Marine-brieven uit Indië
ZATERDAG 6 JUNI r936
PAG. 5
Meische morgenstond.
Uit onzen lachsproeier.
rr .lüTTFRTJE
il n'y a qu un P88- om Met de Fran-
te spreken; het is maar eén pas...
3 en het feit, dat Sir Henry Commlssane
die Hollandsche Lloyd.
13 over het vorstelijk gebaar van onzen
vederlandsche petroleum-koning, een ge-
waar ook ons Rijksmuseum groore-
bZg van profiteert, werd de loftrompet,
1IJ de boorden van Amstel en IJ, al
voldoende gestoken.
Het is Met onze bedoeling hi die opge
stegen dankbare klanken een wanklank
te brengen, maar curiositeitshalve zij
even het protest vermeldt, dat het
Vrouwencomité K. H. L.', waarin de
Louwen georganiseerd zijn van hen die
Is oud-werkkrachen van de Lloyd hun
nensioenvordering' zagen verdwijnen in de
débacle van deze reederij. Het Comité
deed een Open Brief aan Sir Henry in zee
vaan, waarin het er op wijst, dat het
toch niet onredelijk is te veronderstellen,
dat de geadresseerde als Commissaris
eenige vreantwoordelijkheid zal voelen
voor het „wanbeheer vooral tegenover het
personeel" en dat het beschikbaar stellen
van de noodige sommen voor een bevre
digende regeling met de K. H. L.-slacht-
offers, toch eigenlijk ook een... redelijke
kleinigheid" zou zijn voor iemand, die
zulke kapitalen aan kunst-schenkingen
kan besteden.
Alhoewel deze Open Brief hier en daar
in een o.i. onnoodige aggresieven toon ge
steld is, doet htf toch de zeer redelijke, ge
rechtvaardigde vraag opkomen, of in de
zen tijd de aanzienlijke kapitalen die aan
dergelijke aankoopen en schenkingen van
speciaal „oude" kunst besteed worden, niet
op een meer gerechtvaardigde, meer so
ciaal- nuttige wijze kunnen worden aange
wend. Waarmede niet gezegd is, dat ver
meerdering van ons museum-bezit ook
veen „sociaal nut" is. Dat is het zeker;
maar even zeker is het, in deze tijden
in alle geval, van geen vooraanstaand nut.
Of het, om met een wat „lichter"
onderwerp te besluiten, bepaald nut,
sociaal dan wel artistiek of anderzins,
heeft om dilettanten als proef te laten op
treden, teneinde hen dan later, bij ge
slaagde proef, voor een microfoon te
laten brengen, staat te bezien. We zul
len ons hier verder niet in die vraag ver
diepen. Maar dat „proef-optreden" van een
aantal amateur-artisten, dat we hier on
langs in de Cinema Royal konden mee
maken, verdient vermelding, omdat het
een van onze nieuwste attracties op uit
gaansgebied vormde. En óók omdat daar
tevens het allernieuwste wonder der tech
niek gedemonstreerd werd: de „applaus-
meter", een toestel, dat de kracht en
duur van het applaus registreerde en dat
zoodoende „cijfers" uitdeelde aan de diver
se, niet minder dan 120!, examen-
candidaten! Deze nieuwe vinding opent
geweldige perspectieven. Naar verluid
reageert de machine ook op andere gelui
den: het hangt er geheel van af welk soort
spoelen men er op zet... Zoo zal het, naar
reeds door een enthousiaste bewonderaar
voor de moderne techniek werd opgemerkt
binnenkort mogelijk zijn om de uiter
lijke en innerlijke kracht van een kus te
meten, waardoor de ware bedoeling pre
cies controleerbaar wordt! Of dat voor
een ieder nu wel een onverdeeld prettig
vooruitzicht is, laten wij tenslotte gaarne
aan Uw eigen beoordeeling over
„Ik begrijp maar niet, waarom Lize zoo
zuinig is. Ze gunt zich zelf niets en ze
heeft toch een groote erfenis van haar
vader gehad."
Vrienden: „Ja, maar in het testament
stond, dat ze dat geld pas mocht aanspre
ken, zoodra ze dertig jaar geworden is, en
ze weigert pertinent toe te geven, dat ze
dat allang is."
nWe zijn aan het Noord-Pooltje spelen
moet een eskimo zijn en Jantje's
sv&rtxaan Qpdcinkem"
'k Wil zingen van de dingen,
Die 's morgens in den Mei
Ons oog en oor omringen,
In vreugde en lustlivrei!
Herboren zijn de boomen,
Voor 't juichend jaargetij
Koekoek en kieft gekomen,
De zwaluw zwiert voorbij!
De dag in 't langer duren,
Verwint den winternacht,
En maalt de morgenuren
Met licht en lentepracht!
Wie durft er dus borduren,
Op 't dubble feestgewaad;
De tinten en figuren
Voor Lente en dageraad?
De starrenhemel blonk er
Zich donker tot den dood:
Zoo huldigt 't nachtgeflonker
Hét rijzend morgenrood!
Natuur verbeidt den luchter
Die bosch en beemden kust
In stralen, schaarsch en schuchter,
Dien wellust onbewust!
Nu rept zich voor de ronde
De kampioen in 't incarnaat,
Voor 't komen der seconde,
Als 't Oosten opengaat!
Déér, nauwelijks door den nevel,
I3a<ir vlamt het aan den trans,
Tot hoog der heemlen gevel
Oplaait in lichten glans!
O, zon, o zegepralen
Van licht en levensgloed;
U heft elk ademhalen
Zijn eigen ochtendgroet!
Wees welkom, duizendmalen;
Der eeuwen bron van licht,
Dat enkel voor de stralen
Van 't eeuwig licht eens zwicht!
Weer golft een zee van zegen
Door 't hunkerend heelal,
Gelijk een late regen
Slechts evenaren zal!
Miljoenen bloempjes beuren
Zich op naar 't groeiend blauw;
Heel 't aardrijk ademt geuren,
En proeft den prillen dauw!
De vogels wisten 't wonder
Lang voor de schepping 't zag;
De schuwste zanger vond er
Muziek voor zijn gewag.
Hoe stijgt in gloed en sterkte
't Veel stemmig feestgeschal,
Hem, Die 't concert bewerkte,
Ter eere bonvenal!
Mijn ziel tooit voor dien tempel
Zich met gelouterd lof,
Maar aarzelt op den drempel,
Bij zóóveel zingensstof!
Hier spreidt de Schepper spranken
Van weelde uit eedier woon,
Door d'echo's van de klanken,
Hier nooit gehoord, zoo schoon.
Doe 'k zwijgend u mijn hulde,
Meische Morgenstond:
Het vers, dat mij vervulde,
Was, of 't vergeefs ontstond!
Door meer dan aardsch ontroeren,
In 't stijgen boven 't stof,
Ten Meester mee te voeren:
Dit zij mijn hoogste lof!
Koegras. G. H. Groot Enzerink.
Zij: „ik heb mijn bontjas zoo juist naar
een koelcel gebracht."
Hij: „Zoo! Noemen ze dat tegenwoordig
zóó? Nou, dan liggen mijn gouden horloge
en mijn diamanten dasspeld er óók."
„Kindje, dat mag je nooit doen," waar
schuwde moeder. „Nooit naar iemand wij
zen."
„Maar moeder, waarom noemen ze dan
juist dien vinger wijsvinger?"
Hij en zij zijn beiden jong. Een tikje te
legen is hij. Samen zitten zij op de divan.
Schemering. Stilte. Dan begint hij schuch
ter:
„Lize... veronderstel eens dat ik je nu
zou kussen..."
„Ja, wat dan?"
„Dan zou je vermoedelijk nooit meer een
woord met me wisselen?"
„Hoor eens," zegt Lize, „als je wilt dat
we goede vrienden blijven, moet je niet zoo
pessimistisch meer zijn!"
Rechter (tot advocaatje „tl heeft deze
getuige gedagvaard. Zegt u mij eens eer
lijk: is die man betrouwbaar?"
Advocaat: „Mm... dat durf ik niet te be
weren: hij verzorgt de weerberichten van
feet meteorologisch ingtjtiii#/,
Een buitenmeisje komt schuchter bij een
fotograaf.
„Ik wil graag een foto hebben."
„Heel goed. Wat had u gedacht?"
„Dat... dat weet ik niet."
De fotograaf haalt een dik album vol
foto's.
„Gaat u dan maar zitten, en zoekt u
maar eens op uw gemak."
Het meisje doet het.
Na een half uur vraagt de fotograaf:
„En, heeft u al iets gevonden?"
Het meisje bloost en stamelt:
„Jawel... maar... ziet u ik had liever
een foto eghad, waar ik zelf op sta."
Onderwijzer: „Jantje ik noem nu eenige
woorden, waarvan jij me moet zeggen of
zij enkelvoud of meervoud zijn. Om te be
ginnen: broek?"
Jantje (na eenigen tijd nagedacht te
hebben): „Van onderen meervoud en boven
enkelvoud, meester."
„Ik heb vier dochters en geen enkele
schoonzoon."
„Dan ben je een gelukkige kerel ik
heb maar één dochter en reeds mijn derde
schoonzoon."
DE BEROEMDE VIJF,
Twee jaren zijn ze nu pas oud,
En overal bekend,
Al weten zij gelukkig niet,
Dat men ze zoo goed kent.
Maar 't is beslist een wonder,
Die vijfling hier op aard.
Ze zijn dan ook hun „half millioen".
Ten volle nog wel waard.
Twee jaren zijn ze alle vijijj
En op hun verjaardagsfeest,
Zijn er uit alle deelen van het land
Bezoekers voor hen geweest.
Van heinde en ver, van overal,
Kregen zij hun cadeaux.
De een gaf hen een valsch gebit,
De ander een blokkendoos.
Van die een prachtig hobbelpaard.
Misschien ook wel een fiets.
Maar van hun echte pa en ma
Daar las ik nergens iets.
En nu is er nog slechts één vraag.
En daarvan sta ik paf.
Hoevele vaders zijn er wel.
Die Canada hun gaf?
En 't aantal moeders is zoo groot,
Dat je er haast om lacht.
Maar kennen de 5 de moeder wel.
Die hen ter wereld bracht?
Marie Hennekam.
De brandweerman geeft zijn baby een
bad.
Boffer,
Het voornaamste nieuws wat ik je deze
week van onze Marine kan vertellen is wel
dat er in de radio is omgeroepen en in de
couranten is vermeld dat het thuisvaren
wederom is ingetrokken. Gedurende je
laatste torn hier in de Oost heb je dat
zelf eenige malen medegemaakt en je kunt
je dus wel voorstellen hoe of we jou, die
nu hoog en droog in Nieuwediep zit, een
boffer noemen. Hoe lang het zal duren is
mij onbekend, maar ik ben maar weer met
nieuwe moed begonnen aan mijn Marine-
brieven en heb het zoeken naar een ver
vanger hiervoor, zoodra ik op de mailboot
zou zitten, voorloopig maar weer opge
geven.
In mijn vorige brief schreef ik je reeds
dat ik in de C.B.Z. was gedwaald en zoo
als te doen gebruikelijk mocht ik na af
loop van die pottongpartij voor een week
naar Malang in het Kampement om te
bekomen. Nu dat gaat me best af hoor.
Daar tusschen was ik nog twee dagen op
de M.K.C., waar het bedrijf nog steeds
is zooals een tiental jaren geleden. Die
gamelang aan den overkant van de kali
lijkt wel een perpetuum mobile en na twee
dagen wonen daar, word je allengs crazy
van die Inlandsche muziek. Zoo 's avonds
is het heelemaal verschrikkelijk. Die dood-
sche stilte, af en toe het opgewekte geluid
van een tokè, of het gebrom van een godok
(kikker), muskieten en verder niets. Nee
hoor, je kan beter op het eskader zitten als
dat je hier als „vrijgezel" op de M.K.O.
zit. Uit den aard der zaak moest ik me
melden bij den Marine-Commandant. Aan
gezien ik een heele poos op het eskader
was geweest, viel me de nieuwe inrichting
aldaar op. De ontvangkamer is geheel ge
restaureerd, en tevens het bureau van den
adjudant. Ik moet zeggen dat het er veel
smaakvoller uitziet als eenige jaren ge
leden.
Nadat ik dan j.l. Zaterdag bij toko
Tioda tandpasta, een stuk zeep, en in ver
band met het niet thuisvaren een nieuwe
helmhoed had gekocht was ik klaar om
met één van de „vlugge 5" treinen naar
Malang te vertrekken. Het kampement
was gesloten, zoodat ik hier in eigen
voeding moet voorzien en ik hier het rijk
alleen heb. Nu doet na zoo'n operatie die
rust je natuurlijk wel goed, maar het is
toch een boel plezieriger als je hier met
wat collega's zit. Wij zijn nu eenmaal ver
wend aan boord van onze schepen dat je
altijd met een stuk of wat menschen bij
elkaar zit en er zijn momenten op den
zot^ls Ijfit borj-eijiurtjc voor ta£el .en
7- - - er -t
de ochtendkoffie, dat je wel wat behoefte
aan gezelschap hebt. We zijn zoo gewend
om als je hier bent de brandspuit te pro-
beeren, wat te gaan geweer- en pistool
schieten en eens een trip te maken en dat
gaat nu heelemaal niet door. Voor groote
wandelingen, zooals jij ze hier altijd placht
te maken, voel ik nog steeds weinig en
je wandelstok, die je me kort voor je ver
trek naar Holland cadeau gaf, staat nog
steeds ongebruikt achter de deur.
Afgeloopen Zondag ben ik naar Trètes
gegaan, waar een nieuwe tennisbaan met
wedstrijden geopend werd. Ik zag daar o.a.
luitenant ter zee van den Arend en zijne
gade, en verder ook mevrouw Rauwen-
horst, uitstekende partijen weggeven en
oude herinneringen werden bij me wakker
geroepen, van nu welhaast 7 jaar geleden,
hoe of ik van Animo, waar hoogerge-
noemde personagiën ook in mede speelden,
de wedstrijden placht te verslaan. Dat
waren mijn eerste drukproeven in de
„Jutter". Trouwens ik geef je de verzeke
ring dat zoodra ik weer in Nieuwediep
terug ben ik weer met dat werk ga be
ginnen.
In den loop van deze week zullen én in
Soerabaja én in Malang de premières gaan
van de K 18-film. Voor beide steden zal er
een galavoorstelling zijn. In Soerabaja
wordt het een geheele marine-avond met
carré geweer e.d. Zoowel overste Hetter-
schij als Wytema zullen bij deze voorstel
lingen aanwezig zijn. In Soerabaja is een
deel van de recette voor het A.S.I.R.-
comité en een deel voor de bus van „oude
en gebrekkige Zeelieden". Over het ver
loop der voorstellingen zal ik je in mijn
volgende epistel wel het een en ander mee-
deelen.
Hier achter het kampement zijn de werk
plaatsen gekomen van het automobiel-
af deeling van de genie. Van uitslapen is
geen sprake meer want je hoort den ge-
heelen dag niets anders als het pro-
beeren van motoren en het proefrijden van
allerlei groote en kleine wagens. Overigens
is het wel een aardig gezicht, als je die lui
ziet oefenen, hoe of ze met de zwaarste
vrachtwagens alle mogelijke, op het terrein
hierachter opgeworpen hindernissen, nemen
Klaas ik moet er niet aan denken dat Jij
nu strakjes weer je oesters uit Zeeland
laat komen, terwijl we afgesproken had
den dat we, als ik in Holland kwam, dit
samen zouden doen. Overigens begrijp je
■zeker wel wat er weinig uit deze rustige
standplaats van me valt te vertellen en dat
ik dus voor deze week maar weer eindig.
Nog maar steeds hopelijk op spoedig kijk,