PAG. 2 ZATERDAG 7 SEPTEMBER t935 ^JTERTfc dei ió l TOB NOOIT HOEKJE Populaire Rubriek Gevaar voor een ouden kapitein door Christoph Walter Drey toevoeging van een geheele maand, wan neer het den Koning eens opviel, dat de kalender al te zeer achter was geraakt. De maankalender vindt navolging De Babylonische maankalender werd door de oude Grieken overgenomen, die aan dit hopeloos onhanuige en gecompliceerde systeem van tijdmeting hun groote geestes gaven hebben verspild en de eene nutte- looze verbetering na de andere bedachten in plaats van de hun toch eveneens be kende Egyptische tijdrekening over te ne men. Zelfs Mohammed hield hardnekkig aan de maan-kalender vast en verbood ia den Koran het gebruik van schrikkeldagen. Tot op den huidigen dag heeft daarom het Mohammedaansche jaar nog steeds 354 dagen. Egypte brengt verbetering. De eenigen onder de volkeren der oud heid, die de onbruikbaarheid van het „maanjaar" duidelijk inzagen en genoeg moed en onbevangenheid van geest toonden, om tot afschaffing ervan te besluiten, wa ren de Egyptenaren. Zij berekenden het jaar naar de sterren en gaven het aanvan kelijk 360 dagen; vervolgens ontwierpen zij een werkelijk oruikbare kalender met 365 dagen, waarbij het jaar in 12 maan den van 30 dagen elk werden verdeeld, terwijl er aan het eind van het jaar vijf extra feestdagen aan toegevoegd werden. Deze kalender werd voor het eerst toege past in het jaar 4236 v. Chr. en daar door heeft dit jaar als eerste historische datum, die werkelijk vaststaat, Dijzondere beteekenis verkregen. Wel bestond er tus- schen de Egyptische tijdrekening en de thans gebruikelijke nog een wezenlijk on derscheid. De Egyptenaren begonnen den nieuwen dag niet te middernacht, doch in de morgenschemering een gewoonte overigens, die zich in Europa tot in de Mid deleeuwen heeft gehancnaafd en ver deelden hem gemakshalv in twaalf dee- len, die echter ongelijk van lengte waren. Ook hierin volgde Europa tot op zekere hoogte; tot in de veertiende eeuw waren de daguren korter dan de nachturen, ter wijl in den zomer de verhouding juist om gekeerd was. Verder hervorming. In de eerste eeuwen van de Christelijke jaartelling waren het weer de Egyptenaren, die de uren voor het eerst onderverdeelden, en wel in halve uren, kwartieren en acht ste uren. De moderne indeeling in minu ten en seconden kwam eerst tegen het jaar 1000 n. Chr. in zwang. Hieruit blijkt wel, dat onze tijdrekening nog betrekkelijk jong is en ook thans is zij nog niet over de ge heele wereld doorgedrongen. Ongeciviliseer de volken rekenen nog altijd niet met uren, doch geven het tijdsverloop van ongeveer een half uur aan mee „een rijst-kooktijd" of een minuut als „het braden van een sprinkhaan" van 'WrnfM En nou zitten we weer op school. M'n niggie is weer naar d'r moeder en ik heb nou een fijne meester gekregen zooeen die net doet of ie altijd kwaad is maar 't is toch 'n fijne vent want ie meent er niks van. Van de week heeft ie ook nog zoo mooi verteld van de dood van de Belgische Koningin en 't moet daar wel erreg mooi geweest zijn want m'r moeder heb den heelen tijd aan de radio geluisterd en ze heeft er van alles zoo van verteld en ze zei dat 't erg mooi was geweest en daar ergens waar Sary Marys moet wonen of eigenlijk een beetje dicht derbij in de buurt daar willen ze nou oorloggie gaan maken U weet wel die meneer Mussoline waar ze ook nog allemaal japonnetjes en jurkies van maken, die wil daar nou ook de baas gaan worden over al die zwarte nikkers, ik geloof vas dat ie 't daar niet meer erreg uithouwe ken met al die ge wone witte menschen en daarom gaat ie 't nou maar eens met de zwarte probee- ren, enfin hij ken maar wat te doen heb ben en die meneer Leewens gaat nou ooft fijn fees vieren of ie heb 't al gedaan in Kassienoo en daar hebben een hoop me- neeren fijn wat magge zeggen en toen neeft meneer Leewens weer gezegd dat ie 't allemaal mooi vond. Nou dat mag ook wel eens hè as je zoo'n heelen tijd van alles gedaan heb en nou is de zomer dan >ver voor 'n heelen tijd heelemaal weg en 3an is 't ook al weer gauw kerstmis en nieuwjaar en zoo en dan komp de appelen- Mi oliebollentijdweer aan en dat isgezellig hè. Dan ken je zoo 's avonds weer zoo ge zellig met de lamp aan bij de kachel gaan zitten en met pa en moe en dan kenne we weer zoo over alles en nog wat praten en dan hoop ik maar dat de mees ter zoo aardig blijft as ie nou is want dan krijg ik ook niet meer overal de schuld van en dan zal ik mr ook niet meer krom aan strafregels hoeven te schrijven hè en nou hou ik voor vandaag maar weer op, want ik ben een beetje laat en m'n brief- fie moet weg, dus dan de vollegende keer weer een heele groote hè over van alles sn nog wat. Tot dan maar weer hè. Daaaag, „Mammie, dat begrijp ik niet van die juffrouw, zij vraagt ons van alles en zelf kent ze altijd het antwoord." HET JUISTE GEZICHTSPUNT. oëzie i-> den chaos. Gordijnlooze ramen, kale planken vloe ren, niets meer aan den muur. Deze onge zellige leegte is door één woord weer te geven: „verhuizing". De eenige meubels, die nog in de kamer staan, zijn een tafel en een stoel. Op de tafel staat een groene gemberpot met donkerroode rozen, en uitdagend stukje schoonheid te midden van kaalheid en leegte. De bewoonster zit op oen stoel en corri geert drukproeven. Ze ziet er wat moe uit, maar staat spontaan op, met een zon nige glimlach als ze iemand hoort binnen komen. „Gezellig, hè? Maar ik kan toch nog zeggen: „ga zitten", met een wijdsch geba-.i naar den eenigen stoel.„Ach ja, zoo'n laatste dag... Alle3 is gepakt, ik zit nu te werken, en als ik opkijk zie ik alleen die rozen, ruiken ze niet heer lijk?" Dat is nog eens een optimistisch stand punt! Zij werkt te midden van den chaos van een verhuizing, de gang staat vol koffers en kisten. Als ze opziet, negeert ze eenvoudig de planken vloer, de kale muren met het verschoten en gehavende behang, de ontreddering om haar heen, en ziet uitsluitend de zeldzame harmonie van de groene vaas met de geurende roode rozen. Er behoort al ondernemingsgeest toe, om bloemen neer te zetten in een derge lijke omgeving. Maar die op zichzelf kleine daad en het concentreeren van de aan dacht op dat kleine /-tukje schoonheid te midden van leegte en ontreddering be neemt alle troosteloosheid aan de heele verhuizingsfeer. Door op zoo'n manier een juist en verrassend accent te leggen, kan men zichzelf beschermen tegen neerslach tigheid en moedeloosheid. Soms is er ook in het innerlijk leven een „verhuizingssfeer" Dierbare, ontast bare bezitth gen zijn ons, voorgoed of voor tijdelijk ontnomen, onze Idealen zijn ineengestort, or_ze plannen worden ver ijdeld, al onze beste bedoelingen schijnen te falen. Wie heeft dan den moed om een vaas met bloemen nee. te zetten, in deze beteekenis: om een lichtpuntje te zoeken en zijn aandacht daarop te concen treeren Ach, dikwijls zien wij die lichtpuntjes, die er werkelijk zijn, nog over het hoofd, laat staan dat wij ér een zouden „oeken. Toch, wij zouden dikwijls zooveel aan onze stemming kunnen redden, door ons zelf een kleine vreugde te bereiden, waar door het innerlijk evenwicht nog juist be waard blijft. Egoïstisch? Volstrekt niet, want daardoor besparen wij anderen onze neerslachtigheid en de taak om oris „uit den put te halen". Dat is immers juist de déb&cle van zoo veel levens: dat men zich blind staart op hetgeen niet gelukt, op hetgeen tegen loopt, op wat wij niet gekregen of wel ver loren hebben. De groote fout van die levenshouding, is, dat z§ zoo passief is. Tobben is geen wer ken. Een werkzaam mensch is zelden een zaam en zelden ongelukkig Wie verhuist zit even in de rommel, een overbekend feit, dat niettemin toch aan velen reden tot klagen geeft. Maar .wie verhuist heeft óók het vooruitzicht, binnenkort in een schoone, opgeruimde, pas-ingerichtc omgeving te zitten en dat vergeten de klagers. Wie in de eb van het levensgetij zit, met veel zorgen en weinig vreugde, met veel verdriet en weinig verblijdends, voor hem of haar is de kentering nabij. Niets blijft altijd verkeerd gaan, geen enkel leven omvat enkel geluk of enkel ongeluk. Zoekt óók temidden van uw donkere levensdagen naar iets moois, iets liefs, een klein stukje harmonie in uw leven. Zoekt het met oprecht verlangen en u zult het vinden. Ontsteekt in de duisternis van uw be droefde ziel een klein helder vlammetje van hoop en vertrouwen. Wellicht is de vreugde zeer nabij. Maat de vreugde aar zelt binnen te treden bij een menschen- kind, waar zij in 't geheel niet meer ver wacht wordt. Bereidt haar een welkom door de hoop levendig te houden. Dr. JOS DE COCK. Zij: „Ik wil een groot zangeres een stem in mijn binnenste zegt dat kan." Hij: „Maar de stem, die er uit zegt dat je 't niet kunt." worden jst VIJF HELDEN AAN DE KAAVKUST Men meldt uit Johannesburg: op een een klein visscherseiland in de Elandaboch; (Z.-Afrika) heerscht sedert tien dagen hongersnood, als gevolg van de overstroo. mingen der laatste dagen. De bevolkt was radeloos; het voedsel was op en door de hevige stormen kon geen boot Uitvaren om hulpbiedenden te brengen. Tenslotte waagden een viertal negers en één blanke het per roeiboot voedsel te brer.. gen naar de noodlijdende bewoners op het visscherseiland. Acht uren lang streed het bootje tegen de woedende golven, totdat het eindelijk de kust bereikte. Reeds maak ten de met spanning wachtenden aan den wal voorbereiding om de boot in te halen, toen een felle stormvlaag het' bootje om gooide en de bemanning door de golven werd meegesleurd. Het voedsel, dat gedeel telijk in doozen, gedeeltelijk in kisten en blikken was verpakt, werd een half uur later voor het meerendeel aan het strand geworpen. De bemanning kon niet meer worden gered. De hjken werden den daarop volgenden dag door de zee aan de kust ge spoeld. BONT ALLERLEL De Romeinen gebruikten reeds in te vroegste tijden tot veldteeken een bos stroo, dat zij op een lange stok droegen en waarmee één soldaat het te velde trek kend leger vooruitging. Later verwisselde zij dit teken voor een op een staf ge plaatste hand, die naar de hoogte wees. Nog later stelden zjj er een arend voor in de plaats. Iedere afdeling van het legt: had een eigen adelaar, zoodat die van liet legioen grooter was dan die van het „cohorte". In het begin zag men arenden van hout, later werden deze dieren ver vaardigd in brons en nog later in zilver en goud, al naar gelang de rijkdom en de roem van het land. Na elke overwinning werden de arende: met bloemen of lauweren omkranst R adelaar was het heiligdom van iedere sol daten-afdeling, daarom zorgden de solda ten er ook goed voor, dat het dier niet handen kwam van de vijand. Als de arend gevaar- liep door de vijeind te worden ge stolen, dan begroeven de soldaten 1® veldteken diep in de grond. Later, wan neer het gevaar geweken wars, werd w arend weer opgegraven. Soms ook w'®P men het beest in een rivier. In 'ater eeuwen hebben de Romeinen talrijke bron zen, gouden of zilveren arenden uit de n vieren opgevischt. Kapitein Peil had den dienst bij de scheepvaartmaatschappij opgegeven en zich teruggetrokken. Zijn spaarduitjes wa ren weliswaar niet veel en het pensioen, dat de maatschappij hem uitbetaalde was het zeker niet, maa zijn dochter Tony, die bij hem de huishouding deed, wist er met weinig te komen en zou wel alles we ten te schikken. Maar de oude heer was het voortdurend voor anker liggen snel moe geworden. Op een dag verraste hij zijn dochter met de mededeeling, dat hij een post bij de zeil jachtclub had aangenomen, die een zee varenden man noodig had, die alles in orde hield. „Ik ben het al van jong af aan gewend.' maakte hij een einde aan haar bezwaren, „heb in mijn leven ontelbare nachtwaken gehad en zal het nog wel een poosje uit houden. Het brengt ons toch aardig wat in het laatje!" Inderdaad bracht het zooveel op, dat Peil na niet te langen tijd het voorstel kon doen, dat men uit de huurkazerne zou trekken en een landhuisje koopen. Maar nu had Tony ook voor hem een verrassing. Ze nad een jongen man leeren kennen en liefhebben eu wilde zich met hem verloven. Dat zoo iets zou kunnen gebeu ren, daaraan had de kapitein bijna nooit gedacht. Het zou een geheel andere rich ting geven aan zijn plannen, die hij tot aan zijn einde had willen doorvoeren en hij vroeg daarom niet overmatig vriende lijk, wie de jonge man was. „Een zeeman, zooals jij. Hij moet exa men doen en vaart met een motorboot voor een millionnair." „Dan mag hij Zondag op bezoek k o- men." Een keurige jongen, deze Ted Digges. Niet zoo'n kerel aan wien men den zee man op honderd pas afstand zag: breed uit, met harde vuisten, in een sweater en met een halsdoek neen, een gentleman. Zoo was hij gekleed en zoo gedroeg hij zich ook. Totdat hfl examen gedaan had, wilde hij niet zonder verdiensten zijn; daarom was hij motorbestuurder geworden. Peil verklaarde zich als voorstander van het zeilvaartuig; hij hield niet van het knetteren der motoren, voor het overige hadden ze ook onaangename eigenschap pen. Ted Digges verzekerde, dat zijn boot volkomen geruischiooi liep, maar de oude kapitein wilde hem niet gelooven en be weerde ook, aat men bjj goeden wind met een zeilboot sneller vooruit kwam dan met een motorboot. Dat kwam op de krachten der motoren aan, antwoordde de gast. Zijn boot kon het oeslist tegen ieder zeil jacht en ieder motorjacht opnemen. Toen hjj weg was, zei Peil: „Een flinke jongen! Maar een merkwaardig soort zee lui is het tegenwoordig! Draagt een gou den horloge aan een gouden ketting en aan zijn vinger een brillanten ring!" „Het zijn er.-tukken van zijn oom ec zijn tante." „Nu, dan verwondert het mij niet. hij ze niet allang te gelde gemaakt hec In den volgenden tijd had Peil vaak nachtdienst en nij was niet altij een rooskleurige stemming, wanneer 's morgens daarvan thuis kwam. Hij sPr nauwelijks een woord Hij at en dr - wat Tony hem voorzette en ging daarop slapen. Op een ..vond kruiste zijn zeiljacht bij Sandy Hook, voer toen met toenem^ de duisternis steeds verder zeewaarts- meeste schepen, uie in zicht waren, 3 den de haven in, slechts enkele voere tegengestelde richting. De zeilen strak gespannen, doors het jacht met buitengewone snelhc' golven. Hun doel was een stoom «J waarvan de voorlichten tweemaal toen men op het jacht een derge naai gegeven had, zijn vaart nog me hield en bijdraaide, toen het kleine naderbij gekomen was. (Slot volgt-'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 14