Buitenlandsch Overzicht.
Taptoe
„VELO" TAFELBILJARD,
NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
63ste JAARGANG
Een kijkje in een Volkenbondsvergadering,
en Amerika
Spanning in Azië
Niet langer
een onder'
onsje
Gaat Eden heen als
Volkenbondsminister?
De Britsche strijdkrachten in de
Middellandsche Zee.
T A F E L BIL J A R D S zijn er vele, maar er is slechts één
dat de kroon spant boven de velen.
Vanaf f 37.50
Liberia en Italië.
De nieuwe rijksoorlogsvlag.
COURANT
Abonnement per 3 maanden btf vooruitbet.: Heldorsche Courant 1.50; Koegras,
Anna Paulowna, Breezand, Wierlngen en Texel 1.65; binnenland 2.
Nederl. Oost- en West-Indië per zeepost 2.10, Idem per mail en overige
landen S.20, Losse nos. 4 ct} fr. p. p. 6 ct. Weekabonnementen 12 ct.
Zondagsblad resp. 0.50, 0.70, f 0.70, 1.—. Modeblad resp. 1.20, 1.50, 1.50, 1.70.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag
Redacteur: P. C. DE BOER
Uitgave N.V. Drukkcry v/h. C. DE BOER Jr.
Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412
Post-GIrorekening No. 16066.
ADVERTENTIËNJ
20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction. tekst)
dubbele prijs. Kleine advertentlën (gevraagd, te koop, te huur) bij vooruitbetaling
10 ct. per regel, minimum 40 ct.: bjj niet-contante betaling 15 ct. per regel,
minimum 60 ct. (Adres Bureau van dit blad en brieven onder nummer 10 ct
per advertentie extra). Bewijsnummers 4 ct
Moeilijkheden
rijzen bij het
toepassen der
sancties.
Dat men er natuur
lijk niet zou z|jn, als men
eenvoudig bepaalde
die en die sancties zul
len we per dien datum
toepassen, kan men ge
makkelijk begrijpen. B|j
een wereldverbond als
den Volkenbond doen zich allicht moeilijk
heden voor. Er is haast bij de zaak, dat schijnt
elke regeering goed te begrijpen!
Intusschen willen w|j het toch op deze
plaats even over een moeilijkheid hebben, die
zich Donderdag in de bijeenkomst van de
Commissie van Achttien heeft voorgedaan en
welke tot op het oogenblik, waarop wij dit
schrijven nog geen oplossing gevonden heeft.
Men weet, dat het voorstel is gedaan om den
invoer van Italiaansche verbieden. Wjj hebben
indertijd in deze rubriek ook duidelijk ge
maakt van welk een groote beteekenis dit ver
bod, als het inderdaad toegepast wordt, voor
het betrokken land zou hebben. De commissie
had nu besloten om toe te staan, dat de invoer
van Italiaansche waren zou doorgaan voor
zoover zij op 19 October, den dag waarop het
voorstel gedaan werd, geheel en al aan Italië
betaald waren.
Bij de besprekingen, die hieromtrent ont
stonden trad de rede van den vertegenwoor
diger van Roemenië scherp naar voren, omdat
daarin gewezen werd op een belangrijk feit,
waarb|j ook Nederland betrokken bi|jkt te
z|jn.
De Roemeen wenschte n.i. te weten, of het
verbod van invoer van Italiaansche waren
ook zal gelden ten aanzien van staten,
welke een clearing met Italië hebben, en die
een gunstig saldo voor hen aanwijst
De Roemenen wenschten, dat voor dat voor-
deelig saldo door Italië goederen zouden wor
den ingevoerd, daar h|j vreesde, dat als de
staten met deze regeling geen genoegen
zouden nemen, de Italianen ziCh van de ver
plichting ontheven zouden voelen om de
schulden naderhand op andere wijze aan te
zuiveren. Terecht wees de spreker erop, dat
Italië door het leveren van goederen voor
deze schulden geen voordeel zou hebben.
Toen de Roemeen uitgesproken was, bleek
het, dat verschillende landen er zoo over
dachten en ook Nederland,
Bij monde van den heer Rappard, per
manent vertegenwoordiger b|j den Volken
bond, werd bekend gemaakt, dat ons
land nog 4 millioen van Italië te vorderen
heeft!
Oogenschijnlyk is de zaak nogal eenvoudig,
want, zegt men, als Italië er geen sikkepit
voordeel van heeft als z|j ter betaling van
haar schulden goederen wil leveren, laat zij
dat dan doen! Dan komt er tenminste nog
iets van de duiten terecht!
Maar zoo is het niet.
Het was weer Engeland, de groote
mogendheid, de drijfveer, die achter de
sanctiemaatregelen een zoo groot moge
lijken haast wil zetten en die Italië zoo
spoedig mogelijk voor de feiten wil stel
len, dat er zich tegen verzette, dat Italië
op deze wijze haar schulden zou aanzui
veren. Of beter gezegd, dat Italië op deze
w|)ze in relatie zou blijven met verschil
lende landen. Engeland ziet niets liever,
dan dat, als er eenmaal een beslissing
is genomen, dat geen vriendelijkheidjes
etc. meer plaats zullen hebben.
Als bijkomstigheid noemde Eden, de Engel-
sche woordvoerder dat bovendien de moreele
uitwerkingskracht van het verbreken der
handelsbetrekkingen goeddeels verloren zou
gaan. Wat ook waar is! In ieder geval voelde
Eden er niets voor, om al zou er met de
clearingssaldi rekening gehouden worden, deze
te laten gelden op den datum, waarop
de sanctiemaatregelen van kracht zouden
worden.
Immers dan zouden de landen die saldi zoo
hoog kunnen laten oploopen, dat er praktisch
gesproken door hen niet deelgenomen werd
aan de sanctiemaatregelen. Immers Italië zou
rustig kunnen invoeren en dat zou allemaal
afgeschreven kunnen worden op de schuld,
die zjj te vereffenen had.
Het slot was, dat men het in de commissie
niet eens kon worden over deze précaire aan
gelegenheid en z|j komt nu ter sprake in de
economische ondercommissie.
W|j zyn ten zeerste benieuwd hoe men er
daarop zal reageeren en hoe men tenslotte
dit varkentje zal wasschen.
Onze aandacht werd
getrokken door het vol
gend bericht, dat in het
Ochtendblad van de Nw.
Rott. Crt van gisteren
voorkwam en dat wij
hier in zijn geheel overnemen. Het bericht
spreekt voor zichzelf, zoodat wij Commentaar
achterwege kunnen laten.
De buitenlandsche redacteur van de
News Chronicle schrijft, dat men beslo
ten heeft, de andere Volkenbondsmogend-
heden te betrekken in de besprekingen
over den vrede in Abessinië, welke tot dus
ver uitsluitend tusschen Parijs, Rome en
Londen zijn gevoerd. Een der betrokkenen,
vermoedelijk Sir Samuel Hoare, zal te
Genève den huldigen stand van zaken uit
eenzetten en, zoo schrijft de News Chro
nicle, het is waarschijnlijk, dat tengevolge
daarvan de onderhandelingen een nieuwe
phase zullen intreden.
De redacteur meent, dat de Fransche voor
stellen, die Peterson, het hoofd van de af-
deeling Abessinië van het Engelsche departe
ment van buitenlandsche zaken uit Parijs
heeft medegebracht, te Londen onaannemelijk
zijn bevonden. Er bestaat een verschil van ge
voelens tusschen Parys en Londen, echter niet
omtrent de beginselen in het algemeen, doch
meer omtrent allerlei byzonderheden. De
schrijver meent, dat er volgens de Engelsche
regeering een „ellemaat" moet zijn, waaraan
ernstige voorstellen, als Rome deze mocht in
dienen, gemeten kunnen worden. Of het de
bedoeling is een Fransch-Britschen maatstaf
of een Volkenbondsmaatstaf aan te leggen, is
nog niet duidehjk. Een twee-mogendheden-
maatstaf zou aanleiding geven tot ernstige
bedenkingen.
Hoewel men te Parys nog altjjd optimis
tisch is, verwacht men in officleele kringen
te Londen geen ernstige stappen tot den
vrede van Italië, voor over enkele maanden.
Men heeft te Londen het gevoel, dat de jong
ste besprekingen den vrede geen stap hebben
naderby gebracht.
De oouranten melden
dezer dagen weer meer
dere verontrustende be-
berichten. Berichten, die
een stemming lanceeren,
als zouden er nog meer
oorlogen komen.
Uit het Verre Oosten meldt men, dat
de verhouding tusschen China en Japan
weer zeer gespannen is.
Het is eigenlijk moeilijk om precies te zeg
gen wat er gaande is, maar het lijkt ons zoo,
dat in feite de toestand daar steeds dreigend
geweest is. Nu weer heeft Japan een aantal
eischen, die niet mis zyn! (zie elders in dit
blad) kenbaar gemaakt en die voor een natie,
welke onafhankelijk wil zijn, lang niet prettig
moeten zijn. Dit gevoegd bij de toch al zoo
scherpe tegenstelling, die er door den voort-
durenden strijd tusschen Chineezen en Japan
ners ontstaan is, is een hervatting van de
vijandelijkheden tusschen beiden lang niet
denkbeeldig.
Aan de andere zijde van den Oceaan zyn
het eveneens twee oude querellanten, die het
weer op hun heupen schijnen te krijgen:
Bolivia en Paraguay! Zooals men weet. zijn
deze landen druk aan het onderhandelen
(vredesonderhandelingen noemt men dat!) en
daar komt de verklaring van Bolivaansche
z|jde, dat dit land den Chaco (het bekende
„twistappeltje") heelemaal wil hebben of
heelemaal niet!
Wel, als er zóó over den vrede onder
handeld moet worden, dan zouden we wel
eens willen weten, hoe men het aan moet
leggen om tot een oorlog te komen! Hopen
we slechts, dat bovenstaande berichten iets
overdreven geweest zijn en dat het er niet
zoo ernstig uitziet als de gelanceerde be
richten wel suggereeren. Het zou een ware
heksenketel worden op dit ondermaansche.
De News Chronicle en de Star verspreiden
een bericht volgens hetwelk Eden na de ver
kiezingen niet als minister voor Volkenbonds
aangelegenheden herbenoemd zal worden. Be
halve voor het ministerie van marine, zou hij
in aanmerking komen voor het ministerie van
oorlog. Zijn opvolger zou geen ministerrang
of in ieder geval geen kabinetsrang krijgen.
Eden schynt in een gesprek met Engelsche
journalisten het gerucht te hebben bevestigd,
dat hy waarschijnlijk voor het laatst als Vol
kenbondsminister te Genève is, daar het de
bedoeling van de regeering Baldwin is om na
de verikezingen, als de nationale coalitie aan
het bewind blijft, het ambt van minister voor
Volkenbondsaangelegenheden op te heffen. Sir
Samuel Hoare zou dan ook de Volkenbonds
aangelegenheden onder zyn hoede nemen en
zich dan eveneens nu en dan te Genève laten
vertegenwoordigen, en wel door Lord Stan-
hope, die echter niet als zelfstandig minister,
zooals Eden thans is, naar Genève zou komen,
doch daar als ondergeschikte van Hoare zou
optreden.
Het moet de bedoeling zijn, dat Eden in het
kabinet zou blijven als minister van oorlog of
als lord van de admiraliteit.
Het vermoedelijke doel van de komst
van Laval en Hoare.
In Volkenbondskringen, zoo wordt verder
gemeld, bestaat op het oogenblik de opvat
ting, dat Laval en Hoare hier in de eerste
plaats zyn gekomen niet om met Aloisi, die
vanmiddag aankomt, naar de grondslagen
van vredesbesprekingen te zoeken, hetgeen
een vrijwel hopelooze onderneming zou zyn
op het tegenwoordige oogenblik, maar om in
de coördinatencommissie bij de vaststelling
van den datum van toepassing van de oeco-
nomische sancties waarschijnlyk 15 Novem
ber nogmaals in het openbaar een verkla
ring over het standpunt hunner regeering af
te leggen.
Daarbij zouden zij waarschijnlijk aan Aloisi
uitdrukkelijk te verstaan geven dat tusschen
de Fransche en Engelsche regeering volkomen
overeenstemming omtrent de noodzakelijkheid
van de sanctiepolitiek bestaat.
De coördinatencommissie zal vermoedelijk
den datum van in werkingtreding van de
oeconomische sanctiemaatregelen bepalen en
zich dan weer verdagen, ook al zijn er dan
nog verschillende speciale kwesties van moge
lijke uitzonderingen door de onder-commissies
te behandelen.
DE FRANSCH-ENGELSCHE MARITIEME
SAMENWERKING.
Volgens de Morning Post zou bjj het onder
houd van Donderdag, tusschen twee Britsche
en twee Fransche vlootdeskundigen op het de
partement van buitenlandsche zaken te Lon
den de kwestie van de Middellandsche Zee niet
ter sprake zijn gebracht.
De bespreking zou zich beperkt hebben tot
de komende vlootconferentie. Ter bespreking
van de Middellandsche Zee-kwestie zou nog
voldoende tyd overblyven.
O.a. moet nog gesproken worden over de
kwestie van de huidige en de komende ver
deeling der beide vloten, niet slechts in de
Middellandsche Zee, maar ook in den Atlan-
üschen Oceaan en de Noordzee;, alsmede de
verzorging en reparatie van Britsche oorlogs
schepen in Fransche vlootbases.
De laatste tien dagen zijn te Rome bespre
kingen gevoerd om de spanning in de Middel
landsche Zee te verminderen. Over en weer
heeft men elkander verzekerd, dat de Britsche
en Italiaansche regeeringer^een vijandige be
doelingen hebben. Vanuit Parijs werd te ken
nen gegeven, dat deze situatie zou worden be
vestigd, wanneer Engeland er kaïns toe zou
zien, eenige strijdkrachten uit het Middelland
sche Zee-gebied te verwijderen.
Engeland was genegen om iets van dien
aard te doen, wanneer Mussolini een deel van
zyn strijdmacht uit Libye zou terugtrekken.
Te Londen is men van oordeel, dat het terug
trekken van een divisie, bestaande uit 15.000
man, niet voldoende is. De Italiaansche troe
pen, die by de Egyptische grens blijven, zyn
nog steeds sterker dan de Britsche strijd
krachten in Egypte.
Op deze omstandigheid heeft men Mussolini
o. m. gewezen. Een ander bezwaar is, dat de
anti-Britsche propaganda in Italië nog steeds
voortduurt.
Wanneer op deze en andere punten niet
wordt tegemoet gekomen, ziet het er niet naar
uit, dat de Britsche strijdkrpchten in de Mid
dellandsche Zee zullen worden verminderd, ai-
dus de diplomatieke correspondent van de
Daily Telegraph.
Sinds Maart van dit jaar z|jn alle
betrekkingen tusschen de regeerin
gen van beide staten verbroken.
Reuter meldt uit Monrovia, de hoofdstad
van de Afrikaansche negerrepubliek Liberia,
dat Simpson, de minister van buitenlandsche
zaken, Donderdag heeft medegedeeld, dat To-
mase, de Italiaansche zaakgelastigde, in
Maart van dit jaar de republiek een vriend-
schaps- en handelsverdrag heeft voorgesteld,
waarbij aan Italiaansche burgers gelijke rech
ten zouden worden verleend als aan de bur
gers van Liberia.
Toen de regeering van Liberia dit weigerde,
heeft Tomase onmiddellyk het Italiaansche
consulaat gesloten en is naar Rome terugga*
keerd. Sindsdien z|jn alle betrekkingen tus
schen beide regeeringen verbroken.
De correspondent te Beriyn van de Nw. R,
Crt. meldde aan zijn blad:
Hitier is thans meer dan een week achter
een te Berlijn gebleven, hetgeen voor zyn doen
lang is. H|j heeft veel tyd besteed aan het
ontwerpen van een ryksoorlogsvlag, hetgeen
volgens de te Neurenberg uitgevaardigde wet
aan hem persoonlijk werd overgelaten. Na
verschillende andere ontwerpen als nog niet
geheel bevredigend te hebben verworpen, is
h|j erin geslaagd een oplossing te vinden,
welke hem volkomen voldeed en ook by den
rijksadviseur voor zulke kwestie. Mjöner-
Schweizer, volkomen instemming heeft ge
vonden. Deze vlag wordt nu eerst 7 November
in de kazernes in tegenwoordigheid van het
publiek ingewijd. Tevens wordt dan een pro
clamatie van den leider aan de soldaten voor
gelezen.
De plechtige inwijding van de vlag valt
samen met de ditmaal byzonder plechtige
viering van den Bloedzondag te MUnchen, 9
November, waarop de overbrenging van de
dooden van 9 November 1923 naar de nieuwe
maussolea zal plaats vinden.
FEUILLETON
MARINEROMAN
door
W I L L I A R I S
26)
De natuur scheen haar best te doen om
dezen zomer tot een onafgebroken feest te
maken want ze had met kwistige hand haar
os elijke gaven in het rond gestrooid. Overal
ontwaarde men vroolijke menschen, die ge
noten van het prachtige weer en uit het
frisch groene geboomte steeg luid gejubel ten
hemel van de gevederde zangers die zich ver
scholen in het dicht gebladerte, waartusschen
de verwarmende zonnestralen hun gouden
spel speelden. Alles ademde rust en vrede in
dit heerlijke, rijk gezegende land.
Jo, die wel veel uitstapjes door Nederland
had gemaakt, maar nog nooit in de meest
zuidelijke provincie was geweest, zat voor het
coupéraam en was opgetogen over hetgeen
ze zag. Telkens weer vestigde ze de aandacht
van Wim op iets dat haar belangstelling trok
en vroeg ze uitlegging.
Wim genoot van het enthousiasme zijner
vrouw en hij was blij dat ze op dezen schit
terenden dag zulk een goeden Indruk kreeg
van zijn vaderland.
..Kijk eens Wim, wat is dat daar ginds, die
puntige berg, het lykt wei een reusachtige
kegel!"
..Dat is een steenberg," legde haar man uit.
„Daar is een kolenmijn. Uit de kolen die ge
sorteerd worden komen veel steenen en die
worden daar neergegooid, omdat ze toch niet
bruikbaar zyn. Tegen die steenbergen liggen
rails waarlangs kleine wagentjes omhoog
worden getrokken door middel van een kabel.
Boven op den top is één rail wat omhoog
gebogen, zoodat als het wagentje daar tegen-
oploopt het vanzelf zijwaarts omkiept. Er zijn
twee van die karretjes, als de een naar boven
gaat komt de andere naar benden. Hier onder
werken de menschen tot op honderden meters
diepte en wroeten ze in de ingewanden der
aarde om het zwarte goud te bemachtigen.
Het is een gevaarlijk beroep, maar de men
schen hier zijn er van jongsaf aan gewend,
dus die hebben daar zoo geen erg meer in.
Je kunt de mijnwerkers veelal herkennen aan
de zwarte randen om de oogen en als ze el
kaar ontmoeten groeten ze altyd met „Glück
auf." Dat zeggen ze ook als ze in de mijn
afdalen. In de mijn zijn verschillende ver
diepingen. Ik geloof dat de diepste schacht
in Limburg 485 meter is.
Dat is dus nogal wat en als je nu nog weet
dat sommige mijnwerkers nog twee uren
moeten loopen ondergrondsch voor ze op de
eigenlijke winplaats z|jn, waar dus de kool
door hen wordt losgehakt, dan kun je je zoo'n
beetje voorstellen welk een uitgebreid net van
gangen er hier onder den grond is. Je ziet
wel dat vele huizen flinke scheuren vertoonen.
Dat komt door verzakking als gevolg van het
ondergrondsche werk. De schade aan zulke
huizen wordt dan ook op kosten van de
mijnen hersteld.
Misschien kijk je vreemd op als ik zeg dat
de kolen, zoodra ze bovengrondse!» komen,
gewasschen worden.
En toch is het zoo. By gelegenheid gaan
we eens naar Spekholzerheide, daar woont
een oom van me die opzichter is op de Domi-
niale mijn. Maar trek nu je mantel aan,
vrouwtje, we zyn dadelijk in Heerlen.
Met veel geknars van remmen stond de
zware trein eindelijk stil en door de openge
worpen portieren haastten de menschen zich
naar buiten. bl|j hun beenen weer te kunnen
strekken.
Door de dichte menschenmenigte kwam een
twaalfjarig meisje aanhuppelen en met een
verheugd stemmetje riep ze: Dag oom Wim,
dag tante Jo! Ja ik ken tante Jo wel hoor,
al heb ik haar alleen nog maar op het por
tret gezien. O, wat zijn we blij dat u eindelijk
terugbent oom. Wat is u toch lang wegge
weest!"
Wim kustte het nichtje op beide wangen en
zijn vrouw deed hetzelfde.
Terwyl ze naar den uitgang liepen vroeg
haar oom: „Ben je hier maar alleen of is je
moeder er ook?"
Juist kwam nu de moeder van het meisje
op hen toeloopen en begroette hen hartelijk.
„Ik heb het maar wat kalmer aangelegd
dan Elly," merkte z|j op. „Die kleine wild
zang was niet te houden en ze rende tusschen
al dat volk door, zoodat ik haar niet kon
volgen.
Zoo Wim, is dat dus je vrouw? Wel Jo, ik
ben blij eindelijk eens persoonlyk kennis met
je te maken. Wim heeft al dikwijls uitvoerig
over je geschreven moet je weten, dus ben
je voor ons eigenlijk geen vreemde meer. Nu
jullie zijn hartelijk welkom, en ik hoop dat
jullie de heele vacantie zulk mooi weer tref
fen.
Zij namen de electrische tram die dichtbij
het station stopte en reden tot even buiten
de stad waar Wim's zuster woonde.
„Kom Jo," zei zijn zuster, „gaan jullie eerst
maar even in de serre zitten, daar is het heer
lijk koel, dan zal ik intusschen voor koffie
zorgen. Straks zal ik Jullie je kamer wyzen,
dan kun je je nog wat verfrisschen voor we
gaan eten."
Het was inderdaad lekker koel in de serre
die uitkwam in den grooten tuin achter het
ruime en geriefelijk ingerichte huis.
Spoedig kwam nu Andries, de man van
Wim's zuster ook thuis en na de hartelijke
begroeting zette het gezelschap zich aan
tafel. Hoewel het eten voortreffelijk was
klaargemaakt deed men toch het maal weinig
eer aan, want de warmte scheen hun allen
eetlust te benemen. Des te meer werd er
echter besproken en was het Wim die alweer,
voor de zooveelste keer moest vertellen. Nu
volgden voor het jonge paar eenige weken
van onvergetelijk genot.
Eiken dag maakten ze uitstapjes, hetzij in
de omgeving, hetzy dat ze wat verder gingen.
Prachtige wandelingen maakten ze over
Spekholzerheide, naar Kerkrade, Terwinselen
en Simpelveld en dwaalden ze uren aaneen
over de landwegen door het heerlijke heuvel
landschap. Zy vergaten niet een bezoek te
brengen aan hun oom, den opzichter op de
Dominiale m|jn en brachten daar een middag
door om bovengrondsche werken te bezich
tigen.
Op een warmen dag, nadat ze vroeg het
middagmaal gebruikt hadden, gingen ze naar
het mooie Valkenburg.
Hoewel het bijna 90 graden in de schaduw
was gaf Wim zyn vrouw den raad toch haar
mantel, dien ze tot nog toe thuis had gelaten,
mee te nemen.
Jo keek hem ongeloovig aan en vroeg of
hy dacht dat het zou gaan vriezen.
Hy lachte en zeide: „Ik hoop van niet. maar
neem je mantel mee want straks heb je hem
noodig.
Ze bezochten na den prachtigen rit naar
Valkenburg het eerst de catacomben.
Wim vertelde dat deze uitgegraven waren ln
het mergel waaruit de berg bestaat. Dit mer
gel is tamelijk zacht en gemakkeiyk te be
werken. Groote blokken worden uitgehouwen
die later weer verwerkt worden tot kleinere
om er daarna huizen van te bouwen. Bloot
gesteld aan de buitenlucht wordt het mergel
namel|jk hard en is dan zeer goed geschikt
voor bouwmateriaal.
Toen ze bij den ingang kaartjes gekocht
hadden gingen ze onder geleide van een gids
naar binnen. Voor zijn de eigenlijken tocht aan
vingen vertelde de gids dat deze catacomben
een getrouwe nabootsing waren van die te
Rome. Tenminste de voornaamste gedeelten
ervan. Ten tyde van de Christenvervolgingen
hebben deze. aldus de gids, de catacomben ge
graven om daarin hun samenkomsten te hou
den en hun dooden te begraven. Verder vond
men veel wandschilderingen die soms vrij on
duidelijk en veelal beschadigd toch zoo goed
mogelijk zyn weergegeven.
Elke bezoeker kreeg nu een kaars en nadat
deze aangestoken waren zette de stoet zich
in beweging, den gids volgend die steed maar
aanwees en vertelde.
Zoo kwamen ze ook in de kapel van de
heilige Cecilia.
Destijds werden de Christenen vaak veroor
deeld om onthoofd te worden, aldus de gids.
Nu bestond de gewoonte dat de beul niet
meer dan drie slagen mocht doen. Dit was ook
by deze vrouw gebeurd, doch het hoofd was
niet van het lichaam gescheiden en hoewel
zeer zwaar gewond leefde zij nog.
Evenwel overleed zij spoedig aan haar ver
wondingen en werd zij begraven in een der
onderaardsche gangen. Eeuwen later vond
men het l|jk nog geheel gaaf terug. Zy la toen
heilig verklaard. Jo ontroerde bij het zien van
het beeld van de heilige Cecilia.
Het was het beeld van een vooroverliggende
vrouw met het hoofd op den arm, terwijl in
den nek drie sabelhouwen duideiyk zichtbaar
waren.
Meerdere bezoekers fluisterden: „Hoe schoon
van iyn, hoe zuiver van vorm", en Jo zei zacht
jes tegen haar man: „Ik dacht eerst dat er
werkelyk een vrouw lag."
Na nog een poos rondgedoold te hebben
kwamen ze weer in de buitenlucht en trok
Jo vlug haar mantel weer uit.
„Ik ben blij dat ik je raad heb opgevolgd
man", zei ze. „Maar hoe komt het dat het
daarbinnen zoo koud is?"
„Dat komt omdat de temperatuur daar
constant is. Zou je b.v. in den winter erin
gaan dan zou je het warm vinden omdat do
temperatuur buiten dan lager is.
En nu gaan we de grot bezichtigen, die
velen mooier en Indrukwekkender vinden.
By den ingang van de gemeentegrot werden
weer entreebiljetten gekocht en begaven ze
zich in gezelschap van nog vier andere per
sonen, onder geleide van een gids, in het
binnenste van den be*g.
De gidsen zyn menschen, die des winters
in de grot werken om daar mergelblokken
uit te halen, want in dat jaargetyde is de
grot niet opengesteld voor bezoekers.
Deze gidsen, die daar van jongsaf inko
men, weten byna bliruelings den weg ln dit
labyrlnth van gangen.
(Wordt vervolgd).