Nachtelijk bezoek PAG. 2 ZATERDAG 9 NOVEMBER 1935 JUTTERt.» 3kmm 'Wimiue dat ii ikke Volkstragedie in den Pacific. Bij het uitstervend ras der Kanaken, door Populaire Rubriek Avontuur aan boord van een ouden Oost-Indiëvaarder. - school, kwam een leerling 150 jaar gele den op het idee om een nieuwe vorm van stroohoed uit te vinden. Resultaat: alle Harrow-leerlingen moeten elk jaar, wan neer de stichting van de school herdacht wordt, deze eigenaardige hoed ter eere van den „uitvinder" dragen. En zoo heb dan de uitslag van de win kelweek-wedstrijd in de krant gestaan cn U heb natuurlijk allemaal gezien dat Wim- pie d'r niet bij stond. Ja, eigelijk had ik ook niet magge meedoen, omdat ik iedere week in de krant sta, maar toen dag ik zoo stiekum, as ik nou eens toch mee doe, want d'r heeten toch ook een hoop andere jongens Wimpie, hé, maar niks hoor, die meneeren van de krant, nou die weten wel wat ze doen en toen heb ik met dat waar ik heb meegedaan toch niet meegedaan en nou is natuurlijk m'n per- remanent weeve voor m'n haren natuurlijk foetsie, maar affijn, nou heb iemand anders d'r ook nog wat aan. En eerlijk gezeg is het toch erreg mooi. he van die meneer de jurylid om zoomaar die prijs, die een van z'n kinderen gewonnen heb, om die zoo maar af te staan, alleen omdat die meneer nou in de Jury zit, al had dat zoontje of dochtertje van die meneer 'm toch eerlijk verdiend hé, maar ja, er zijn nou eenmaal altijd van die menschen iie zeggen dat as iemand wat wint die d'r zelf ook zoo'n beetje mee te maken heef, dan zeggen de menschen al gauw, dat 't niet eerlijk gegaan is hé, en zeg nou zellef, dat is nou nooit prettig as dat zoo maar ge zegd wordt, maar affijn wat doe je der aan en de Kortenaar en de van Gent zijn nou bok weer foetsie naar de Oost en as d'r nou oorlog komp dannou ja, dan zalle wij het met onze visschersschepen moeten uitvechtêen, want d'r is niks anders meer en anders pakken ze het wachtschip maar en dan doene ze net as vroeger, dan zette ze maar een stelltje roeiers derin en dan ken dat ding toch vooruit en van dat nieuwe oorlogsschip De Ruyter heb ik ook een plaatje in de krant gezien. Nou ik vind 't wel een mooi ding, maar ik zeg maar zoo, tegen die tijd dat dat ding klaar is, hebben d'r natuurlijk een hoop men schen aan gewerkt en dat is al weer goed voor de werrekeloosheid en of dat ding wat dan een oorlogschip moet beteekenen een beetje verouderd is, zooals de groote menschen dat noemen, nou ja, dan gaane ze zoo maar een beetje d'r mee varen, hé, net zoo als met de Hertog Hendrik, die d'r nou zoo'n beetje van door is en aan 't varen is, maar as ik nou ook nog een heel klein beetje zeggen mag. dan zou ik toch zeggen dat ze wel een beetje gauw een hoop nieuwe oorlogschepen magge bij gaan bouwen, want m'n vader zei zoo iets van de week van het geele gevaar dat ons de Oost wil afsnoepen en daarom hebbe ze een heele hoop oorlogschepen noodig om dat te voorkomen hé, want wat wat moet er nou later van mg komen, ik wil as ik groot ben later ook naar zee, nou en waar moeten ze dan met me naar toe as we geen Oost meer hebben, zeggu nou zeielf eens, moet ik dan later maar harin gen gang vangen. Maar m'n vader zeg nou dat ik mal ben om daar nou al over te gaan prakkiezeeren, want zeggie, as je groot ben dan zyn d'r ondertusschen al weer zooveel jaar overheen, dat ze je in de tusschentijds allang neegus van Abbee- sienie kenne gemaakt hebben, en dat zou ik lekker nog geen eens willen. Niks hoor ik blijf doodgewoon E. AUBERT DE LA RUE. Acht maanden lang heeft de schrijver van dit verhaal, een Fransch onderzoeker, op de He- briden doorgebracht en in dezen tijd van volkstragedie onthuld. Het gaat hier om het uitster vend ras der Kanaken. Eilanden, waarop de dood grijnst. De archipel der Nieuwe Hebriden ligt in ieder deel van den Pacific, welke men met den bijnaam Melanesië samenvat. Terwijl men van verscheidene deelen in de Zuidzee paradijsachtige verhalen weet te verhalen, wachten de zeelieden, zich er wel voor, zelfs op een tocht er langs, ook den naam van de Nieuwe Hebriden uit te spreken. In scheepskringen is een oud spreekwoord bekend, dat zegt: „Wi! je je hond kwijt, stuur hem dan naar de Nieuwe Hebriden!" Hoe komen deze eilanden aan hun beruchte reputatie? Ten eerste wegens de vreeselijke koort sen, ten tweede wegens het zeer onge zonde klimaat en len derde wegens de onbeschaafdheid der inboorlingen, die zel den of nooit blanken zien. Waarom de Kanaken Ka naken heeten... Zoodra ik voet zette op de Nieuwe He briden, probeerde ik in relatie te komen met de inboorlingen. Hierbij kwam ik te weten, waarom de Kanaken zich zelf Kanaken noemen. Kanaka beteekent n.1. „de mensch". De Kanaken houden zich voor de eenigste menschen, die er ooit op de wereld waren. Hierin verschillen zij weinig met de Eskimo's, die zichzelf ook „menschen" noemen, en zekere Siberische volksstammen, die niemand anders als zichzelf voor menschen aanzien. De Kana ken weten heel goed, dat ook andere volksstammen zich menschen probeeren te noemen, doch geen blanke kan hen overtuigen, dat er meer menschen op d wereld leven dan die welke tot hun stam behooren Zij glimlachen, halen de schou der, op over zooveel achterlijkheid! On der de Kanaken vindt men ook „heiligen tenminste diegenen, die zich zelf aldus noemen. Deze menschen hebben by de overige leden van den stam een gemax- kelyk leventje. Zij dienen, wegens hun „heiligheid", in alles te worden ontzien en onmiddellijk gehoorzaamd. Hoe ver strekt zich het kanl- balisme der Kanaken In tegenstelling met de vele bloedige verhalen, welke over geheel de wereld de ronde doen over de Nieuwe Hebriden, meen ik toch uit eigen ervaring te mo gen opmerken, dat over het algemeen de blanke zich zonder levensgevaar onder oe wilde Kanaken op de eilanden kan be wegen, mits... hij zich niet oemoeit met zijn godsdienstige oefeningen en hun afgodsbeelden, welke laatste in elk boschje, achter iedere struik, verborgen staan (zulks om de booze geesten „te venassen" en hun daardoor af te schrik ken!). Wanneer een blanke ook maar één vinger zou durven uitsteken naar één dier ontelbare, verborgen beeldjes, dan zijn zijn laatste uren geteld. Ook hun gods dienstoefeningen mag geen blanke bijwo nen. Hij, die het toch probeert, wordt met vreeselijke martelingen, en tenslotte den dood, gestraft. s „Hier eten w(j de groo e geesten!" Eenige maanden lang heb ik ook ver toefd onder de Sakau-mannen op het eiland Santo. Het opperhoofd van dezen stam wees mij een tweetal bosschen aan, waarin ik niet mocht loopen, tenminste enkele paden waren mij ten strengste verboden. Deed ik het toch, dan zou ik de doodstraf niet ontloopen. Hetzelfde was mij ook gezegd door het opperhoofd van den Dirakstam op het eiland Male- kula. Eerst veel later hoorde ik van een der inboorlingen, dat elke door den leider taboe verklaarde streek z.g. „schedel plaatsen waren, waarop zich alle geheime ceremoniën der menscheneters afspelen! „Hier eten wij de groote geesten," aldus legde hij mij uit, „echter alleen, wanneer de groote geesten ons bevallen. Hier mag niemand komen, die niet door den band van het bloed tot een der onzen werd gemaakt." Een volk sterft aan... civilisatie. Het aantal van den stam der Kanaken neemt snel af. Ik heb getracht een eenigs- zins nauwkeurige volksstemming onder dezen stam te houden. In 1774 hield kapi tein Cook een soortgelijke telling en kwam tot de slotsom, dat er in totaal 200.000 Kanaken leefden. Dit aantal is intusschen snel teruggeloopen. Er zijn er thans nog niet eens 40.000 meer over, waaronder 2000 vreemdelingen. En waarin ligt de oorzaak van de uitsterving van dit ras? Velen beschuldigen het alcoholgebruik ervan, doch dit is onjuist. De Kanaken zijn nooit aan sterke drank verslaafd ge weest. De Europeanen echter hebben op de Nieuwe Hebriden de griep, diphterie en t.b.c. gebracht. Doch ook deze ziekte heeft het bevolkingsaantal niet eens zoo snel doen afnemen. Neen de blanken heb ben de Kanaken het dragen van kleeren geleerd. En in deze kleeren eten, slapen, jagen en baden die halfwilde mensch^ Het klimaat, dat hier afwisselend iSi J11' volgens deze menschen, geen invloed k ben op de dikte van ueeren en daar0 sterven er jaarljjks honderden Kanake? vooral kinderen, aan longontsteking. D' Kanaken, eei. volk, dat ten onder aan... civilisatie!" STIJGENDE HANDEL IN KENYA 1^, GEVOLGE VAN DEN OORLOQ IN OOST-AFRIKA. Ontspringt Kenya de maatregelen De Abessjjnsch-Itaiiaansche oorlog e zijn voorbereidingen hebben den fai. en kooplieden in Kenya geheel nieuwe we gen van handeldrijven geopend. laatste drie maanden heeft ^talia^^, Somaliland producten voor een waarde van meer dan 100.000 Pond uit Kenya betrok ken. Kenya's gezamenlijk exportoverschot naar de blanken in niet onbelangrijk, He, optimisme van de blanke kooplieden jj grooter geworden. Mais, aardappelen, hoo. nen, suiker, jam, meel, rijst, koffie, thee tabak en andere waren worden eindeljjit zonder groote moeilijkheden vertranspor. teerd. Men komt door zijn voorraden heen! Ook stoffen, wollen stoffen, machines, ap! paraten van velerlei soort, worden Q Kenya opgekocht en dagelijks vanuit Mom- bassa verscheept. Meerdere schepèn door agenten voor het verkeer tusschen Kenya en Ital. Somaliland gecharterd Eén boot is speciaal voor het toenemend transport van rundvee. Ook het vervoer van dranken, speciaal sodawater, is groo: De mogelijkheid, dat deze opbloeiende handel, die een ware uitkomst voor >je farmers mag worden genoemd, door sano- tiebesluiten van Engeland zou worden be ëindigd, is oorzaak van veler vrees. Reeds kwamen bij den gouverneur van Kenya verscheidene voorstellen in, welke mogelijk worden geacht om den nieuwen handel voort te zetten. Kenya zou van sanctie maatregelen worden uitgesloten, argumen teert men hier, daar door de bijzonder gun stige geografische ligging ten opzichte van het oorlogsgebied een gelegenheid wordt geboden, die den toestand van planter en koopman eindelijk eens ten goede komt. Echtgenoot: „Is er ook gevaar dat ie vliegmachines in elkaar zullen zakken als mijn vrouw en ik er in gaan zitten?" Agent: „Mijnheer, u heeft onze ma chines zeker nooit gezien?" Echtgenoot: „Neen, maar u hebt mijn vrouw nooit gezien." door PIUS HALM. Het stoomschip heette „Sparta" en het deed zijn naam alle eer aan. Doch wie maanden op een van de Kleine Soenda- eilanden heeft doorgebracht, die, ver van de route der Amerikaansche toeristen- schepen, hun primitieven staat nog be waard hebben, stel' niet meer zulke hooge eischen. Zelfs de bescheiden hut aan boord van een ouden Oost-Indiëvaarder, die met de aanzinenlijke snelheid /an een negen knoopen naar straat Makassar koers zet, komt hem nog luxueus voor. En dit nog zooveel te meer, wanneer hij deze kajuit met zijn dunne wanden en zijn twee bedden boven elkaar heelemaal voor zich alleen heeft. Dit ongelooflijke geluk was mij ten deel gevallen. We waren Bandjermasin gepasseerd en bogen nu om de Zuid-Oostelijke punt van Borneo heen. Op den broeierig heeten dag was een drukkende verstikkende nacht ge volgd. Zelfs de planken van het schip leken van de hitte vloeibaar te worden. Het was een van die nachten, zooals wij ze uit sentimenteele, zoetelijke films ken nen. Stilte, oneindige stilte; niets dan het stampen van de scheepsmachines en het ge3is van de donkere golven, die door den voortschuivenden steven schuimend opzij werden gedrongen. Sterren, een maan, die zijn spiegelbeeld in het water haast schijnt aan te raken; de zee glanst olie-achtig en kleine, glimmende vonkjes sproeien door de lucht, 'l Is alles even onwerkelijk. Een prentbriefkaart in onnatuurlijke kleuren: schip in den tropennacht. Werkelijkheid is slechts de polsslag van den passagier, die steeds razender wordt. Met iedere zeemijl, die het schip aflegt, wordt de Noordelijke breedte een vijftigste graad minder en de tropenkoorts een vijf tigste graad hooger. Syntaxis van breedte graad en koortscurve. Ik wandel over het verlaten promenade dek en daal wankelend de trap af. Duide lijk dringt door de dunne wanden het een tonige snorren van de ventilatoren tot mij door. Ik doe de deur van mijn hut open. Een verstikkende heete lucht slaat mij tegen en beneemt me bijna den adem. Ik ftoor een merkwaardig geruisch. Zou ik mij in de deur vergist hebben? Mijn hand tast naar den schakelaar. Het electrische licht flitst aan en een vloed van licht wordt uitgegoten over de Spartaansche inrichting van de hut. Voor mij staan mijn koffers. Tot zoover zou alles in orde zijn geweest. Maar wat moet die vreemde man hier in mijn hut? Hij ligt, geheel gekleed, op mijn bed te slapen. Zijn adem gaat luid en hij gend. Nu opent hij de oogen. Met een ruk richt hij zich op. Zijn rechterhand maakt een korte, aarzelende beweging naar zijn heup, dan zinkt ze als verlamd weer neer. Hij maakt niet bepaald een betrouwbaren indruk. Zijn gezicht is bedekt met baard stoppels van een paar weken oud. Hij draagt een verschoten tropenpak, dat vol roet- en olievlekken zit. Hij kijkt mij met flikkerende oogen aan. „En?", verbreek ik de stilte. „Wacht een oogenblik, voor u de lui roept!" klinkt het bijna bevelend. „Dat zal ik uitmaken, mijnheer!", ant woord ik en verbaas me er zelf een beetje over, dat ik dit verloopen Sujet met mijn heer" aanspreek. „U vergunt me wel, dat lk ga zitten, Ik sta niet zoo vast op mijn beenen," zegt de man en laat zich in een stoel neer. Ik hoor duidelijk, dat zijn tanden klapperen. „Hebt u niet een sigaret voor me?", vraagt hij. De onbeschaamdheid! En toch voldoe ik aan zijn verlangen. Begeerig ademt hij den rook in. En steeds blijft hij klappertanden. e malaria moet hem leelijk te pakken hebben. Ik vraag: „Waarom neemt u geen ki nine Hij antwoordt: „Omdat ik 't niet heb!" Stilte. Dan gaat myn bezoeker voort: Dit is dan ook de reden van mijn onver wacht bezoek. Ik zou mg liever tot den steward hebben gewend, maar een blinde passagier kan niet best iets van het per soneel van een schip verlangen. Daarom sloop ik langs de eene kajuit naar de an dere, tot ik er een aantrof, die niet was afgesloten. Nauwelijks was lk echter uw hut binnen, of ik werd door een aanva van zwakte overvallen. Ik ging op het bed liggen en sliep in." „En dat moet ik nu maar gelooven? Hg haalde de schouders op en zei: spreek de waarheid." Heftig klapperden zyn tanden. Hij gr9P' de pols van zijn bevende linkerhand. „39'1 taxeer ik!", stelt hij zakelyk vast. Ik krijg medelijden met hem. haal een fleschje voor den dag en geef het hem aaij' „U kunt het houden!" Gretig grijpt hij Ij® En terwgi hg de pillen opkauwt, zog- „Kinine is zoo bitter, als suiker zoet heeft het dochtertje van een contro e eens tegen me gezegd. Ik geloof, du' e kind het niet eens zoo kwaad heeft gedrukt..." Ik neem mijn nachtelijken bezoeker ee wat beter op. In weerwil van zgn afschr^ wekkend uiterigk, begin ik iets als sPj pathle voor hem te gevoelen. Hg getwijfeld een beschaafd mensch. (Slot volg^

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1935 | | pagina 18