Amsterdamsche Brieven. Marine'brieven uit Indië T JUTTERTJE ZATERDAG S AUGUSTUS 19*35 PAG. 5 i Stad en „buiten". Amsterdam en de zomer, het Is een bekend feit, verdragen zich niet goed met elkaar. „De-stad-ontvluchten" is een werkwoord, dat aan Amstel en IJ in het warme jaargetij veelvuldiger en met meer recht van spreken dan in welke stad ook nleeet vervoegd te worden. Wel trachten jv ^ie noodgedwongen niet aan dit „ver- \sren" kunnen meedoen als achterblij ven er steeds het beste van te maken en trachten zij zichzelf buiten-genoegens voor te spiegelen, zittende op terrassen van café's die hier en daar, teneinde de illusie te versterken zjjn belangen met rustieke lampions, maar dat belet niet dat zij hen, die met pak en zak er uittrekken voor enkele weken naar bosch en hei en zee en strand, benijden en zich zelf diep blijven beklagen, iets waaraan nog zoo veel „kleurenpracht" in het Vondelpark of nog zooveel zomertentoonstellingen in de musea iets kan veranderen... Maar dit jaar is het nu eens énders. De thuisblijvers voelen zich, zoo juist een zo mermaand achter den rug van 21 dagen regen, op z'n Indisch gezegd „senang" en zij die eruit trokken en „op het land" da gen achtereen bij de brandende kachel en kacheltjes in allerlei buiten-pensions en hotelletjes, de uren hebben trachten dood te slaan met kruiswoord-puzzles, legkaar ten, gezelschaps-spelletjes, die met moeite uit jeugdherinneringen weer worden op gedolven, benijden dit keer, van hun kant, die stadgenooten, die in hun gewone doen bleven en daardoor vanzelf zoowel lichamelijk als wat hun humeur betreft minder afhankelijk waren van de weers omstandigheden. Zooals men in deze tijden veelvuldig het overdreven opzwepen van nationalistische gevoelens kan constatee- ren, zoo constateert men, onder vele thuis komende gedésillusioheerde vacantiegan- gers dit keer een zeker opgezweept, even ongerechtvaardigd, maar wel begrijpelijk, anti-nationaal gevoel en zijn fcij geneigd de „Boutade" te onderschrijven, die P. A. de Genestet destijds, ook na een langdurige zomersche regen-penriode, dichtte, aan vangende: O! Land van mest en mist, van vuile- koude regen, Doorsijpeld stuksken grond, vol kille dauw en damp Vol vuns, onpeilbaar slijk en ondoor- waadbre wegen, Vol jicht en parapluies, vol kiespijn en vol kramp... en eindigende met: Trek overschoenen aan, gewijde grond der vaderen, Gij niet op mijn verzoek, ontwor steld aan de zee... Artis-redding Gezien het motto „je kunt toch niet altijd thuis blijven zitten" trekken in deze weken dan toch nog, niettegenstaande die mest en mist en vuilen-, kouden regen, velen naar het dichtst-bijzijnde „buiten", dat is dan het Vondelpark en bezoeken zij er de Kleurenpracht-tentoonstelling, zoodat men daar reeds de 25000ste bezoeker heeft kunnen boeken. En ook Artis wordt niet vergeten, maar toch, niettegenstaande dezen verhoogden zomer-trek naar onzen dierentuin en niettegenstaande ook het nog niet lang geleden gehouden Artis- feest, dat eenige extra baten in de kas bracht, bracht, kan het genootschap „Ar tis Natura Magistra" het slecht bolwerken en dobbert het, financieel gesproken, den ondergang nabij op de wateren dezer on zekere tijden. Gelukkig werd dezer dagen van uit Den Haag een reddingboot uitge zet, met aan boord den Minister van On derwijs, Kunsten en Wtenschappen, die de situatie terdege heeft opgenomen en ka pitein dr. Sunier, de Artis-directeur, heeft thans alle hoop, dat een definitieve red- dings-actie zal worden ondernomen, waar door het schip met de lading planten en dieren tenslotte in veilige haven zal wor den geloodst. Met dezen eersten toclït van de reddingboot voer ook mee wethuder Boekman en de Commissaris der Koningin. Er zal nog, in September a.s., een tweede, meer uitgebreide „verkenning" plaats heb ben, waaraan nog meerdere autoriteiten zullen deelnemen, waarna, naar men mag hopen, de afdoende hulp-verleening zal worden geregeld. Ongetwijfeld is, niet alleen voor de hoofdstad, maar ook voor het land als geheel het behoud van Artis een punt van niet te onderschatten belang. Wat is een „werk van algemeen nut"?' Nu „den buiten" dit jaar zoo weinig attracties heeft, blijft men zich, in de zo merweken ook meer dan anders verdiepen in typische stadskwesties, die anders in j dit jaargetij min of meer uit den gezichts kring plegen te verdwijnen. Zoo kan men zich b.v. thans, bg wijze van „rebus" bezig houden met de vraag of de bouw van een nieuw hoofdbureau van Politie inderdaad valt onder de omschrij ving: „werk van algemeen nut"! Overi gens een vraag, die waarschijnlijk in de komende maanden in den Raad wel uit en terna besproken zal worden... De zaak zit zoo: Naar men weet koesterde het Ge- meentebesutur al jaren achtereen het plan een nieuw hoofdbureau van politie, dat in de plaats moet komen van het al lang veel te klein geworden oude bureau aan de Achterzjjdsvoorburgwal, te doen ver rijzen op een deel der terreinen van de voormalige groentemarkt aan de Marnix- straat bij de Elandsgracht. Alhoewel de voorbereiding voor den bouw reeds zoo ver gevorderd is, dat B. en W. binnenkort m de gelegenheid hopen te zijn aan de plan nen gevolg te geven, doet zich nog één kmk in den kabel voor in verband met het feit dat de bedoelde terreinen slechts ge deeltelijk ter beschikking van de gemeente zijn. Een deel is nog in erfpacht tot Juni 1944 uitgegeven! Onderhandelingen over onderhandschen aankoop, aangeknoopt met de eigenaars zijn mislukt en een onteige- nings-procedure, die eventueel zou kunnen worden ingeleid, duurt het gemeentebe stuur te lang. B. en W. noodigen daarom den Raad uit gebruik te maken van een in de akten voorkomende bepaling, luiden de: „Indien 3e gemeente oordeelt voor een werk dat volgens besluit van den gemeen teraad van algemeen nut is, de beschik king over den in erfpacht uitgegeven grond noodig te hebben, zal zijn beveogd zijn het erfpachtsrecht bij besluit van den ge meenteraad te doen eindigen zonder dat daartoe een rechterlijke tusschenkomst zal noodig zijn.De uit te keeren schadever goeding zal daarbij worden vastgesteld door drie deskundigen te benoemen door partijen. Vooral H.H. Raadsleden kunnen zich dus in deze regen-zomerdagen den tijd korten met de denk-sport-oefening „wat is pre cies een werk van algemeen nut; valt een nieuw hoofdbureau van politie onder de zen term of niet Werkverruiming. Moest men de vraag beantwoorden of een of ander werk dat tot werkverruiming leidt, in dezen tijd valt onder die term „werk van algemeen nut", niemand zou zich waarschijnlijk lang bedenken om daar een volmondig bevestigend antwoord op te geven! En zoo zou men de dezer dagen in het gemeenteblad afgedrukte nota van B. B. en W., waarin een overzicht wordt ge geven van wat het gemeentebestuur heeft gedaan en zich voorstelt te doen ter be strijding der werkloosheid, wel een nota van „lgemeen nut" kunnen noemen. Van de minder bekende werken, die worden voorbereid noemen, wij: gereedmaken van de terreinen van Bosch en Lommer; vol tooiing van het Jan van Galenpark; ver breeding en verbetering Kattenburgerkade, Amstelveensche weg, Durgerdammerdijk, aanleg sport- en parkeerterrein ten Zuiden van de Stadionsgracht; verdere bouw van het Academisch Ziekenhuis; bouw van een nieuw Verzorgingshuis voor ouden van da gen. Voor 23 millioen is aan werk al vast gelegd. Daarvan komt ruim 4 millioen ten laste van Werkfondswerken, waarvan een deel reeds verwerkt is en ruim 2 millioen ten laste van werkverschaffingswerken; 10 millioen is bestemd voor het nieuwe Raadhuis, welk bedrag verzekerd is en waarvoor rente en aflossing niet behoeven te worden betaald. Ten slotte blijft vijf en een half millioen over voor werken door de gemeente zelfstandig te financieren. Een object, dat ook nog op het ver langlijstje staat, maar waarvoor B. en W. nog geen wijze van financiering blijken gevonden te hebben is het z.g. tun nelplan onder het IJ. Daarmede is, naar raming een bedrag van niet minder dan 18 millioen gemoeid. B. en W. zeggen geen vrijheid gevonden te hebben dit op den staat van werken te brengen, welke met behulp van het Werkfonds kunnen worden uitgevoerd, ook al niet, omdat dan na eenigen tijd rente en aflossing het gewone budget zouden bezwaren. Zij willen thans afstevenen op het stichten van een z.g. Tunnelmaatschappij, in samenwerking van Rijk, provincie en gemeente, die mede een beroep zou moeten doen op de kapitaal markt. Uit enkele besprekingen werd reeds den indruk gewonnen, „dat dit beroep niet tevergeefs zal worden gedaan"... Laat ons hopen, dat dit tunnelplan inderdaad bin nenkort voortgang zal kunnen vinden: het zou een krachtige hulp zijn in den strijd tegen de werkloosheid en tevens den „over kant van het IJ" zeer ten goede komen. Die „overkant van het IJ" wordt overigens nóg weer een belangrijker stadsgedeelte dan het al reeds is, nu de „Bataafsche" petroleum-maatschappij onlangs besloten heeft daar tot aanzienlijke uitbreiding van haar etablissementen over te gaan; deze maatschappij zal eerstdaags dan ook de beschikking krijgen over het grootste ge deelte der z.g. „Entos-terreinen". Dit be sluit tot uitbreiding van de Bataafsche valt als een der gelukkige resultaten te be schouwen van de bekende „Meer Werk"- actie, al is het dan mischien niet een regelrecht resultaat daarvan geweest... In alle geval zal ook dit op gelukkige wijze de werkverruiming in de hand werken: na de totstandkoming der uitbreiding zullen bij de Bataafsche hier ter stede 600 ar beiders en geëmployeerden blijvend werk kunnen vinden, boven het aantal thans 'n dienst zijnde personen. Statistiek der „Steun". Dat niettegenstaande alle pogingen om te komen tot werkverruiming er toch nog een ruim terrein, een helaas maar al te ruim tererin, verblijft voor de vele in stellingen van weldadigheid hier ter stede, moge blijken uit de finantieele statistiek van het Maatschappelijk Hulpbetoon, dat zoo juist verschenen is en de jaren 1933 en 1934 omvat. Dit belangrijke geschrift bevat de statistiek van de vele uitgaven, gedaan tot steun van behoetfige stadge nooten. Een belangrijke plaats daaronder bekleedt wel de Werkloozenuitkeering van de Gemeente, zooals wel van zelf spreekt. Van de 41.6 millioen, welke in 1934 in totaal voor maatschappelijk hulpbetoon Beste Klaas. In de eerste plaats mijn excuses dat je zoo'n tijd op de rest van mijn reisbeschrij ving hebt moeten wachten. Maar je weet zelf hoe dat gaat. Op zoo'n mailboot heb je een zee van vrijen tijd, maar per slot raak je zoo gauw ingeschoten op dat luieren, dat je niets bijzonders meer uit voert. Het is maar van sport en zwem men, eten, slapen, thee drinken en wat „ommongen" (kletsen) en de dag is weer voorbij. Als ik mij niet vergis heb ik in Aden mijn laatsten brief aan jou gepost. Hierin schreef ik dat de beide oversteken SabangColombo en ColomboPort Said tegenwoordig te kort duren om nog ruzie onder elkaar te krijgen. In Aden zelf heeft de Slamat olie geladen. Je komt er niet eens lang den steiger, maar de slang met de walaansluiting wordt op drijvertjes aan boord geleid. Zou dat niet wat zijn voor Soerabaja, dan zouden we op zee kunnen blijven liggen om olie te laden met een walaansluiting bij de toekan plak en de slang laten uitroeien door personeel van de B.P.M. We hadden gelegenheid om den wal op te gaan, waarvan willig gebruik gemaakt werd. Alhoewel ik moet zeggen dat de Engelschen zoo'n plaatsje vrij grootsch opzetten en je versteld staat over de groote 3 en 4 verdiepingshuizen, het blijft toch maar een eenvoudig oord, hoor. En als het waar is dat de Engelschlieden daar maar termpjes van 2 jaar maken, dan komt me dat nog rijkelijk lang voor. We zagen er kameelen rondloopen, wat vooral aan de Indische kindertjes veel uit roepen ontlokte. „Adoe één kameel, hij loopt" hoorde je de dreumessen roepen. Maar wacht maar ,dat Indisch praten zijn ze gauw genoeg verleerd, blijft er van het Maleisch niets over en worden het b.v. rasechte Jutters. Veel stof en geen aasje wind daar achter de rotsen, dat was onze totaal indruk van het geval. Zoo op het oog zag je weinig van militair of maritieme actie. De „Norfolk" lag er voor anker en 2 flottielje vaartuigjes, verder niets. Wel was het er druk van de gewone schepen en het verbaasde me iederen keer weer, zoo dicht als die koopvaardij ers onder elkaar ten anker kruipen. Tegen zons-ondergang was het weer van anker op en gingen we de Roode zee in. De schemering wordt al langer op deze breedte, dat is iets waar je weer aan wennen moet als je 5 jaar lang om 6 uur de zon pijlsnel omlaag hebt zien vallen. Nou en toen gingen we de „Red sea" in. Nog een laatste naproefje van de tropische hitte. Ik had me heusch voorgenomen om de wijnrekening laag te houden deze reis. Het staat zoo slordig als je je echtge- noote direct een dubbeltje van de tram moet vragen als je aankomt. Maar bij zoo een hitte daar helpt alleen maar bier tegen. Voor de slanke lijn sportten we toch 's ochtends en zwommen we twee maal daags, maar 't bier zet aan, zoodat het Europeesche pahian per slot nog iets te nauw bleek. In Suez gingen de pyramide- gangers tegen middernacht de kaai op. Ik ben niet meegeweest, daar wacht ik mee tot we weer eens een marinejacht uitbren- werd uitgegeven, werd 26.1 millioen be steed voor ondersteuning in geld en natu ra, inclusief de werkloozenondersteunin- gen. Voorts maakten de uitgaven voor me dische en hygiënische zorg, als verpleging in ziekenhuizen, plaatsing in krankzinni gengestichten en inrichtingen voor lichame lijk en geestelijk gebrekkigen, wijkverpe- ging en geneeskundige hulp buiten de zie kenhuizen, een belangrijk gedeelte uit van het totaal bedrag. Hiervoor werd n.L 10 mUiloen uitgegeven, dat is bijna 25 van het totaal. Er valt in dit verslag een groote stijging te constateeren van de totaal-uitgaven voor maatschappelijken hulp. Werd in 1929 rond 23 millioen uit gegeven, in 1934 was dit bedrag reeds 41.6 millioen. De stijging der uitgaven is grootendeels ten laste van de gemeente gekomen, hetgeen verband houdt met de toeneming van de werkloosheid. De uitga ven der particuliere en kerkelijke instel lingen zijn vanaf 1929 vrijwel onveranderd gebleven, n.1. rond 4 millioen. Dit mag, ge zien de vaak groote moeilijkheden dezer instellingen om zich de noodige inkomsten te verwerven, wel als een bijzonderheid aangemerkt worden. De inkomsten van deze instellingen zijn sinds 1929 sterk ge daald. Ontvangen werd in 1929 een dikke 4 millioen en in 1934 slechts rond drie millioen. Waar toch nog vier millioen aan ondersteuningen werd uitgekeerd, moet eigenlijk dus nog een millioen van de gemeente als subsidie ontvangen bij de totaaluitgaven der gemeente geteld wor den! En een daling is nog niet in zicht! gen en de toko of gamelle ons voor die tocht vrij houdt. Bovendien was er geen maan en dan is het toch niet zoo erg mooi. Wij kregen 8 Arabieren aan boord voor Port Said. Sjonge wat zagen die knapen er keurig uit als ze 's avonds met fez en smoking aan tafel kwamen. De heeren hadden onder hun bagage een aan tal baaltjes Arabische koffie bij zich, die ze aan de scheepsofficieren uitdeelden. Voor het eerst speet het me dat ik deze reis niet met* den scheepsdienst te maken had. Het plan was dat we dien avond nog het kanaal in zouden gaan, maar het werd door uitkomende schepen, w.o. eenige Ita- liaansche troepenschepen al later en later en het werd eerst 3 uur 's nachts voor we anker op gingen. Het was alweer vroeg dag, zoodat we maar even de zoeklichten gebruikt hebben. Onwillekeurig moest ik denken bij het zien van dat eene zoeklichtje aan onze 6 op den kruiser, waar we avond aan avond mee oefenden er waar je zoo kwaad om kon worden omdat dan het licht uitging en je je romannetje niet lezen kon. Overigens was het in het Suez-kanaal de gewone behandeling. Eenmaal slechts vastmaken, verder konden we doorvaren. We liepen er met een goed gangetje door en telkens kon je ze op die baggermolens luidkeels hooren kankeren, als hun molen teveel aan de trossen rukte.. Bij Ismaila kregen we de Port Said-loods. We kwa men tegen een uur of 5 daar aan. Onder weg waren nog eenige Fransche vlieg tuigen boven de Slamat aan het stunten, wat natuurlijk aller belangstelling had. In Port Said was het van olie laden, zoo dat we aan den oliesteiger kwamen en met een sloepje van de Lloyd naar de stad werden gebracht. Die straatverkoopers zijn nog steeds even kleverig en hinderlijk. Na tuurlijk probeerden ze me als man alleen weer die smerige briefkaarten onder m'n neus te duwen. Simon de dokter vond ik weer moderner ingericht. Dat postkantoor daar is een reuze gemak in den winkel. Natuurlijk weer gezwicht voor een kameel- leeren tasch met een paar „toekan kamans" er op. Om 7 uur moesten we weer aan boord zijn. „Medame Marie en meneer de Graaf" werd nog even door den goochelaar een gulden afgezet en waarachtig ze haal den weer de kuiken uit zijn neus vandaan, hetgeen gezien de proportie's best moge lijk. Voorbij de stad varende viel me een huizenhooge reclame van de K.L.M. op. 'n Prachtige, attractieve roode lichtreclame. Dat doet je Hollandsche hartje wel even goed. We zagen nog het uitnoodigend ge baar van de Lesseps, als of hij de „poort" voor ons open maakte, Klaas. De poort die hij 4 jaar geleden hermetisch voor ons sloot. Maar nu lag Europa weer voor ons open, waarop we dien avond weer menig biertje pakten. En nu nog een brief over de aankomst Klaas, maar die was zoo daverend, dat ik daar apart over schrijf. Tot de volgende keer en voor 't laatst. Een ferme 5. HENK,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 19