POPULAIR BIJVOEGSEL VAN DE HELDERSCHE COURANT
-c
S5LJ
Wonderen der druipsteengrotten
736
ZATERDAG 15 FEBRUARI 1936
AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN
Druipsteenformaties in fantastische kleurenpracht.
Een chemisch laboratorium der natuur
„Grottenboter" en „Zwaaf water''.
Een onderaardsch inhalatorium.
door
MAR1E FALKENHEIM
fe -~
Dat er lang geleden feeën leefden, weet
ieder, die de sprookjes :van 'Grimm heeft
gelezen. Maar voor den drang van een op
komende prozaïsche eeuw moesten deze
lieflijke wezentjes wijken en elders hun toe
vlucht zoeken, doch de feëngrotten bleven
bestaan.
Deze grotten vindt men o.a. nog in de
onmiddellijke nabijheid van de stad Saai-
feld a. d. Saaie in Oost-Thüringen. onge
veer 300 kilometer ten Zuiden van Berlijn
Hier in de groeven van verlaten en bijna
vergeten mijnen, heeft de feeënkoningin
Natuur duizenden jaren lang gewerkt e-r
de kleurige druipsteengrotten gebouwd
zóó schoon, dat men zich in «en betooverde
wereld waant Om niet slechts het oog van
de overweldigende schoonheid te doen ge
nieten, maar ook de lijdende menschheid
her°te' van gezondheid te Drengen, vulde
gebleven. Ongeveer 80 jaar later werd een
uit de rotsen ontspringend bergstroompje
door een reeks bakken, geleid, om uit het
water een neerslag van oker, dat als kleur
stof kon worden gebruikt, te wipnen. Nie
mand heeft toen aan de" oude mijn gedacht.
Opnieuw ontdekt!
In het jaar 1910 ontdekte een Berlijn-
sche geoloog, die bij toeval in een dezer
verlaten groeven terecht kwam tot zijn
groote verbazing, dat de wanden in een
zeldzame kleurenpracht glansden. De
toenmalige eigenaar der bergen, Adolf
Miltzelberg, die het terrein gekocht hao
ter exploitatie van het uit de bergspleten
stroomende mineraalwater, besloot daarop
nie.t alleen het onderzoek naar herkomsi
en hoedanigheid van het bronwater, maar
ook een nauwkeurig onderzoek naar de
onderaardsche geheimen van den berg te
doen instellen.
i.
I>e YVartburg in Thüringen-, waar I.uthei van 3 Mei 1521 tot 6 Maart 1522 verblijf
hield.
z5 de verboi gen bergkloven met genees
krachtige bronnen en de lucht in de grot
ten met radium Geen Wonder, dat jaarlijks
duizenden pelgrims de wonderen van deze
unieke toovergrotten komen aanschouwen.
De aluinmijnen van Thüringen.
Oeroude geschriften bewijzen, dat de
mijn reeds in de veertiende eeuw bestond
en vanaf het jaar 1545 is haar geschiede
nis vrij nauwkeurig bekend. Evenals in
de meeste streken van Thüringen bestaat
ook hier de geheele rotsformatie uit lei
steen met een hoog aluingehalte. Eeuwen
lang diende de mijn voor het wmnen van
aluin. Eerst werd de leisteen aan de opper
vlakte gebracht, m kleinere stukken ge
slagen, die dan langzamerhand ten gevolge
van weersinvloeden e.d. geheel uiteenvie
len. Bij de verdere bewerking ontstond
door toevoeging van bepaalde chemische
stóffen een loog, waaruit men de aluin
kristallen kon vrijmaken. Door toevoeging
van ijzer of koper bereidde men ijzer- resp.
kopervitriool. Ook goud en zilver werden
in kleine hoeveelheden- in den bodem aan
getroffen.
Jeremüisglüek in vergetelheid.
In het jaar 1640, tijdens den dertigjari
gen oorlog, werden de aluinwerken volko-
mèh vernield; in 1652 werden ze weer in
bruikbaren staat gebracht en nam men de
exploitatie weer ter hand. In den loop der
tijden groef men zoo de eene laag na de
andere af, tot in 1830 de geheele groeve
gesloten werd, daar de exploitatie niet
loonend meer was. Langzaam brokkelden
de groote blokken steen af, de ondermijnde
bodemlagen stortten in, zoodat er nauwe-
4)ks een spoor van de mijn, die eens den
naatB „-Jeremiasglück" droeg was over-
Éeri wondere gril der natuur.
De ontdekking der féeëngrotten was zijn
belooning. Ver onder de plaats, waar eens
de ingang was, in de onderste groevè, ont
dekten de onderzoekers tegen Kerstmis 19 L3
de zoogenaamde „Feéëngrot!'. In de de
cennia, gedurende welke deze ruimte niet
meer door menschenhanden beroerd werd.
zijn de geheime krachten, der natuur voort
durend werkzaam gebleven. De meest ver
schillende mineralen hebben tje wanden ge
sierd met bonte kleuren, van helgeel tot
diepzwart.,, Van het gewelf hangen hon
derden staiactieten af, terwijl zich op dén
bodem de stalagmieten verheffen. Geheel
achter in de- grot spiegelt zich de „Graal--
burcht", een aan een burcht nerinnerde
druipsteeriformatie, die in den loop van
duizenden jaren ontstond, in ëen grooten
stillen vijver. -
Druppel voor druppol vormen zich
de zuilen
Bvj de grotten behooren nog twee groote
hallen, die eveneens een sprookjesachtige
kleurenpracht .tentoonspreiden. Hier ziet
men naast heel kleine staiactieten, die bij
het geringste tochtje-heen en weer bewe
gen, ook knotsvormige formaties, die vele
honderden jaren oud zijn. En gestadig
groeien deze stèenachtige formaties verder,
een waterdruppeltje laat een onmeetbaar
kleine hoeveelheid van zjjn metaalgehalte
op de stalactiet liggen, valt vervolgens
naar beneden op de stalagmiet, waar efen
andere minerale hoeveelheid door de "in
werking van dezuurstof uit de lucht de
stalagmiet Vertier opbouwt. Dit spelletje
gaat zoo door tot stglactiet en stalagmiet
tot een zuil verbonden Zijn, die door de in
werking vafa het water steeds dikker
wordt.
Zelfs kunstschilders is het niet gelukt,
de kleurenpracht van deze grotten' in beeid
te brengen. Velen hebben het geprobeerd
maar zonder succes. L,angs den zijwand van
een der grotten schijnt een waterval naar
beneden te stroomen. Dat was oorspronke
lijk ook een waterval van mineraalwater.
Thans is 't reeds een half vaste massa en
binnen eenige duizenden jaren zal hij ge
heel versteend zijn.
De grotten zijn van een verlichtingsin
stallatie voorzien, die de wondèrschoone
kleuren der verschillende grotten en gan
gen tot hun recht doet komen. Deze veel
heid van kleuren' wordt veroorzaakt door
het groote aantal aanwezige mineralen,
waaronder zeer veèl zeldzame. Hier valt
I o.a. diadoentet, ijzer, arsenicum,: zwavel.
goud, zilver, koper, molybdëen, mangaan,
kalk, kauum, natrium, magnesium, enz.
aan te toonen. De sulfiden, sulfaden, oxy-
den. enz., van deze metalen geven de grot
ten de rijke kleurschakeering.
„Grottenboter" en „Zwaar water"
- V e -J 7
In een der lange onderaardsche gangen
vindt men een helgele substantie,-" die van
wege haar boterachtige dichtheid, „grot
tenboter" wordt genoemd, en dié uit met
minder dan 12 verschillende chemische
elementen bestaat. Ook het „zwaar water"
vindt men In deze grotten. Het borrelt
omhoog uit een bron. In de middelste grot
en heeft een soortelijk gewicht van 1.31;
het is dus ongeveer 33 zwaarder dan
gewoon water. Evenals al het grondwater
bevat ook dit water arsenicum, - phosphoi -
zuren, ijzei en zwavelzuren^ die tot 30
eenheden radium bevatten.Bovendien be
houden deze stoffen hun radiumgehaite
gedurende onbeperkteri tijd, terwijl -ander
radiumhoudend water 50 van zijn ra-
diumeenheden binnen vier dagen en de rest
na 8 dagen verliest. Een ander voordeel is
ook, dat dit water het hoogste arsenicum-
gehalte heeft, dat ooit in mineraalwater .s
aangetroffen. Het heeft verder nog een in
teressante eigenschap. Giet men bij één
deel zwaar water .legen deelen gewoon
water, dan verkrijgt men negen deelen
„grottenboter" terwijl de rest een zwavel
houdende vloeisiOi is.
Geneeskrachtige eigenschappen.
Het onderzoeker van deze. verschillende
soorten water, er zijl: namelijk drie
soorten, die in eigenschappen en samen
stelling zeer veel met het „zware" water
gemeen hebben was buitengewoon moei
lijk, vooral ook omdat de schoonheid der
grotten er met onaer mocht lijden. De bron
nen van de -aaifeld»-. feeërigrotten zijn een
voortreffelijk geneesmiddel 'gebteken tegen
neurasthenie, rheumatiex, jicht, beender
ziekten, rachitis en zelfs tegen tuberculose.
Ook de luch. in de oude grotten i. eeniger-
mate radiumhoudend, maai in een der
kleinste vertrekken heeft men een zeer
sterk radiumhoudende bron. Hier vindt men
een „radium-emanatorium", dat ongetwij
feld wel het eenige onderaardsche inhalato
rium ter wereld is.
Aha
„En weten jullie wat de. werkeloozen
doen in. Amerika?" vroeg een sprekër aan
zijn gehoor.
Een stem uit de menigte "riep: „Ja,".
Spreker: „En wat dóen zij'dan?"
Stem: Niets!
In dit artikeltje dan zou ik trachten een
antwoord te geven op de 'vraag;„Wat
het leven'.',
Het komt mij het verstandigst voor
hierbij in groote trekken aan te geven,
wat m.i. van een mensch yerwacht itan
worden, die geen verder onderwijs ontving
dan het onderwijs, gegeven op de lagere
volksschool.
Ik doe dit aan de hand van de voor
naamste leervakken op de lagerè school,
n.1, schrijven, Ned. taal, rekenen pn lezen.
De overige vakken nu zou ik samen wil
len brengen onder: Algemeen vormend on
derwijs.
Ik krijg dan de volgende eischen:
Schrijven: een duidelijke, nette hand van
schrijven. -
Taal: Het 'zonder grove-schrijven van
onze. taal. Vaardigheid in het schrijven van
een eenvoudigen brief, een- adres, ,eh het
invullen van de meest voorkomende for
mulieren als: girobiljet, postwissel, vracht
brief, enz.
Rekenen: Nauwkeurig kunnen optellen,
aftrekken, deelen en vermenigvuldigen met
kleine en groote getallen, kennis van het!
metrieke stelsel, maten en gewichten -
van procentberekeningen enz?. Dus'prac-
tisch rekenen.
Lezenr Vlot lezen en begrepen van een-,
voudige litteratuur en het dagblad. En wat'
de overige leervakken betreffen brenge
men de elementaire begrippen aan, noodig
voor het wekken van belangstelling t.o.v.
onderwerpen op aardrijkskundig, historisch
en natuurkundig gebied.
Dit onderwijs zou men naar mijn meening
het best kunnen samen vatten in een
woord:
Algemeen Vormend Onderwijs. Over dit
algemeen vormen,, onderwijs vai heel wat
te zeggen. De lagere school- kent het nog
niet, of past het althans zelden toe.
„Een mensch zal bij brood alleen niet
leven". Ieder mensch heeft naast lichame
lijke behoeften ook geestelijke. Dit te ont
kennen ware onzin. Nü neemt bij velen
godsdienst in dit opzicht een belangrijke
plaats in al blijft daarnaast geestelijke
kost op ander terrein niet achterwege. Het
hangt tenslotte van de oudera af. waar zij
het zwaartepunt bij opvoeding en onder
wijs zullen leggen. Doch niemand zal
kennen, dat de menigvuldige verhoudingen
in het leven ons allen noodzaken 'kennis
te nemen van hetgeen er rondom ons ge
schiedt en plaats vond. Een nauwer con
tact met onze medemerischen vereischt,
dat wij eikaars geestlijke behoeften eh noo-
den kennen en begrijpen. Dat wij in staat
zijn onze gedachten te uiten, een gesprek
te kunnen volgen.
Ik zou het ook zoo kunnen zeggen: Wij
moeten voor vele zaken belangstelling heb
ben. En deze belangstelling moet allereerst
gericht zijn op al het goede én verhevene
in de wereld.
Hoe staat het hiermee bij de jeugd?
Heeft de jeugd belangstelling? En waar
voor
Is de belangstelling te leiden Zoo ja,
op welke wijze kunnen wij volwassenen
daaraan medewerken?
De behandeling van dit vraagstuk eischt
een apart artikel. Ik wil wel bij voorbaat
als mijn meening te kennen geven, dat de
jeugd stellig veel belangstelling heeft en
dat deze belangstelling niet alleen te lei
den vat, maar wat meer zegt, door ons
zonder voorbehoud geleid moet worden.
Het is interessant op te merken, hoe
buiten het onderwijs staande menschen de
kunst verstaan de jeugd kennis btf te bren
gen op een wijze, waarvan de onderwijzers
nog wel kunnen leeren. Ik denk in dit ver
band aan redacteuren van kinderhoekjes in
dag- en weekbladen. Hoe weten zij een
juist profijt te trekken van de aanwezige
belangstelling dei jeugd en hoe groot is
ook hun succes bij de jonge lezers.
In het volgend artikel wil ik hier nader
op ingaan. Ik krijg dan tevens gelegen
heid een belofte, welke ik nog steeds schul
dig ben, in te lossen: n.1. iets naders te
zeggen over het door mij aangeroerde pro
bleem: „Kind en Krant".
^2.