ZATERDAG 29 AUGUSTUS
JUTTERT
Het kleine meisje, dat een
kabouter ontmoette.
De tweelingen ruimen
het afval op.
De dankbare palm.
De overgeslagen létter.
Daar was eens een klein meisje, dat een
kabouter ontmoette. Om het precies te zeg
gen, 't was op de tafel, dat 't gebeurde. Ze
dacht, dat ze een kruimel te pakken had
en was juist van plan deze er af te vegen,
toen hij zeide: „Halt!" Kabouters zijn niet
erg beleefd, weet je: „Ik dacht, dat je een
kruimel was," zei het meisje. Ze heette
Paulientje, doch werd altijd Pops genoemd.
,Zo, dan dacht je verkeerd," zei de ka
bouter. „Ik kom je halen, om aan de moe
derkabouters wat voor te lezen, want wij,
vaders moeten weg. Kom dus gauw mee!"
En voor Pops ja of neen had kunnen zeg
gen was ze al op een groot weiland te mid
den van een heleboel kaboutermoedertjes,
die al op haar zaten te wachten. Zie je,
dat kwam, omdat het in een toverland
gebeurde. „Lees eens iets voor, van dat
gekke kleine ventje, dat altijd doet wat
hem gezegd wordt," zei een van haar.
„Maar dat is helemaal niet aardig," ant
woordde Pops. „Wij vinden 't wel," zeiden
de kaboutermoeders, „want wij doen nooit
wat ons gezegd wordt. En daarom zouden
we ook niet naar je luisteren, als je zou
beginnen voor te lezen." „Weet je," voegde
er een ander bij, „de kaboutervaders
zeiden, dat we met hen mee moesten
gaan, maar dat deden we nu juist niet."
„Wat aardig," antwoordde Pops. „Het is
helemaal niet aardig," zeiden daarop de
kaboutermoeders, terwijl ze Pop's eigen
woorden herhaalden. „Dat is het wel," her
nam Pops, want de kabouter, die mij
kwam halen, zeide, dat jullie naar me
zoudt luisteren. „Zo, riepen de kabouter
moedertjes. „Wat moeten we nu doen?"
„Ik zou voortaan nu maar doen, wat je
gezegd wordt," antwoordde Pops.
Toen nu de kaboutermannetjes terug
kwamen en zeiden, dat ze thee moesten
hebben, kregen ze die tot hun grote ver
wondering ook inderdaad. Voortaan deden
allen, wat hun gezegd werd en toen ver
anderden ze, als beloning in feeën.
Daar Pops eigenlijk de oorzaak van hun
omkeer was geweest, hielpen ze haar
voortaan met alles, zodat er niets verkeerd
ging.
„Wat vuil is dat toch die kolen daar ach
ter in de tuin?" zei moeder tegen vader.
„Ja, zei deze, ze moeten maar eens opge
ruimd worden." Er werd over de kolen ge
sproken die gemorst waren bij het leeg-
storten der zakken in het schuurtje.
Ongelukkig hadden de tweelingen, Piet
en Marietje, dit gesprek tussen hun ouders
gehoord en ze besloten het zaakje eens
even op te knappen. Nu, als die aan de
gang waren, wist ge zeker, dat er onge
lukken gebeurden, of toch minstens iets
heel raars.
„We kunnen er een extra zakgeld mee
verdienen", zei Piet tegen zijn zusje. Hij
had de gewoonte om overal een voordeel
van te verwachten. „Ja", antwoordde
Marietje, „maar waar doenu we de kolen
in?" Die konden toch maar niet zo weg
getoverd worden. Eerst moest je dus iets
hebben om ze te vervoeren en dan moest
er nog een plaats gevonden worden, om
ze neer te storten. Want de twee dachten,
dat de kolen niet verder bruikbaar waren
en ze dus helemaal dienden te worden op
geruimd.
Toen ze die middag uit school kwamen
liepen ze een eindje om, om een goede ge
legenheid te zoeken. Daar zagen ze, dat ze
nodig hadden. Een oude, uitgedroogde
waterput, waar niemand meer naar om
keek, leek hun een mooie bergplaats. Nu
moest er nog een vervoermiddel gezocht
worden, want dragen ging natuurlijk niet.
„Als we mijnheer van Hoven's kruiwagen
eens leenden? oppeide Piet. „Zou hij die
geven?" weifelde Marietje. „Natuurlijk",
was Piet's antwoord, „als we zeggen dat
het voor vader is." Zo gezegd, zo gedaan.
Ze belden dus aan en vroegen aan het
dienstmeisje, wat ze nodig hadden. Deze
keerde al heel gauw met het antwoord
terug. Natuurlijk mocht mijnheer de Bruin
de kruiwagen gebruiken. Of ze haar mee
namen? vroeg ze nog. „Natuurlijk" klonk
het uit een mond en toen wees het dienst
meisje hun even de weg door de tuin. Het
duurde niet ang of het tweetal was met
de wagen op weg naar hun villatje.
Ongemerkt konden ze langs het huis in
de achtertuin komen. Moeder was druk
bezig en vader voor zaken naar de stad.
Nu gauw de eerste vracht er in en dan
naar de waterput. Hijgend en puffend rep
ten zich de twee. Het was toch wel een
zwaar werk, om die volgeladen wagen dat
eind te rijden. Terug ging wel zo gemak
kelijk, dan was hg tenminste leeg.
Juist waren ze klaar en van plan de
wagen weer naar den eigenaar terug te
brengen, toen vader het tuinhekje open
deed en hen vóór het huis berapte. „Waar
gaat dat heen?" vroeg hij streng. Hij kende
zijn lievelingen zo'n beetje! Woord voor
woord kwam nu de waarheid eruit. Ook
moeder verscheen op het toneel. „En u
hebt nog al gezegd, dat ze zo vuil waren!"
jammerden de twee. „Ondeugende bengels,
daar hadt jullie je niet mee te bemoeien.
Jan de knecht zou ze morgen wel in het
schuurtje geschept hebben. Hoe krijgen
we ze nu terug?'
Het kostte vader heel wat moeite om de
weggebrachte kolen terug te laten halen.
De bestraffing van de twee was dan ook
niet mals.
Wat is dat voor een tekening?
Wel het is een spreekwoord.
Iemand heeft het een beetje raar ge
schreven. Zo kun je het niet lezen, wel?
Maar als je de courant plat voor je
ogen houdt, zodat je er vlak overheen
kijkt dan zie je in eens wat er staat.
Probeer het may eens.
PRETTIG.
Heb je de Ballade van Chopin in A
gestudeerd op de piano.
Ja moeder.
Heb je je Latijnse thema vertaald?
Ja moeder.
Heb je je vijf Griekse werkwoorden
geleerd
Ja moeder.
Dan mag je nu vaten gaan wassen.
PRECIES.
Nieuwe dienstbode: Mevrouw, wat moet
ik straks zeggen, het eten is opgedaan, of
het eten is klaar?
Mevrouw: Ja, als het eten net zo is als
gisterenavond, dam kun je beter zeggen,
het eten is verbrand.
VERSTROOID.
Een professor had een voetbad genomen
en nam een handdoek om zijn voeten te
drogen. Hij droogde eerst zijn rechterbeen
af en zette dit weer in 't bad. Daarna
droogde hij zijn linkerbeen aif en zette dit
ook weer in het bad, zo ging hij eenige
tijd door, tot hij ten slotte zich achter hei
oor krabde en hij bij zich zelve opmerkte:
„Goeiemensen ik wist niet, dat ik zoveel
voeten had.
DAT LEEK HEM WAT.
Ja beste jongen, ik zou je wel op mijn
kantoor willen nemen, maar er is tegen
woordig zo weinig werk.
O, mijnheer, dat hindert niets, dat
lijkt me juist.
door Carl Vos.
Men dacht, dat de plant dood was.
Al spoedig kwam hjj weer bjj.
Hoe hij zijn dankbaarheid toonde.
Een kleine palm stond dicht bjj de in
gang van een kerk en had veel te lijden
van het steeds weer open en dicht gaan
van de kerkdeur en van de mensen, die
langs hem liepen. Spoedig waren zijn pun
ten bruin en de koster, denkend, dat de
plant dood was, gooide hem op een goede
morgen naar buiten, waar de asman hem
wel zou vinden en meenemen.
Een van de bewoners van het dorpje
kwam toevallig langs, keek eens naar de
palm, zag, dat deze alleen verwaarloosd
was en nam hem mee naar huis. Hij gaf
de plant goed aarde, verzorgde hem uit
stekend, plaatste hem op een lichte, tocht
vrije plek en uit dankbaarheid voor al deze
.goede zorgen, begon onze kleine palm al
„Hjj ia
heel spoedig bij te komen en was na enige
jaren zo prachtig, dat iedereen, die in het
huis kwam, zijn bewondering over de palm
uitsprak.
De eigenaar vertelde echter aan nie
mand hoe hjj aan de plant gekomen waa.
De lege plaats in de kerk werd door een
andere palm, die sterker en groter waa,
ingenomen en de vroegere kleine palm
werd vergeten. Zo nu en dan als het eens
mals regende, droeg de koster de pai^
naar buiten, totdat hij op een goede dag
vergeten was de palm weer binnen te
halen, met het gevolg, dat deze de vol-
gende morgen door een storm was ver
nield.
Hoe moest de koster nu aan een andere,
even mooie en grote palm komen? De man
wist/ echter raad. Hij zou naar den eige
naar van de oude palm gaan, hij had im
mers vernomen, dat deze de plant weer
zo mooi had opgehaald en dat de plant
tweemaal zo groot was geworden dan
vroeger.
De koster belde aan het huis van den
man aan en vroeg: Hoeveel moet die palm
I kosten, mijnheer? Ik wilde de plant n.L
weer graag in de kerk hebben."
Maar de eigenaar antwoordde:
niet te koop."
Weer zei de koster: „Ja, maar wjj wil
len er een goede prijs voor betalen en zo
als u weet, is er Zondag aanstaande groot
feest in de kerk, dus hebben wij planten
en bloemen nodig. Wat wilt u er voor heb-
ben«tuint
Wij zullen u erg dankbaar zijn."
„De palm is niet te koop," antwoordde
de man weer, „maar als u er op gesteld
bent, dat hij in de kerk gebruikt wordt
a.s. Zondag, dan zal ik hem daarheen
brengen, dat kost niets. Ik maak even
wel de voorwaarde, dat ik hem 's avonds
weer weg haal."
Dit werd na veel gepraat overeenge
komen en sindsdien staat de palm Zon
dags geregeld in de kerk, maar des avonds
neemt de eigenaar hem weer mee naar
huis, waar hij er van verzekerd is, dat de
plant een goede verzorging krijgt. Het is,
of de kleine palm zijn dankbaarheid wegens
die goede zorgen wil tonen in het steeds
rijker worden aan groene bladeren, want
waarlijk, de palm trekt de aandacht van
iederen kerkbezoeker.
Het lammetje had pas schrijven geleerd
maar één letter kon hij niet onthouden.
Het was allervreselijkst voor hem. Hjj
wist ook niet, dat men tussen ieder woord
een klein beetje ruimte laat en schreef
dus alles aan elkaar. Zien jullie nu kans
om de overgeslagen letter te vinden, dan
kan je ook lezen wat er staat, als je tus
sen de woorden een streepje zet.
„Ik weet niet of ik schilder of dichter
zal worden."
„Wordt schilder, man!"
„Heb je mijn schilderijen dan gezien?"
„Neen, maar ik heb je gedichten
gelezen."