Het Amstelmeer
BLUE BAND
Wie deze week koopt,
koopt voordeelig
door het land van Oss.
Een nachtelijke zwerftocht
tweede blad
heldersche courant van donderdag 24 october 1935.
Uit de Natuur
De Quaker Havermouth
fabriek ie Roiterdam.
bij de visch!
Postambtenaar verduistert
geld.
Meer dan I 900 aan geldprijzen
en practische cadeaux
Een hoofdprijs van 100 gulden
Een tweede prijs van 50 gulden
't Schayksche veld. - Overal zie je Helderschen. -
Door de ontvolkte straten - hen intervieow in de
marechause-kazerne met de dappere opperwachtmeester
en wachtmeester Mintjes en De Gier. - Op den stoel,
_waar Ceelen zat. Er brak iets in hem. zegt De Gier.
I oen ht, bekend had. was hij een heel ander mensch.
Volgende week Donderdag wordt voor de
Bossche Rechtbank het scherm voor de vierde
jnaal gehaald...... en dón voor de groote acte.
gen aangrijpend drama wordt opgevoerd...
fen treurspel vol menschelijk leed.
De avond is gevallenOp de groote
hap van het station 's-Hertogenbosch tikt
zwaar de regen.
Jachtig haasten wij ons naar den trein, die
voor ons gereed staat. Het vreemde gele
licht der groote natriumlampen, dat de rei
zigers en het stationspersoneel bestraalt,
geeft hen het aanzien van dooden, opgestaan
uit hun graf... allen op het station zijn lijk
bleek.
- J 1
Een half uur 'later dendert mijn trein Oss
binnen
Gelukkig...... In Oss wonen nog duizenden
brave, fatsoenlijke burgers...... hartelijke en
gemoedelijke menschen.
Na een hotel opgezocht te hebben, ga ik
de straat op...... Vannacht wil ik zwerven
door duister OssWil ik gaan naar de
plaatsen, waar de slachtoffers der boeven
bestiaal vermoord werden.
Uit een donkeren hemel zwiept onafgebro
ken dë regen eentonig neer.
Ik loop langs de spoorlijn... die glimnat
is en waarboven de roode seinlichten onheil
spellend gloeien, als wilden zij mij toeroepen:
Onveilig is 't hier......
Ik ben nog nimmer is Oss geweest
Waar moet ik been, waar is het sombere
Schayksche veld?.
Het is 's avonds 10 uur, er zijn geen men
schen op straat...'t Is hondenweer. De
Ossenaar, die er niet uit hoeft, zit gezellig
thuis bij de radio, verder is het halve stadje
in de groote concertzaal.
Ik sta alleen, in nü werkelijk duister Oss.
Waar moet ik heen, welken kant uit?
Een deur van een der huizen gaat open,
een vrouwengestalte verschijnt op den drem
pel. Snel treedt ik op haar toe...
Kunt u mij ook zeggen, waar het
Schayksche veld is en ook waar ik de wacht
meesters De Gier en Mintjes kan vinden?
Ik kan den zin niet uitspreken, lezer, geloof
mij, het is geen fantasie... De vrouw voor
de deur slaakt een luiden kreet...... legt de
hand op mijn schouder en roept:
„Alle gèrookte pietermannen van
Tabbie, hoe kom jij In Oss?"
Een oogenblik sta ik beduusd......... Voor
mij staat een rasechte Heldersche uit den
Ouden Helder. In haar jeugd heeft zij vele
jaren dicht bij Tabbie gewoondv Ze
woont nu reeds jaren in Oss en „is niet ver
moord", vertelt ze lachend.
In de gezellige huiskamer drink ik heete
thee, maar als ik vertel, dat ik voor de
Jutterkrant, vannacht over de heide en op
het het Schayksche veld en langs de Maas
ga zwerven, raadt ze zulks sterk af... Je
kimt niet weten. Er is nog altijd een gedeelte
boeven, dat niet bekend heeft. Gisteren pas,
is Hanneke, de beruchte kroeghoudster, door
de marechaussée opgebracht......"
Ze willen me veel mondvoorraad meegeven
voor den nacht,, die gastvrije Helderschen.
Ze stoppen mijn zakken vol met fruit, maar,
wat meer is, ze geven me alle inlichtingen
over de route, die ik nemen moeten ook
geven ze me een adres op van iemand die
ter De Gier den scepter zwaaien, moet ik
den anderen kant op
Moederziel alleen loop ik dan door de ont
volkte straten. Naargeestig, onheilvol huilt
een natte neerstriemende wind door het ijzer
der spoorboomen
Hét is nog een heele marsch voor ik bij
de kazerne sta.Brjna geheel in het duister
ligt het gebouw eindelijk voor mij.
Hier in deze citadel is de overwinning op
de moordenaarsbende behaald
Achter de witte neergelaten gordijnen zie
ik gestalten bewegen. Dan haal ik de schel
over
Een marechaussée maakt open en staart
den laten bezoeker aan.
Een Heldersche journalist wilde van u
graag wat inlichtingen
De marechaussée maakte een haastig af
werende handbeweging van „daar komt niets
van!"
Heel diplomatiek vraag ik dan haastig, of
ik -even binnen in de wacht mag zitten om
mijn klèeren te laten drogen
Dan verdwijnt de marechaussée om even
later terug te bomen met het verzoek binnen
te komen en dan betreed ik het wachtlokaal
en... sta stom verwonderd...
Ik had mij altijd voorgesteld, dat wacht
meester de Gier en opperwachtmeester
Mintjes echte ruwe ijzervreters-koppen zou
den hebben, met een grimmig gezicht, waar
je voor op den loop ging... Direct herken ik
ze van de portretten in de bladen. Zelden, zag
ik zulke beminnelijke, vriendelijke gezichten
voor mij... Praatjes voor de Bossche recht
bank, dat deze mannen ze mishandeld zou
den hebben, zijn belachelijk. Als ze mijn ver
wondering zien vertel ik de reden.
Met hardheid en ruwheid zouden wij niets,
absoluut nietSj in Oss bereikt hebben zeggen
ze... maar inlichtingen geven doen we niet...
't Zou maar opsnijdeh zijn...- We hebben onzen
plicht gedaan en dat is het voornaamste...
De misdadigheid in Oss dateert niet van
den laatsten tijd, maar vroeger had de
politie en marechaussée toch niet zooals nu,
de handen vol, merk ik op.
Toch, zegt wachtmeester de Gier, kijk,
daar tegen den wand hangt het portret van
onzen voorganger, van wachtmeester Hoek
man. Reeds toen was, het een eeuwige strijd
tusschen het geboefte en ons. Ook toen was
de politie doodelijk gehaat. Voor een moord
werd niet teruggedeinsd.
Wachtmeester Hoekman was een dapper
man, hij wist, wat hem den een of anderen
dag wachtte... Ze leefden toen, even als wij,
in voortdurenden oorlogstoestand.
In 1893 (dus meer dan 42 jaar geleden),
viel wachtmeester Hoekman als slachtoffer
van zijn plicht. Uit een dubbelloops jachtge
weer loste het geboefte een schot... Hjj
poogde zich te verdedigen, doch hij viel...
hét publiek vond hém op straat dood...
Nu is door uw optreden de vijand zoo
goed als onschadelijk gemaakt. Wilt u niets
mededeelen
De opperwachtmeester Mintjes knikt ont
kennend.
De rol die Hanneke Mathekus heeft ge
speeld... die beruchte vrouw uit het Scha-
wijksche veld... -kunt u daar misschien Iets
van vertellen... Zij was de Koningin dei-
Moordenaars
Haar zaak zal ook dienen voor den
Bosch. Eergisteren hebben wij haar op
transport gesteld... maar inlichtingen, ook
erg op de hoogte is. Het Schayksche veld is om(Tent deze beruchte vrouw, die zoovelen in
links van Ossmaar als ik eerst naar de
marechaussée-kazerne wil, waar de beroem
de opperwachtmester Mintjes en wachtmees-
het ongeluk gestort heeft, kunnen wij niet
geven... alleen het was met haar net als
met de anderen, Hanneke die eerst onaan
doenlijk was, huilde als een kind toen haar
rol uitgespeeld was. Zij beweerde groot be
rouw te hebben...
Hoe bracht u ze aan het praten?
Door menschelijk met deze beestmen-
schen te redeneeren! De betere gevoelens, die
in ieder mensch, ook den grootsten misdadi
ger, sluimeren op te wekken, dat was de oor
zaak waardoor deze menschen hun geheime
binnenste voor ons openlegden.
De Ceel, de beruchtste moordenaar zei
tegen ons: Als jullie ruw tegen mij gesproken
hadden, had ik niets losgelaten. Al hadden
jullie me doodgeslagen, geen woord zou ik
bekend hebben...
Had u ze in dit wachtlokaal?
Hij zat op den stoel, waarop u nu zit,
vervolgt de wachtmeester de Gier. Vele
malen reeds hadden wij met hem gesproken,
maar hij bleef onbewogen, niets was uit hem
te krijgen... Zijn hart was gesloten. De oude
sfeer van Oss, die menschenleeftijden de'
misdadigers hier omgeven had, dezelfde sfeer
die in 1893 den 'ood van wachtmeester Hoek
man veroorzaakte, een sfeer volgende met
doodelijken haat tegen de politie omgaf ook
deze moordenaars in 1935. Wreed en cynisch
zat de misdadiger tegenover ons... Maar toch
zagen we, dat, als wij die vreeselijke sfeer
konden doordringen er iets voor ons, en ook
voor den misdadiger zelf, zou gloren...
Ze misten den moed om hun vreeselijke
moorden te bekennen. Wij staarden hen lang
in het wreede gelaat, trachtend een aan-
kncopingspunt te vinden. We spraken hen
vriendelijk toe, wezen hen er op, dat het
overtuigend bewijs van hun schuld geleverd
was, wij bezwoeren hun, hun geweten te ont
lasten van de zware zonde die erop rustte en
toen... toen... zagen wij iets heel wonderlijks
gebeuren... In de starende oogen van «Ie
moordenaars kwamen tranen. Er brak iets in
hun binnenste... een ijskorst smolt om hun
ziel. Onder heftig snikken en oprecht be
rouw, hakkelden de bekentenissen los... en
het is vreemd toen deze moordenaar bekend
had, zat tegenover ons een ander mensch...
Er was iets van mij afgevallen, de
demon die hem beheerscht had, had hem ver
laten.
O, ik ben zoo blij zei hij en hij huilde als
een kind, nou kan ik weer tegen de menschen
praten.
Wat békende hij u allemaal... wat liet
hij los over zijn misdaden?
Maar de sympathieke kop van opperwacht
meester Mintjes schudt energiek van neen,
zijn hand maakt opnieuw een afwerende be
weging... deze vragen worden netjes gene
geerd... dat zijn justitiezaken.
Een marechassée komt binnen, hij is van
een ronde teruggekeerd, zijn jas druipt van
regen... zijn laarzen zijn beslijkt...
Ik ga toch vannacht op pad zeg ik, ik
wil alle plaatsen waar moorden en inbraken
zijn gepleegd opzoeken, 't Loopt ook langp dé
Maas, niet waar.
Het is een heele tocht, zegt wacht
meester de Gier ernstig en u 'kunt best ver
dwalen in dit hondenweer kun je geen hand
voor oogen zien.
Ik weet dat ik niet zal verdwalen, zeg ik.
Ik noem den naam van mijn kennis en dan
knikt de Gier vriendelijk.
't Wordt tijd, dat ik ga zeg ik, maar
nog even de foto's langs den wand bekijkend
zie ik, hoe waardig Nederland deze beide
eenvoudige dappere mannen huldigde. Zoo
licht had eenzelfde noodlottig schot hen kun
nen treffen als in 1893 wachtmeester Ver
hoeven. De Gier, Mintjes en zijn dapper
groepje leefden in een landstreek waar de
oorlog in vollen gang was... Ik zie de foto,
waarop de Gier en Mintjes voor de troepen
staan en hoe zij eigenhandig worden gedeco
reerd door onze Koningin. Ik zie massa's
telegammen en brieven. Tegen de wand hangt
ook een kaart van de Haagsche Postkaart
toegekend wordt aan deze dappere mare
chaussée.
Goeden nacht, zeg ik en stevig druk ik
de hand van deze dappere menschelijke
menschenkennende politiemannen, Mintjes en
de Gier.
Even later sta ik buiten in ht duister...
Wordt vervolgd.
III
De vogelwereld
door J. K. S.
ItlUlllllllllllllllllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllliilllllIll"!
III t IIIKI llillllll IIMillllllll lllll lllllllt IIIIIIIKIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIKII1
iiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriitiiiiiiiiiiiiiiiKiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiliiiiiiii
Op het slibbankje voor ons rennen steeds
kleine vogeltjes heen en weer met kleine
pasjes, van onder wit, bruingrijze rug, zwarte
vleugels, zwart keelbandje, oranje pootjes en
oranje, zwart-gepunt snaveltje: bontbekplu-
vlertjes, onder het uiten van een voortdurend
„lu-wiet", (laag-hoog). Op de groote, stui
vende zandvlakten van N.-Europa, Oostzee
landen en de eilanden van de Nederlandsche
en Duitsche kust maken ze de aardige, met
schelpen gevoerde nestjes, waarin de vier geel
grijze, gevlekte, peervormige eitjes komen.
Deze montere vogeltjes komen op hun winter
reizen tot ver in Z.-Afrika, Azië en Australië.
Toch zien we den geheelen winter door hier
bontbekjes, dat zijn echter vogels uit Noor
delijker landen.
De kleine plevier, met zijn zwart snaveltje
en gele pootjes, roept: „trie-lu" (hoog-laag)
en is kleiner dan zijn familielid, doch geheel
hetzelfde gekleurd/Sedert enkele jaren broedt
hij in wisselend aantal in ons land. Ik her
inner me nog de enthousiaste verhalen van
Rinke Tolman en Jan Strijbos in den eersten
jaargang van „De Wandelaar", waarin zij
gewag maakten van hun ontdekking: het
eerste nest van de kleine plevier op Neder-
landschen bodem, ri.1. in de Soestër zandver
stuiving.
In geheel Europa, Afrika en Azië kan men
ze, in groote troepen vereenigd, vinden. Op
den doortrek kan men ze ook wel eens bjj
Huisduinen zien; overigens is over den voor
jaarstrek heel weinig bekend. De strand-
plevier kenmerkt zich doordat het keelbandje
niet geheel doorloopt en doordat bij hem zoo
wel pootjes als snavel zwart zijn. In ons land
vrij algemeen broedend op uitgestrekte stran
den, trekt hij toch maar ln gering aantal
door, daarbij bij uitzondering wel eens aan
zoet water toevend. Dit pleviertje is over een
zeer groot .deel van den aardbol verbreid,
alleen in het-hopoge Noorden en sommige ge
deelten van Amerika en Australië ls hij nog
niet aangetroffen.
De "drie hierboven genoemde soorten zijn
vrij moeilijk in het veld te herkennen; nog
erger is het met de verschillende strandloo-
per-soorten: die komen ook nog wel eens aan
de beurt! Eh nu de andere pluvieren. Alle tot
dusver genoemde pluvieren waren alle zoo
wel in zomer als winter wit-buikig. De goud
plevier is 's zomers van onder pikzwart, des
winters heeft hij een witten buik. Doch zoowel
's zomers als 's winters zijn de oksels wit.
Zijn naam dankt hij aan de fraaie, goudgele
kleur van rug, nek en staart. Voorhoofd,
wenkbrauw en zijden van hals, borst en buik
zijn wit. De goudpluvier, die in ons land in
de Peel en, zelden, ook wel elders, broedt,
neemt de laatste jaren af door het in cultuur
brengen van uitgestrekte, woeste heidegron
den. Zoodat men dus op steeds minder plaat
sen in ons land het eenvoudige, met hei be-
kleede kuiltje, met de vier bruingrijze, z^art-
bestippelde eieren vinden kan. Er zijn ver
schillende soorten goudpluvieren, behalve de
hier bedoelde gewone, onderscheidt men nog:
de Noordelijke- 'en de Aziatische goudpluvier.
De gewone soort broedt tot ver in het hooge
Noordèn, en trekt tegèn den winter ver Zuid
waarts; de broedvogels uit Lapland en Fin
land zelfs naar de Middellandséhe Zee-eilan
den en N.-Afrika. Op den trek vliegen ze zeer
hoog, in wigvorm en zeer snel, onder een wel
luidend: „tluïe".
De zilverplevier heeft 's zomers óók een
zwarten buik en 's winters eën witten. Maar
bjj hèm zijn 's winters de oksels zwart. Op
rug en nek is hij heel mooi zilvergrijs gepareld
op bruinzwarten grond, hij heeft een bijna
witte stuit, een grijze streep op de vleugels
en een witte wenkbrauwstreep boven het oog.
De zilverplevier of goudkievit is een wereld
reiziger, ze bewoont de kusten van de Pool-
zee, maar reist den heelen aardbol over. Bij
ons trekt ze in groot aantal door; overwinte
ren komt niet zelden voor, overzomeren even
min.
De morinelplevier tenslotte heeft een bree-
de, witte wenkbrauwstreep, zwarten boven-
kop en roestroode borst. Deze, vaak zeer
makke, vogel trekt niet zoo heel ver zuidelijk,
zelden verder dan de Middellandsche Zee
landen. Op den trek ziet men ze elk jaar weer
op de „groene" stranden van het eiland „De
Beer".
Er'loopen een paar mooie, lichtgrijze vogels
rond, met zwarte snavels en felroode pootjes;
ze doen onmiddellijk denken aan tureluurs,
maar ze hebben zwarte snavels; dat klopt
niet! Ze zijn ook grooter.- Maar het zijn fami
lieleden; de tureluurs hoóren tot de familie
der ruiters: deze vogels ook: het zijn zwarte
ruiters in winterkleed. In hun bruiloftpakje
doen ze hun naam beter eer aan. Ze zijn dan
heelemaal zwart, waarbij de roode pootjes
prachtig afsteken. Hun broedgebied ligt op
de Far-öer en IJsland, ons land bezoeken ze
alleen als ze op doortrek zijn. Soms werden
ze in het binnenland gezien; nu en dan over-
0'.
tVE(?PtEVJQ2
winier
zomeren ze, zelfs wel in groote troepen op
de Wadden; overwinteren is nog niet gecon
stateerd. Hij zoekt voedsel op de manier van
de groenpootruiters met den kop onder water,
den snavel knippend langs den bodem. De
roep is ook: „Tsjioe"; alleen roept de zwarte
ruiter het maar tweemaal (de groenpoot
drie). Iets voor deze...
Maar, wat is dat voor een lawaai Fel
krijschen „tierriet-tierriet! O, daar heeft een
groote stern een vischje gevangen en er zijn
een paar collega's, die er ook wel zin in heb
ben. Hoor: „tjie-èrr!, tjie-err!", dat is het
gewone vischdiefje. Fel blinkt het wit van de
verschillende soorten in de zon, die juist even
te voorschijn is gekomen. De groote sterns
met hun wilde, zwarte kuif, hun zwarte poo-
ten en zwart, geel-gepunt snaveltje en hun
lange, slanke, doorslaande wieken, schieten
nog in een wilde achtervolging achter elkaar
aan, ons voorbij zwierend, zwenkend en kee-
rend, woest tierend ën krijschend." De groote
stern broedt in twee groote kolonies in ons
land op Griend; vroeger hebben ook wel op
meerdere plaatsen de wittige, met violette en
bruine vlekken overdekte eieren gelegen, o. a.
op "„de Beer", Texel, Rottum. Zijn vaderland
Aan den oever van de Rotterdamsche
Maashaven, tusschen de groote silo's en
graanpakhuizen, staat het nieuwe Neder
landsche oedrijf van de Quaker Oats Com-
pany.
Op uimocdiging der Directie waren wij in
de gelegenheid een rondgang door deze
fabiieke-. te maken en eenige indrukken op
te dom vsn deze industrie.
Tot voor eenigen tijd werd de bekende
Quaker havermout in Nederland vanuit
Amerika geïmporteerd. Het groote wereld
concern is er echter thans toe overgegaan
haar product geheel ui ons land te vervaar
digen, zoodai het nu een artikel van zuiver
Nederlandsch fabrikaat is, veelal uit Neder
landsche grondstoffen (Groningsche haver)
samengesteld, verwerkt door Nederlandsche
arbeiders met zooveel mogelijk Nederland
sche machinerieën.
Van haver tot havermout.
De fabriek is, omdat zij ook voor export naar
omliggende landen produceert, op zeer groote
capaciteit berekend (25 millioen kg. haver
per jaar) en is daardoor de grootste zooge
naamde „Havermoien" van Europa.
De moderne hygiëne eiseht, dat de haver,
die door zee- en binnenvaartschepen wordt
aangevoerd, tijdens haar bewerking tot ha
vermout niet meer door menschen handen
wordt aangeraakt.
Door de zes etages van de fabriek is, voor
den ononderbroken stroom haver welke uit
de silo's over den loopenden band den „mo
len" binnenkomt om het vervormings- en
veredelingsproces „e ondergaan, een weg van
bijna een halven kilometer, getraceerd op zulk
een wijze, dat werkelijk geen graantje aan
de ijzeren opmerkzaamheid van de moderne
machines ontsnapt.
Menschenhanden kunnen dit proces niet
onderbreken. De haver die eenmaai uit de
silo de eerste „oewerking", dat is de „ijzer-
zuivering'beeft ondergaan, moet automa
tisch den geheelen veg afleggen en komt het
zij als gewo e, ofwel als vlugkokende haver
mout weer U voorschijn. Alle machines voor
de verwijdering van ijzerdeelen, stroo, stof,
zand, steenen, onkruidzaden, enz.; voor het
roosteren, pellen, aspireeren, koeien enz.,
sluiten in elkaar en het is niet mogelijk een
schakel uit de bewerkingsmethode tijdelijk
buiten te sluiten.
Het reinigen, roosteren en pelien gaat tel
kens door eendere stadia van behandeling;
de haver, door Jacobsladaers omhoog ge
bracht, zakt als het ware weer naar beneden
door steeas meer verfijnde machines, die elk
hetzelfde werk doen, doch steeds selectiever.
Behalve eenige serijs separatoren, die in
verschillende stadia voor de verwijdering van
het stof zorgen, loopt b.v. de havei aan het
begin van het procédé, doch ook vlak voor
het péllen nog veer over magneten, die alle
eventueele ijzerdeelen aan het product ont
trekken.
Begrijpelijk is, dat hierdoor een artikel
wordt verkregen, dat voor honderd procent
zuiver is.
Bovendien worden de afvalproducten,, tot
zelfs de meelstofdeeltjes in de lucht, apart
vergaderd, om op nun beurt te dienen voor
de be iding van havervoer, een der voed
zaamste veevoeders.
Het wa,s ind daad opvallend hoe weinig
stoffig deze fabriek is, een inderdaad groot
verschil met d( vroegere Saansche meelmo-
lens, waar een niet ering deel van het' be
werkte product door stuiven „op de balken"
terecht kwam.
Een geraffineerd technisch procédé, door
middel van machines van uiterst vernuftige
vinding, is noodig om uit het ruwe materiaal,
(de havei1) het smettelooze en bij uitstek
smakelijke roduct te verkrijgen, dat in de
bekende ':artons met het Quaker Havermout
figuurtje verpakt, reeds jaar en dag -de ont-
bijtvoeding bij uitnemendheid is.
Wij konden ons er ook van overtuigen, dat
Quaker havermout nog voor andere doelein
den geschikt is dan alleen om er pap van te
koken.
In het moderne schaftlokaal voor de ruim
100 Nederlandsche arbeiders die bij dit be
drijf werkzaam zijn, werd ons een luch aan
geboden van gerechten, bereid uit Quaker
producten.
Gedurende de 80 jaren dat „The Quaker
Oats Company" in Amerika de fabricage van
havermout uitoefent, is de haverproductie in
Amerika elf maal zoo groot geworden. Of
dit na de stichting van het Nederlandsche
bedrijf in ons land ook zoo zal gaan is moei
lijk te zeggen, doch zeker is, dat het bekende
Quaker-figuurtje op de havermout verpak
king zijn dagelijksche ronde in duizenden ge
zinnen met een gerust hart kan maken.
Eisch negen maanden gevangenis
straf.
De vierde kamer der rechtbank te Amster
dam heeft behandeld de strafzaak tegen een
adjunct-commies bij de Posterijen te Bussum,
die zich had te verantwoorden wegens ver
duistering. In den loop van eenige jaren heeft
hij vo.gens de tenlastelegging in totaal
ruim 1200 weggenomen uit de postzegel-
kas, die hij onder zijn beheer had.
De verdachte had weinig tot zijn verdedi
ging aan te voeren; hij herhaalt met enkele
woorden zijn bekentenis. Hij was tot de ver
duistering gekomen doordat hij schulden had;
het eene gat had hij met het andere gestopt.
Verdachte, die geen verdediger had, be
perkt er zich toe een brief aan de rechtbank
over te leggen.
De Officier van Justitie, mr. Borch, achtte
het feit ernstig, temeer daar het niet de
eerste maal is, dat verdachte met de justitie
in aanraking komt. Toen is hij voorwaardelijk
veroordeeld; thans kan daar echter geen
sprake van zijn.
Spr. requireerde wegens verduistering in
dienstbetrekking een gevangenisstraf van 9
maanden.
Vonnis 6 November.
OSS HERBERGT NOG STEEDS
MISDADIGERS.
Gisterennacht heeft de gemeente-politie te
Oss gearresteerd den 32-jarigen A. van Ba-
kei, uit De Heide, die er van wordt verdacht
betrokken te zijn geweest, bij den overval met
roof op den landbouwer J. van Grinsven te
Nistelrode in den nacht van 28 op 29 April
1930.
Drie gemaskerde bandieten drongen dien
nacht de woning binnen, forceerden de brand
kast en namen er een bedrag aan geld uit.
Van Grinsven, die wakker was geworden,
greep zjjn jachtgeweer en wilde de inbrekers
hiermede verjagen, doch voordat hij kans
kreeg om te schieten, werd hij gegrepen en
werd hem het wapen afhandig gemaakt. In
dertijd werden voor dezen overval drie man
nen gearresteerd, die evenwel wegens gebrek
aan bewijs op vrije voeten moesten worden
gesteld. Uit verklaringen van reeds gearres
teerde lieden is komen vast te staan, dat Van
Bakel aan den overval schuldig zou zijn. Tot
nu toe blijft hij evenwel ontkennen.
Wie koopt bij de winkeliers, die
aan de winkelweek deelnemen heeft
kans, meer dan het tiendubbele
van zijn inkoopen terug te ontvangen
Verzuim niet bonnen te vragen
voor iedere f 0.50 inkoop
omvat niet alleen een groot deel van Europa,
maar ook Afrika en Amerika. Ook het visch
diefje, met rooden snavel en pooten, broedt
in ons land in vele kolonies, die over de heele
duinreeks verspreid zijn. Gewoonlijk komt hij
in het voorjaar later dan de groote stern. Zijn
vaderland omvat Europa, N.-Amerika en een
deel van Azië. We moeten eens even zien. of
er tusschen al die sterns ook dwergsterns zijn.
Want we zullen maar stilzwijgend aannemen,
dat er geen reuzen sterns, met roode, zwart
gepunte snavels en zwarte pooten, of zwart-
pootige, zwartsnavelige lachsterns of Noord-
sehe-, of roodpootige, zwartsnavelige Dou-
galls-, of leigrauwgekleurde, zwarte sterns
tusschen zitten. Ik denk niet, dat er dwerg
sterns bjj zijn, want ik heb hun scherpe „ètsj-
ètsj" nog niet gehoord, 's Even zien. Neen!
Er is geen stern bij met een wit voorhoofd,
een witte tennisklep en een oranje, zwartge-
punten snavel. Maar zeer waarschijnlijk zijn
ze al vertrokken. Maar, de sterns hebben me
weer op een dwars-weg gebracht. Waar was
Ik?
Iets naar voren, voor de zwaret ruiters, die
intusschen al weer opgevlogen zijn, ik zie ze
tenminste niet meer, loopen wat bonte pieten.
„Kijk, wulpen", zegt m'n metgezel. Zoo is het.
Er dalen een paar van die leeuwerik-kleurige
vogels, met sabel-snavels, zoo groot als een
stormmeeuw, met zwart-gepunte vleugels en
een witte wig tusschen de meer donkere vleu
gels. Toch moeten we voorzichtig zijn met
onze conclusies; het kunnen best regenwulpen
T5WE12C STEUNTJE
zijn, hoewel ze dan wel laat zouden zijn. In
Friesland noemt men ze reinwjilpen of wetter-
wjilpen. Maar neen; als om onze onzekerheid
op te heffen roepen ze hun melodieus: „tlau-
tlau". Het verschil tusschen wulp en regen
wulp in het veld is nihil; wel heeft laatstge
noemde een lichte streep op den kop en is
deze ook kleiner, niaar in het veld hebben we
daar niets aan. Het verschil in roep blijft dan
alleen nog.
Dichte wolken strandloopers zwermen rond,
snel keerend en wendend. De wulpen roepen
boven onze hoofden. Reeds is het zaadpluis
van de zeeasters verstoven, dat heele plekken
wit kleurde, roodbruine tapijten zijn ontstaan
door het verkleuren van de zeekraal; het riet
is geel. geworden en het Amstelmeer onbe
gaanbaar. Waar we enkele weken geleden on
bezorgd rondsjowden met kijker en fotobullen
tusschen riet en zulte wildernissen, daar dob
beren nu de talingen op het water. Vanaf den
dijk zetten we ons relaas voort.
Zoo langzamerhand heb ik een overzicht
gegeven van de vogels, die we aan het Am
stelmeer ontmoeten kunnen en ontmoet heb
ben. Hola! Weer worden we afgeleid!... Door
het veld van den kijker schoot een klein
vogeltje met felwitte stuit, een heel donker
bruine rug; als het even wendt zien we het
wit van buik, keel en hals en het zwart van
de vleugel-onderzijden mooi afsteken. Een
hoog en helder: „wiet-kluiet-wiet" geeft den
doorslag: een witgatje. Daf is een klant, die,
net als de regenwulp, niet overwintert, maar
wel overzomert en toch niet hier broedt. Wul
pen zullen we van den winter nog wel eens
zien en hooren, reinwjilpen niet. De wulp legt,
overal waar maar eenigszins mogelijk, de vier
groote, groene, zwartgevlekte eieren. De
regenwulpen echter broeden op de Far-öer,
Groenland en IJsland; vaak ver zuidwaarts
reizen ze 's winters.
Merkt u wel, dat we aldoor afdwalen? Dat
is regel aan het Amstelmeer! Als je er voor
vogels heen gaat, kom je soms met een zeld
zaam plantje thuis en omgekeerd.
Dat overzicht dan, dat ik gegeven heb, is
verre van volledig. Mocht ik in den komenden
winter zeer veel nieuwe gasten noteeien, als
mijn verstijfde vingers dat toelaten tenminste,
dan zal ik in een vierde artikel over het Am
stelmeer daar van vertellen; anders .liet. Ik
wil eindigen met iets te vertellen, wat me
laat in Augustus overkwam en wat eenig idee
geeft van de geweldige vogelbenden, die we
soms ontmoetten.
Op één plek, vlak bij het water, zat een ge
weldige massa scholeksters. Met den kop in
den wind zaten er, mannetje naast mannetje,
eer. goeie 600 bonte pieten op één rooden poot
te dutten. En tusschen hen in een 150 sterns
en wat zilvers. Ik wilde probeeren iets daar-
van op de gevoelige plaat vast te leggen, het
toestel wordt op het statief geséhroefd, lang
zaam naderde ik toen, stap voor stap. Eigen
lijk had ik het plan al weer opgegeven ook,
want lk was nog niet eens zoo heel dicht ge
naderd of er gingen al sterns tierend omhoog,
sommigen doken naar me onder een woedend:
„kuk-kuk", anderen cirkelden hoven m'n
hoofd, zwenkten om en gierden op hun beurt
pijlsnel op me af, slechts op het allerlaatste
oogenblik voorkwam een lichte zwenking met
de vleugels een botsing. Nog steeds naderde
ik. Nu gingen de meeuwen op. Maar nog
steeds zaten de scholeksters, hoewel de voor
sten, die het dichtst bij me zaten, wel een
stukje weghuppelden op één poot, te lui om
een tweeden uit te steken; daarna dutten ze
weer in. Nog een stap, nog een, weer een. Ik
probeerde in te stellen, maar het matglas liet
van de 600 scholeksters alleen maar een zwart
streepje zien. Dan maar het erop gewaagd!
Een paar groote stappen tot dat boschje;
meteen val ik op mijn knieën, duik onder het
zwarte doek en- probeer in te stellen, terwijl
ik opeens voel, dat ik met mijn beenen in het
water lig. Teleurgesteld kruip ik onder m'n
doek vandaan, het is nog niet naar mijn zin.
Tegelijkertijd zijn de eerste 25 scholeksters al
op de wieken gegaan en ai! dan gaan er
weer een paar en nog een 50, en daar gaat de
rest, de hoofdmacht, die in groote ritsen los
laat van den beganen grond. Alarm! „Tepiet-
piet-tepiet". Een stuk of tien goedgeloovigen
blijven zitten, maar nu hangt er een gordijn
van 600, felle, schreeuwende en tierende schol
eksters van een hoogte van tien meter tot op
het water, een gordijn van 600 tierende vogel-
lijven met felle, flip-flappende vleugels. Het
gordijn wordt breeder en losser, er laten brok-
het ondiepe water verderop, even de vleugels
ken los, heele ritsen, die langzaam dalen in
ordenen, den lakrooden snavel in de veeren
steken, een poot optrekken en indutten. Zoo
daalt langzaam in flarden het heele gordijn.
En als ook de opgevlogen kieviten en kluten
weer kalm aan het voedsel zoeken zijn, is de
rust weer hersteld
Het donkert, als we terugfietsen. Het ge
heimzinnig gebeuren van den trek gaat weer
beginnen. Ver weg roepen strandloopers reeds
hun: „purrr", een snip zegt vlakbij opeens
vertrouwelijk: „skee-eep!" Geluiden vertellen
van trekkende vogels, die zich, door een ge
heimzinnig instinct gedreven, haasten deze
contreien te verlaten. Op de velden liggen
zware nevels, in de stallen neurt het vee, de
boerenhoeven staan onder hun hooge riet-
mutsen te drooraen in den vallenden avond..-
En over de verlaten velden vaart de
herfst...
bin<
Ml.
ach