T JUTTERTJE
Hoe Ching Chow werd
gestraft
De koekoek van dichtbij gezien.
Poes bracht leven, bloemen, zon.
Van allerlei voor
knutselaars.
Hoe Tim aan zijn hond
kwam.
In China woonde een landman, die heel
hard moest werken om voor vrouw en kin
deren de kost te verdienen, Iedere dag bad
hij tot de goden om wat rijkdom en geluK.
Op een dag toen hij al vroeg in de morgen
op zijn akker kwam, vond hij daar een vat.
Het was geen gewoon houten vat, dat zag
Ching Chow al dadelijk, want het vat had
een vreemde vorm en het was uit klei
gemaakt. „Ik zal in dit vat het regen
water opvangen", zei Ching Chow tot zich
zelf. Doch omdat het vat er van buiten
nogal vies uitzag en het van binnen ook
niet frisch rook, rolde de Chinees het naar
huis en schrobde het eerst goed schoon tn
daarna bewerkte hij van binnen de wanden
met een borstel. Toen hij daarmee bezig
was, liet hij den borstel op den bodem
vallen en terstond vulde het vat zich met
borstels, nieuwe mooie borstels. „Wel, wat
een buitenkansje," lachte Ching Chow bij
zichzelf en zijn zoon ging dadelijk de nieu
we borstels verkopen. De jongen keerde
des avonds terug met een handvol geld,
alle borstels warer verkocht. Natuurlijk
was Ching Chow heel blij. Hij was zo blij
dat hij Ching Chow een groot geldstuk
gaf, omdat deze hem geholpen had bij de
verkoop. Maar Ching Chow's zoon was
niet tevreden met het geld en om zijn on
tevredenheid te betonen smeet hij kwaad
het geld in het vat en wat gebeurde? Zo
dra het geldstuk op de bodem viel, vulde
zich het vat met geldstukken. En Ching
Chow, die al het geld zag, vulde het kleine
vertrek met zijn vrolijke, gulle lach. „Nu
vrouwtje, nu zijn wij rijk, nu behoeven we
niet meer te werken!" schreeuwde hij.
„Ja," riep de vrouw en nu krijgen we
iedere dag rijst en kopen wij mooie kleren
en kunnen wi onze oude vader in huis ne
men"... Ching Chow gromde hierop maar
wat, want twee oude vaders in huis gaf
nogal last, maar toch nam hij de vader
van zijn vrouw in huis... maar liet hem
hard werken, want per slot was hij gierig,
al was hij nu rijk.
Den vader liet hij op het land werken,
terwijl de andere vader wel tien zakken
vol getd uit het vat moest scheppen, want
als het vat leeg was, vulde het zich weer
vanzelf. Grootvader Chow was echter oud
en zijn rug deed veel pijn. Toen de oude
man er op een dag over klaagde, lachte
Ching Chow en liet den man voor straf
nog harder werken. „Ik hoop, dat de goden
je niet straffen, kleinzoon," placht de oude
man te zeggen en dan lachte Ching Chow
nog harder, want... de goden had hij nu
niet meer nodig!
De volgende morgen, toen de oude va
der het vat bijna tot de bodem had leeg-
geschept, verlieten hem zijn krachten en
viel hij zelf in het vat! Hij stierf dadelijk,
want de schok was vreeselijk. Het vat kon
zich toen niet meer met geldstukken vul
len, omdatde oude man zoveel plaats in
nam. Maar toen gebeurde er iets vreemds.
Het vat werd opeens heel hoog en wijd en
toen Ching Chow een hoge ladder beklom
om er zich van te vergewissen, wat er nu
weer in zou zitten, zag hij, dat het vat was
gevuld met... oude grootvaders! Dat was
geen koopje, „want," zoo dacht hij, „als ik
die grootvaders er uithaal, vult het vat
zich opnieuw met andere grootvaders, en
als goed kleinzoon moet ik mijn groot
vaders begraven en dat kost veel geld"...
Toen werd Ching Chow zoo boos dat hij
het vat stuksloeg en alle grootvaders ver
dwenen opeens, behalve de eene, echte
grootvader, dien Ching Chow, omdat hij
spijt had van zijn leelijke daad, een prach
tige begrafenis bereidde. Nu was Ching
Chow weer even arm als vroeger. Hij
moest weer op het land gaan werken en
nog harder als vroeger!
De koekoek, die bij de geleerden bekend
staat als „cuculus canorus", is de eenige
representent van de boomkoekoeken in
Nederland. De koekoek, en dit zullen vele
onder jullie, vooral degene, die buiten wo
nen, wel eens hebben bemerkt, is een heel
schuwe vogel, van boven grauw, van on
deren lichter met donkere dwarsbanden.
Omdat heel weinigen onder jullie de
koekoek weieens van dichtbij hebben ge
zien, willen wij er hier ir. het kort een oe-
schrijving van geven, een beschrijving van
een vogel, die heusch de moeite waard is
van naderbij te worden bekeken.
De koekoek heeft een eigenaardig
tamelijk groot, bijna dertig cm lang en
zijn prachtige staart is ongeveer zeventien
cm lang. Nu, dat is een respectabele
lengte. Haal je liniaal maar eens voor de
dag en kijk hoe groot de koekoek onge
veer kan zijn.
De koekoek bouwt nooit een nest, zoals
de andere vogelsoorten dit doen. Het wijfje
legt wel eieren op een zorgvuldig uitge
zocht plekje, maarin een andermans
woning. De koekoekseieren worden n.1.
altijd in het nest van andere vogelsoorten
gelegd en door de pleegouders uitgebroed.
De jonge koekoek wordt ook door pleeg
ouders gevoed, maar de kleine koekoek is
pootje en een nog eigenaardiger voetje.
Twee tenen aan dit voetje staan naar vo
ren en twee naar achteren; de buitenste
teen wordt de „draaiteen" genoemd. Met
deze teen kan de koekoek reusachtig veel
doen, want zou hij deze teen niet hebben,
dan zou hij zich nauwelijks aan een boom
takje kunnen vasthouden, hetgeen nu ge
makkelijk gaat; feitelijk doet de koekoek
alles met zijn draaiteen! De meeste klim-
vogels hebben trouwens zoo'n draaiteen,
die voor de vogels onmisbaar zijn.
De koekoek, tenminste de normale, is
In een stil en donker straatje,
Ver van 't laaiend stadsgedruisch,
Stond vereenzaamd en verlaten,
Grauw en grijs een somber huis.
Deur, gordijnen, steeds gesloten,
In de tuin noch bloem, noch plant,
Gras en mos slechts op de paden,
Tusschen steenen, puin en zand.
Kinderen meden steeds die woning,
Angstig liepen zij voorbij,
Stapten meest een weinig vlugger
Keken, schichtig, schuw terzij...
Maar 'n keer, de poes gleed buiten,
Sprong op 't muurtje naast de trap,
Het scheen de grauwheid was verdwenen,
Kinderen traagden dra hun stap...
Rustig stapte poes op 't muurtje,
Kinderen draalden, poesje spon...
Het huis had plots weer glans gekregen,
Poes bracht leven, bloemen, zon!
nooit dankbaar voor de zorg, die men hem
gaf, want zodra de koekoek wat grooter
wordt, (hij groeit sneller dan een ander
vogeltje), dan probeert hrj met zijn vin
nige pootjes de andere dieren uit het nest
te gooien...
Er zijn evenwel ook soorten van koekoe
ken, die hun eieren zelf uitbroeden en dit
niet aan vreemden overlaten,. De koekoek
is bijna in alle landen te vinden. Hij be
woont geheel Europa en Noord-Azië, trekt
tot diep in Afrika en zelfs tot de Soenda-
eilanden.
We maken een klokkenspel.
Om een klokkenspel te maken hebben
we acht kleine, even grote flessen nodig;
verder een stuk touw, water en een stok
van ongeveer 18,1(4 meter lang. Met be
hulp van ijzergaren maken we de flessen
aan het touw vast. Ze moeten onderling 15
20 centimeter van elkaar verwijderd zijn.
Nu spannen we het touw tussen twee
stoelleuningen, zodat de flessen vrij kunnen
hangen. In de fles rechts komt nu het min
ste water, dus ongeveer een achtste, en
elke volgende fles krijgt er nog een acht
ste bij. Maar je moet er voor zorgen, dat
de laatste fles, dus links, niet helemaal,
vol is. Misschien is het mogelijk om met
behulp van een muziekinstrument te on
derzoeken of de toonhoogte van de flessen
ook werkelijk c, d, e, f, g, a, b, en c is.
Wanneer dat niet zo is, dan kun je door
water uit te gieten of er water bij te doen,
de juiste toonhoogte krijgen. Met een hou
ten hamer, een trommelstok, of wat voor
stok ook, kunnen we nu dit zelfgemaakte
klokkenspel gaan bespelen. Hele concer
ten kunnen we geven! En misschien kun
je je door een ander instrument laten De-
geleiden. Zou dat niet prachtig zijn?
(Een verhaal voor de kleintjes.)
door
ELSA VAN DER ECHT.
Timmie is verschrikkelijk bedroefd, en
hij kan maar niet getroost worden. Het
is toch zo vreeselijk om te bedenken, dat
die goede oude Jockey, die lieve hond,
door een auto overreden is! Nu zullen ze
hem nooit meer terugzien, want Jocky is
begraven, achter in de tuin.
„Had die nare auto onze lieve Jock toch
maar niet dood gereden. Dan konden we
nog met hem speleno, wat zou dat
heerlijk zijn," dacht Timmie. Hij loopt
zo'n beetje door de tuin. Daar ziet hij
Mammy. Ze is bezig om onkruid uit de
bloembedden te trekken. „Zal ik Mammy
helpen?", vraagt hij, en gaat naast haar
hurken. „Graag jongen," zegt Mammy
vrolijk. „Daar help je me heerlijk mee.
Maar niet de plantjes uittrekken hoor, al
léén het onkruid,"
„Ja, Mammy," antwoordt Timmy.
„Waar is Pimmie?"
„Leest in het tuinhuisje. Hij leest aldoor
de laatste tijd. Nóót speelt hij meer met
mij. Ik geloof, dat hij graag een baard
wil hebben en groot zijn. Zou hfl mij te
kinderachtig vinden? Ik ben toch maar
vier ja.ar jonger dan hij, Mammy."
Mammy lacht, en woelt met haar hand
in zijn blonde haar.
„Ach, welnee, jongen! Maar misschien
heeft hij een mooi boek te pakken. Hij
houdt nu eenmaal van lezen, en jij niet,
en daar is niets aan te doen."
„Mammy, wat jammer, dat Jock dood
is."
„Ja, schat, dat is heel jammer."
„Zouden we niet een nieuwe hond mo
gen hebben?"
„Wel ja. dat is een goed idee."
„Pim wil niet. Hij vindt het vreeselijk
een nieuwe hond na Jock te hebben. Maar
zou ik dan een nieuwe hond mogen vra
gen?"
„Vragen staat vrij en weigeren erbij,
vent. Dus ga je gang maar!"
„Ik wou graag een terriër hebben, met
zwarte oren en een zwart neusje, Mammy.
Tante Ann had er óók zo eentje. Zo een
wil ik hebben, Mams."
„Goed Timm. Kijk eens, je trekt een
plant uit. O, en daar heb je er nog een
uitgetrokken. Timmie dan toch."
„O, Mammy, niet boos zijn?"
„Nee, zo, nu is het wel genoeg hoor. Ga
Pim maar halen voor de thee, en vader
ook".
En Timmie liep naar de achterkant van
de tuin, waar het tuinhuisje was. Hij liep
in gedachten verzonken en kauwde op een
grasje.
„Ja, dat zou htj doen. Hij zou bidden
om een hondje. Dat was een goed idee.
Waarom zou hij het niet doen? Toen het
erg droog was, hadden de mensen om re
gen gebeden, en toen was er ook werkelijk
regen gekomen. Nu ging hij bidden om
een hondje, en nu zou hij vast en zeker
een hondje krijgen. Vast en zeker.
Daar was het tuinhuisje en Pim zat er