THOIKJE
BIJ DE BEDOUÏNEN.
I OUDERS
Een storm woedt in
het Changhai'
gebergte
VOOR DE
AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN
Over een bekend dichter
Hubert Cornelisz. Poot.
ZATERDAG 24 AUGUSTUS 1935
HET KIND EN DE NATUUR.
De zomermaanden met haar overweldi
gende schoonheid in de natuur zijn bij uit
stek de maanden, waarin ouders hun kin
deren nader tot de natuur kunnen bren
gen.
Dit tot de natuur brengen, of liever tot
de schoonheid der natuur, kan op velerlei
wijze geschieden, maar moet altijd één
voorwaarde tot ondergrond hebben, waar
aan voldaan moet worden: n.1. dat eerst
de ouders zelf zich overtuigd hebben
dat zij persoonlijk ook oog en oor hebben
voor al het mooie, dat nu buiten te zien
en te hooren valt. Is dit bij de ouders aan
wezig, dan zal het niet moelijk zijn, langs
de talrijke wegen, die hiertoe openstaan,
de kinderen tot de heerlijkheid van het
geschapene te brengen.
We willen enkele dingen noemen.
Allereerst gezamenlijke wandeltochtjes.
Bij uitstek geschikt om ongemerkt en al
spelender wijze de kinderen op mooie
plekjes in de eigen omgeving te wijzen, ze
te laten zien, hoe een veldje weidebloemen
een schoonheid op zich zelf is, hoe het
landschap, onder den altijd wisselenden
wolkenhemel telkens andere lichtschakee-
ring ontvangt, hoe vee en bloemen, naast
boomen en slooten en verre boerenwonin
gen ons landschap stoffeeren en het iets
zeer eigens geven.
Dan zijn er fietstochtjes. Niet te lang en
vooral langs stille landweggetjes, waarbij
af en toe eens wordt afgestapt, om een
blik te werpen over het landschap of eens
te kijken naar dat rijke leven in sloot en
plas en wei en duin en heide. Om ten
slotte telkens eens te luisteren naar de
heerlijke melodieën in de natuur van de
vele vogeltjes.
Dan avondwandelingen om de geweldige
schoonheid te ondergaan van de onder
gaande zon, die als een bloedroode schijf
al lager onder de kim schijnt weg te zak
ken.
Naar den zilveren maangloed op het
kabbelende water der rivier of van de
plas. Te luisteren naar den verren roep
van een laten vogel, die naar zijn nest
teruggaat of het geroep van een koe, in
het in den mist verdwijnende landschap...
En o, daar zijn nog zooveel talrijke mid
delen, om tot dit doel te komen. Te veel
om ook maar eenvoudig op te sommen.
Doch bij alles staat voorop dit: zoek de
schoonheid in de schepping en zwijg zelf
dan. Want eerst als de mensch zwijgt gaat
God spreken.
En kinderen, die dit met hun ouders
mogen beleven, zullen later, staande op
eigen beenen temidden van het volle, vaak
zoo onmeedoogenlooze leven, kracht put
ten uit deze belevingen en zich naar de
stilte begeven om daar rust en vrede te
vinden. En dan zullen zij dankbaar hun
ouders gedenken, die hun dit mochten lee-
ren waardeeren.
Endit is voor ieder ouder het
mooiste, de hoogste belooning: in dank
bare herinnering voor het leven bij hun
kinderen, ^veèka.
wanhoop, omdat hij zich altijd vreeselijk
dom toonde, hoewel hij dat toch niet was,
zoals in de hogen klassen bleek. Hubert
Poot had eer hekel aan schoolgaan en
wannee: hij de kans zag, liep hij van
school weg en liep het land in om, gemak
kelijk in net gras gelegen en beschut door
de korenschoven, te dromen van de vrije
natuur.
Vader Poot wild .qjn jongen landbou
wer laten worden, maar hiervoor voelde
Hubert toch niet veel, hoewel hij veel van
de natuur hield en zijn vader graag be
hulpzaam was bij het spitten en maaien.
Hubert schilderue cn tekende graag. Toen
hij wat grooter was, deed hij niet liever
dan dat. Later ontpopte hij zich als een
dichter, vooral air natuurdichter, Zodra
hij des middags vrij was, ging Hubert
naar een stil plekje en dichtte van d.e
natuur, van de vogels, van de kleine
insecten, ja van alles, wat hij om zich
heen zag. Toen Poot ongew er 20 jaar oud
was, kregen zijn verzen bekendheid, maar
nog niet in geheel .ederland, eerst echter
onder de dorpsbewoners van Abtswoude.
De Rederijkers van Kethel en Schipluiden
namen hem als een van de hunnen in hun
kring op. maar Hubert wilde niet lang b j
deze Rederijkerskamer blijven, want de
bijeenkomsten van deze lieden werden
vaak drink- en speelpartijen, en Hubert
Poot wilde aan die buitensporigheden niet
meedoen.
Toen Poot's moeder in September 17U3
kwam te sterven, dichtte Poot een lang
vers aan de nagedachtenis van zijn moe
der, van wie hij veel hield. Toen Poot's
eerste dichtbundel verscheen, werd zijn
naam al meer en meer bekend. Na 1720
kwamen verscheidene verzen en gedichten
van hem uit en zijn ..aam kreeg steeds
meer bekendheid, ook in het buitenland.
In 1723 ging Poot, die bijna zijn geheele
leven buiten hau gewoond, naar Delft,
maar hier woonde hij niet langer dan één
jaar, hij verlangde naar het rustige bui
tenleven terug. In 1725 werd Hubert Poot
ziek. Enkele maanden later genas hij in
zoverre, dat hij .zijn dagelijks werk weer
ter hand mocht nemen, maar geheel her
stelde hij niet. In de jaren 1727 en 172S
kwamen nog enkele dichtwerken van Hu
bert Poot uit.
Het jaar, dat Hubert Poot in het huwe
lijk was getreden met Neeltje 't Hart,
dochter van den burgemeester van 's-Gra-
venzande, kwam hij plotseling te sterven.
Hubert Poot was 45 jaar, toen hij over
leed. Van Poot bestaat nog een heel aan
doenlijk gedichtje, dat hij schreef aan de
nagedachtenis van zijn eenig kind, dat
slechts 13 dagen oud werd en vijf maan
den voor zijn vader stierf.
De dood van den betrekkelijk jongen
dichter werd door zijn tijdgenooten diep
betreurd. Poot was een eenvoudig man,
die ondanks zgn genie en zijn bekendheid,
op zeer vriendschappelijke manier met
zijn medemenschen omging.
Onder lawines
begraven Avonturen op een karavaan-
tocht
door
A. J. VRIJMAN.
Storm orkaan sneeuw hagel
pikdonkere nacht hooge bergen
bliksemflitsen rollende donder storm
nacht in het Changhai-gebergte Witte
dood uuuiii uuuiii wolven hon
gerige dieren huuueee huuueee
huuueee
Heel onverwacht, als een bliksemstraal
uit helderen hemel, is de storm losgebar
sten in het Changhai-gebergte op "Wn
hoogte van 2500 meter.
Wekenlang heeft onze tocht door het
Altai-gebergte geduurd. We hebben heel
wat gevaren in de oogen gezien, en vin
den het nu langzamerhand welletjes. Zou
de weg beter worden Zullen de paden
niet meer zoo onbegaanbaar zijn, en hoe
ven we niet meer tot onze schouders -in
de sneeuw te zakken?
Het ziet er vrij hopeloos uit. En nu die
storm nog. We hebben nog net vóór den
Nu worden de kameelen nog eens tot
het alleruiterste aangespoord, tot men op
een goeden afstand van de vogel genaderd
is, en dan wordt de doodende kogel afge
schoten; het dier valt neer in het zand.
Eigenlijk behoort de jager het dier zóó
lang te vervolgen, tot hij ernaast rijdt,
om dan de lans in het hart te stooten.
Wanneer de jager bij de vogel komt,
springt hij van den kameel af, geeft hrj
onder het opzeggen van de spreuk uit de
Koran: „In den naam van God, den Barm-
hartigen, God is groot," het dier den ge-
nadestoot, met zgn dolk.
In andere streken van Afrika jaagt
men ook te voet op de struisvogels. De
Bosjesmannen doen het op de volgende
wijze: Zij vullen één dubbel kussen met
stroo, en naaien er struisvogelveeren op.
De edelman \an Vroeger en de koopman
nu.
Op st*M*vogeljacht.
door
A. N. I, DU TOUR.
Het is nog vroeg Tn den morgen, maar
toch is er al leven jn het zwarte tenten
kamp. De honden blaffen, en gooien door
hun wilde sprongen de kleineren tegen
den grond. De moe(lerg komen op het ge
brul van hun gevalfen kinderen af, en
trachten ze zoo gojfl en kwaad als het
gaat, te troosten.
Vandaag gaan de jagers er weer op
uit. De struisvogei(|zullen dit keer aan
de beurt komen.
Struisvogels aan den rand der Steppe.
Het duurt niet lang ,of de kameelen
zijn gezadeld. Die kennen geen vermoeid
heid, en laten alle paarden achter zich.
Eerder zal de ruiter vermoeid zijn van het
rijden, dan de kameel van het loopen!
Het is tegenwoordig een groote zeld
zaamheid, wanneer een vreemdeling een
struisvogeljacht van de Bedouïnen te zien
krijgt. Ten eerste zijn er tal van strenge
voorschriften ter bescherming van de
steeds zeldzamer wordende dieren, ten
tweede moet men een zeer groot uithou
dingsvermogen hebben, en niet elke nieu
weling hééft dat, en ten derde wordt de
Bedouïn beïnvloed door de Westersche be
schaving, verliest daardoor de lust naar
„ridderlijke" genoegens en wordt eigenlijk
geheel en al „koopman".
De struisvogeljacht is een van de wei
nige overblijfselen die er aan herinneren,
welk een beschaafd en hoogstaand volk
de Bedouïnenstammen eens waren; die
wedstrijden hielden in het dichten van
minnezangen, de wereld introkken op
zoek naar ridderlijke avonturen; die men
tournooien en de jacht hielden en trotsch
als zij waren, voor niemand den nek bo
gen.
Het fokken van hun paarden en hun
kameelen, en hun hartstochtelijke liefde
voor hun honden dat zijn de overblijf
selen van een voorbije tijd.
Maar toch zijn er onder de Bedouïnen
altijd een paar, die ervaren struisvogel-
jagers zijn. Ze weten de ouderdom en het
geslacht der dieren. De groote mannelijke,
volwassen vogel heet Erlim (de donker
zwarte), het wijfje Ribeda (de grijze), en
de jonge struisvogel wordt Ermoed (de
bruine) genoemd.
Wanneer een kudde struisvogels opge
merkt is, gaan de Bedouïnen in die rich
ting, en het kan hun niet schelen, dat de
wacht van de vogels, meestal een oud
mannetje, hen ziet.
Zpodra de dieren merken, dat de men-
schen op hun afkomen, slaan zij op de
vlucht. De wacht geeft daartoe het tee-
ken. Elke twee drie ruiters kiezen een
Erlim uit, en in gestrekten draf gaat het
nu de kudde achterna. Terwijl de eene
ruiter de vogel op het zigzaggende spoor
volgt, moet de ander, die begeleid wordt
door een hond, het dier neerschieten.
Na een half uur begint de vogel ver-,
moeidheid te vertoonen.
De afgestroopte hals en kop van een
struisvogel wordt over een met stroo ont
wikkelden stok getrokken, en de beenen
van den jager worden geel geverfd. Het
kussen wordt dan over zijn rug geworpen,
dus als een soort zadel. De stok met den
hals van den vogel houdt de jager in de
hand.
Zoo uitgerust nadert de jager de kudde
struisvogels mét struisvogelbewegingen,
wat voor vreemdelingen natuurlijk een
uitermate, amusant gezicht is.
Wanneer de jager-struisvogel de kudde
nu voldoende genaderd is, schiet hij zijn
pijl af.
Deze jacht wordt als dans bij het kamp
vuur 's avonds uitgevoerd, en wordt door
de toeschouwers met buitengewoon veel
enthousiasme gadegeslagen.
Onder de Nederlandsche dichters neemt
Hubert Poot een belangrijke plaats in.
Poot werd geboren op 29 Januari 1689 te
Abtswoude, r.abij uelft. Zijn vader heette
Cornelis Joot zijn moeder Katharine
Groenheide. Hubert had vier broers en
zusters. Hij ging in Schipluiden op school,
maar was de schoolmeesters dikwijls tot