een dr.
Feenstra Kuiper moest den Raad juist een
voorbeeld geven van breedheid van blik en
van fatsoen.
De heer E y 1 d e r s huldigt de vrijheid van
het woord voor ieder. Maar de Burgemeester
als hoofd der gemeente is verantwoordelijk
voor demonstraties, in zijn gemeente gehou
den en dient er rekening mede te houden, dat
hij is burgemeester eener militaire gemeente.
Hij zij wat minder royaal met vergunningen.
De Voorzitter zegt, dat dit een gansch
ander onderwerp is, dat hier niet aan de orde
is, en wijst er op, dat veel van wat de S.D.A.P.
aanvroeg, werd geschrapt
De heer Van d e r Vaart: Maar met onze
medewerking!
Over deze zaak ontstaan nog scherpe dis
cussies.
De heer Van Loo merkt op, dat men hier
Defensie verwart met ëen gemeentebestuur.
Zoolang de regeering de S.D.A.P. niet ver
biedt, kan de gemeente er niets aan doen als
zij actief blijft. En trouwens, bij verbod ook
niet, dat zien wij aan de N.S.B. En de ge
meente staat gansch anders tegenover deze
aangelegenheid dan het rijk.
De heer Biersteker wijst op de verkeer
de voorstelling van zaken als zouden wij on
vriendelijk zijn tegen de S.D.A.P. Wij brengen
alleen ons standpunt naar voren en men moest
daar respect, voor hebben.
De héér Ran kan het billijken als een voet-
balvereeniging een terrein onder deze omstan
digheden weigert. In het tweede geval was de
verantwoording geheel voor de gemeente. Mis
schien ware te overwegen aan de S.D.A.P. het
terrein achter de Meeuwenstraat te geven.
De Voorzitter acht dit ongeschikt. Spr.
wijst er voorts op, dat hij zich bij de weige
ring van H.F.C. heeft neergelegd en de veree-
niging niet gelast heeft haar terrein af te
staan.
De discussies worden gesloten, waarmede
deze punten zijn afgehandeld.
Machinisten- en stuuiiiedencursus
Zeevaartschool.
Alsnog is aan.de orde (niet op de agenda
vermeld) een voorstel betreffende den machi
nisten- en stuurliedencursus aan de Zeevaart
school.
B. en W. stellen, na uitvoerige toelichting
hunnerzijds, voor:
a. de kosten voor het behouden van de
opleiding voor le en 2e stuurlieden en voor
het machinistendiploma B en Cth., berekend
overeenkomstig het schrijven van den Minister
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
van 25 Mei 1935, over het cursusjaar 1935-35
voor rekening der gemeénte te nemen en te
betalen uit de winst van het internaat;
b. de opleiding voor le en 2e stuurlieden
aan de Zeevaartschool vanaf 1 September
1935 voorloopig voor rekening der gemeente
voort te zetten;
c. de kosten daarvan zooveel mogelijk te
bestrijden uit de winst van het internaat der
Zeevaartschool;
d. met ingang van 1 September 1935 op
te heffen de opleiding voor het machinisten
diploma B en Cth;
e. wegens opheffing der betrekking met
ingang van 1 September 1955 eervol ontslag
te verleenen aan de leeraren der Zeevaart
school R. Th. Luyekx en O. O. Schuurmans.
Aan de toelichting ontleenen wij het vol
gende:
Bij schrijven van 28 Mei deelde de Minister
van Onderwijs, K. en W. mede, dat het feit,
dat het meerendeel der opleidingen van de
Zeevaartschool niet voldeed" aan de minimum
bezettingseischen, vastgesteld bij zijn beschik
king van 3 Augustus 1932, hem aanleiding
gaf mede te deelen, dat, te beginnen met
1 September 1934, aan deze gemeente geen
Rijkssubsidie meer werd toegekend ten be
hoeve van de opleiding voor le en 2e stuur
lieden en van de opleidingen voor het machi
nistendiploma B en Cth.
Tevoren reeds waren B. en W. met dit
voornemen van den Minister in kennis gesteld.
Reeds bij schrijven van 20 April 1934 brach
ten zij in een 14-tal punten hun bezwaren
tegen eventueeie opheffing van boven
genoemde opleidingen ter kennis van den
Inspecteur.
B. en W. deelen mede wat zij op 21 Aug.
1934 aan den Minister hebben geschreven.
Ook dit schrijven kan den Minister niet
overtuigen van de noodzakelijkheid tot het
in stand houden van de opleidingen.
Omdat wij overtuigd waren van het zeer
groote belang, dat, voor onze gemeente in
het algemeen en voor de zeevaartschool in
het bijzonder, bestond bij het blijven bestaan
van meerbedoelde hoogere opleidingen, meen
den wij onze pogingen daarvoor nog niet te
moeten opgeven, schrijven B. en W. verder.
In de eerste plaats hebben zij aan verschil
lende leden van de Tweede Kamer der
Statèn-Generaal hun bezwaren tegen de in
trekking van het rijkssubsidie kenbaar ge
maakt, met verzoek te willen medewerken
voor het behoud daarvan. Het gevolg daarvan
is geweest, dat in de Tweede Kamer over de
onderwerpelijke aangelegenheid is gesproken,
doch de Minister wenschte geen bepaalde
toezegging te doen.
In de tweede plaats deden B. en W. aan
den Minister van Onderwijs. K. en W. het
voorstel om goed te vinden, dat b.v. voor
loopig gedurende een tijdvak van 5 jaren, de
meerbédoeldc opleidingen zouden blijven be-
staan en de administratie der school niet zou
worden gesplitst, waartegenover de gemeente
dan in 's Rijks kas een zeker bedrag zou
storten.
Over het tijdvak 1 September 1934 tot en
i
e
•n
4-
met 31 December 1935 zou dit, vo
dooi- ons opgezette b€ -* enin;
meente een bedrag vorderen van
Over het jaar 1935 f 2376.74; over
volgende jaren f 2599.27.
Bij de berekening van deze bedrage
uit de winst van het internaal betaS-3
den kunnen woi-den, gingen B. en W
de gedachte, dat de kosten van de zgnj
garandeerde lesuren der leeraren geheel.
rekening van het Rijk zouden komen, c
die kosten, bij opheffing van de h<f
opleidingen; toch ook zouden woidei
maakt. r
Bij nadei^ schrijven deelt de Minister
wel mede, dat met berekeningen van d< k(*n
laste der gemeente komende kosten van hc' re-
niet-gesubsidieerde gedeelte v&n het
wijs der Zeevaartschool zich niet te kunO^T 1
verechigen. Indien de gemeente een' gede®?? j
van het onderwijs in stand wenscht' te W?
den, voor welk gedeelte het Rijk geen
subsidié meer verleent, dan mpeten ;alie W? I
ten aari dit onderwijs verbonden, voos- re*?
ning van de gemeente komen. i *T.-
Om uw gemeente niet in financieele
lijkhëden te brengen, zal ik er echter in J
rusten, dat de kosten van het ongesubsidieerd |in
gedeelte van het onderwijs over hét tij#*' I
van 1 September 1934 tot 1 September j
worden berekend overeenkomstig uw j 'G
(behoudens een wijziging, door vei mé erderiró
van het aantal lesuren). j fee
Van 1 September 1935 af zullen echter 'ei~
kosten van het niet-gesubsidieerde ge<lee!WjMerl
van het onderwijs, berekend als hierboven s1111'
aangegeven ten last van de gemeente ine van
ten komen. Tor zoover het roiri^^ë
B. en W. zeggen verder hieromtrent Dgrg
Naar onze meening moeten wij ons than™ o'
bij de beslissing van den Minister neerleg
gen. Het gevolg daarvan is echter, dat,
indien ook uw vergadering die meening
over het tijdvak 1 September 1934-1 Se;,
tember 1935 voor lekenirig der gemeénte ""Ipgfj
te betalen uit de winst van het internaat r t
zal komen een bedrag van f 2180.92; voor tó'jj
in stand houden van de opleidingen voor éi
en 2e stuurlieden en voor het machinisten"
diploma B en Cth.
Voorts zal een beslissing moeten word' I
genomen, of deze opleidingen ook na 1 f
Ü'l k
reke'lyMJr
e k<R»$
zette i voor
73 4ê 'an<l
per
'm*
tember 1935 zullen blijven bestaan
dan de volle kosten daarvan voor
der gemeente zullen komen. Deze
moeten, volgens een door ons opgezetté
rekening, worden geraamd op f 16 073.4f
jaar. Het is niet mogelijk een zoodanig bé®
uit de winst van het internaat te putten^ j«.
wijl wij het in den tegenwoordigen tijd ou*
niet verantwoord achten, een dergelijke som
rechtstreeks ten laste van de gemeen telij"*
geldmiddelen te brengen. Het is daarom naa*
onze meening, hoe zeer wij dit ook betreur®
absoluut uitgesloten, de Zeevaartschool 111
haar vollen omvang te handhaven.
Daar het evenwel van zeer grof' "eiang
voor de gemeente en voor de instafKW°*1(!inS
van het internaat is, dat aan dejZeevaart"
school zooveel mogelijk opleidingen >n s'an('
worden gehouden, hebben wij nagegaan wat
de kosten zouden zijn, indien de opleiding
voor le en 2e stuurlieden zou blijven bestaan.
Deze kosten beloopen volgens de opgezette
raming f 6.517.83, Dit bedrag zal uit de winst
van het internaat, bij de tegenwoordige bezet
ting, vrij zeker betaald, kunnen ,word.en Doch
al zou dit laatste blijken niet geheel mogeliji'
te zijn, dan zou het o. i. toch gewenscht zijn
bovenbedoelde opleiding aan de Zeevaart-Ij
school te bestendigen. De gemeente zou dan"
uit haar gewone middelen een klein bedrag
daaraan moeten bijpassen hetgeen alleszins
te verantwoorden zou zijn, omdat indien doof
deze opleiding wel Rijkssubsidie zou worden
genoten, de gemeente ook 25 van de kosten
voor haar rekening zou krijgen.
Wij zijn daarom van oordeel, dat
a. de opleiding voor le en 2e stuurlieden j
voorloopig voor eigen fefcéViirro. fliervtie[p<y J
den voortgezet, onder voorwaarde evenwel 39
dat de kosten daarvan zooveel mogelijk uit de 162
winst van het internaat zullen -worden be
taald; ners
b. de opleiding voor het machinisten-
diploma B en Cth. met ingang van 1 Sep- r j
tember 1935 zal moeten worden opgeheven,
Alleen een zoodanige oplossing, met hand
having van het internaat, zal de geheele op
heffing van onze Zeevaartschool kunnen voor-lders V2
komen. r 0pei
Het gevolg van laatstbedoélde opheffingen lias
zal zijn, dat de tijdelijke leeraar aan de Zeerij n v<-
vaartschool, O. O. Schuurmans, met ingang 1935
van 1 September 1935 kan worden ontslagen)van h
Een der vast aangestelde leeraren zal even-leren
wel ook moeten worden ontslagen en op
wachtgeld gesteld. De eenige, die hiervoor in 335
aanmerking kan komen is de lèeraar in de
wiskunde, R. Th. Luyekx, omdat diens lessen C RJ
kunnen worden overgenomen door de anderef
leeraren. Bij ontslag van één der andere Pe
leeraren zou een goede lesverdeeling niet zijn
te maken, omdat de lessen van dien leeraac 10
niet door Luyekx zouden kunnen woiden ge- pi
geven. 1.
Tenslotte deelen B. en W. nog mede, dai; PPf
zoowel de Commissie van Bijstand voor het Ael<
Onderwijs, als de Commissie van Toezicht op
hpt Nijverheidsonderwijs zich met he' bo^eiv<
staande geheel kunnen vereenigen.
B. en W. teekenen hierbij JKig- 'STu-, dat zij
niet op den laatsten dag'vóór de raadsver
gadering met dit belangrijke voorstel zouden
zijn gekomen, indien niet de termijn, waar
binnen het ontslag van betrokkenen moet
worden genomen, een spoedige beslissing
vraagt. Ook de Minister dringt op het 'nemen
van een spoedige beslissing aan, met het oog
op eventueeie herplaatsing van de wachtgel
ders. Het was evenwel niet mogelijk dit voord
stel eerder toe te zenden, omdat eerst heden
het laatste advies, op deze aangelegenheid
betrekking hebbende is ingekomen.
De heer Biersteker spreekt zrjn
teleurstelling uit over de late- indiening van
dit zeer gewichtige voorstel. Evenwel zal
spr., afgaande op de besprekingen in de Com
missie van Onderwijs, zich noodgedrongen
thans bij de behandeling en aanvaarding
neerleggen.
De Voorzitter antwoordt, dat hól
inderdaad niet mogelijk was eerdei met dit
voorstel te komen, aangezien ons eerst Zater
dag het laatste stuk hiervoor bereikte.
Na eenig heen en weer gepraat wordt het)
voorstel verder z.h.s. aangenomen.
Rond-, aagt
Bij de rondvraag worden nog eenige kwes
ties te berde gebracht: de palen in de Mid-
denstraat, de openstelling van het nieuwe pad
door de. duinen (de heer Meijer vraag: hier-
naar) en de ondergrondsche leiding ^eVoau
radio-centrale (vraag van den heei Ran
Daarna wordt t.c mij) "ftveoT.'
ver gadering VC' -r11
sloten.