Millioenen die geen geluk brachten JUMr j 'f 1 ...Er ging geen trein meer dien avond. tob nooit hoekje Populaire Rubriek PAG. 2 ZATERDAG 4 JULI ro6 T JUTTERTJE Mrs. Morgan maakt een einde aan haar leven. De „oliekoning van Texas" wordt zwakzinnig. De Morgana behooren, zooals men weet, tot de rijkste families in Amerika. Een tak dezer plutocratische dynastie werkt in den oliehandel. De grootste petroleum- bezitter der Morgans was vóór kort Wil- liam F., die men „de koning van de olie velden van Texas" noemde. In het stadje San Antonio leefde William F. met zijn eehtgenoote. Zij leefden in een paleis, waarin slechts bevoorrechten werden toegelaten. Het huis was een oer-oud Schotsche adelkasteel en was stuk voor stuk, steen voor seen, over den Oceaan uit het oude Europa naar Amerika vervoerd. De eehtgenoote van William F., de schoone Mrs. Alice, vormde een goed „decorum" in het slot. De Morgans bezaten een auto park, tennisbanen, zwembassins, renpaar den, enz., enz. en golden voor een der ge lukkigste menschen van geheel Amerika. Totdat Mrs. Alice zich, ondanks haar geld, ging vervelen en schijnbaar op een onge neeslijke wijze. Zij wijdde zich toen vol ijver aan het polospel en kreeg hierin les van Captain Coulter, een der beste polo spelers van Amerika. Op zijn paard „Duke' heeft Coulter reeds menigen wed strijd glansrijk gewonnen. De Amerikaan- sche dames aanbidden Capt. Coulter en ten slotte ging ook Mrs. Alice dit doen. Mr. William Morgan, die van de relatie van zijn eehtgenoote met Capt. Coulter had vernomen, verbood zijn vrouw nog langer pololessen te nemen, welk verbod Mrs. Alice negeerde. William F., een kort en bondig zakenman, die geen tijd heeft zich lang met één zaak bezig te houden, vroeg scheiding aan en vond goed, dat hun acht-jarige zoon, Harold, met zijn moeder meeging. Het kasteel en alle huisraad liet William haar zelfs, op voorwaarde, dat zijn eehtgenoote nimmer zou pogen hem weer op te zoeken of in contact met hem te komen. Niet zoo gemakkelijk kwam dfe polospeler van zijn eehtgenoote af. Deze was van plan met alle wapens, die zij ter beschikking had, voor het behoud van haar man te vechten. Zij wendde zich tot den commandant van Fort San Houston, Gen. Haggood, en ver zocht hem Capt. Coulter uit den dienst te ontslaan. Uit den officiersrang ontslagen. Generaal Haggood is een ernstig man, die geen grappen verstaat. Hij riep Capt Coulter bij zich en stelde hem voor de keuze: óf zich van Mrs. Alice los te maken, óf een weinig eervol ontslag uit den mili tairen dienst. Toen de kap. nog niet dadelijk wilde besluiten, riep men een bijzonderen raad, gevormd uit hoogere militairen, bij een en het oordeel van dien raad luidde vernietigend. Een hoog militair, aldus luid de de uitspraak, die in het particuliere leven zich zóó gedraagt, is niet waardig het officiers-uniform te dragen. Dies dien de zulk een man afscheid te nemen van het leger. Zonder tegenspraak nam Capt. Coulter toen afscheid van zijn collega's; den daaropvolgenden dag gaf Mrs. Coulter toestemming tot scheiding... Mr. Morgan wordt zwakzinnig. Eenige weken daarna werd het tweede huwelijk gesloten: Alice Morgan werd Mrs. Coulter. Het echtpaar ging wonen op het oude slot te San Antonio en aan hun leef wijze zou niets veranderd zijn, als de dol lars, waaraan men intusschen gebrek kreeg, er niet tusschen gekomen waren. Capt. Coulter zag zich gedwongen naar een De- trekking uit te zien. Op legerpensioen had hij niet te rekenen. Mrs. Alice wist echter raad en schreef naar den bankier van haar eersten man. Doch welk een teleurstelling. William F. Morgan had zich de ontrouw van zijn echt- noote zoo zeer aangetrokken, dat hij lang zamerhand zwakzinnig was geworden. Tn korten tijd had hij een groot vermogen verloren door speculaties met lieden, die onbetrouwbaar bleken te zijn. Een onder zoek in zijn boeken stelde vaste, dat alle speculaties „door een krankzinnige" wa ren afgesloten. Zelfs al had Mr. Morgan zijn vroegere vrouw willen helpen, het zou hem niet meer mogelijk zijn geweest. Zelfmoord van Mrs. Morgan. Intusschen stelden zich voor de monu mentale poorten van het oeroude Schot sche slot de schuldeischers van mevrouw Morgan op. De grootste schuldeischeres was de vroegere eehtgenoote van Kapt. Coulter, die de dame inmiddels in een pro ces had betrokken, waarin haar tegen standster had verloren. Hónderdduizend dollars schadevergoeding, aldus luidde de uitspraak... De eenmaal zoo trotsche kapitein Coul ter, de beste polospeler van geheel Ameri ka, reisde in allerijl naar New York af om een betrekking te zoeken, zoo zeide hij in San Antonio, om daardoor voor zich en zijn eehtgenoote den kost te verdienen. JlkSI MÈ, Het muzikale genie: „Feliciteer me, kerel!" Vriend: „Waarom?" H. m. g.: „Ik heb juist mijn eerste „Un- vollendete" gereed." Mrs. Alice kon den uitslag schijnbaar niet afwachten en joeg zichzelf een kogel door het hoofd... Het einde van een opzien barend Morgandrama. De Morgans schij nen, ondanks hun dollars, niet gelukkig te zijn! Men zie daarbij naar den geldmag naat Pierpont Morgan, een famllelid van den thans zwakzinnigen, William F„ die zichzelf in zijn vorstelijke villa opsluit, omdat hij aan achtervolgingswaanzin lijdt BEZINT EEK GIJ BEGINT. Volhardt als ge begonnen zijt! Wanneer wij steeds bezonnen eer wil begonnen, zouden er heel wat minder van onze plannen spaak loopen. De dl te zwaartillende, die reeds bjj voorbaat aanneemt, dat alle bezwaren die maar eenigszins denkbaar zijn zich ook inderdaad zullen voordoen, en dit in hun ergsten vorm, durft nooit iets aan en zal niet slagen. Maar daartegenover staat het al te luchthartige type, dat met een flinke dosis optimisme maar zonder degelijke basis begint onder het motto: „het zal wel gaan". Tegen dit motto is, op zichzelf, mets in te brengen, mits men alle energie en vooruitziendheid, waarover men beschikt, aanwendt om te bevorderen dat het inderdaad: „zal gaan". Daarvoor is in de eerste plaats concen tratie noodig: men kan een nieuw plan niet behoorlijk uitwerken wanneer men het er spelenderwijs bijneemt, zooals men zon der omslag bij mooi weer een straatje om loopt, als men ontdekt nog ruim den tijd te hebben. Daarom juist dient men te bezin nen, eer men begint. Een nieuw plan kan voorkomen uit een ingeving van het oogen- blik, en ingevingen van het oogenblik kun nen uitstekend zijn, maar kunnen evengoed op niets uitloopen. Wanneer de ingeving voor een nieuw plan bij U opkomt, stelt Uzelf dan eens de vol gende vragen: 1. „Wil ik dit werkelijk, of is het meer een momenteele opwelling?" 2. „Ben ik in de gelegenheid om er de noodige aandacht aan te besteden?" 3. „Is het te verkrijgen resultaat dit waard?" 4. „Is het mfj waard, m.a.w. heb ik ook werkelijk lust om dit te beginnen?" 5. „Zal ik het, met goede wil en doorzet- en vol kunnen houden naast andere bezigheden die ik niet kan onder breken?" Wordt de eerste helft van de eerste vraag en de vier andere vragen in hun geheel bevestigend beantwoord, dan zijn wij er nog niet, want het geheele plan hangt a.h. w. nog in de lucht. Het heeft nog geen vasten vorm aangenomen. Wij weten alleen, dat wij het willen en durven aanpakken. Nu gaat het om het „hoe". Er is tijd voor noodig, op welk gedeel te van den dag kunnen wij dien tijd het beste uittrekken? Kennen wij nog iemand, die op het gebied van ons plan meer weet dan wij, en die dus in staat, en ook bereid zal zijn om ons daarbij te helpen? Liefst niet meer dan één persoon hiervoor uitkiezen, teveel kapiteins op één schip geven maar verwarring en oneenigheid. Kunt U het geheel alleen af, zooveel te beter, maar heeft U een betrouwbare re latie die U kan helpen, ziet hier dan niet van af uit valsche schaamte. De opgegeven vragen zrjn 'n zeer goede toetssteen om na te gaan, of het raadzaam is met een en ander te beginnen, of niet. Wanneer U twijfelt aan de waarde van het beoogde resultaat, wanneer U niet zeker is dat U de noodige tijd kunt en wilt vrijmaken, dan bespaart ge Uzelf een te leurstelling door er maar meteen van af te zien. Alleen plannen, die deze toetssteen doorstaan, hebben een goede kans van slagen. Dr. Jos. de Cock. „Maar waarom is een zeemijl nu langer dan een landmijl?" „Nou, juf, da's nogal logisch, in het water zet alles toch uit." TITO SCHIPA'S MEXICAANSCH AVONTUUR. „Hoe denkt u over Mussolini". De beroemde Italiaansche tenor, Tito Schipa, is voornemens een kusttoumee door Mexico te maken. In Mexico komt men tegenwoordig evenwel niet meer zoo .gemakkelijk als enkele jaren terug. Al vorens het contract met de impressario's werd afgesloten, ontving Schipa te Milaan een regeeringsschrijven uit Mexico-City, waarin hem werd verzocht bijgaande vra gen volledig te beantwoorden. Deze luid den aldus: „Wat voor relatie houdt u met den duce?" „Wat is uw meening over hem?" „Wat zoudt u er van denken, als hij Mexico en Texas en andere gebieden, die hem eenmaal toekwamen, weer terugnam?" „Wat denkt u van onze politiek ten op zichte van het buitenland?" „Hoe denkt U over het Mexicaansche proletariaat?" Schipa deed niet anders dan een dikke streep trekken door de vragenlijst en schreef ernaast, dat hij van de Mexicaan sche politiek helaas niets afwist. „Ik ben kunstenaar", zoo schreef hij, „en heb me met andere dingen te bemoeien". Hopenlijk zal men Schipa om deze op merking niet als een „staatsvijand" van Mexico beschouwen—^ Door JAN VERHAAR Henri Vanaard was in een verbazend slechte stemming, toen hij het kleine sta tion verliet en zich op weg begaf naar zijn buitenhuisje. Hij had eigenlijk spijt, dat hij niet, zooals toch zijn vaste plan was ge weest, weer op reis was gegaan, doch, toe gevend aan een impuls, besloten had eenige dagen door te brengen in het huisje, dat sinds drie jaren onbewoond was. Eenige malen had men hem aangeboden, het te huren, doch hij hield het hardnekkig geslo ten, hoewel zijn getrouwde secretaris het „zonde en jammer" vond. Deze secretaris had nu vacantie. Henri, zelf, bekend auteur, rijk geworden door scenario's schrijven, was van plan geweest weer op reis te gaan hij zwierf altijd sinds zijn scheiding doch iets dreef hem hierheen. Niet, dat er sprake was van liefde. Eerder van bitterheid. Ver der was alles dood. Misschien wilde hrj doorvoelen hoezeer alles dood was, daar in het kleine huisje, waar hij eens een vacan tie had doorgebracht met zijn vróuw in hun eerste nog gelukkige jaren! Daarna... wat alles daarna was gekomen, had hem bitter, eenzaam, rusteloos gemaakt. Nu, in den regen en stormwind het sta tionnetje verlatend, na te hebben geconsta teerd, dat de eenige auto, die hier te krijgen was, al met een reiziger was verdwenen zeldzaamheid tn deze eenzame streek verwenschte hij zijn inval. Wat stond hem te wachten! Een wandeling door regen en storm. Aankomst in een huis, dat sinds jaren gesloten was en alleen nu en dan werd schoongemaakt. Geen vuur aan, geen eten in huis, zelfs geen thee! Het zou hem misschien een verkoudheid en zeker een hopelooze melancholie bezorgen! Hoe dan ook, herinneringen zouden toch op hem aanstormen van de bekende kamers, waar alles nog stond als toen... met Diana! Het was een domheid geweest, om dit te doen, maar er was geen weg terug... er ging geen trein meer dien avond. Een zeer natte en zeer koude en hoogst humeurige Henri opende het hekje van den kleinen tuin, die het huis ombloeide, stak den sleutel in het slot en trad binnen. Opeens waren wind en regen buitenge sloten en een sensatie van aangename warmte verkwikte hem. Het viel mee, dat het binnen niet koud was. Hij draaide het licht aan en staarde. Vanwaar hij stond, in de kleine hall, kon hij door een half geopende deur in twee inéénloopende ka mers zien. En deze kamers waren, sinds hij ze de laatste maal gezien had, volkomen veranderd! Alle meubels stonden anders, er brandde in elke kamer een haardvuur, er stonden overal bloemen, in de ééne kamer stond een klein tafeltje gedekt met koude gerechten, wijn en bloemen, de klok tikte en van het haarkleed stond een zwarte poes op, kromde zijn rug en kwam toen spinnend naar hem toe. Henry kwam de kamer binnen en ging er even bij zitten. Hij staarde naar de ge dekte tafel. Van één der bordjes was ge geten, uit één der glazen gedronken. Het deed hem denken aan sneeuwwitje: Wie heeft er van mijn bordje gegeten, wie heeft er uit mijn glaasje gedronken? Ik ben benieuwd, zei hij bfl zichzelf, wie er in mijn bed heeft geslapen! Hij ging naar boven, doch nauwelijks daar in het portaal gekomen hoorde hij geruisch uit een kamer, er werd licht aangeknipt, een vrouwenstem riep: Wie is daar? Ben jij het, Tom. Neen, zei Henry. Wie bent u dan? Een inbreker? Ik ben de eigenaar van dit huis, deel de Henry mede. Tot zijn verbazing ging de deur open, op den drempel vrescheen een allerliefst meisje in een kimono, met verwarde haren en een verontwaardigd gezichtje. Wat doet u dan hier? zei ze. De vraag is, èh... een beetje onbillijk, meende Henry. Het is misschien een eigen aardig gebruik, dat men soms in zijn eigen huis binnengaat, maar... U hebt geen récht om binnen te ko men en dat op dit uur! zei het meisje. Henry begon ook boos te worden. Wel voor den drommel, zei hij, u hebt geen recht hier te zijn, al dan niet met mijnheer Tom. Hjj voelde een intuïtieve antipathie tegen den persoon, genaamd Tom. Geen récht! Het meisje stikte haast van verontwaardiging, geen recht, ter wijl we drie maanden vooruit betaald hebben"? Henry staarde haar aan. U wilt toch niet zeggen dat u dit huis gehuurd hebt? Ja zeker wfl ik dat zeggen! Van wie dan? informeerde Henry. Van een alleraardigsten man, iemand met grijzend haar en een vriendelijk, be trouwbaar gezicht. Mfln secretaris, zei Henry, Ik be grijp het. Wel... dan bent u inderdaad in uw recht. Neem me niet kwalijk.-, Ik zal weggaan. Buiten loeide de storm, Henry kwam zich als een martelaar voor, maar per slot van rekening was hij een gentleman. U—u bent de eigenaart vroeg het meisje. Ja, dat genoegen heb ik. En... en wist u niet dat.w Neen, mijn secretaris hield het zeker voor een goede bijverdienste. Hij had ook een sleutel. Enfin... spijt me, als ik u ver schikt heb. Uw Tom schijnt vast te slapen. Tom is niet gekomen, zei het meisje, hg heeft zeker den trein niet gehaald... Ik heb tot twaalf uur gewacht met een sou petje. Ze keek hem weifelend aan. Ja, het is... eh... het regent. Inderdaad, stemde Henry toe. t (Slot volgt).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 6