Buitenlandsch Overzicht. TPof wilt Uzanl Japansche invloed in Indonesië. De stem uit het onbekende NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA BINNENLAND No. 7641 EERSTE BLAD ZATERDAG 31 AUGUSTUS 1935 63ste JAARGANG Tsjang Kai-Sjek gearresteerd? Pagehaar verboden te Tokio. De portefeuille van defensie. Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Heldersche Courant f 1.50; Koegras, Anna Paulowna, Breezand, Wieringen en Texel f 1.65; binnenland f 2.—, Nederl. Oost- en West-Indië per zeepost f 2.10. Idem per mail en overige landen f 3.20. Losse nos. 4 ct.; fr. p. p. 6 ct. Weekabonnementen 12 ct. Zondagsblad resp. f0.50, fO.TO, f0.70, f 1.—Modeblad resp. f 1.20, f 1.50, fl.50, f 1.70. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag Redacteurs P. C.. DE BOER Uitgave N.V. Drukkerij v/h. C. DE BOER Jr. Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412 Post-Girorekening No. 16066. ADVERTENTIE N: 20 ct. per regel (galjard). Ingez. meued. (kolombreedte als redaction. tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur) bij vooruitbetaling 10 ct per regel, minimum 40 ct.; bij niet-contante betaling 15 ct per regel, minimum 60 ct (Adres Bureau van dit blad en met brieven onder nummer: 10 ct per advertentie extra). Bewijsnummers 4 ct Nog altijd windstilte op de politieke zee. Mussolini's groote mond sloot zich weer thans moet hij haring of kuit geven. - Een Duitsche minister bij de Katholieke bisschoppen. - Engeland versterkt zijn vloot. Het tragische nieuws van den dag. Als een donderslag bij heldere lucht is Donder dag het bericht omtrent het noodlottig overlijden van België's jeugdige vorstin, over Europa gestreken en voor een wijle heeft het de politiek op den achtergrond gedrongen: indien er één macht ter wereld is, die Schiller's „Alle Menschen werden Brüder" tot werkelijkheid brengen kan, is het" wel die machtige vriend van den mensch, de Dood, die met zijn zachten vleugelslag alle mensche- lijk leed en droefheid wegmaait en die ten slotte zoowel voor koningskinderen als voor gewone stervelingen dezelfde is. Hetgeen niet wegneemt, dat van louter menschelrjk stand punt uit bezien, de zoo gewelddadige en Vroege dood van deze jeugdige vorstin, diep tragisch is en ook den onverschillige en cynicus met- verbijstering slaat. Het is hier niet de plaats over deze ramp, die het naburige België trof, uit te wijden, daarvoor is elders in dit nummer voldoende gelegenheid. Maar in een Buitenlandsch Over zicht, ook al bepaalt zichdat meer speciaal op het terrein der politiek, mocht een kort in memoriam toch, onzes inziens, niet ontbreken. Trekt Mussolini weer aan zijn kuiten Overigens is het. we we zeiden het reeds de vorige maal, met de po litiek dun gezaaid op Europa's bodem. Of het een goed dan wel een kwaad teeken is Gemeenlijk pleegt er na een windstilte weer storm op te steken en nog altijd hangt als een dreigend zwaard de komende oorlog tusschen Italië en Abessynië boven ons hoofd. Wij zeiden de vorige maal reeds, dat een officieele nededeeling omtrent het in den buitengewonen ministerraad, dién de Duce te Bolzano, het na den oorlog van lt voormalige Oostenrijk-Hongarije geannexeer de gedeelte van Tirol, zou worden gehouden, nog niet kon worden verstrekt. Thans is dat eommuniqué er, en, het valt niet tegen. Eoo'n groote mond als tegen den Engelschen journalist Ward Price zet Mussolini er niet op. Het feit. dat hij een ministerraad belegde, zoo zegt de N.R.Ct.. was al een hoopgevend verschijnsel. Wel was deze dringend noodig, ja, kon hij, met het oog op de beslissende be raadslagingen te Genève, niet langer worden Uitgesteld. Maar Mussolini wat totnogtoe voor ieder advies, laat staan voor het raadplegen van anderen, ontoegankelijk geweest. Hij had met niemand meer willen spreken, die de Abessijnsche kwestie anders dan als een mili taire aangelegenheid beschouwde. Zelfs zijn vertegenwoordigers op de internationale con ferenties over het geval hadden geen positieve instructies van hem kunnen loskrijgen. In den ministerraad echter moest gesproken worden. Mussolini moest er redeneeren, en kon niet meer enkel bevelen en declameeren. Hij moest de werkelijkheid behandelen. Daar bij kwam het uitdagen van de heele wereld, het gewapend trotseeren van sancties, die met medewerking van alle groote mogendheden van Genève konden worden voorgeschreven, niet te pas. Voor Engeland is het communiqué zeer vriendelijk. Italië zal ten volle rekening houden met alle Britsche belangen. Dit is in Britsche oogen geen kleinigheid. Want Enge land is niet alleen bezorgd voor de wateren, waarop de vrucht baarheid van Soedan en Egypte berust; het ziet ook het gevaar voor zijn domineerende positie in het Kanaal van Suez en in de Roode Zee. Of echter Mussolini deze laatste vrees zal willen erkennen? Met vriendelijke woorden en beloften is deze kwestie niet op te lossen. Engeland wenscht op het oogenblik stevige waarborgen, dat het niet voor onaangename verrassingen zal komen te staan. Mussolini heeft zijn Italianen te veel beloofd'. Hij kan niet levenslang zijn grootsprekerige binnenlandsche agitatie gratis voeren. Daarop werd de kans te geringer, nadat hij zoo ernstige concurrentie gekregen heeft. En verder zegt het blad: Dat Mussolini het uiterste wil probeeren, maai- terdege het risico beseft van hetgeen hij totnogtoe zeide te willen wagen, blijkt uit hët- communiqué. Dat is de gunstige kant ervan. Een krachtig optreden zou slechts werkelijk groot gevaar kunnen opleveren, als Mussolini wat hij tot Ward Price heeft ge zegd, ook ernstig had gemeend. Dpn moest het laatste greintje van zijn oude,' gezonde verstand vervlogen zijn. En dan kon men na tuurlijk het ergste van hem verwachten. Dan itUO* AliD AfPLDVG, de groote Engelsche schrijver, o.a. van „Het Licht dut verdween", de aangrijpende geschie denis van het blind worden van een jongen man. Den SOeh December wordt hij 70 jaar; hij is schrijver, wiens werken op het oogen blik het meest voor film-scenario's worden gebruikt. echter hielp ontwijken niet. Want bezeten door „Casarenwahnsinn" om met prof. Quidde te spreken zou hij verder en verder zijn gegaan, tot hij zichzelf, gelijk een Napo leon in Rusland had doodgeloopen. Mussolini heeft nu echter niet als een dwaas gesproken.' Hij waarschuwt den Vol- kenbond, dat deze zich, met het toepassen van sancties, op een hellend vlak zou be geven. Uit het communiqué blijkt, dat Italië de volgende week aan de Raadszitting van den Volkenbond zal deelnemen. Uit dit memorandum blijkt voorts, dat sedert het tot stand komen van het verdrag van Ucciali aan Italië steeds „het recht van een koloniaal protectoraat over Abessinië is toegestaan. Aan het memorandum zal een kleine keur der nieuwe buitenlandsche littera tuur worden toegevoegd, waaruit blijkt, hoe het staat met de beschaving van Abessinië. Italië wenscht zijn standpunt en zijn vitale belangen tot het uiterste te verdedigen. Een minister bij een vergadering van Duitsche bisschoppen. De Duitsche rijks minister Kërrl, die in opdracht van Hitier thans de kerkelijke aan gelegenheden behandelt heeft te Fulda een lang durig onderhoud gehad met de katholieke bis schoppen, die hier uit alle deeelen van het rijk bijeengekomen waren. Het bekend worden van dit bezoek, heeft te Berlijn groot opzien gebaard, want het is in het Derde Rijk nog niét voorgekomen, dat een rijksminister op een conferentie van katholieke bisschoppen persoonlijk verschijnt. De besprekingen moeten eenige urén hebben geduurd, waaruit wordt afgeleid dat men in regeeringskringen een verscherping van de toch al gespannen betrekking tusschen Staat en kerk wil verhinderen. Met spanning ziet men den herderlijken brief tegemoet, wélke Zondag 1 September' in alle kaholieke kerken van den kansel zal worden voorgelezen. Engeland begint te bouwen aan een grootere vloot. Naar de marine-mede werker van de „Daily Telegraph" meent te weten, is besloten, ge bruik te maken van de clausule in het vloot verdrag van Londen die een versterking van de Britsche vloót boven de in het verdrag vastgestelde grenzen moge lijk maakt. Als reden wordt de snelle groei der buitenlandsche oorlogsvlooten in de laatst» zes jaar opgegeven. Uit het bericht blijkt niet, of het hier een besluit van de admiraliteit dan welde defi nitieve beslissing van de regeering betreft. Een bericht, dat maarschalk Tsjang Kai- Sjek door de communisten te Tsjang Toe, in Szetsjoean, zou zijn gevangen genomen of ge arresteerd door rebelleerende officieren, heeft in China groote opwinding gewekt. Het bericht wordt inmiddels officieel tegen gesproken. Tsjang Kai-Sjek neemt op het. oogenblik deel aan een conferentie van officie ren te Womoe Sjan. „Het Volk" schrijft d.d. Woensdag: Wij hebben Dinsdag melding gemaakt van een bericht van de „Daily Herald" volgens hetwelk de Japansche regeering voornemens zou zijn stappen te doen bij verschillende regeeringen, die zeggenschap hebben over in den Stillen Oceaan gétegen gebieden, teneinde vergunning te verkrijgen tot overplanting van een deel van het Japansche bevolkingsover schot naar deze gewesten. De omstandigheid, dat van zoodanige plan nen officieel in Den Haag niets bekend is, wil nog niet zeggen, dat het bericht op zichzelf onjuist zou zijn. Ook indien wij hier slechts met een proef ballon zouden hebben te doen, dan nog ver dient het bericht als kenteeken van de Japan sche verlangens, grondige aandacht, niet het minst in verband: met onze positie in het Verre Oosten Tot 1933 heeft de Indische regeering aan de vestiging van vreemdelingen geen andere be lemmeringen in den weg gelgd dan haar in het belang van de openbare orde geboden scheen: Het aantal lieden van vreemden land aard, dat zich in die jaren voorafgaande aan de crisis, in Indonesië vestigde, bewoog zich gemiddeld tusschen de 45.000 en de 50.000 per jaar. Deze cijfers zijn in de crisis aanmerke lijk gedaald, doch de regeering heeft, terecht, ingezien, dat het belang der inheemsche be volking een terugkeer van zulke omvangrijke vestigingen van buitenlanders, die zich vooral op handel en nijverheid toeleggen! niet ge doogde. In verband daarmede is in het najaar van 1933 de immigratie aan beperkende bepa lingen onderworpen. D.e regeering stelt nu telken jare vast hóéveel vreemdelingen in totaal per landaard zullen worden toegelaten. Voor 1934 is dit cijfer gesteld op 12.000, ver deeld over vijftien landaarden. Wat Japan betreft, dekte zich dit ongeveer met het aantal Japansche immigranten over 1933; dat 777 bedroeg. Overigens is het per centage Japanners in verhouding tot de mil- lioenenbevolking van Indonesië zeer gering. Het gaat hier echter voorshands niet om de aantallen, maar om de economische beteeke- nis van de Japansche bevolkingsgroep. Deze laatste is vooral door de crisisontwikkeling sterk toegenomen. De overstrooming van de Indonesische markt met goedkoope Japansche producten, het hardnekkige streven, zich daarbij meester te maken van den aanvoer, zoowel als van het distributie-apparaat in onze overzeesche gebiedsdeelen, zijn ongetwij feld feiten van vèrstrekkenden aard. Nieuw-Guinea. Een geheel afzonderlijk hoofdstuk vormt echter de Japansche belangstelling voor Indo nesië als kolonisatiegebied. Deze richt zich met name op het nog vrijwel onontgonnen gebied van Nieuw-Guinea, met welks verken ning thans van Nederlandsche zijde een aan vang zal worden gemaakt. Dit streven, om de mogelijkheden van een ontginning van Nieuw-Guinea aan een nadere toetsing te ondeiwerpen, waaraan een viertal groote maatschappijen hun medewerking verleenen, is natuurlijk niet louter toevallig en moet als een weerslag worden gezien op de inheemsche belangstelling voor dit uitgestrekte gebied, dat tot dusver vrijwel braak is blijven liggen. In het licht van deze feiten is het gerucht van de „Daily Herald" omtrent hernieuwde Japansche strevingen naar kolonisatie in den Stillen Oceaan stellig niet van belang ontbloot. Ook al zou het, wat de bijzonderheden be treft, onjuist zijn, dan blijft het van beteeke- nis, omdat het een uiting is van verlangens, die ongetwijfeld in Japan leven en die vroeg of laat in daden zullen worden omgezet. Wat daarvan de gevolgen zullen zijn, is een vraag, die door de machtsverhoudingen van het oogenblik zal worden beslist. Het hoofd eener middelbare school te Tokio heeft zijn meisjes-ieerlingen boven 16 jaar verboden pagehaar te blijven dragen. Geven zij hieraan geen gevolg, dan zal haar de toe gang tot de lessen worden ontzegd. Hij voeg de hieraan de volgende verklaring toe: Ouders- en familieleden hebben mij gezegd, dat deze mastregel zeer gewenscht is. Page haar werdt door de meisjes slechts gedragen hl navolging van filmactrices en revue-girls. Zoo mag het mooie glanzende zwarte haar, de trots van de Japansche vrouw, niet behan deld worden. DE WETHOUDERSVERKIEZING IN AMSTERDAM. Nóg steeds geen overeenstemming. In de Donderdag gehouden vergadering van vertegenwoordigers van Raadsfracties en „eenlingen" is geen overeenstemming inzake dë a.s, wethoudersverkiezing met de soc.- democraten bereikt, wijl dezen bleven staan op het hunnerzijds doen bezetten van drie zetels in het college. De correspondent van de N.R.C. teekent hierbij aan: Gelijk te vedwachten was, heeft ook de tweede bijeenkomst van de burgerlijke en sociaal-democratische raadsfracties niet tot een nuttig resultaat geleid. De sociaal-demo craten hielden voet bij stuk; zij eischten hun drie zetels in het college en hiertegenover konden de burgerlijke fracties niet anders dan weigerend blijven. In een half uur was alles Buitenlandsch overzichtPag, 1| Dood van de Belgische Koningin „2 De staking in de Tilburgsche metaalindustrie5, Gemeenteraad van Den Helder „9, Groote brand te Texel yi De veranderde weèrstoestand <7 tt -s Einde van de Tiburgsche textiel staking in zicht 5 Ernstig auto-ongeluk nabij 't Zand. 2 dooden 11 feuilleton 1 Marineberichten12 Omtrek-nieuws w 7/ Marktberichten )2 Svortnieuws 12 beslist. Alleen blijkt uit het communiqué, dat de drie éénlingen, de heeren Ketelaar (v.-d:), Roobol (c.d.u.) en dr. den Hartogh (partij loos)' „zich bij het standpunt der sociaal democraten, hetzij voorwaardelijk, hetzij on voorwaardelijk, konden aansluiten". Hieruit volgt, dat de sociaal-democraten bij de a.s. wethoudersbenoeming, en wellicht later ook bij andere gelegenheden, op deze drie stemmen kunnen rekenen. De verkiezing van sociaal-democratische wethouders lijkt hier door zeker. Maandagochtend zal de aftredende minister van defensie, zijn portefeuille overdragen aan dr. H. Colijri, die als minister van defensie ad interim zal optreden. Minister L. N. Deckers heeft gisterenoch tend afscheid genomen van de hoofdambtena ren van zijn departement. De minister bracht een bezoek aan de chefs van de diverse af- deelingen op het departement en ging vervol gens met zijn adjuuant, kapitein Tielens, per aut< naar de bureaux der hoogste militaire autoriteiten, om ook van deze afscheid te ne men. In den loop van den middag as er voor alle ambtenaren van het d artement gelegen heid van den minirter afscheid te nemen. Feuilleton. Naar het Amerikaansch van Bastil Harrison „Hebt u sedert gisterenmiddag dertig mijl gereden in het donker?" riep Whiteoak bijna ongeloovig. „Ja, ik heb bijna den heelen nacht achter het stuur gezeten. Het was zoowat zes uur toén ik in het moeras terecht kwam." „Dan moet u hier blijven en uitrusten," zeiden beide mannen tegelijkertijd. Er völgdèn hevige protesten, maar ten slotte geschiedde het zooals haar gastheeren beslist hadden. Na aanwijzingen te hebben ontvangen hoe de open plek in het bosch en de' plaats waar de auto was gestrand te be reiken waren, ging de „Bimbashi" heen om zijn spoorzoekers een onderzoek naar den verdwenen Amerikaan te laten instellen en een troep jongens uit te sturen om den auto uit het moeras te halen. Majoor Terrence had inmiddels de zorg voor Miss Vaughan op zich genomen; hij mengde een cocktail en gaf haar biscuits, zóodat zij weer een beetje zou bij komen, en vond andere kleedingstukken voor haar, zoodat haar eigen garderobe ge- wasschen en gedroogd kon worden. Toen ze uit de badkamer kwam stond een stevig ont bijt voor haar gereed, dat ze alle eer aan deed. Nadat haar honger gestild was, zei ze: „Het was misschien het beste als ik eerst de jongens achterna ging en dan, wanneer ik mijn auto wéér heb, uw spoorzoekers, kapitein. Ik kyi ze mogelijk een beetje aan vuren." ,.We kunnen niets beginnen, voor de spoor zoekers iets ontdekken omtrent de richting waarin uw vader gevoerd is," antwoordde de „Bimbashi". Het verstandigste wat u kunt doen is in dien tijd wat op uw verhaal te komen." Rusten doe ik tóch niet," was het be- bescheid, en Megs mondhoeken trilden. „In ieder geval moet U een poos gaan lig gen. Het duurt minstens een uur of vier eer uw kleeren weer in orde zijn," mengde majoor Terrence zich in het gesprek. „Misschien hebt u wel gelijk, majoor," gaf ze na eenige aarzeling onwillig toé. „Ik moet zorgen heelemaal fit te zijn." Daarop trok Miss Vaughan zich gedwee in Whiteoak's slaapkamer terug. „Eenige kans om hem te vinden?" vroeg Sir Martin, toen hij met zijn gastheer alleen was. „Stukken en brokken van hem, misschien," meende de „Bimbashi". „Maar er- is waar schijnlijk geen kans, dat Miss Vaughan zich van het idee laat afbrengen om zelf te gaan?" „Geen schaduw van kans," was Sir Martin's antwoord. „Het is een resolute jongedame." „Wil jij dan niet met haar meegaan? Of Vaughan nog leeft of niet, het is beter dat ik op mijn post blijf. Je weet net zoo goed als ik, hoe gauw die Shilluks, net als alle andere negers, op hun godsdienstige teentjes getrapt zijn. Het is niet uitgesloten, dat er onrust komt en dan moet ik direct te vinden zijn." „Natuurlijk zal ik met haar meegaan," vër- klaarde de majoor zich onmiddellijk bereid. Precies vier uur nadat ze het slaapvertrek van den kapitein was binnengegaan, kwam Miss Vaughan er weer uit, bewonderenswaar dig frisch en levendig, alsof ze geen ver- moeienisscn en emoties had door-geötaan. Haar kleeren waren, gewasschen, gedroogd en gerepareerd en haar gastheer had voor een nieuw khaki-shirt inplaat.s van het ge scheurde gezorgd. Tijdens- de lunch deelde hij haar mede, dat Sir Martin Terrence haar vergezellen zou. „Dat is heel vriendelijk van u, Sir Martin," richtte ze zich tot den majoor, „maar ik kan heusch bést alleen gaan. Ik vind het niet prettig u moeite te veroorzaken." „Ik doe rtiets anders dan mijn plicht als Britsch officier en ambtenaar," antwoordde Terrence op een toon en met een blik, dië elke verdere tegenspraak afsneden. Ze gingen naar buiten en vonden hun escorte gereed staan, een escorte in overeen stemming met Sir Martin's belangrijke func tie. en in staat kracht bij te zetten aan even- tueele onderhandelingen met weerspannige inboorlingen. Er waren dertig dragers voor het transport van proviand, en water en vijf en twintig tot'de tanden gewapende Askari's met een sergeant als aanvoerder. IV. Drie uur flink doorstappen bracht hen bij den auto. De wagen was uit het moeras ge trokken, maar zat zoo dik onder de modder, dat er uren mee zouden heengaan om het voertuig schoon en weer bruikbaar te krijgen. Ten slotte kwamen ze zonder auto vlugger door het dichte bosch, overwogen ze. Miss Vaughan nam er een leeren suit-casse uit, ze lieten den wagèn achter onder de hoede der inboorlingen die hem zouden reinigen en ver volgden hun weg tot zonsondergang. Toen de duisternis gevallen was, zat majoor Terrence naast Miss Vaughan bij een kampvuur onder den weidschen hemelkoepel vol flonkerende sterren. Beiden hadden ze het gevoel, samen van de wereld afgezonderd te zijn, en dat gevoel deed veel van hun terughoudendheid en gebrek aan wederzijd- sche waardeering wegvallen. Naarmate de avond vorderde, spraken ze met een gemak kelijker vriendschappelijkheid en vernam Terrence heel wat schokkende episoden uit de avontuurlijke Odyssee der Vaughans. Bij hun vroegere ontmoeting was hij geneigd ge weest de waarheid van Mr. Vaughan's ver halen in twijfel te trekken; thans, nu de prettige stem van zijn tochtgenoote - dezen den onmiskenbaren stempel der waarheid ver leende, verdween zijn ongeloof en daarmee zijn afkeuring van Meg's zelfverzekerd air haar manier van praten en haar onvrouwe lijke expeditie-kleedij. Uiterlijk mocht ze dan een halve jongen zijn, geen moment vergat hij, dat ze een meisje was. En van héér kant vergat Miss Vaughan, dat ze majoor Terrence een „stijve hark" had gevonden. Den volgenden middag bereikten ze bet kamp waar Meg en haar vader naar het sinistere slaan op de trommelshadden ge luisterd; weer werd de open plek vergeefs afgezocht en toen volgden ze het pad van de Shilluks. Dien avond, toen ze opnieuw voor het kampvuur zaten, begon ze over- haar va. ri te spreken. Met omfloerste oogen haar reis gezel aankijkend, zei ze langzaam en pein zend: ..U vermoedt dat aan Vaders zwerftochten nu voorgoed een einde is gekomen, nietwaar Sir Martin?" Terrence aarzelde een seconde -te lang veer hij haar verzekerde, dat ze Mr, Vaughan ge zond en wel zouden aantreffen. Ze antwoordde op den toon van iemand, die zichzelf probeert gerust te stellen: „U gelooft het misschien niet na de opper vlakkige kennismaking, maar als het ernst wordt, is vader -een geweldig taaie tegen stander. En ik ben niet van plan, alleen om dat hij een paar dagen buiten mijn gezichts kring is, mij overstuur te maken en te gaan denken dat hij haar stem flakkerde even van den aardbodem verdwenen is. Ver scheidene keeren, bij verschillende gelegen heden, hebben ze geprobeerd vader klein te krijgen, maar het is nooit gelukt." Met haar zachte, ietwat langzame stem vertelde ze hoe Mr. Vaughan meerdere malen, op verschillende tijdstippen en de meest uiteenliggende oorden, in het nauw gedreven was en op welke manier hij zich steeds uit de hachelijkste situaties had ge red. Terrence, die geboeid luisterde, begreep hoewel ze over haar eigen aandeel in de gebeurtenissen zweeg dat ze bij sommige avonturen het gevaar met hem gedeeld en haar aandeel irt de bevrijding had gehad. Hij viel haar echter geen enkelen keer in de rede, liet alleen zoo nu en dan. een. uit roep van verbazing of bewondering hooren; hij had bijna 'evenveel aandacht voor het fantastische spel van het vuur op haar pikant gezichtje en in haar glinsterende oogen, als voor de uiting van haar temperamentvol karakter, dat zich in haar manier van ver halen openbaarde. Daarna zwegen- ze beiden een heele poos, tot Miss Vaughan de stilte verbrak met de opmerking, dat het tijd was om te gaan slapen, daar zij den volgenden morgen weer vroeg op weg wilden gaan Bijtijds verlieten ze de epen plek in het bosch. De spoorzoekers, die zich daar bij de rest van de colonne hadden gevoegd, liepen voorop en hielden, op een afstand gevolgd- door de hoofdmacht, het pad der Shilluks. Uit voor minder-scherpziendc stervelingen verborgen teekenen maakten ze op, dat Mr. Vaughan in een soort draagbaar moest weggevoerd zijn en toen ze dit hoorde, trok- Meg bezorgd de wenkbrauwen samen. „Dus hij i s gewond," stelde ze bedroefd- vast en haar begeleider kon haar geen troost geven bij de onweerlegbaarheid van haar onderstelling. Ze marcheerden in zoo snel mogelijk tempo door het woud, dat. naai majoor Terrence geloofde, zich tot aan den oever van den Nijl uitstrekte een woestenij, waarin mijlen van elkaar verwijderd enkele dorpen lagen: de dorpen waaruit de Shilluks naar de open ruimte in het woud waren ge trokken voor hun heidenschen hoogtijd. Moeilijk als het vooruitkomen in de einde- looze halve schemering en over den onge- lijken grond was, had de tocht monotoon ën afmattend moeten zijn voor Miss Vaughan en majoor Terrence, maar hij was het voor geen van beiden. Ze hadden verwantschap van geest en ziel in elkaar ontdekt en zooals Meg verhaald had van haar omzwervingen, zoo vertelde Sir Martin thans van zijn poli- tieken arbeid, zijn liefhebberijen en het leven op Green Acres. Maar hij vertelde er niet bij, dat het beeld van de aanstaande meesteres van het landgoed, dat schuchter in zijn hart leefde, vervluchtigd was tot een schim en een nieuw beeld bezig was zich in zijn bewustzijn af te teekenen het beeld van de zongebruinde, gedecideerde, maar daarom niet minder bekoorlijke Miss Mar- garet Vaughan. V. Den volgenden dag vertelden de sporen, dat op- den weg dien zij nu volgden, Mr. Vaughan zich nog steeds bij de negers moest hebben bevonden en nog in een draag baar meegevoerd was. De majoor putte hoop uit -deze teekenen: aangezien de Shilluks hem levend meegenomen hadden en de moeite hadden gedaan hem -de geheele route te dra gen, was de waarschijnlijkheid groot, dat de bevrijders hem ten slotte in het dorp,, waar heen hij was getransporteerd, - veilig en alleen maar gewond, zouden vinden. Ze bereikten een Shillukdorp langs een dooiwaadbare plaats in een rivier, die door een open vallei stroomde. Ze werden al spoe dig gewaar, dat Mr. Vaughan déér niet was; het opperhoofd, een heerschap, zonderling uitgedost met een hoogen hoed, waaraan in verre tijden zijde te bespeuren moest zijn geweest, met een rooden zakdoek om zijn hals en verder zeer weinig kleedij, bleek evenwel een oude kennis van „Bimbashi" Whiteoak. Sir Martin ondervroeg hem. Eerst was Kruika, zooals de hoogwaardigheidsbekleeder heette, weinig mededeelzaam; hij antwoordde beleefd ontwijkend, maar nadat de majoor hem er nadrukkelijk aan had herinnerd, hoe hij bij een vroegere poging om het gouver nement voor den gek te houden aan het kortste eind had getrokken, gaf Kruika toe, dat een blanke, die door een speeiworp aan zijn been was gewond, meegenomen was naar een dorp, ongeveer vijftien mijl naar het Noord-Oosten, aan den oever van den Nijl gelegen en waarvan het opperhoofd Trahano heette. Toen ze na een geforceerden marsch, Trahano's dorp dien avond over negenen in het gezicht kregen, ontdekten ze dat een overstroomde wildernis hen van de plaats van hun bestemming scheidde. Er scheen niets anders op te zitten dan tot den volgen den morgen te wachten. Maar Miss Vaughan gaf met besliste stem te kennen, dat ze niet aan wachten dacht. „Als vader in dat dorp is, ga ik vanavond nog naar hem toe." „Maar hoe wilt u er komen?" vroeg Terrence met gefronste wenkbrauwen. „Op vlotten, zooals de negers gebruiken om te viSschen. Er is genoeg rijshout hier," was het prompte wederwoord. De rimpel tusschen Terrence's wenkbrau wen werd dieper; er was inderdaad genoeg rijshout. „Waarom zouden u en ik en .de Askari's en de spoorzoekers niet met z'n allen op vlotten er heen varen, zoodra de maan ondergaat?" vervolgde Miss Vaughan op aandringenden- toon. „Er zijn genoeg handen om de vlotten te maken en we. hebben vol doenden tijd eer het donker zal zijn. Ik ben overtuigd, dat die Shilluks ons niet half zoo veel moeite zullen geven wanneer we ze in het donker overrompelen als bij een aanval op klaarlichten dag. Waarschijnlijk zal do heele bende zoo verrast zijn, dat ze als een kudde angstige schapen op de vlucht slaan en er niet aan denken vader kwaad te doen." De majoor dacht zwijgend na. Het plan leek alleszins uitvoerbaar en er was zeker een kans, dat de Shilluks in paniek uiteen zouden stuiven, zonder een vinger naar hun gevangene uit te steken of tegenstand te bieden. Het duurde dan ook niet lang of hij dirigeerde zijn mannen naar een plek hooger op den oever, waarvan ze de vlotten in de trage strooming te water konden laten, om zoo aan den rand van het dorp de landing uit te voeren. De dragers en de soldaten gingen met man en macht aan het werk. Slot volgt.-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 1