T l I
Op ski s de bergen
door.
Beste jongens en meisjes.
Alweer een week dichter bij het Kerst
feest en bij het Oude jaar, wat gaat de
tijd toch met sneltreinvaart, er is geen te
genhouden aan. Soms zou je willen zeg
gen: „Nu eens even stoppen, even wach
ten, maar. „Nee, lacht de tijd, ik ga door,
ik weet van geen stoppen, je moet me
maar benutten mannetje, anders ben ik
voor je verloren en tikketikketik zegt
de klok en de zon klimt iedere dag de
hemel in en de kalenderblaadjes scheuren
we trouw af en telkens weer schrijven we
een ander jaartal, en over een paar weken
zal het 1936 zijn. Ik weet nog heel, heel
goed, dat het 1914 was, toen was het ook
al niet veel beter dan nu. Maar kom, waar
ga ik heen, ik zou met jullie een babbeltje
houden en ik ga met mezelf zo'n beetje
praten.
Jullie kijken natuurlijk uit naar de
Kerstvacantie. Dat kan ik me begrijpen
en je hoopt op een dik pak sneeuw, zo dik
als drie wollen dekens, dan kan je ten
minste sneeuwballen gooien en sneeuwpop
pen maken en sleetje rijden en baantje
glijden. Jonges, wat een feest zou dat
zijn. Hé, ik verlang er zelf naar om weer
eens hard door de sneeuw te rollen of
sneeuwballen te gooien. Als ik jullie straks
ziepas maar op.
Het boek is deze week gewonnen door:
ANTJE MEELIS,
Artilleriestraat 6.
Vandaag heb ik je naam nog voluit in
de krant gezet, Antje, precies zoals hij in
de registers van het stadhuis staat, maar
volgende week mag je je schuilnaam ge
bruiken, hoor, als je dat leuker vindt. Wat
een verrassing, dat je een boek gewonnen
hebt, vind je niet?
Loeld v. d. Wal, Den Haag. Dacht je,
dat ik jou een week op antwoord zou laten
wachten, Loekie? Nee, hoor, jij behoort
tot de schaar van vriendjes en vriendinne
tje die buiten de stad wonen en dus iedere
week op bezoek mogen komen en ontvan
gen (ebantwoord) worden. Natuurlijk leest
je Paps in Indië je correspondentie met
mij en z'n grote dochter, waar hij trots op
is. Ik vind het goed, dat je 14-jarige tante
je een handje helpt, vant ik begrijp, dat
jij met je zes levensjaren nog beter met
je springtouw om kan gaan dan met de
pen. Daaaag.
Nelly Boot, De Waal (T.). Wat een
gezellige brief heeft Dina Wismeyer jullie
uit Scerabaia geschreven, Nclly. Ik denk
toch, al vind zij het wat eentonig en warm
daar in de Oost, dat jij daar toch ook wel
eens zou willen kijken. Ik zou tenminste
best de boottocht en de treinreis willen
maken naar het stukje Nederland daar
aan de andere kant van de evenaar.Maar
ik zou de tocht niet willen maken met
dien vliegenier, dien jij van de week zulke
dwaze capriolen zag maken. Ik heb ook
nog altijd onaangename herinneringen aan
een vliegtocht met een watervliegtu'g.
toen ik dacht dat ik boven op de vuur
toren terecht zou komen. Brrr. ik word er
nog draaierig van als Ik er aan denk.
Rika Sinnige, Julianadorp. Daar ben
ik nu ook geweest, Rika. op de Kindermid
dag in Julianadorp en ik heb geen glimp
van je gezien, dat kwam natuurlijk door
die volle zaal. Hoe gaat het met Tony en
met je andere broertjes en zusjes?
Martha du Porto. De Waal (T.). Wat
een feest zal het Woensdag geweest zijn,
Martha. toen de burgemeester zfln intocht
deed en alle Texelsche jongens en meisjes
en vaders en moeders en grootvaders er
grootmoeders waren uitgelopen om hem
welkom te heten. Volgende week vertel je
me natuuriWk hoe fiin het geweest is.
Nnnle Plantsmnn. De Waal (T.). Ik
geloof het ook. Nai'e.. dat we sneeuw krij
gen. Kleine .Taan zin<"t tenminste Iedere
dp" van Kouwe neuze. Tvrikk-ltene". en
Jlr y-""^ rok d-t VM—p—^'—ryrpl plcj
ik buiten kom. Wat leuk. dat je net
on de vmiaardr"- van m'n vromv jarig
bent. die is ook vlak voor Sinterklaas ge
boren. Van die brief uit Indië schreef
Nelly me. Wat gezellig, hé, om zo van
heel ver post te kragen. Schrijven jullie
Dina ook een terug, 't Is goed om vriend
schapsbanden te onderhouden.
Antie Eelman, De Waal (T.). Nu
Sint Nicolaas heeft jouw garderobe be
hoorlek uitgebreid, Antie. Je hebt er bijna
een kast vol bjjgekregen, plus de noodige
chocola en een boek van je grootmoeder.
Wat zullen jullie Woensdag gebibberd
hebben in je gym-jurkjes, bij het feestelijk
inhalen van den burgemeester, want het
was bitter koud. Nu, tot volgende week.
Marie v. d. Berg, Breezand. Dat
versje dat je me zond ueem ik hieronder
op, Marie, maar heb je dat nu heus zeif
gemaakt? Dat komt, ik vind het zo bui
tengewoon goed. dat ik me bijna niet kan
indenken dat het oor een meisje van 13
gemaakt is. Je schrijft me dat dus vol
gende week even, né
T MOLENTJE.
't Molentje draait er zo lustig, klep klap,
draait er zo lustig 't rond.
Wieken, die zwaaien hun armen klep, klap,
raken bijna den grond.
Het molentje draait e» gaat er van klap,
Het molentje draait er zo rap.
't Windje, dat blaast in de zeilen, klep, klap.
blaast er t e zeden zo bol.
Wieken, ze blijven maar draaien, klep, klap.
steeds maar, ze lijken wel dol.
Het gaat er van klep, net gaat er van klap,
't Molentje draait er zo rap.
Marie v. d. Berg.
Jongens en meisjes, er ligt nog een hele
stapel briefjes te beantwoorden, maar ik
heb geen tijd meer, ik heb al gezegd, ver
moedelijk zal het met Januari wat rustiger
zijn en zal ik wat meer trjd aan jullie kun
nen besteden, maar deze maand zullen
jullie tevreden moeten zijn met kleine
briefjes.
Volgende week schrijven jullie me dus
niet en hoop ik de briefjes te beantwoorden,
die vandaag moesten blijven liggen.
De meisjes, die meewerken aan de
Kindermiddag, worden verzochMaan
dagavond zeven uur, present te zijn in
het Jongenstrocphuis aan de Dijk-
straat, voor een laatste repetitie voor
a.s. Woensdag.
Du3 demi. er om, meisjes, Maandag
avond 7 uur.
Kmücrvricna.
In suizende vaart glijden
we omlaag Van mijn
Kerstvacantie in het Zwarte
Woud
door
M. L. DONIKE.
Ja, dat is een winterse dag inderdaad!
Blauwe hemel, gouden zon, witte sneeuw.
In de looppas gaat het naar het dalsta
tion van de S :hauniland-kabelbaan. Mijn
skimakker staat al te wachten en een
paar minuten later zweven wij angzaam
boven de ondergesneeuwde bossen, boven
ontelbare kerstsparren. De lucht wordt
ijler, het .'-napt :n ue oren, wij moeten een
paar keer slikken. Dat komt, omdat we
reeds enkele honderden meters gestegen
zijn. Na aankom3t gaan we eerst nog even
voor het hotel in de zon zitten. Daar
schroeft een vliegtuig zich omhoog. Als
een levensblije vogel, die door het zon
licht in een roes verkeert, cirkelt hij om
net berghotel. Telkens weer ronken de
motoren, wanneer zij worden aangezet.
teikens wendt, stijgt en daalt iet vlieg
tuig. Wij wuiven en jodelen, een wuiven
met de hand en een luid „Joehoe!" van
den vlieger geven uiting aan zijn vreugde
over het zweven door de heldere winter
lucht, over het luisteren naar zijn eigen,
krachtige ïe/ensrhythme Nu slaan wij de
skis licht op de sneeuw, een klein eindje
stijgen, de ski schuift vanzelf voort in het
ingevroren spoor zoo, daar gaan we!
Omhoog, omlaag, gebukt onder de spar
ren door, waar de met sneeuw bedekte
takken heel laag gebogen zijn. Rechtuit,
nu weer „stemm", daar de „Christel"
o, wij overwinnen de moeilijkheden wei!
Nu is hte spoor platgetreden, verjjsr, de
weg helt, opgepas, knieën los. gewicht
voren, veren, veren! Daar ga ik bijna om
ver. Vlug ophouden metde stokken en m
pijlsnelle aart gaat het nu omlaag. Met
de snelheid, die wij hebben, komen wij ook
weer een eindje heuvel op en in serpenti
nes gaat het nu verder tegen de berg om
hoog. Geen wolkje is er aan de hemel. De
Af en toe z-e je oen huis
sneeuw ligt stevig en de kristallen spat
ten bundels felle lichtstralen uit. Hoe ver
der wij naar boven komen, des te meer
ligt de poedersneeuw opgewaaid en vele
scherpe bochten doen ons snel stijgen.
Wij rusten even uit, want wij willen nog
over de Notsehrei naar de Feldberg. Het
is zomers warm in de zon, er is geen zier
tje wind, dus maken w'j een skibank cn
maken een praatje rr.et een meisje, dat
daar ook in het zonnetje zit. Het is een
heerlijke dag en de Alpentoppen zijn te
zien. En voor ons ligt de Feldberg met
zijt. toren en hotel, als "an poedersuiker.
Nog een groet en verder gaan we weer.
„Veel zon'" roept net meisje ons nog na.
Voort schuiven de ski's weet, stevig over
het spoor Het is ons, of dat zilveren spoor
nog de eenige verbinding is met de aarde:
onze geest en onze ziel zijn in de blauwe
verte, waar de vele blanke toppen omhoog
wjjzen. worden overstroomd door de stra
lende gloed der middagzon. Plotseling ein
digt de weg. Daar moeten we omlaag. Wij
suizen omlaag en glijden in de dalkom uit.
Weer stijgen wij, doch om telkens weer
naar de kom te dalen, want deze afdaling
is als een klein, vroolijk lied In deze witte
symphonie. Wéér omhoog, maar nu wordt
het toch zo warm, de' mijn vriend zegt:
„Ik kleed me nog wat dunner", en zijn po-
lohemd uittrekt. Maar als de ijskoude rie
men van zijn rugzak nu zijn bruine rug
aanraken, geeft hij een schreeuw. Hij klimt
voor mij uit omhoog, ik volg hem zwijgend,
want wij heben weer een wijd uitzicht. Om
ons heen, blanke toppen, en dalen over
dekt met witte glans ,diep onder nevelen,
waarin de zonnestralen als het ware in
zilveren strepen gevangen worden.
Zingend jagen wjj omlaag over de maag
delijke bevroren sneeuw van een helling;
onze ski's laten onder ons hun muziek klin-
aen als een streek over een vioolsnaar en
de bevrore» poedersneeuw omsproeit ons als
een hagel van gllnsterendeO kristallen. Wij
glijden voort, stijgen, wenden daar ligt
beneden ons een ondergesneeuwde helling;
een blauwe lichtglans ligt over het witte
fluweei, dat helling en berghut bedekt. Jui
chend barst mijn makker los: „Telemarl?-
sneeuw!" dan -chiet hij omlaag, wendt
ouigt en speelt een iroolijk sp. 1 met de
sneeuw en zichzelf en komt telkens weer
heuvel-op om in uitgelaten vreugde met
de schrijfstift van zij ski's ln het witte
tooverboek der natuur de krullen en krom
mingen van zijn talentvol kunnen te schrij
ven.
in het eindelooze wit.
Twee boomstompen geven ons gelegen
heid uit te rusten en eraan te denken, dat
wij zo heerlijke proviand meegekregen heb
ben. Dan echter wordt de was te voorschijn
gehaald voor net in de was zetten der ski's-
Nog een laatste, zware helling en dan
vergeten wij ln onze jubeltonen over 4°
heerlijke Telemarks alle gedachten aan Je
tijd. Bij het aanbreken der duisternis sü3
wtj echter het mooie sporthotel op de
Feldberg.
Op de bank.
„Is 't waar mijnheer, dat Pappie
geld kan missen om mij een fiets te gevt-U