F
Amsterdamsche Brieven.
ZATERDAG 24 AUGUSTUS 1935
PAG. 5
La Lumanta Stelo
T JUTTFRTJE
De berichten over het door geheel Italië
trekkende en daarna over de Middelland-
sche Zee kruisende Esperanto-congres zijn
nog vrö scnaarsch en vaag. Een van de
weinige feiten, die ik weet, is dat er in
totaal 1500 deelnemers uit 35 landen zijn.
Dit aantal is, hoewel niet buitensporig
groot, toch een zeer gunstig teeken van
den algemeenen stand der Esp.-beweging
te noemen. Immers, voor hoevelen was
deelname onmogelijk door de vrij hooge
kosten om nog niet te spreken van het
aantal overtuigde Esperantisten, dat nu
eenmaal een onoverwinnelijken afkeer van
dergelijke massa-bijeenkomsten heeft. Van
de ervaringen der congresgangers echter
wil ik toch trachten U een vogelvlucht-
impressario te geven. Er volgt dus een
gedeelte uit een briefkaart-in-telegram-
stijl
Uit Rome: „Ik weet werkelijk niet,
waarmee ik moet beginnen. Alles is won
derbaarlijk mooi. Nooit zag ik zooveel
nationaliteiten bijeen. Het spreken gaat
voortdurend beter. Wij vertrekken nu naar
Napels, geen tijd meer."
Wat deze schrijfster aangaat, ik kan
niét nalaten, U even een en ander te
vertellen over de wijze, waarop zij Espe-
r&ntiste werd, nu ruim anderhalf jaar ge
leden. Daartoe laat ik deze discipel van
„Tante Pos" zelf aan het woord door mid
del van een opstel, dat zij eens voor mij
maakte.
Op een goeden dag, tijdens het koffie-
uurtje op kantoor, kreeg ik een propa-
gandapapier van een schriftelijken cursus
in handen. Ik keek het in en dacht: Och,
laat ik er maar eens mee beginnen. Die
taal leek me zoo eenvoudig, dat de studie
ervan na mijn kantooruren wel geen be
zwaar zou zijn. Persoonlijk voelde ik
echter meer voor mondelinge lessen, te
meer daar ik iemand kende, die Esp. les
gaf. Op een Decembermiddag besloot ik
dus eens werk te maken van de a.s. lessen.
Maar toen alles afgesproken was, zonk
me de moed toch weer in de schoenen! Ik
ging weer terug, om het af te zeggen. „Je
moet het zelf weten", was het antwoord.
„Maar je kunt 't toch gemakkelijk een
maand probeeren!" Zoo gezegd, zoo ge
daan. De lessen begonnen en nu, een jaar
later, vinden ze tot mijn groot genoegen
nog plaats. Intuschen ben ik reeds gaan
correspondeeren met een Esperantist uit
Zweden en één uit Japan. De brieven, die
ik ontvang, zijn mij steeds zeer welkom en
geven me een zekere levensvreugd. Want,
omdat ik in veel dingen belang stel, vind
ik het heerlijk met menschen uit verre
landen, waar de zeden en gewoonten zoo
geheel van de onze verschillen, nu door
middel van Esperanto zoo vlot van ge
dachten te kunnen wisselen.
Dit is nu een uittreksel uit het eenvou
dige relaas van iemand, die na heel veel
aarzeling er eindelijk toe overging, zich
eens aan Esperanto te wagen! Iemand,
die kort voor het congres in Italië nog
tegen mij zei: „Denk je nu heusch, dat ik
me al met Esperanto zal kunnen red
den?"
En nu?
Het congres in Italië is nog maar ter
nauwernood geëindigd. Toch ligt het pro
gramma voor het 28e Esperanto-congres
het volgend jaar in Weenen, al kant en
klaar voor mijMoge het bovenstaande
voorbeeld een aansporing zijn voor vele
aarzelenden en ongeloovigen, om over het
doode punt heen te komen en via de a.s.
wintercursussen naar de Gostenrijksche
hoofdstad te gaan, teneinde daar alle res
ten van twijfel voorgoed te laten weg
vagen.
MOLLY KEISER,
2e Schuytstraat 155.
Den Haag.
5"
Einde dér vacanties. „Nijenrode".
Voor Amsterdams allerjongste genera
tie is de tijd van zomersche vrijheid al
weer voorbij. De scholen zijn weer begon
nen; er wordt weer gezwoegd aan sorti-
men en dicteés en de vacantie-heerlijk-
heden zijn voor de kinderen „dingen die
geweest zijn", die nu nog alleen maar
zullen dienen om er tegenover vriendjes
en vriendinnetjes wat óver op te snijden
en waarover de meester of de juffrouw
zoo nu en dan eens een opstelletje opgeeft.
Bij de onderwerpen, die de leergierige
jeugd in den eerstkomenden tijd voor der
gelijke opstelletjes kunnen worden opge
geven heeft zich ditmaal, naast de van
ouds bekende als daar zijn: een bezoek
aan Marken, een dag uit visschen, Zand-
voort, een nieuw gevoegd: „een bezoek
aan het kasteel Nijenrode aan de Vecht".
Zulk een bezoek toch is voor vele hoofd
stedelijke vaeantiegangers, jonge zoo
wel als ouderen, een nieuwigheidje ge
weest, waarvan men zou kunnen zeggen,
dat het die ouderen voornamelijk getrok
ken heeft om de moderne „romantiek", die
voor hen, met dè beruchte Onnes-schil-
derjjen-affaire, aan dit kasteel verbon
den is en met de jongeren, die over 't
algemeen nu eenmaal met de oudere va-
derlandsche geschiedenis meer op de
hoogte zijn dan met de geschiedenis van
het moderne. „zaken"-leven!, voorna
melijk interesseerde door de oude roman
tiek, die aan dit oude slot vast zit
Het kasteel Nijenrode is, na den „vai"
van den laats ten burentheer, de handelaar
en schilderijenverzamelaar, Onnes, door
den kunsthandelaar Goudstikker, die het
tevens als een soort buiten-showroom voor
ziJn doéken bezigt, voor het publiek tegen
entree ter bezichtiging gesteld en, evenals
<öfc reeds jarenlang met.. Marken het ge
val ia, kan men er ljrj een bezoek moeilijk
om» uitmaken wét na eigenlijk nog
authentieke historische bezienswaardig-
!lade® zijn en wat uitstalling van „antiek"
00011 een energiek modern zakenman. Ex-
ptoitatte van onze oude kasteelen komt
races' en meer in zwang: In sommige kan
men temidden van oude krakende meubels,
vleermuizen en eeuwenoude karpers in
slotgracht tegen billijken prijs roman
tisch logeeren; in andere kan men de
„romantiek" van den .„...modernen han
del in „oude kunst" ondergaan!... Een
voorbeeld van het eerste is oa. het reeds
eenige jaren als hotel gedreven kasteel
Cannenburgh te Vaassen, eenmaal be
woond door den beruchten veldheer Mar-
1611 van Rossen, Heer van Pouderoyen en
waarheen in de zomermaanden velen uit
Gelderland en de Noordelijke provinciën,
in autobussen aangevoerd, ter bezichti
ging tijgen; een, nabij, voorbeeld van nat
laatste is sedert kort Nijenrode, dat als
een „old curiosity -,hop" Marken en Volen-
dam concurrentie is komen aandoen... Het
zal niet iang meer duren of wij beleven
de jprichting van de Algemeene Neder-
landsche Maatschappij tot Exploitatie der
oud-vaderlandsche kasteelen, die annex
autobus-dienst tien-kasteelen-tochten en
goedkoope kasteel-weekends organiseeren.
seert.„
Hartjesdag.
Romantiek laat zich, ook al exploi
teert men haar op nogal doorzichtige wijze
of al bestrijdt men haar met strenge po-
litioneele maatregelen, niet dooden.
Vooral niet onder de jeugd. Een bewijs
daarvoor kan men elk jaar veer vinden
in de viering ,an Hartjesdag door de
hoofdstedelijk jeugu op den derden Maan
dag in Augustus. Wel bericht men eik
jaar weer, dat de viering van dien dag „al
minder en minder" wordt; wel leest men
elk jaar weer, aat de politie ditmaal stren
ge maatregelen heeft voorbereid om aan
het vuurtjes stoken op straat, aan het
werpen van voetzoekers en het ontsteken
van allerhande vuurwerk „dimaal voor
goed een einde te maken", maar ook
elk jaar weer moet men tenslotte getui
gen, dat het aloude feest in sommige
wijken van de stad met „opgewektheid"
gevierd werd. Elk jaar ook herhaalt zich
wederom het debat tusschen verschillende
oudheidkundigen c er den oorsprong van
het feest. Er wordt dan wederom gespro
ken van een verbastering van „Hertha's
dag", die bij onze oud-Germaansche
voorouders gewijd was aan de godin der
aarde: Hertha. Anderen zoeken dan we
derom den oorsprong in het voorrecht dat
de Amsterdammers in ue Middeleeuwen
hadden om op den eersten Maandag na 15
Augustus op de herten (spreek, op z'n
oud-Amsterdamsch, uit: „Harten"!) te
jagen. Een derde verklaring, en dit lijkt
ten slotte altijd nog de meest aanneme
lijke, zoekt men in de groote jacht
partij, die eertijds de graven één dag in
het jaar gaven in den omtrek van Haar
lem en waarnaar de Amsterdammers cn
de Haarlemmers gingen kijken, -elijk b.v.
blijkt uit dit rijm in Ampsing's „Beschrij-
vinghe ende lof der stad Haerlem":
Hoe dickwels komt de Prins in Breeros
wijde palen!
Hoe dickwels menig wild uit onze
duynen halen!
Hoe menig snelle hind, hoe memg
wakker hert
Wordt op des Heeren jagt gevangen en
benard!
En hier vandaan zo chjjnt ons Hartjes
dag te komen,
Al wordt hiervan ook schoon geen vast
bescheijd vernomen.
Want als de Graef nier joeg in 't recht
seizoen van 't jaer,
Wie twijfelt of dat was met toeloop van
de schaer?
Het .drempel-systeem" wint veld!
Om tot de meer actueele en meer mo
derne problemen, waarbij eveneens van
„toeloop van de schaer" sprake is te kee-
ren: nog steeds is, hoe actief onze ver
keerspolitie ook moge zijn, net ideaal niet
gevonden om dien „toeloop van de (rijden
de zoowel als wandelende) schaer" op de
voornaamste knooppunten van het stads
verkeer in goede banen te leiden. Wél, het
mag met lankbaarheid geconstateerd
worden, naderen wrj dat ideaal met steeds
sneller schreden. Een van de laatste inder
daad snelle en goede schreden was onge
twijfeld bet systeem van de zelf regelende
verkeers-lampen met de daarbij eeneens
te pas gebrachte „drempel" methode. Die
methode berust hierop, dat het hoofdver-
keer, indien het druk is in de zijstraten,
zoolang geblokkeerd wordt als noodig is.
Wordt het stiller, dan houden de signalen
minder rekening met het verkeer van de
zijde van die zijstraten. Dient zich geen
enkel voertuig meer aan, dan blijft het
licht op den hoofdweg rustig op groen
(doorrijden!) tot wederom een fietser of
auto het kruispunt nadert; rijdt deze dan
over den „drempel", dan „opent zich de
deur", m.a.w. het rood verschijnt op den
hoofdweg... Dit drempelsysteem werd het
eerst in toepassing gebracht bij de krui
sing van BaerlestraatWillems-Parkweg;
in den tijd dat het gewerkt heeft, heeft
het zoo goed voldaan, dat het thans ook
op ander punten in de stad, die voor
automatiseering in aanmerking komen,
zal worden toegepast. Het eerst komen nu
de kruispunten aan Stadhouderskade,
Nassaukade en Weteringschans in aan
merking, waarna men den Overtoom on
der handen zal nemen. De voordeelen van
dit drempel-systeem boven de zelfregelen-
de lichtsignalen, gelijk wij die sinds ee'-i-
gen tijd b.v. in de Leidsche straat kennen,
zijn inderdaad groot. De seinlampen in de
Leidschestraaf hebben een vaststaanden
brandduur, die niet automatisch met de
wisselende grootte van den „toeloop der
schaere" rekening houden. Bij die drem
pelmethode nu is het uitgesloten, dat ver
keer in de hoofdstraten eenigen tijd wordt
opgehouden cloor zij-verkeer... dat er niet
is! Zoo zou men kunnen zeggen, dat dit
drempel-systeem in zich vereenigt de ab
solute betrouwbaarheid van den „automa-
tischen" en t'.e „soepelheid" van den „men-
schelijken" verkeers-regelaar.
Ed. Gerzon. f
Om nog weer op de romantiek terug te
komen... De achter ons liggende haive
eeuw heeft, vooral in de jaren van op
gaande conjunctuur, zeei zeker een goed
deel „romantiek" in het hoofdstedelijk za
kenleven te zien gegeven: zeer zeker toch
ontbrak die „romantiek" niet in de ge
schiedenis van zaken, waarvan de ge
boorteplaats b.v. gezocht moet worden in
een of ander klein en onaanzienlijk win
keltje op den Nieuwendljk, in de Haar
lemmerstraat op elders en die tenslotte tot
meerderjarigheid kwam in monumentaa
verkooppaleizen aan het Damrak, in de
Kalverstraat, enz. Men heeft deze dagen
gelegenheid gehad een dergelijke „roman
tische" levensgeschiedenis van een zaak
nog eens te overzien, naar aanleiding van
het verscheiden van Ed. Gerzon, stichter
en tot zijn laatste oogenblik leider der
„N.V. Gerzon's Modemagazijnen", het be
kende hoofdstedelijke „warenhuis", dat,
mét de Bijenkorf tot de eersten onder onze
groote distributie-bedrijven behoort... Na
dat Eduard Gerzon eerst eenige jaren in
het textiel- en modevak „gereisd" had,
stichtte hij, die oorspronkelijk uit Gronin
gen kwam, met zijn broeder Lion in 1889
een bescheiden zaak aan den Nieuwendijk.
De Gerzon's hebben dit zaakje, door flair
en talentvol koopmanschap en zeer zeker
ook geholpen door de „opgaande lijn",
waarin Nederland en vooral ook Amste-
dam een veertig, dertigtal jaren terug
verkeerde, opgewerkt tot het grootbed-jjf
zooals wjj het thans kennen. Zij hebbeo
dit gedaan met volkomen faire zaken-
methodes en ook met een open oog voor
de belangen van hun, zich steeds uitbrei
dend personeel. Ed. Gerzon wordt echter
bij zijn heengaan niet alleen betreurd en
in dankbaarheid herdacht door zijn meer
onmiddellijke medewerkers van hoog tot
laag, maar ook in breeder kring. In het
hoofdstedelijk leven had hij zich een voor
aanstaande positie verworven: zoo heeft
speciaal de Amsterdamsche Kamer van
Koophandel veel aan hem te danken; van
niet minder dan :en dozijn commissies
dier Kamer was hij lid. Als all-round
zakenman, die het „zaken-doen" ruimer en
breeder opvatte dan alleen maar het
„steeds meer geld verdienen" en die dan
ook steeds nog tijd en gelegenheid vond
zich op ruimer maatschappelijk gebied te
bewegen, zal Amsterdam hem blijven ge
denken.
^0
CONVRAETBKIDCE
BEZINT EER GIJ BEGINT!
Reeds meerdere malen is er in deze ru
briek op gewezen, dat alvorens met afspe
len te beginnen de te volgen speelwijze in
zijn geheel moet worden vastgesteld door
den speler, daar dit één van der belang
rijkste punten is die tot winst, zelfs m
vrijwel hopelooze gevallen kan leiden. Nog
veel te weinig wordt ingezien, dat de eerst
bijgespeelde kaart reeds beslissend kan
zijn; het navolgende spel is wel een sterk
voorbeeld hiervan.
Noord. Zuid.
S. a. 8. 5. S. b. 6. 2.
H. 8. H. a. v. 10. 6. 2.
R. a. v. G. 4. R. 5. 3. 2.
K. a. h. v. 9. 5. K. b. 10.
Noord was gever en N/Z kwetsbaar,
O/W niet.
Het bieden ging als volgt:
N. IK. O. 1 R. Z. 1. H. W. pas.
N. 3 S.A. allen passen.
Oost speelde S. h. als eerste kaart,
waarna Z. zijn kaarten open legde; voor
den speler waren direct 5 siagen in K., en
3 azen, dus totaal 8 slagen te tellen, zoo
dat de negende uit een der vrouwen, mis
schien wel uit S. b. zou moeten komen.
De uitkomst met S. h. geeft aanleiding
te denken, dat de S. v. óók bij O. zit, is
dit werkelijk het geval, dan heelt de spe
ler dus niet anders te doen, dan de eerste
slag over te nemen in eigen nand, S. na te
trekken, waarin, de "S.'-b! van den blinde
altijd wordt gemaakt.
Oogenschijnlijk aus een zeer eenvoudige
oplossing, die dan ook door het overgroota
deel dér bridgers zou worden gevolgd en
in de meeste gevallen ook tot winst zou
hebben gevoerd.
Maar... wat zijn de gevolgen indien S. v.
eens niet bij O. zit? Altrjd nog de moge
lijkheid het spel te winnen indien de H. h.
dan maar bij O. te vinden is, zoodat snij
den met H. v. succes heeft. De mogelijk
heid van snijden op R. h. moet buiten be
schouwing blijven, omdat O. 2. R. heeft
geboden. We weten echter dat tot.snijden
alleen dan mag worden overgegaan, in
dien geen andere weg tot winst kan lei
den.
Wanneer snijden op H. b. een misreke
ning zou blijken, dan is het spel verloren
én wordt dan toegeschreven aan alles
tegenzitten, terwijl een beetje nadenken,
zelfs voor een middelmatig speler in dit
geval winst oplevert, hoe de ontbrekende
hooge kaarten, n.1. H. h. b. en S. v. ook
verdeeld zitten en waar ze ook zitten.
Door het 2 R. bod van O. valt in elk
geval de conclusie te trekken, dat deze
minstens 5 R. moet hebben, zoodat W. er
slechts één kan bezitten. Wanneer nu
maar eerst wordt gezorgd, dat W. geen R.
en K. meer heeft om na te comen, dan
kan deze rustig met h. een slag maken,
hij is dan gedwongen om H. of S. na te
trekken, zoodat óf H. a. 10, óf S. b. in den
blinde altijd worden gemaakt, waarmede
dan tevens de ontbrekende 9de slag bin
nen is!
Onderstaand vindt men de kaartverdee,
ling van Oost en /vest en de te volgen
speelwijze:
Oost West
S. h. 4. S. v. 10. 9. 7. 3.
H. 5. 4. H. h. b. 9. 7. 3.
R. n. b. 10. 9. 8. R. 7.
K. 8. 7. 3. 2. K. 6. 4.
1.
S.
h.
S.
2.
S.
7.
S.
a.
2.
K.
2.
K.
b.
K.
4.
K.
5.
3.
K.
3.
K.
10.
K.
6.
K.
4.
K.
7.
R.
2.
S.
3.
IE
h.
5.
K.
8.
H.
2.
H.
3.
K.
V.
6.
R.
b.
H.
6.
H.
7.
K-
9.
7.
R.
8.
R.
3.
R.
7.
R.
a.
8.
H.
4.
H.
V.
H.
h.
H.
8.
9.
kan nu alleen nog S. of H. naspelen,
waardoor de blinde altijd nog 2 slagen
moet maken en aan het contract wordt
voldaan.
Wordt het spel, bij de gegeven kaart-
verdeeling op andere wijze gespeeld, dan
is aan hel contract niet te voldoen.
N. D. S.