UWS VOOR ONS Raadsels tDE GEBROEDERS „GOOCHEM" 1i De gestrafte dieven VOOR ONZE TEEKENAARS >7 niTTERTJE ZATERDAG 23 MEI 1936 PAG. 7 ppnWNLAND. De bisschop van Haarlem In Den Helder. pe vorige week Vrijdag heeft de bis- hop van Haarlem een bezoek aan onze s°, gebracht, om in beide parochiekerken ft vormsel toe te dienen. De Nederlandse ambulance terug in ons land. pinsdagmorgen is de Nederlandse ambu- nce, die vijf en een halve maand ge- vondè en zieke soldaten verpleegd heeft, weer met het stoomschip „Palembang" in on3 land teruggekeerd. gg de aankomst was Prinses Juliana, jie voorzitster is van het Roode Kruis, aanwezig- Hare Koninklijke Hoogheid heeft alle leden op hartelijke wijze begroet en kun allen de hand gedrukt, waarna zij nog een toespraak heeft gehouden, waarin zij ,iet werk, dat de ambulance in Abessinië heeft kunnen verrichten, ten zeerste prees. De eerste nieuwe haring. In het begin van deze week is weer de eerste nieuwe haring in Scheveningen aan gebracht. Thans zijn de prijzen nog wat hoog, maar heel spoedig zullen we weer allen kunnen smullen van het nieuwe Hol landse zeebanket. BUITENLAND. De Negus naar Genève. Volgens de laatste berichten is de Negus van plan in Juni naar Genève te gaan, om daar de belangen van zijn land voor de Volkenbondsvergadering, die dan gehouden zal worden, te bepleiten. Amy Mollison heen en terug LondenKaapstad. Amy Mollison, een Engelse dame, heeft geheel alleen per vliegmachine de tocht LondenKaapstad heen en terug in 8 da gen volbracht Hiermede heeft zij het record van Tommy Rose, dat op 10 dagen stond, dus gebroken. (Een ware geschiedenis.) Het verhaal, dat nu volgt, is geen ver zinsel, maar berust op werkelijkheid. Het speelde zich af in een machtig kasteel in Beieren. De eigenaar van dit kasteel was een rechtvaardig, maar streng man. Hij duldde geen oneerlijkheid, leugen of dief stal en strafte een ieder naar vergelding. Het v.jf. op een zonnige voorjaarsdag, dat twe^mguur uitziende typen door het dal van Beieren, waardoor een brede rivier stroomt, slenterden. De kerels ston den in Beieren bekend als oneerlijke men sen, die er niet voor terug zouden schrik ken 'n arme weduwe of een eerlijk werk man van hun geld en goed te beroven. Wat liepen die twee jongelieden daar met elkaar te bepraten? Veel goeds was iet niet, anders zouden zij niet direct hun gesprek staken, wanneer er iemand langs hen liep, die hen vrolijk „goede morgen" toeriep, welke groet nauwelijks werd be antwoord. „Dus, je houdt je aan je woord," begon de een weer. „Vanavond om negen uur. Denk er om, dat je een stok bij je draagt. Een van de wachters mocht ons eens in het oog krijgen." De ander knikte en de kerels gingen ieder een andere kant naar huis op. Tegen de avond vonden de beide mannen elkaar weer op het onmetelijke kasteei- plein ,dat, omgeven door een prachtig dos het voorhof van het kasteel „Woud burcht" vormde. De oudste droeg in zijn binnenzak een klein pistool; de jongste ver borg een knoestige stok. Als muizen zo stü slopen beiden, toen alles in 't prachtige huis scheen ce slapen, op de kelderluiken af, want, hun plan was in het kasteel van de landheer van Beieren in te breken. De kelderluiken boden niet veel weer stand; al gauw was het verroeste scharnier aan de planken teruggesprongen en kon den de dieven hun weg vervolgen. De oudste snoof eens in de lucht. „Ik ruik bier, heerlijk bokbier," zei hg dan. „Ik ook" antwoordde de ander. Nu even proeven, of de landheer van Beieren goed bier drinkt. O, dat smaakte! De inbrekers schonken de kroezen, welke aan een spijker boven de vaten hingen, boordevol en dronken, totdat zij vergeten waren, waarvoor zij kwamen maar, zij hadden dom gedaan. In nun pret, die zij hadden om de poets, welke zrj den landheer hadden gebakken, hoorden zij niet, dat de kelderdeur werd geopend en in de deuropening verscheen een tweetal wachters, die weinig tegenstand van de half dronken inbrekers ondervonden en de kerels voor den landheer sleepten. „Wat zullen wg met de booswichten doen, heer?" vroegen zg en keken eens minachtend naar de beide inbrekers, die beefden als een rietje, toen zg hun oogen op den vertoornden landheer durfden slaan. „Jullie kwamen hier om in te breken en mgn bier smaakte jullie, Welnu mgne heeren, neem er van zoveel als je wilt. Of neen, neem ervan zoveel ik wil. Mannen, laat de kerels aan deze tafel zitten en haal een vat bier naar boven. En nu, mijne he ren, ik laat jullie niet gaan, alvorens ieder van jullie een beker bier kan uitdrinken in één teug en zonder er ook maar één drup peltje in te laten. Gelukt het je niet, pro beer het dan nog eens, net zolang, totdat het je wel gelukt." Nu, je begrijpt, een gemakkeigke taak hadden de booswichten niet, temeer, daar Hierbg een kleurprent, tenminste voor de groteren, die de prent eerst na kunnen tekenen. En groot geigk hoor, dit plaatje is alleraardigst om na te tekenen en degene die in het gelukkig bezit is van een verf doos, kan zijn hart aan de vele kleuren ophalen. Hier zie je dan Toos en Bep, die vanwege het zomerse weer met moeder naar buiten zijn gegaan. De kinderen spelen in net plantsoen. „Verstoppertje", roept Toos en thousiast. „Goed," zegt Bep, „maar eerst aftellen" „eneminemutte tien pond grutten" begint Toos. „Ik ben erbg," riep ze dan en huppelt naar een dikke boom, waar zg tot 20 zal tellen om Bep gelegenheid te geven een plekje te zoeken. Moeder, die met haar jongste een zonnig plaatsje op een der ban ken heeft uitgekozen, ziet haar dochters vanuit de verte spelen en glimlacht. Wie zou er ook niet glimlachen op zo'n heerlijke zonnige middag, als de kinderen van school vrg-af hebben en zich zo onbezorgd verma ken onder elkaar. En dan denkt moeder big'; „Het is of die kleine deugnieten nooit met elkaar hebben gekibbeld, zo pleizierig spelen ze nu..." hun maag al tamelijk vol was van het ge stolen bier. Met lange gezichten zetten de mannen zich aan tafel. De eerste maal luk te het geen van beiden het bier in één teug op te drinken, de tweede maal nog minder en de derde maal konden zij nog slechts enkele slokjes bier in het keelgat krijgen. Toen vielen zij snikkend op hun knieën voor den landheer en vroegen duizendmaal ver geving. De landheer was een rechtvaardig man. Hg zag, dat de mensen reeds genoeg gestraft waren, want zij waren ziek van het vele bier, dat zg" naar binnen hadden gekregen. „Welnu, mannen, vergeven zal ik je, maar ik waarschuw je, dring nooit meer in mgn huis, want de volgende maal zal je straf dubbel zo groot zijn. En nu vooruit, mg'n huis uit en kom me niet meer onder de ogen." De beide dieven probeerden een woord van dank te stamelen, doch de landheer schudde het hoofd. „Ga heen, en denk aan hetgeen ik je gezegd heb." Als doodzieke mensen strompelden de inbrekers het kasteel uit en legden zich in het bos teneer, want lopen, nadat je negen kroezen bier hebt gedronken, neen, dat kon je niet meer. De beide dieven hebben hun woord gehou den. De straf van den landheer van Beieren heeft zgn uitwerking niet gemist. Nooit hebben zg meer geprobeerd eens anders goed in bezit te krggen en hun hele leven zijn zij den landheer dankbaar gebleven, omdat deze hen van het overmatige bier- drinken heeft afgeholpen. EEN KIJKJE NAAR DE LUCHT. De meeste mensehen, die op straat lopen kg'ken slechts voor zich uit, dikwgls naar de grond, maar de meeste men sen weten helemaal niet, wat er aan de hemel te zien is. Tel eens de men sen, die in een kwartier tgd voorbg gaan als je op een bank ergens in een park, op een plein of waar dan ook zit, die niet naar de grond, maar naar de lucht zien. En oefen jezelf vooral om iede re dag flink naar de lucht te kgken. Een aardig spel is om met je vriendjes op het plein naar boven te kijken en dan op te schrijven wat je allemaal hebt gezien. Wie het meeste heeft gezien, in b.v. tien tellen, heeft het gewonnen. Oplossing raadsels vorige week: L De letter R. 2. Kruik. 3. Fortuin. Goede oplossingen ontvangen van: Joop v. B., Beppie V., Teetje B., Zilver schoon, Jantje K., Fietje K., Frans B„ Tom T., Tini V., Rie de K., Hendrik v. O, Jan K., Roodborstje. NIEUWE RAADSELS. L Met k ben ik een dier, Met 1 ben ik een stuk hout, Met r ben ik weer een dier. IL Ik heb vier poten, zo goed als een paard Ik draag wel een man, en bigf toch bedaard; Nooit ben ik vermoeid en toch ben ik niet vlu& En ik val dadeüjk om, ais je klimt op mgn rug. IIL Welke mantel draagt men niet? 113. Hg bekeek het dier eens goed, en bepeinsde hoe Pat de poets, welke deze hem gebakken had, betaald «>U zetten. Voorzichtig manoeuvreerde hg de egel op tuinschop en toog ermee naar de boerderij. 114. Achter de melkerij ontdekte hg Pat, die op een schommel zat en rustig aan Pit's koek zat te knabbe len. Pit bleef staan en overlegde wat hg nu zou doen. Daar viel zgn oog op de regenton. „Gevonden," dacht Pit. 115. Voorzichtig sloop hij de hoek om en plaatste de tuinschop met de egel erop in schuine richting op de ton; doordat de steel tegen de muur van de melkerjj rustte, bleef de schop in evenwicht.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 23