Avonturen van een camera-man Wat er bij het maken van een cultuur^film komt kijken. - Moeilijkheden en krijgslist, r Niet iedereen wil gefilmd worden. door Mevr. M. JANSEN—v. DEVENTER. Natuurlijk hebben jullie allemaal wel eens een culturfilm gezien, zoo'n film met prachtige natuuropnr men uit vreemde landen, over de zeden en gebruiken van vreemde volken, zooals bijvoorbeeld de verschillende Eskimo-films of de films van ontdekkingsreizen door de Afrikaan- sche oerwouden. En natuurlijk vonden jullie het prachtig, maar hebben jullie er ook wel eens over nagedacht, wat er alle maal aan vast zit om zo'n iilm te maken? Want de moeilijkheid bij die soort van films is juist, dat er geen beroepsspelers in optreden, maar dat net allemaal ge wone menschen zijn, die in hun gewone, dagelijkse leven en bij hun werk of spel „gesnapt" moeten worden. En die lang niet altijd even gewillig zijn! Daarover las ik in een Duits filmtijd schrift een artikel van een heel oekenden Duitsen camera-man, Kurt Stahnke, en ik vond het zo aardig, dat iK jullie er het een en ander van wil navertellen. Oproer om een schedel. In het jaar 1924 reisde Stahnke in ge zelschap van een professor, die studie van de wilde volkstammen wilde maken, naar Afrika, om enige scènes uit het leven van een bepaalde inboorlingenstam op te nemen. De professor, die getroffen werd door de eigen aardige schedelvorm van de in boorlingen, wilde graag zo'n schedel mee maar huis nemen, om hem op z'n gemak te kun nen bestuderen. Hij kreeg per missie van den gouverneur van de kolonie en mocht het hoofd van een gevangene, die de dag te voren was gestorven, mee nemen. „Maar u moet er met niemand over spreken", waarschuwde de gouverneur nog, „want de inboorlingen zijn erg bijgelovig en denken, dat een dode zonder zijn hoofd nooit rust kan vinden." De schedel werd dus ter dege in gepakt en in alle stilte aan boord van het schip gebracht, waarna de expeditie vertrok. Doch nog eer ze de volgende haven hadden bereikt, kwam er een dringend radio-telegram van den gouverneur: „Hoofd onmiddellijk terugzenden! Reli gieuze opstand dreigt! Inboor- boorlingen missen bij begrafe nis hoofd!" Natuurlijk stuur den ze toen direct het hoofd terug en later hoorden ze, dat de gouverneur nog alle moeite had gehad om de opgewonden negers in bedwang te hou den, totdat de schedel aankwam. Filmen met hindernissen! De grootste hinderpaal bij het maken van cultuurfilms, vertelt Kurt Stahnke verder, is het weer. In 1930 op een film expeditie in Roemenië hadden we niets dan tegenslag met het weer. Overal waar ze kwamen begon het dadelijk na hun aan komst te regenen, en dat was natuurlijk erg lastig voor hun werk, maar het grap pige van het geval was. dat de bijgelovige boerenbevolking nu begon te denken, dat die vreemde lui de regen aanbrachten. En wat was nu het gevolg? Van alle dorpen, waar ze om regen verlegen zaten en dat waren er heel wat, want het was over het hele land lange tijd droog geweest kwamen afgezanten of de filmexpeditie een bezoek aan hun dorp wilde brengen, opdat er regen zou komen! Ze waren dus échte weerheiligen geworden..* Maar ook in ander opzicht hadden ze met grote moeilijkheden te kampen. In Britsch-Indië bijv. mochten ze geen vrouwen filmen, want, zeiden ze daar, „met dat kastje kan die mijnheer door ons heen kijken!' Ja, toen moesten ze daar weer wat op be denken. Gelukkig was 't gauw gevonden: de cameraman richtte zijn toestel op de vrouwen, wendde dan z'n hoofd zo ver mogelijk af en draaide er lustig op los. De vrouwen lieten het zich rustig welge vallen, want nu kon de vreemde man hen immers niet zien... Ook in Serajewo mocht de operateur met filmen. Toen huurde hij een groole rjswagen af, ging daar met zijn toestel in zitten en liet zich zo door de stad rijden. In een van de wanden van de wagen had hjj een gat geboord en daar doorheen kon hij nu prachtig alle verboden opnamen maken, zoveel als hij maar wilde. Kabaal in Berlijn. Maar wat je wel het minst zou verwach ten zelfs in Berlijn hadden ze nog moei lijkheden met het filmen. Ze moesten daar op een keer een paar aardige opnamen van de bloemenvrouwen op het Potsdammer Plein maken. Doch ze waren nog nauwe lijks met de camera op het tooneel versche nen, of daar begon een oorverdovend spektakel. „Zij zich laten filmen?! Geen dénken aan!" Ze hadden nog pas „gepo seerd" voor een grote speelfilm en dat was zo lelijk geworden, 't leek wel nergens op! DAAr bedankten ze voortaan voor! Dus dat liep weer mis die keer. Maar 't opge ven? Dat nooit! Dan maar weer een krijgslist bedacht! De camera-man huurde zich een invalidewagentje, plakte een in drukwekkende baard aan z'n kin, zette een blauwe bril op en liet zich zo naar het plein rijden, waar de bloemenvrouwen stonden. Onder zijn wijde jas had hij een kleine handcamera verborgen en zo draaide hij er weer op los. Juist was hjj klaar, t'oen een van de bloemenvrouwen uitriep: „Kijk es naar die ouwe! Ik ge loof, dat ie ons filmt! En meteen had je de poppen aan het dansen. Met z'n allen stormden ze briesend van verontwaardi ging op den armen filmman af en wie weet hoe het met hem zou zijn afgelopen, als hjj niet net bijtijds uit zijn wagentje was gesprongen en zich tot aller verba zing als een haas uit de voeten had ge maakt! De toverkunst van den derwisj. Een van de wonderlijkste gebeurtenissen beleefde Stahnke in een Zuid-Servische stad. Daar was een Mohammedaanse secte, die er onder leiding van derwisjen merkwaardige .godsdienstige gebruiken op na hield. Gewapend me t zijn camera woonde Stahnke zo'n godsdienstoefening bij De derwisj en zijn aanhangers zaten in een kring bij elkaar, de derwisj bad voor, de anderen herhaalden zijn woorden op zin gende toon, wiegden daarbij de boven lichamen heen en weer en stootten elkaar nu en dan met de hoofden aan. Aan het slot sprong de derwisj midden in de kring, greep een dolk en stak die midden door zijn beide wangen. Toen hij de dolk er weer uittrok, was er geen spoor van een wond te bekennen en was er geen droppel bloed gevloeid! Twee jonge volgelingen van den derwisj vertoonden hetzelfde kunststuk met spitse naalden. Een and- dere derwisj wilde het nu ook met de dolk probeeren, doch oij uem stroomde het bloed uit twee worden langs het gnzicht, „Hij heeft een zonde begaan," verklaarde de oude lerwisj, „en nu straft Allah hem met zijn bloed. Slechts schuldelooze ge lovigen zijn onkwetsbaar!" Me. de camera op de bodem van de zee. Zelfs de bodem der zee heeft zijn ge heimen aan het alziend oog van de camera moeten prijs geven. Tot diép in de zilte golven daalde camera-man Kurt Stanhke met een speciaal door hem vervaardigd toestel af. Deze onderwater-camera ver richt zjjn werk op den bodem der zee even betrouwbaar als de gewone camera op het vaste land. Zijn eerste kennismaking met de zeebodem beschrijft Stahnke als volgt: „Toen ik met mijn hélper, een beroeps duiker, op de zeebodem stond, was ik overweldigd door de schoonheid, die ik daar kreeg te aanschouwen. In een won derlijk gedempt licht, waarin alles twee maal zo groot scheen, stonden we om ringd door millioenen kleine levende we zens. De vissen toonden niet de minste vrees en zwommen dicht om ons en de camera heen. Ik draaide verwoed en liep steeds verder, mij dan naar deze. dan naar die richting wendend. Plotseling wenkt mijn kameraad mij en wijst naar boven. Daar zag ik, dat de zes touwen, waarana wij. en onze camera hingen, tot een bijna onontwarbaar kluwen waren verstrengeld, omdat ik met de camera steeds in het rond had gedraaid! Dat kon gevaarlijk worden, want tusschen de klu wen zaten ook onze luchtslangen, waar door de kostbare zuurstof in onze longen stroomde. En als die slangen kapot gin gen... Gelukkig wist ue duiker er raad op. Hij pakte mij kort en goed beet, stak mij als een stok.omhoog (dat is onder water een peulschilletje) en solde net zo lang met mij om, tot de kluwen uit de war was en de touwen weer netjes recht hingen. Toen kon ik weer verder gaan met mijn wer«. Toen we len slotte weer boven wa ter kwamen, zagen we ons schip zestig meter van ons vandaan liggen zó ver waren wij afgedwaald!" WIE VAN JULLIE KAN DIT ZELF MAKEN? Je neemt vier tollen, waarvan er twee groter zijn dan het ijzeren staafje of een houtje, dat niet te dun is. Die assen be vestig je aan de tollen. Op die assen sla je een recht naar boven staand plankje, waarop het wagentje kan rusten. Het ma ken van het wagentje zelf is al heel een voudig: je neemt een flinke brede plank, waaraan je vier rechtop staande latjes be vestigt. Nu neem je een lang stuk hout en maak je een disselboom er aan. De disselboom wordt aan de onderzijde van de wagen bevestigd en vervolgens sla je de assen aan de bak vast. Is dit geen m wagentje Misschien kun je er je br«^ mee verrassen. WAT EEN STRUISVOGELMAAG VERDRAGEN KAN. In de maag va>- een struisvogel, die enige jaren geleden aoor onvorzichtigheid te Lyon werd gedood, vond nen: twee pond kiezelstenen, drie stenen tabakspijpen, dis groen geworden waren, maar toch volko men bewaard waren; een mes met koperen heft, 25 koperen uinformknopen, een hal ve franc, 32 koperen centimes, verschei dene andere kleine metalen voorwerpen, grote noten, die niet gekraakt waren, een stuk ijzerdraad van ongeveer anderhalve duim lengte, dat bijna geheel door het maagsap was opgelost. De gezondJie'iimt. het dier, dat al deze voorwerpen achten» volgens had opgeslokt, scheen er niet in het minst om te hebben geleden. „Hoe vaak heb je nu op je ®cao® ontbroken?" „Morgen zal het de derde maal ZO ZIJN DE ENGELSEN. De Engelsen, en dit is algemeen laten zich dikwijls op een onbarmhaiw wijze door de etikette tot in het belacn^ lijke tyranniseren. Een ieder kent de F schiedenis van den gentleman, die, hoe een uitstekend zwemmer, aarzelde len14 die op het punt stond te verdrinken, te f den, omdat hij aan hem... niet voorges was! ffrsn» Het volgend gevai, dat de bekende F journalist Jules Janin overkwam, v daarbij een typeerende tegenhanger- zat in een Londens koffiehuis „Vérrey de haard. In zijn nabijheid zat een man, die blijkbaar graag kennis me Fransman wilde maken. Hij riep den ner en zeide: „Garqon, hoe heet die daar bij de haard?" „Ik weet he Mylord", antwoordde de kellner. wendde de man zich tot de vrouw buffet, doch ook deze wist de na de vreemdeling niet. Nu stond de u zo nieuwsgierige Engelsman op, legen naar den heer bij de haar sprak: „Hoe is Uw naam mijnheer nin, journalist", was het antwoor^ mijnheer Janin, uw jas brandt. Engelsman, waarop nij voldaan n tafeltje terugging. Inaerdaad aa van den Fransman te dicht 0 gehangen, waardoor een groo. der panden vas gebrand...

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 18