Hoe de Roodstaartjes
aan hun naam
komen
Beste jongens en meisjes
De tweede Kindermiddag behoort weer
tot het verleden. In Breezand was de zaal
net zo vol als op Texel. Er waren zelfs
stoelen te kort en de kinderen stonden op
de tafeltjes achter in de zaal. En gelachen
dat ze hebben, je kon een grote aard
appel in hun keel gooien. Om zeven uur
gingen we pas uit Breezand vandaan en
toen stonden er nog kinderen buiten. Om
half drie 's middags stonden er al voor de
zaal te wachten, terwijl het feest pas om
vier uur begon. Wat zal het straks in
Den Helder worden. Een Casino-zaal die
uitpuilt, dat staat nu al vast.
Deze week is het boek gewonnen door:
JOOP KLOPROGGE,
die vergeten heeft zijn adres te vermelden.
Denken jullie er voortaan om, je naam,
je adres m je leeftijd te vermelden. Dat
moet ik weten voor de toekenning van het
boek, anders zou een jongen van twaalf
jaar wel eens een boek kunnen krijgen
voor een dreumes van acht en een meisje
van acht een boek voor een bakvis.
Catrlen Rijkers. Nu zijn Texel en
Breezand al weer achter de rug, Catrien.
Waar vond jij het 't leukst? Ik dit jaar
in Breezand, vorig jaar op Texel, maar
daar weet jij natuurlijk niet van.
Joop van Bommei. Jij bent een gewel
dige boffer, Joop, veertien dagen herfst-
vacantie, omdat de centrale verwarming
moest veranderd worden. Zoveel krijg ik
in een heel jaar en die snoep jij zo maar
even in het najaar op.
Marie Beukers. Weet je dat je hele
maal vergeten had je naam onder je briefje
te schrijven de vorige n eek, Marie? En
dan begrijp je natuurlijk niet hoe ik nu
toch er achter gekomen ben dat het een
briefje van jou was, terwijl ik toch niet
van de recherche ben. Je moet eens raden
hoe ik het dan wist, dan zal ik eens zien
of jij een speurdersneus hebt.
Maartje Staalman. Die Bram heeft
even geboft, hè, Maartje, die pikt me daar
zo maar een prijs weg met de winkelweek,
hij was een van de weinigen, hoewel er
toch meer dan tweehonderd prijzen waren,
een pagina vol. Maar meer dan achttien
duizend inzendinger was ook geen kleinig
heid, hè?
Fransje van Engel. Ik wist van je va
der, dat jij wel wat zou hebben aan die
kaart van Abessinië, Fransje. Ik zit hier op
kantoor rondom in de oorlogskaarten, dat
is niet prettig, maar je moet wel al die
akelige dingen lezen als je bij de krant
bent. Gelukkig dat er ook vroolijker din
gen op de wereld gebeuren, b.v. die uitvoe
ring van P.P., die jij meegemaakt hebt en
je overgang naar de 2e partij van P.P.
Lena de Haas. Ik krijg wel iedere
week meer vriendjes en vriendinnetjes,
Lena, maar dat geeft niet, alleen zal je
zo nu en dan eens een weekje langer op
antwoord moeten wachten als je gedacht
had, zoals nu. lij had natuurlijk gemeend
de vorige week iets van me te horen. Je
mag me alles schrijven, hoor, van school
en van thuis en van je spel buiten, van je
poesje en je hond en van je pop. Alles!
Piet Dienaar. Daar ben ik nu precies
te laat mee, Piet, om je nog te feliciteren,
want vandaag is het alweer 10 dagen ge
leden dat je 10 jaar werd. Een kroonjaar
nog wel Nu, toch van harte gelukge
wenst, hoor, heb je een fijne dag gehad?
Rie Koomen. Eindelijk krijg j® een
beurt, Rie, had je al gewanhoopt! Maar je
ziet: Lang gewacht en stil gezwegen, nooit
gedacht en toch gekregen. Ik zal je niet
zo lang meer laten wachten, hoor.
Truusje Bakker. Er zijn heel wat van
m'n vriendjes en vriendinnetjes over dat
Zuidhollandse ,,peerd" gestruikeld, Truus
je, 't is geen wonder dat zo'n klein meisje
als jij er ook niet op kon komen. Maar 't
is wel eens goed als het niet altijd even ge
makkelijk in je leven gaat. Dat maakt je
sterk.
Truusje Bruin Wat een Truusjes krijg
ik onder m'n vriendinnetjes. Waarom heb
jij me vorig jaar in de steek gelaten, was
de zin plotseling beneden het vriespunt ge
daald en is de raadsel-barometer nu weer
stijgende
Maartje Timmer» 't Is maar goed dat
je herfstvakantie gehad hebt, Maartje, daar
door had je tenminste gelegenheid de hele
week over het raadsel te denken. Wat zal
je suf geweest zijn, na die week.
Dieuw Y Y Het meisje zonder ach
ternaam deel ik mee dat zowel haar zusje
als haar vriendinnetje Esther, hartelijk
welkom zijn.
Marietje v. d. Pol. Allemensen Ma-
rietje, ik geloof dat ik vandaag niet anders
dan nieuwe raadselvriendinnetjes heb te
beantwoorden. Ik weet gewoon niet waar
ze allemaal zo plotseling vandaan komen.
Of het moet zijn dat ze met de storm van
tien dagen geleden-naar de Koningstraat
zijn gewaaid.
Antje Meelis. Wel ja, er kunnen er nog
meer bij. jij ook wel, hoor, waarom niet?
Nelie Out. Wat een keurige brief, Nelie,
echt, daarvoor krijg je een compliment, de
meeste kinderen zijn blij dat ik geen pun
ten geef voor hun schrijven en dan krie
bel krabbelen zij maar wat op 't papier,
maar dat van jou zag er uit om het met
een negen te belonen. Loe je al je werk
zo netjes? Ja, zeker, hè?
F. Zegel. Waar zijn die de aardige
raadsels die jij gevonden hebt en die je
me toe zoudt zenden. Er was alleen maar
je briefje en de oplossing van de raadsels.
Sjaantje Klik. Ik hoor jou wel eens
zingen, Sjaantje, als ik 's middags naar
kantoor ga en ik ken ook jouw onderwijzer,
daar heb ik vroeger zelf nog bij gezeten,
dat was ir de resde klas, meen ik. We zijn
zo'n beetje buren, hè, jij op school en ik
op kantoor?
Pieter Aris Klik. Nee, daar heb ik toch
niet bij gezeten, Piet, bij di" juffrouw van
jou, maar ik ken haar wel, hoor en ik kan
dus eens aan i.aar vragen of jij goed je
best 'doet.
Atie Sinnige, Julianadorp. Dat adres
moet verkeerd geschreven zijn op die kaart
van Tony aan mij, Atie, want ik heb haar
niet ontvangen, misschien is ze wel naar
een neef van me in Amerika gegaan, want
die heb ik daar nog. Wie weet. Waarom
mag ze zo weinig schrijven?
Nelly Boot, De Waal (T.). Dat is me
een gebeurtenis geweest daar op De Waal,
Nelly, die auto-botsing. Heel de Waal was
zeker leeg gelopen om het ongeluk te zien.
Als we er nog geen verslagje van hadden
geplaatst, zou ik beslist jou verslag opge
nomen hebben, zo goed was dat. Zo, vond
jij 't vorige jaar 't ook vlotter op de Kin
dermiddag? Ik ook. We hebben het wel
leuk gehad, hoor, maar er was niet zoo'n
goed contact als de eerste keer. Je had
het Woensdag eens in Breezand mee moe
ten maken, daar was me een pret, van be
gin tot eind, nu had ik het programma
ook enigszins gewijzigd, zodat er helemaal
geen pauzen meer waren tussen de ver
schillende nummers. Een non-stop pro
gramma dus en dat bevalt beter.
Jopie Koopman, De Waal (T.). Dat
is me een gebeurtenis voor je opoe, Jopie,
dat ze uit logeren is, hè, omdat ze nooit
de deui uitkwam. Bijna net zo'n gewich
tige gebeurtenis als voor een jongetje, dat
voor het eerst met de trein reist. Onze
kleine Jaap is van de zomer voor het
eerst met de trein mee geweest en toen
had je die verwonderde ogen moeten zien,
toen de trein begon te rijden. Hij keek
naar de vloer, hij keek naar buiten en
snapte er niets van dat hij zo maar
vooruit ging. We hebben er grote pret om
gehad.
Henk Koopman. Fijn dat je zoo hebt
genoten op de Kindermiddag, Henk. Als
we volgend jaar, bij gezondheid, weer
naar Den Burg komen, zal het programma
nog beter verzorgd zijn. Maar dat is nog
ver weg, hè?
Anti Eelman, De Waal (T.). Noem
jij het maar „bar leuk", Antie, als er twee
auto's tegen elkaar botsen, ik noem dat
„bar-baars" van jou. Maar natuurlijk
meende jij dat ook niet zo, en ik begrijp
best dat het in jullie rustig dorpsbestaan
een hele opschudding gaf en aan jullie een
aangename afwisseling, omdat er toch
geen persoonlijke ongelukken bij gebeurd
waren.
Martha du Porto, De Waal (T.). Zijn
de lichtjes al klaar voor het Sinte Maar
tenfeest, Martha. Ik zie jullie al gaan
door de enige straat van De Waal. De
wind mag wel niet zo razen als op het
ogenblik, want dan blaast hij alle lichtjes
uit. Dat zou jammer zijn, hè?
Simon du Porto, De Waal (T.). Na
tuurlijk mag jij me schrijven, Simon. Ik
heb al zoveel grote en kleine, oude en
jonge vriendjes op De Waal, dat jij daar
nog best bij kan. Dat je een neefje van
Harry was, heeft Martha me al verklapt.
Harry du Porto, De Waal (T.) Je
moeder heeft vandaag nu eens geen gelijk,
Harry, want ik heb niet gezegd, wat een
fuifnummer is die Harry, want ik kan me
best begrijpen dat jij iedere week zo'n
feest zou willen hebben. Natuurlijk, je hebt
nu eenmaal liever plezier dan verdriet. En
op zo'n feestmiddag kan je lachen en pret
maken en dat is gezond. Leuk. hè, dat bij
de buren zo'n kleine baby is gekomen.
Kan je hem horen zingen, »f doet hij dat
nog niet?
En nu liggen er nog briefjes van enige
vriendjes en vriendinnetjes uit de stad,
maar ik had vorige week verzocht aan
Van mevrouw Wipstaart,
die in de rode verf viel.
Nieuwsgierigheid is geen
deugd
door Tine Schreuder.
Mijnheer en Mevrouw Roodstaart ach
nee! Daar bedenk ik me wat! Vroeger
héétten ze immers geen Roodstaart. Ze
heetten Wipstaart. Is toch ook een mooie
naam.
Maar hoe ze aan de naam Roodstaart
kwamen dat wi. ik je nu gaan vertellen:
Mijnheer en Mevrouw Wipstaart waren
net klaar gekomen met het bouwen van
hun neft. Ze gingen daarvan eer beetje
uitrusten. Vooral Mevrouw nad daar eeht
behoefte aan. Ze was een beetje zwakjes
zie je. Want ze was ziek geweest.
„Man", zei Mevrouw na het diner, toen
Mijnheer zijn middagdutje deed. „Man, ik
wilde graag de omgeving gaan verkennen
Zo'n rustig tochtje, daar heb ik behoefte
jullie me liet te schrijven deze week, om
dat ik nog zoveel te beantwoorden had. Er
ontbreekt me nu ook de tijd om vandaag
nog meer te beantwoorden, dus jullie schrij
ven me volgende week nog maar eens, want
dan mogen jullie allemaal weer de pen ter j
hand nemen.
Kindervriend.
aan." Je moet namelijk weten, dat Me
vrouw, als ze moe was, ging vliegen. Dat
is helemaal niet gek hoor! Ik ken wel een
mens, die gaat wandelen wanneer hij moe
is.
„Goed Lizzy," zei Mijnheer, en toen vloog
het tweetal weg. Ze kwamen bjj een plek
waar de mensen net bezig waren om een
huis te bouwen.
En omdat meneer en mevrouw Wipstaart
net zelf een huis gebouwd hadden, stelden
ze veel belang in huizen in het a.tgemete
En daarom wilden ze dit mensenhuis
een beetje beter gaan bekijken.
Mijnheer Wipstaart vloog regelrecht
de huisdeur. Nee, zo'n gat in de tnuur
was toch wel wat raar. En nog een hele
boel andere gaten, die niet tot de grond
reikten. En soms waren die gaten dicht
Dat was helemaal wonderlijk.
Mevrouw Wipstaart bekeek een raat
voorwerp. Het was een pot, waarin rod»
verf was.
Mevrouw Wipstaart bekeek de pot en de
verf nader. Het was beslist een mooie
kleur. En het zag er vréselijk lekker uit.
Hoe zou het smaken?
Ze stak haar snaveltje in de pot, fn
proefde. Bah; wat naar!!
Van schrik dat iets zo vies en naar kon
smaken, viel ze in de pot.
Meneer Wipstaart keek net naar zijn
Lizzie om, en zag haar verdwijnen in de
pot.
Grote schrik maakte zich van hem
meester. Nee maar, zó iets...
Hij vloog naar de pot toe. en gooide die
om. Dat was een Ingeving. Hij deed het
heel voorzichtig hoor, zodat zijn vrouwtje
niet in de verdrukking kwam
En zo redde hij haar. En alles zou heel
prettig zijn geweest, wanneer ze die „vieze
rommel" er maar af had kunnen krijgen.
„Kom mee, Lizzie, w gaan naar de
beek." zei Meneer Wipstaart.
Maar vliegen kon Lizzie niet. Daarvoor
was de verf te zwaar.
„Mijn vleugels zitten helemaal aan
elkaar geplakt!" klaagde zij.
„Eigen schuld," zei mijnheer streng!
„Wat doe je zoo dom te zijn!"
,,'k Wou proeven," klaagde Lizzie weer.
„Nooit proeven, wanneer je iets niet
kent," zei mijnheer. „Dat is dom van je.
En het is niet de eerste keer dat ik je dit
zeg Maar je bent eigenwijs, dat is het!"
,,'k Zou me maar liever troosten, als ik
jou was."
„Ja, troosten, troosten. Je doet domme
dingen, om ervan te leren. Omdat je nog
veel te leren hebt. En daar wijs ik je op.
Daar zou ik maar dankbaar voor zijn,"
bromde mrjnhee-.
„Ik kan niet meer," zei mevrouw en
stond stil.
We zijn er bijna," zei meneer.
Toen ze bjj de beek kwamen, begon
mijnheer zijn vrouw af te wassen. Maar
wat ze ook deden, de kleur ging er
niet af.
„Je doet me p\jn," verweet mevrouw.
Wel een iialt uur ging het zo door. En
eindelijk, eindelijk ging de Kleur er :tf.
Alleeif, ja alleen het staartje bleef rood.
„Zeg, nu kaïn ik niet meer," zei mijn
heer eindelijk. „Die staart zullen we maar
zo laten."
„Mijn n ooie staart," weeklaagde me
vrouw.
Toen vlogen ze treurig naar huis. Hui
lend viei mevrouw eindelijk in slaap.
Dagen durfde ze zich niet buiten haar
huis te vertonen. Wat zouden de andere
"ogels wel zeggen!
Maar ten slotte kon ze niet altijd thuis
blijven. En dus ging ze eindelijk veer
eens met haar man uit vliegen.
„Aha! Mevrouw Roodstaartje! ^e'
vrouw Roodstaartje! I' hebt een r°°d
staartje later kindertjes kreeg, hadden z?
van ar toen hee ce de familie Wipsta»^e
„Roodstaartje". En toen mevrouw ÏWd'
staarjte later kindertjes kreeg, hadden 'e
allemaal een rood staartje, en bij b®
vond mevrouw dat erg aardig staan!
„Mammie, waarom bibbert het
hondje zoo?"
„Omdat het geen haren heeft."
„Maar mammie, oom heeft ook ge®0
ren en bibbert toch^rüeL^^^^^^^
DIEN SCHOONMAKEN.
Bpj het schoonmaken van uien, moet n^
op de punt van het nies een stukje J*
aardappel steken; dit neemt de sten
lucht in zich op, waardoor hei tranen
oogen wordt voorkomen.