PAG. 2
Verkeersproblemen in
het Zwarte werelddeel
tor nooit hoekje
*Z7mï r hel
ZATERDAG 28 DECEMBER 1935
T JUTTERTJE
Spoorwegen dwars door het
oerwoud. Europa zit
vol met plannen.
Tot het laatste tiental jaren der vorige
eeuw bestonden in Algerië, Beneden-Egypte
en Zuid-Afrika spoorweglijnen, waarbij,
wanneer men er gebruik van maakte, wer
kelijk het leven niet veilig was, daar de
lijnen dwars door de wildernissen voerden.
Gebruikte men de spoorlijn niet, dan moest
men zich tevreden stellen met lastdier en
ossengespan, welke dieren het hoofdver
voermiddel uitmaakten. Het verschil tus-
schen Afrikaanschen en Europeesch-Ame-
rikaanschen spoorwegbouw ligt hierin, dat
de laatste de woon- en landbouwgebieden
verbindt, de Afrikaansche spoorlijnen ech
ter worden op de eerste plaats als steek
lijnen gebruikt van de zeekusten tot het
binnenland.
Afrika, het land der geheimenissen, biedt
thans weinig geheimzinnigs meer. Zijn
economische beteekenis trad in de laatste
jaren sterk op den voorgrond. De kolenge-
bieden in Zuid-Afrika, de ertsgronden in
het Katangagebied (Kongostaat) en de
andere bodemschatten van allerlei soort,
zooals in de nabijheid van den Nijl, in het
Sambesi- en Congogebied, in het Kenya-
en Oegandaland openen groote vooruit
zichten.
Tot benutting van deze rijke bodems be
hoort in de eerste plaats een goed ver-
keersnet. Afrika bezit wel in den Congo,
aan den Nijl, aan den Niger, en in Sambosi
natuurlijke waterwegen, welke uit het bin
nenland naar de kusten stroomen, doch in
het natte seizoen stroomen deze rivieren
geheel over, terwijl z(j in het droge seizoen
tot op de helft uitdrogen.
De spoorweg in Afrika is onontbeerlijk;
evenals in Europa zal de spoorweg in
Afrika het hoofdverkeersmiddel moeten
worden. Momenteel bezit Afrika een spoor
net van ongeveer 68.000 km, zoodat het
niet meer dan een verkeersarm werelddeel
mag gelden, wanneer men de woestijnen van
de Sahara en Lybië en de moeraslanden van
het Congogebied meerekent.
Afrika telt 143 millioen inwoners, onge
veer tweemaal zooveel als Dultschland en
Oostenrijk tezamen. Het werelddeel Is bij
de Europeesche machten verdeeld, Ethio
pië en Liberia uitgesloten. Het leeuwen
aandeel heeft Engeland .fEgypte niet mee
gerekend), dan volgen Frankrijk, België,
Portugal, en met een klein deel Italië en
Spanje. Het spoorwezen in die verschillende
door het buitenland beheerde kolonies is in
evenredigheid met de vooruitstrevendheid
van het Europeesche land. De meeste lan
den koesteren echter groote toekomstplan
nen om hun Afrikaansche bezittingen zoo
veel mogelijk te benutten.
Hoe benutten de bestaande spoorwegen
den weg dwars door Afrika? Wij onder
scheiden de richting West-Oost en Noord-
Zuid. De eerste doorgetrokken verbinding
van de West- tot de Zuidkust vormt de in
1931 tot stand gekomen verbinding tus-
schen Portugeesch-West-Afrika (Angola)
door het Zuidelijk deel van den Congostaat,
door Noord- en Zuid-Rhodesië naar Portu-
geesch-Oost-Afrika (Mozambique), waar
door de lijn van den Atlantisehen tot den
Indischen Oceaan tot stand kwam. Deze
spoorlijn begint bij den haven Denguella
Hoogland, voort door het Katanga-Ertsge-
bieed nabij Elisabethsville (2270 km van
guella), slaat naar het Zuiden in een wijde
bocht af, loopt door Rhodesië en bereikt het
Portugeesche Deira aan den Indischen Oce
aan. Een aftakking van deze lijn vormt de
verbinding met de Delagoabocht, de hoofd
haven van Transvaal en Natal. Een korte
aftakking langs de Sambesi is in voorbe
reiding.
De tweede Middel-Afrikaansche Dwars
verbinding vormt de Congolijn. De eigenlijke
verkeersader is de Congo zelf. De stroom
versnellingen worden door spoorlijnen bij
gestaan, zoodat het verkeer tot Albertville
mogelijk is. Dan overkruist de lijn de
watermassa's en voert naar Tanganjika-
meer. Aan de andere zijde van het meer
houdt de goed onderhouden over Tabora
voerende baan het verkeer naar Daressa-
lam in stand.
Frankrijk heeft heel wat kosten er voor
over gehad, om een goede spoorwegverbin
ding in zijn Afrikaansche koloniën te heb
ben. Het net van Noord-Afrika, van Tunis
tot Casablanca, is klaar. Deze lijnen zijn
hoofdzakelijk aangelegd ten gerieve van de
militaire overheid van Tunis, Algerio en
Marokko. In West-Afrika verbindt een lijn
de haven Dakar met den Niger; van hieruit
vormt deze lijn een bruikbaren verkeersweg
tot aan de uitmonding van de Benue, die
het Tsjadgebied ontsluit. De moerassige ge
bieden aan de uitmonding van den Niger
worden door de lijn ontloopen. In Britsch-
Liberia vooral zijn deze moerassen gevaar
lijk.
De spoorlijn voortzetting naar het Tsjad-
meer, het middelpunt van een toekomstig
koloniaal gebied, ligt in het voornemen en
de verbinding naar El Obeid in Engelsch-
Egyptisch Soedan, tot aansluiting aan het
Njjlspoorwegnet, is eveneens in overweging
genomen.
De voortschrijdende spoorwegbouw in
Afrika oefent reeds lang een belangrijken
invloed uit op handel en verkeer. In de
laatste maanden heeft de gestrande handel
in Oost-Afrika ook de verdere uitvoering
der spoorwegplannen dwars gezeten. Fran
krijk en België zjjn er toe overgegaan den
aanleg van spoorlijnen voorloopig door
autowegen te vervangen, welke billijker zijn.
Het Postverkeer schijnt meer heil te vin
den in het vliegtuig. Doch... er zullen toch
nog wel enkele tientallen van jaren voor
bijgaan, alvorens de Ijameelkaravanen in
het Noorden, de ossenkaravanen in het Zui
den en de menschelijke lastdieren in het
binnenland van Afrika verdwenen zijn.
Alleen het spoorwegnet, later met behulp
van de rijkelijk voorhanden zijnde water
krachten electrisch gedreven, zullen, in
samenwerking met de scheepvaart op de
groote stroomen, Afrika veroveren. De
spoorweg zal, volgens bewering van velen,
in het toekomstig Afrika de grootste rol
spelen en niet, zooals men eerder zou ver
moeden, het vliegtuig.
Meermalen komt het voor, dat aan een
contract alleen kan worden voldaan, in
dien één der tegenspelers er toe gebracht
zou kunnen worden naar een vork toe te
spelen, zoodat van een vork beide slagen
kunnen worden gemaakt, of dat één der
tegenspelers niet anders zou kunnen dan in
een dubbel-renonce trekken, waardoor een
te verliezen kaart kan worden wegge
gooid, terwijl de andere hand troeft.
Uit het Red-Book van Culbertson werd
door mij het volgende voorbeeld overgeno
men.
S. v. 10. 8. 5. 4.
H. a. 7. 5. 3.
R. v.
k; 8. 6. 2.
S. h. b. N.
H. v. 10. 4. 2.
R. a. h. b. 8.
W.
K, a. b. 5.
Z.
s.
I-I. h. b. 9. 8.
R. 7. 6. 5. 3. 2.
K. 9. 7. 4.3.
S. a. 9. 7. 6. 3. 2.
H. 6
R. 10. 9. 4.
K. h. v. .10.
Zuid moest op dit spel 4 Schoppen ge
doubleerd probeeren te maken, terwijl W.
de bieding had geopend.
West kwam uit met R.h., bleef aan slag
en vervolgde met H., die met het aas van
Noord werd genomen.
Zuid moet nu bedenken, dat aan zijn
contract gemakkelijk is te voldoen, indien
de twee ontbrekende troeven maar ver
deeld zitten. Blijken deze echter op 1 hand
te zitten, zoodat één troefslag moet wor
den verloren, dan gaat hij down, tenzij hij
twee slagen uit de Klaveren kan maken.
Dit laatste kan echter alleen, als de twee
ontbrekende S. en K. a. b. x. in één hand
zitten en deze hand niet minder dan 3 R.
heeft.
Bovendien moet deze hand vóór den spe
ler zitten. Voor dit alles was echter een
goede kans, omdat de opening bij West
zat, dus de speler vóór den leider.
Om nu succes te hebben, moeten eerst
de H. en R. worden weggespeeld, zoodat
alleen de S. en K. overblijven. Komt dan
de tegenpartij aan slag, dan kan deze
alleen in een dubbel-renonce of in K. trek
ken.
Na H. aas werd dus onmiddellijk H. na
gespeeld en in de hand getroefd; uit de
hand vervolgen met S. aas, waarbij de
slechte verdeeling van deze kleur bleek,
zoodat de gekozen speelwijze de eenige
mogelijke was aan het contract te vol
doen.
Nu over en weer de volgende 4 slagen
R. en H. spelen en laten troeven, waarna
dus niet anders dan S. en K. overblijft en
nu de S.h. laten maken.
Voor deze laatste slag waren de restee-
rende kaarten van de 4 spelers:
S. v. 10.
H.
R.
K. 8. 6. 2.
N.
S. h.
H.
R. 8.
K. a. b. 5.
W.
O.
S.
H.
R. 7.
K. 9. 7. 4. 3.
bracht en kan niet anders dan R., dus in
een dubbel-renonce, of K. terugspelen,
waardoor Z. ook als tijd twee slagen uit
die kleur haalt.
Speelt W. de R., dan wordt op tafel ge
troefd en uit de hand de K. 10 wegge
gooid, speelt W. K. na, dan komt het er
niet op aan welke, altijd maakt Zuid dan
nog twee slagen uit die kleur, zoodat in
totaal worden gemaakt: H. aas, 3 introef-
slagen op H., 2 introefslagen op R., 2
troefslagen en 2 K. slagen. Totaal 10 sla
gen, of 3 introefslagen op R. en 1 K. slag,
dus ook 10. N. D. S.
Z.
S. 9. 7.
H.
R.
K. h. v. 10.
West wordt nu met S. h. aan slag ge-
DE ROOS VAN JERICHO.
Het zal voor menigeen een raadsel zjjn
waarom in Limburg velen met Kerstmis
een takje in het water zetten, dat den naam
draagt van Roos van Jericho. Dit is geen
vreemd gebruik, wanneer men weet, dat
toen het Christendom in deze streken vyerd
gepredikt, de gekerstende volksfantasie
de volksvoorstellingen in christeljjken zin
herschiep.
Eigenaardig is bij deze plant, dat de ver
takkingen zich tegen middernacht uit
spreiden en den oloeivórm van een roos
vertoonen. Terwj]l men op de ontplooing
van de bloemwacht, worden liederen ge
zongen. Volgens de sage ontlook deze bloem
voor het eerst b(j de geboorte van Christus
zij sloot zich bij de Kruisiging en opende
zich opnieuw b(j de verrijzenis.
Vele lezers zullen nu agen, wat de zir
is van het in het watei zetten van deze
-noem waarop w\j een drieledig antwooid
willen geven. De roos is een z'nnebeeld van
de geboorte van Christus er hoof: daarom
een zeldzame analogie met het Duitsche
volkslied: Es ist ein Ros' entsprüngen.
Bovendien is ook volgens de overtuiging
der oude Germanen van wie deze gewoonte
afkomstig is, de tijd rond het Kerstfeest
de tijd van vruchtbaarheid, we'.ke betee
kenis door het Christendom op de geestc
lijke orde is overgtl racht.
Tenslotte heeft deze bloem nog een my
stieke beteekenis tiaar zij Chris'us ver
zinnebeeldt. Die de boom des levens wordt
genoemd..
DE KERSTBLOKKEN.
Een typisch, doch meer en meer verdwij
nend Kerstgebruik is het stoken van eei
Kerstblok. Het is nog geen honderd jaai
geleden, dat het stoken van een Kerst
blok bij ieder Amsterdammer nog in eere
werd gehouden, zoodat het thans nog door
de Drentsche boeren wordt gedaan.
Het Kerstblok was een stuk hout van
buitengewone afmetingen, dat in den naard
werd gebrand. Wanneer het blok in den
haard brandde, dan zaten de kinderen er
rond om heen en zongen Kerstliederen.
Door het afschaffen van de haarden en
het invoeren van andere stookgelegen-
heden is het gebruik ook langzaam aan
gaan verslappen, zoodat het in nog slechts
enkele streken bestaat. Hoe oud intusschen
deze gewoonte is, blijkt wel uit een „char
ter" van 1264, waarin wordt vermeld, dat
de schepenen toestonden een blok hout van
dorre boomen uit het bosch te halen en
dat thuis te branden.
I)E KERSTHOORN IN OVERIJSEL.
Het blazen van den Midwinterhoorn in
Twente is een van die gebruiken, welke
reeds ten tijde van de Germanen bestonden
en door de geloofsverkondigers van latere
eeuwen aan het Christendom zijn aange
past. Bij de Germanen immers blies men
dien hoorn gedurende de Joelfeesten, welke
omstreeks Nieuwjaar werden gevierd.
Daarvandaan dat men dpzen hoorn he
den ten dage nog steeds hoort van vier
weken voor Kerstmis tot en met de eerste
week van Januari.
De hoorn, welke eigenhandig wordt ver
vaardigd, is ongeveer 1.25 m. lang en be
staat uit twee of meer stukken geknipt
wilgenhout, welke worden aangevoegd door
middel van biezen banden. De vorm is een
weinig gekromd, hetgeen alleen kan worden
verkregen door de verschillende losse stuk
ken zoo aan elkaar te maken, dat zjj een
kleine ronding vormen.
Daar het weinig in de macht van den
maker ligt de sterkte van een te vervaar
digen hoorn te regelen, gebeurt het maar
al te vaak, dat het overigens toch reeds
moeilijk te blazen instrument, maar heel
weinig geluid geeft. Daar 't steeds de be
doeling was veel lawaai te maken (om de
booze geesten uit de lucht te verdrijven)
legt men den hoorn over den rand van een
put, waar door hei. jodelen op uren afstand
nog te hooren is
Het is jammer, dat dit gebruik gaat ver
dwijnen, ofschoon toch den geheelen Kerst
nacht door het geluid niet van de lucht is.
VFWISSELING VERFRISCHT DEN
GEEST.
Zoekt die verfrissching.
Men hoort altijd: „het doet goed eens
op reis te gaan, er eens heelemaal uit te
zyn. Men komt heelemaal opgefrischt
^Eigenaardig aan één kant, want reizen
U t<*h vermoeiend. Ja, maar er is een
vermoeidheid, die juist verdwijnt door het
opdoen van nieuwe indrukken, dat reizen
meebrengt, n.1. de vermoeidheid van iedere
dag hetzelfde, van steeds dezelfde ksvens-
^Ellke geest vraagt op den duur eens
naar afwisseling.
Wat zegt men, wanneer men iets uit
den treure heeft moeten doen: „ik ben het
moe". Precies, eentonigheid vermoeit.
Nu zullen er maar weinigen zijn, die
deze vermoeidheid kunnen bestrijden door
Inderdaad op reis te gaan, maar wel heb-
bi wThet in onze macht om kleine ver
anderen in ons dagelijksch leven aan te
brengen Een aantal kleine veranderingen
geven het geheel het aanzien van heel
iets anders" heeft onze vermoeide geest
n°sSpt zoo mogelijk eens in een ander
b»d in een andere kamer. Gaat dit niet,
verplaatst dan Uw bed. Later opstaan
kunt u vermoedelijk niet; staat dan vroe
ger op, en loopt een andere weg naar uw
Woïet^hf Uw"vrfkf tjeens heel iets an
ders. Het gebeurt zooveel, dat men^igen-
lijk automatisch zijn vrije tijd aan
zelfde besteedt.
Brengt daarin verandering, vraagt
zelf zoodat uw werkzaamheden verricht
zijn, af: „waar heb ik nu eens recht zm
^Misschien kunt u om 1 uur warn eten
als u het anders om 6 uur doet, of omge
keBedsteed zoo gauw mogelijk eens een vrij
uur aan het nemen van een bad, en
nauwkeurige verzorging van nage
haar. U zult zien, hoe verfrisschend dit
W Leest een heel andere soort lectuur dan
u gewoonlijk kiest. Wanneer het vroegere
opstaan u bezwaarlijk voorkomt, kunt u
het compenceeren door wat vroeger naar
beKoopfaeens een andere krant dan die u
gewoonlijk heeft, of leest een paar dagen
eens heelemaal geen krant.
Kortom, streeft er zooveel mogebjk
naar, om alles anders te doen dan u het
leven of de andere menschen ons de noo
dige afwisseling bezorgen. Dan moeten wij
het zelf maar doen. De meesten van o
zitten te veel vastgeroest in een afgeba
kend sleurgangetje.
Zonder dat we het merken, doen
week in, week uit, maand m maand uit
en dikwijls beseffen wij dit metwe voelen
ons alleen zonderling moe. De belangst
ling voor de oude bekende weg is uitge
sleten. Nu is het aan ons, om met zuc -
tend aan den kant van dien weg te gaan
zitten, maar om nieuwe wegen te zoeken.
We konden zoo veel en veel meer vreug
de uit het leven halen, als wij maar niet
half slapend voortsloften, maar onze oogen
en ooren open hielden, en niet tegenover
alles al bij voorbaat de houding aan
namen: „het zal toch wel niet de moeite
waard zijn".
Het is altijd de moeite waard om ons
zelf op peil te houden, en onverschillig
heid is de vijand van alle levensvreugde.
Lichaamsoefening voor een open raam
is uitstekend. Zij doet ons bloed krachti
ger stroomen, wij voelen het leven in ons
tintelen en dat slome slappe gevoel „laat
maar" valt van ons af.
Voor wie klaar wakker door het leven
gaat, kan er altijd afwisseling zijn.
Het ligt meestal aan onszelf als alles
zoo saai en suf en kleurloos lijkt. Wie een
zwarte bril op heeft, kan ook van de
mooiste kleuren niet genieten.
Blijft niet prullen achter uw zwarte
bril, zet het ding af en kom dan eens kij
ken wat er allemaal te zien is. Geeft u-
zelf een geestelijk bad door alles eens heel
anders aan te pakken dan gewoonlijk. En
het leven zal er heel anders uitzien.
DR. JOS. DE COCK.
Goed opgevolgd.
Moeder: Ik heb je toch gezegd op te
letten, wanneer de melk kookte.
Tom: Dat heb ik gedaan, moeder, het
was vijf minuten over zes.