De schipbreuk Yan de „Sirenes". Uit de Lippische geschiedenis. Het toevluchtsoord. De verloving van Prinses Juliana. Uit de Pers. HELDERSCHE COURANT VAN WOENSDAG g SEPTEMBER _6 FEUILLETON Naar het Amerikaansch van GEORGE E. HOLT. De indruk te Londen. Ongeveer de helft van de bemanning aan wal gegaan. Het schip ligt vrij hoog. Tot nu toe sleepbootassistentie afgeslagen Beteekent deze schipbreuk voor Callantsoog een na-„seizoentje? Voor den Politierechter te Alkmaar. Een redacteur van het A. N. P., die eenige «Jagen in Detmold, de hoofdstad van het voor malige vorstendom Lippe heeft vertoefd, meldt in verband met de verloving van Prin ses Juliana met Prins Bemhard zur Lippe- Biesterfeld het volgende: Niet ver van de Nederlandsch-Duitsche grens, tegen het oude Westfalen aan, ligt het vorstendom Lippe, voor een groot deel bedekt door de bosschen van het Teutoburgerwoud, dat zich van het Noordwesten naar het Noordoosten tusschen de oude bisschop steden Osnabriick en Paderborn uitsrekt. Prachtige bosschen van loofboomen hier en daar onderbroken met naaldbosschen, bedek ken voor het grootste deel deze bergketen. Het land is van een zeer bijzondere schoon heid. De heide gaat over in beboschte heu vels die weer door weiden van elkaar zijn ge scheiden. Hier en daar ziet men dorpjes en ste den liggen, waarvan de meeste als badplaats een groote bekendheid hebben gekregen. Het geheele gebied is bijzonder rijk aan genees krachtige bronnen en nergens liggen in het noordelijke deel van het Duitsche rijk de kur- plaatsen zoo dicht bij elkaar als in het Lip pische land. Ook voor den Nederlander, die zijn vacan- tie buiten de grenzen doorbrengt, zfln Lippe en het Teutoburgerwoud niet onbekend. Geen van hen, die in het Teutoburgerwoud ver toefd hebben, zal verzuimd hebben den Gro tenburg met het geweldige Hermann-Denk- mal, het symbool der Germaansche overwin ning op de Romeinsche legerscharen, te be zoeken.. Hier heeft het woud ook zijn groot ste breedte en oefent op allen een bijzondere aantrekkingskracht uit door zijn lieflijkheid en wonderlijke schoonheid, waardoor een ieder, die eenmaal de bekoring van dit dicht begroeide bergland heeft gekend, er steeds gaarne terugkeert Nauw met den Grotenburg en daardoor met het geheele Teutoburgerwoud verbonden is Detmold, de residentie van de Lippische vor sten. Weinig zullen de Nederlanders, die in Det mold en in andere badplaatsen in Lippe be kend zijn, vermoed hebben, dat de naam Lippe nog eens in de geschiedenis zoo nauw met Nederland verbonden zal worden als nu door de verloving en het as. huwelijk van H. K. H. Prinses Juliana met Prins Bern- hard zur LippeBiesterfeld staat te ge beuren. De geschiedenis van Lippe, zijn volk en zijn vorstengeslacht, gaat terug tot in het duister der vroegere middeleeuwen. Merkwaardig is wel, dat waar Munster en Paderborn oude bisschopssteden zijn met een overwegend katholieke bevolking, in Lippe het protestantisme, reeds van den eersten tijd der reformatie af, grooten invloed heeft ge had. Ook de graven van Lippe hadden het protestantsche geloof aanvaard. De Lippische troonstrijd, die in 1895 uit brak, is oorspronkelijk een familiestrijd tus schen de in Detmond regeerende hoofdlinie en de beide grafelijke zijtakken Lippe-Biester- feld en Lippe-Weissenfeld. Berst toen er ze kerheid bestond, dat de hoofdlinie zonder mannelijke erfgenamen zou uitsterven, nam de familiekwestie een staatkundig karakter aan. Laatste regeerende vorst. Als laatste regeerende vorst stierf in 1895 vorst Woldemar. Zijn eenige broeder, prins Alexander, kwam voor de troonsopvolging wegens zwakke gezondheid niet in aanmer king Er waren toen drie pretendenten voor den Lippischen troon: het vorstelijk huis Schaumburg-Lippe en de grafelijke takken Biesterfeld en Weissenfeld. Het zou ons te ver voeren de aanspraken, welke elk der pre tendenten meenden te kunnen doen gelden, hier uiteen te zetten. Het probleem werd bij een scheidsgerecht, onder voorzitterschap van den koning van Saksen, aanhangig gemaakt en na een lang durige procedure werd de linie Lippe-Biester- feld in het gelijk gesteld en besteeg Ernst, graaf en heer zur Lippe-Biesterfeld, graaf van Schwalenberg en van Sternberg enz. den Lippischen troon. Hij heeft zich een buiten gewone populariteit weten te verwerven en een standbeeld in het Detmolder slotpark ge tuigt nog van de vereering, welke zijn onder danen hem toedroegen. Ernst had twee zoons: de oudste, Leopold en de jongere, prins Bernhard. Leopold volg de hem in 1905 als vorst van Lippe op en regeerde tot 1918. De revolutie-golf, welke Er was een tijd, vóór de Franschen hun vaderlijke zorgen over Marokko uitstrekten, dat dit land een toevluchtsoord was voor ze kere lieden, die den bodem van hun eigen vaderland te warm hadden bevonden om er zich nog behagehjk op te voelen. Dat wil zeg gen, evenals enkele andere, spaarzame, sta ten, had het geen uitleveringsverdrag geslo ten met andere mogendheden, die een vreem de regeering in staat stelden haar langen en sterken arm uit te strekken naar haar afge dwaalde schapen, welke in Tanger, Fez of Marrakesj zich in de subtropische zon koes terden en tegelijkertijd om aan hun meestal welverdiende straffen te ontkomen. Vandaar dat van tijd tot tijd vooral heer schappen, die president-directeur waren ge weest van banken of trustmaatschap of be last met het beheer van publieke fondsen, of impulsieve persoonlijkheden, die te snel wa ren met den trekker van hun revolver, dan wel de goederenmarkt ietwat optimistisch hadden beschouwd, voet aan wal zetten op den bouwvalligen landingssteiger van Tanger. Inderdaad, als een middel om zich de con sequenties van anti-sociale handelingen van den hals te schuiven, was Marokko ideaal. Mr. Brown, vliedend van de ruinen van de bij het einde van den wereldoorlog over Duitschland ging en het keizerrijk en alle ko ninkrijken en vorstendommen wegvaagde, maakte aan zijn bestuur een einde. Thans woont hij teruggetrokken en eenvoudig op het oude slot in Detmold. Zijn broeder Bernhard is de vader van den verloofde van onze Prinses. Graaf Ernst, die in 1905 op den Lippischen troon kwam, woonde in het slot Obercassel met het daarbij behoorende oude klooster Heisterbach. In het park van Heisterbach be vindt zich ook het mausoleum van de heeren zur Lippe Biesterfeld. De latere vorst Leopold en zijn broeder, prins Bernhard, werden beiden in Obercassel geboren. Hun jeugd brachten de beide prinsen voor een groot gedeelte door op het kasteel Neu- dorf bij Bentschen in het tegenwoordige Po len, een bezitting der familie. Leopold en Bernhard gingen zooals ge woonte was b<j de zoons van vorstelijken huize in militairen dienst. Leopold werd officier bij de garde-uhlanen in Potsdam en Bernhard bij de huzaren. De militaire loopbaan van Leopold nam vrij spoedig een einde, omdat hij in verband met de troonsopvolging in Lippe zijn ontslag nam. Prins Bernhard was en bleef officier. Na de troonsbestijging van zijn vader werd hij overgeplaatst naar het huzarenregiment „Kei zer Nikolaas van Rusland" in Paderborn, waardoor hij in de nabijheid van het ouderlijk huis en van het Lippische volk bleef. Aan het leven van dit volk, aan de lande lijke genoegens van de bewoners zoowel als aan de cultureele zijde van het landsbestuur nam hij steeds met groote opgewektheid deel. Ook hij mocht zich in een groote populariteit verheugen. Zijn natuurlijke gemoedelijkheid, zfln uitgesproken sympathie voor het Lippi sche volk, kwamen wel bijzonder tot uiting bij volksfeesten, waar hij steeds gaarne aan deelnam. In Detmold spraken wij menschen, die prins Bernhard persoonlijk gekend hadden en zij vertelden ons, dat 't volk nog nooit mede gemaakt had, dat een prins uit het regeeren de huis danste met het eenvoudigste meisje uit het dorp, dat hij met arbeiders en knech ten een glas bier dronk. In alles was hij zonder pose, hij deed het als een uitdrukking van de meest natuurlijke verbondenheid en saamhoorigheid. Dit maakte hem overal geliefd. De ouders van den Prins. De mooiste tijd uit het leven den Prins Berhard was ongetwijfeld de tijd van zijn verblijf in Paderborn. Daar leerde hij ook zijn latere echtgenoote kennen, gravin Craram Crieven, die met den graaf van Oeynhausen gehuwd was geweest, doch van dezen ge scheiden was. Spoedig na hun huwelijk vertrokken Prins Bernhard en zijn vrouw naar hun bezitting Woynowo bij Bomst aan de Poolsche grens. Woynowo was een heerlijkheid, vele duizen den morgen land groot, welke tot de erfenis van de gravin CrammCrieven behoorde Prins Bernhard werd grootgrondbezitter en bleef dit tot aan het einde van zijn leven. Zijn vrouw is van haar jeugd af een en thousiast bewonderaarster van de paarden sport geweest. Deze sport in den meest edelen zin van het woord werd in Woy nowo met bijzondere voorliefde beoefend. De prinses reed op alle groote concoursen in Oost-Duitschland met veel succes om de hoog ste prijzen en onderscheidingen. Vele jaren was Woynowo het middelpunt van het verkeer der adellijke families uit de omgeving, totdat door de Novemberrevolutie niet alleen de Lippische troon viel, doch ook een groot gedeelte van het familievermogen verdween. De inflatie in den na-oorlogschen tijd kwam daar nog bij en dit alles tezamen was oorzaak, dat het eens zoo vroolijke en levensblije huis Woynowo, stiller en stiller werd. In dezen onrustigen en zorgvollen tijd viel het accent in het leven van prins Bernhard en zijn echtgenoote meer en meer op de huise lijkheid en het innige familie-leven. Zij zoch ten en vonden hun geluk in den omgang en in de opvoeding van hun beide zoons, de prin sen Benno en Aschwin. Beide prinsen waren in Jena geboren, Benno in 1911, Aschwin in 1914. De oude prins Bernhard is in Juni 1934 ge storven. In zijn laatste levensjaren heeft hij nog het geluk gesmaakt zijn beide zoons te zien opgroeien tot bijzonder begaafde men schen. Hij had de overtuiging, dat zoowel Benno als Aschwin zich een plaats in de Nationale Bank in Blackville, behoefde niet te vreezen onverwacht een zware hand op zjjn schouders te zullen voelen. Integendeel, genoemde mr. Brown verkeerde in een positie om den hoofdcommissaris uit New York wanneer hy dezen in Tanger was tegenge komen, uit te noodigen uit zijn ambtelijk vel te kruipen en een koelen dronk met hem te nemen in Café Aleman, op kosten van de gedupeerde inleggers uit Blackville! In soortgelijke omstandigheden bevond zich Mr. Hiram Higginsworth, toen hij op een mooien vroegzomerdag zee koos met bestem ming naar dit paradijs. Mr. Higginsworth, een forsch en breedge schouderd, gewichtig-uitziend man, had aan spraak kunnen maken op den ietwat dubieusen titel van voortvluchtig hoofddirecteur van de Prairie Hypotheek- en Beleggingsbank in den staat Illinois. Zijn gezicht en zijn conver satie was even vertrouwenwekkend als zijn gestalte imposant en dat had vele oude dames en van een kleine rente levende tobbers ertoe gebracht hun zure spaarduitjes in zijn hoede te geven. Hij had zyn maatschappij vijf jaar tevoren opgericht. En in een normaal geval zijn vijf jaar niet voldoende om een zakenman de melk uit den cocosnoot te doen genieten. Mr. Hig- gingsworth evenwel, had niet slechts de melk, maar ook het vruchtvleesch geconsumeerd. De bast had hij achtergelaten op het plaveisel voor zijn thans gesloten kantoor. Die bast was knapjes dun en tot den laatst en korrel vleesch afgeschraapt... Mr. Higgingsworth arriveerde in Tanger met verscheidene koffers, een groote suit- case en een zwartleeren handtasch. De koffers liet hij rustig aan hun lot over, de suit-case bejegende hij met weinig méér zorg, maar de zwarte handtasch hadde hij als zijn oogappel. Maar dit verhaal behandelt niet Mr. Hig gingsworth aankomst in Tanger, noch zijn maatschappij zouden verwerven door eigen bekwaamheid. Zelf had hij zich in het leven veel moeten ontzeggen. De wereldoorlog, welke hij van het begin tot het einde medemaakte, viel in zijn beste jaren. Daarna moest hij den druk ver dragen, welke na de Novemberrevolutie in 1918 de familieleden van vroegere vorstenhui zen ondervonden. En ten slotte had hij groote zorgen bij het bestuur van zijn uitgebreide goederen. In de laatste jaren werd een groot gedeelte van het Woynowo-er grondbezit ver kocht; aan de familie Lippe-Biesterfeld bleef het slot, de naaste omgeving en het meer. In het thans eenzame kasteel leeft de prin ses zij is 53 jaar oud een rustig en te ruggetrokken leven, in de herinneringen aan haar echtgenoot en aan een schoon verleden, doch gelukkig met haar beide kinderen, aan wie zij ad haar zorgen wijdt. Het nieuws, dat Prinses Juliana zich ver loofd heeft, was voor vele vrienden van de Prinses te Londen een groote verrassing. In kringen, waar men de prinses goed kent, verklaarde men niet te hebben verwacht, dat zij zich thans zou verloven, hoewel men Prins Bernhard als vriend had hooren noemen. Ten paleize Kensington, waar Prinses Ju liana dikwijls heeft gelogeerd, verklaarde haar nicht. Prinses Alice, dat zij en de graaf van Athlone zeer verheugd waren het geheel on verwachte nieuws te vernemen. Men Ver wachtte, dat spoedig een officieele mededee- ling uit Den Haag zou komen. Het A.N.P. meldt nog uit Londen: De bladen maken uitvoerig melding van de verloving van Prinses Juliana. Zij wijzen daar- by op haar belangstelling voor Engeland en het Engelsche leven en op haar groote liefde voor de sport. In hofkringen te Londen is men van mee ning, dat een lid der Koninklijke familie de huwelijksplechtigheid zal bijwonen. Men acht het mogelijk, dat de hertog en de hertogin van Gloucester den Koning zullen vertegen woordigen. Prinses Alice en graaf van Athlone zullen eveneens de feestelijkheden bijwonen. Te Par[j8. De correspondent van de N. Rott. Ct. te Parijs meldt aan zijn blad: De avondbladen, die een correspondent in Nederland hebben, wijden hartelijke woorden aan de verloving vande Prinses. Ze geyen hoog op van de algemeene sympathie, die de Prinses ten onzent geniet, van haar degelijke opleiding, den eenvoud van haar karakter, evenals van de groote vreugde, waarmede liet bericht in ons land ontvangen is. Uit den aard van de zaak deze eerste berichten nog spaarzaam met nieuws aan gaande den Prins. Het spreekt vanzelf dat deze gebeurtenis geen aanleiding geeft tot politieke commen taar. De bladen verheugen zich in de voldoe ning van het Nederlandsche volk en beschou wen de verloving uitsluitend uit het oogpunt van de innige verbondenheid tusschen natie en dynastie. j n.i De „Nw. Rott. Crt." schrijft: Een blijde mare in donkere dagen! Een juichtoon zal uit de harten van ons volk opwellen over deze heuglijke gebeurtenis. Met groote vreugde en hartelijk medeleven in het geluk van het Koninklijk Huis, zal liet bericht van de verloving van Prinses Juliana met Prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld ont vangen worden. Bij de hechte en innige banden, die ons niet de Koninklijke Familie verbinden, verplaatsen wij ons vanzelf in de zonnige stemming, die daar op dit oogenblik zal heerschen. Na het overlijden van de Koningin-Moeder en van Prins Hendrik, was het eenzaam geworden om onze Koningin en Haar Dochter, nóg eenza mer dan het reeds bij vorstelijke personen van dien rang pleegt te zijn. En nu zal daar op eens uit jonge liefde nieuw leven opbloeien en zijn licht ook naar buiten verspreiden. Een blijde mare in donkere dagen, zoo noemden wij het bericht van deze verloviiig. Eindelijk weer eens iets, waarin wij ons ge heel kunnen verheugen. Wat ook om ons heen mag veranderen of vallen, ons Oranjehuis ligt diep in het Nederlandsche volk verankerd. En hier wekt ons nieuw leven aan den al- ouden stam toe. verbiyf aldaar gedurende de eerste twee weken. Het is ons te doen om de geschiedenis, die zich na verloop van veertien dagen af speelde. En daarvoor moeten we Mr. Higgins worth voor een poosje uit het oog verliezen eenzaam maar comfortabel geïnstalleerd in een ruim huurhuis en onze aandacht wijden aan eenige andere personen, die zich bijzonder voor den hoofddirecteur-in-ruste interesseerden. In het Amerikaansche consulaat zat de consul achter zyn schrijfbureau en tegenover hem had plaats genomen een zwaargebouwd, beslist uitziend man, met blozend gelaat en blonde haren, die zoo juist uit Gibraltar was aangekomen. De consul was jong en slank en opgeruimd, wat niet belette dat hem deze belangrijke post was toevertrouwd. Want niet alleen was hij consul, maar, zooals het in dien tijd gebruikelijk was, alleensprekend rechter over alle Amerikanen in zijn ambtsgebied, mits gaders hun niet-Amerikaansche huisgenooten en bedienden. Dat nam niet weg, dat hij niet méér recht had om tegen Mr. Higginsworth, van wien hij alles wist wat er van hem te weten viel, maar het terrein van wiens tekortkomingen buiten Marokko lag, op te treden, dan laten we zeggen tegen Koning George van Engeland! Hij legde dit aan zijn bezoeker met nadruk uit. ..Dat is me bekend," knikte deze. „Maar ik wil dien knaap hebben en ik ben van plan niet zonder hem naar Amerika terug te gaan. Maar hoe, dat weet ik nog niet." Consul Teddy Lane liet zijn blik weer rusten op de legimitatiepapieren tegenover hem. Ze waren gesteld ten name van Mr. Joseph J. MacDonald te Riversdale, inspecteur bij de recherche van den staat Illinois. Daarop keek hy zijn bezoeker opnieuw aan. „U kunt broeder Higginsworth hier met geen vinger aanraken. Ik zou den kerel zelfs Dat op deze vorstelijke verbintenis een ge lukkig huwelijk moge volgen, zal ons aller hartgrondige wensch zfjn. Onze Prinses heeft zich aller liefde verworven door Haar een voudig optreden. Van Haar geestelijke ver mogens is steeds met lof getuigd. Zoo moge ons volk in deze keuze van Haar, die het met Haar Moeder op de handen draagt de belofte zien van een nieuwe, schoone toekomst die voor deze twee jonge menschen en, laat ons hopen, ook voor het land zal zijn weggelegd. N-s schrijft in „De Telegraaf": Iedereen, wien het behoud der constitutio- neele monarchie onder het Stamhuis van Oranje-Nassau ter harte gaat, zal zich ver heugen in de verloving der Prinses: eerste stap op den weg, die tot bevestiging der dy nastie leidt. Geen Nederlander, die ook niet hoopt, dat deze verbintenis het persoonlijke geluk der jonge vorstin ten goede zal komen. Velen schijnt het toe, dat het voor een krachtigen, jongen man weinig aantrekkelijk is steeds „de man van zijn vrouw" te moeten zijn, en déAraan en niet aan zichzelf zijn po sitie te ontleenen. Dit is een dwaling: juist voor een persoonlij kheid is er in ons volks leven veel te doen voor een Prins-gemaal. Door deze verbintenis zal aan de Konink lijke Familie een lid toegevoegd worden en zij kan den kring van hare bemoeienissen wijder uitbreiden. Bij tal van openbare instellingen en maatschappelijke plechtigheden en gebeur tenissen speelt in Engeland de „Minor Royalty" een groote rol. Daardoor wordt de band tusschen hof en volk nauwer. De jonge echtgenoot van de jonge troonopvolgster, die geen politieke verantwoordelijkheid draagt, met minder luister omringd is, zal zich wat vrijer tusschen het volk kunnen bewegen. Hij zal meer ongedwongen omgang hebben, zich eenvoudiger en gemakkelijker verplaatsen en zoo kan hij een groote kennis opdoen van menschen en zaken. Is eenmaal, moge het nog lang duren, de tijd daar, dat zijn echtgenoote moet regeeren, dan heeft zij een vertrouwden en ervaren raadsman naast zich: iemand, die haar persoonlijk steunt, iemand die veel niet politieken arbeid van haar kan overnemen. Nederland krijgt nu een jong Hof en het zou voor ons volksleven van beteekenis kun nen zijn, als dit Hof, dat nog geen politiek centrum is, een cultureel centrum kon worden. Geboorte en positie, maatschappelijk aan zien en de in de meeste kringen van ons volk levende gehechtheid aan Oranje, maken het den komenden jongen Prins-Gemaal mogelijk ons bij stipte inachtneming van zijn staat kundige positie, die hem de uiterste reserve oplegt, toch een aanmoedigend voorman te worden op velerlei maatschappelijk gebied. Het zijn dikwijls de niet-regeerende vorsten geweest (men denke b.v. in ons land aan den broeder van Willem ni), die aan zooveel nut tige zaken den stoot gegeven hebben. „GA HUN ZON BLINKEND OP Het Hbl. schrijft o.m. Van hoe vér-strekkenden invloed zal deze verbintenis kunnen zijn voor onze dynastie en voor de toekomst van ons Koninkrijk! Om het verband, dat nu gesloten wordt, weven zich de gedachten, de beden van ons volk. Uit de smartelijke herinnering aan wat nog niet zoo lang geleden werd verloren door den dood die rondwaarde om den troon der Oranjes, heft het hart van Nederland zich op tot blijde vreugde, die zich niet temperen laat door der tijden somber verschiet. Het is alsof de goed keurende blik van den vader en de regeeren de oude handen van de grootmoeder op beide vorstenkinderen rusten. En stil ruischt ons amen. Maar dan neemt jubel den voorrang en weldra zal het langs onze rivieren, langs onze duinen klinken: een Prins is in het land! En van stad tot stad, van oord tot oord zal een oprecht welkom voortgalmen in zijn nieuwe huis, het land zijner Prinses. Licht wordt het in het Paleis; een beeld bloeit open van een toekomst, die tot nieuwe gaven is gewekt. En hoe zwaar de ongunst der tijden ons volk ook getroffen moge hebben en hoe donker het pad nog voor ons zij, er zal meer vertrouwen stralen uit menig oog, en menige mond zal een trek van geloovende blijmoedigheid plooien om het geluk, dat zijn intrede doet in het Koninklijk gezin, en dat ons volk mede als zijn eigen geluk gevoelt. Een herfstgeschenk is ons de verbintenis. Onder het gouden loover zal een innerlijke zon haar stralen zenden. De vlaggen onzer landen wapperen en bloemen geuren in het late getij. Beide jonge menschen sluit ons volk in diep ontroerde liefde in zijn hart. Ge zegend zij hun weg, waarop zij anderen ten zegen mogen zijn. Het leven lacht hun toe, „ga hun zon blinkend op en zij hun lente schoon". moeten beschermen, als hij zich tot mij wend de. Als u geweld gebruikt, ben ik zelfs ver plicht u te laten opsluiten!" Inspecteur MacDonald knikte. „Volkomen juist en ik houd daar ook rekening mee. Maar daarom kunt u toch iets voor me doen. Absoluut binnen de grenzen van uw bevoegdheid. Zoudt u me in contact kunnen brengen met een betrouwbaren inboorling, die eenig begrip heeft van de psychologie van Amerikanen?" De consul presenteerde sigaretten, stak er een op en dacht na. „Neen," zei hij toen; „zoo iemand weet ik niet voor u. Kunt u het doen met een Ameri kaan, die de inlanders kent?" De inspecteur schudde ontkennend het hoofd. „Heb ik niets aan. Het moet een inlander zijn, of een mem die voor een inlander kan doorgaan. Maar dat zal waarschijnlijk wel uit gesloten zijn." „Hm! Dat wil zeggen De consul aarzelde „Dat weet ik nog zoo niet. Er is hier een Engelschman zijn moeder is Amerikaan sche een van de wonderlijkste lui dien ik ooit ontmoet heb. Allemenschelijk aardige kerel. Er is een heele geschiedenis aan hem verbonden. Zijn vader was Britsch consul in Mogador. Lang geleden gestorven. Voor zijn dood, werd zijn dochter door een Berberstam gestolen. De jongen was toen nog een kind. Maar hij bleef hier onder de inlanders, nadat zijn moeder naar Engeland vertrokken was, om zijn verdwenen zuster op te sporen. Daar maakte hy zijn levensdoel van. Hij is nu meer inlander dan Europeaan. Hij heeft het heele land doorgereisd en kent de inboorlingen beter de consul lachte „dan ze zichzelf kennen!" „Met zoo iemand zou ik het wel kunnen klaarspelen," meende MacDonald. „Zou geld?" „Hemel neen," was het snelle antwoord. „Hy Dinsdagmiddag. 18 man zijn des morgens van de „Sirenes gehaald; de rest, waaronder de kapitein en alle officieren besloot aan boord te blijven. De 18, die de weinig benijdenswaardige sensaUe mochten beleven middels de ver maarde „broek" aan land getrokken te wor, den, zijn ondergebracht in café de Haan en het blijkt, dat het hun aan niets ontbreekt. Ze krijgen hier voedsel en, wat ze nog meer van noode hebben: slaap. O speling van het noodlot: Callantsoog viert feest. Er was kermis op het dorp en de kermis gaat door, n'importe storm en schipbreuk. In hotel de Haan is het ook feest en de kermis- gangers zijn reeds vroeg in den middag in een uitgelaten stemming. Op een geïmproviseerd plankier zitten drie knapen. Ze produceeren dansmuziek. Klate rend mengen zich de rhythmen in het loeien van den wind om de buitenmuren. Men danst en lacht. Men is uitbundig en geen wonder. Dit schip zal Callantsoog geen windeieren leggen! Een voor een schuiven de geredden tusschen de dansenden door, naar boven. Nog staat de schrik in hun oogen. Nog trillen verscheidene van deze krachtige body's van de doorgestane emotie. Op het strand. Op het strand groept men tezaam: razend snel is de mare door Noord-Holland gevlogen en op verschillende plaatsen geeft men reeds parkeerbonnetjes uit. Zaken zyn zaken. Over de lage duinenrug priemen de beide masten der „Sirenes". Ze ligt er nu in val lend water en steeds wordt de gaping tus schen strand en schip smaller. Ze ligt daar, eindeloos treurig en eindeloos eenzaam, tegen een fond van felbewogen luchten en gebeukt door het nog steeds razende water. De zee is imposant hier voor Callantsoog; deze zee, die het schip ranselt, het schip, waarvan we thans weten dat het in ballast varende van Amsterdam naar New Castle een ware nacht van verschrikking aan de Neder landsche kust doormaakte. Een nacht, waarin ieder moment de schip breuk kon brengen, de nacht, die voor deze menschen één eindelooze kwelling geweest moet zfln. Op het dek van de „Sirenes" is het stil; een enkele maal ziet men van den wal af de schimmen van de opvarenden die achterbleven Schimmen, haast onzichtbaar achter de sluiers van schuim en water, die onophoudelijk over het schip spatten. Haastig verdwijnen ze. Bulderend ranselen de zeeën op de stalen huid van de „Sirenes", die siddert onder deze beproeving. De brug wordt steeds weer be dolven onder het spattend schuim. Meeuwen wieken over de golven en over het schip, dat nog maar weinig slagzij maakt. Het ligt daar zoo, alsof menschenhanden het ge meerd hadden De hel van het water. Later in den middag spreken we den heer de Booy, den wakkeren secretaris van den Noord- en Zuidholl. Reddingmaatschappij, die de leiding bij de reddingspogingen heeft. Hy vertelt ons enkele dingen van den naoht, die voor de mensohen aan boord geweest is één ontzettend inferno van wind en golven. Hoe men van Maandagmiddag tot Dinsdag morgen vocht voor het behoud van het schip, dat leeg zijnde, hoog op de golven danste. En we hooren hoe de heele kust van Noord- Holland in gereedheid gebracht werd om te helpen, daar waar het noodlot dit schip neer zou gooien. is niet van dat soort. Maar hy heeft een natuuriyken afkeer van schurken. En ik heb hem wel eens een dienst bewezen by het zoeken van zgn zuster. Vandaar dat ik wel geloof, dat hy doen zal wat hy kan. Alles wat een fatsoenUjk man kan doen..." De consul keek MacDonald by deze laatste woorden veelbeteekenend aan. „Begrepen!" zei de inspecteur kort. „Zoudt u hem willen laten komen?" De consul stuurde een inlandsche bediende uit om den man in kwestie te zoeken. Het duurde niet lang of de deur werd opengewor pen en de bediende kondigde aan: „Sidi Kane!" Een man van middelbare grootte trad bin nen, met een donker, zongebruind gezicht, een korten, zwarten ringbaard en met de witte kleedy van den inlander aan. De consul stelde hem voor, wees hem een stoel en gaf een uit eenzetting van den stand van zaken. „Het is me volkomen duideUjk," verklaarde Sidi Kane Harry Kane met een glimlach, toen de consul uitgesproken was. „U hebt overigens waarschynhjk niet gehoord, dat ik al een ontmoeting met dien achtbaren mijn heer gehad heb. Ja heusch..." Met een pynüjke uitdrukking op zijn gezicht^ wreef hy zich over den schouder en vervolgde: „Zon rgzweep was zwaar. Hy zag me na- tuuriyk voor een inlander aan. Ik liep hem in den weg en hij sloeg er op los..." ,En toen?" vroeg de consul, toen Kane draalde. „Wel, toen trok ik hem de rpzweep uit de hand en ging zelf 'n beetje aan het ranselen. Maar hy is natuuriyk zoo verstandig geweest om niet te gaan klagen, de smeerlap!" Toen, tot MacDonald: „ik zal u met genoegen helpen natuurlijk binnen de grenzen van de wet..." voegde hy er grinnikend aan toe. Mr. Macdonald en Sidi Kane verlieten het consulaat en brachten een genoeglijk uur door in Café Alman, van waar men een boeiend En de nacht volgde op den avond en het schip ging Noordwaarts: IJmuiden, Wijk aan Zee; vervolgens Egmond, Petten en dan: Cal lantsoog. Nog even verder, nog een hoek om en de „Sirenes" zou Den Helder, de veilig8 haven bereikt hebben. De zeegoden hadden anders beschikt. En nu heeft dus Callantsoog dit schip en het hoopt er van te profiteeren; laat het ons maar niet verbloemen. Het is geen floris sant seizoen geweest dit jaar en nu lijkt het er sterk naar of er nog een aardige buiten kans staat te wachten. De exploitanten der café's en hotelletjes en verm aaksin richtingen glunderen. Als de bla den uitkomen en Nederland weet wat hier te zien is, dan zal men komen. Later in den middag valt het water sterk en enkele Callantsoogers staan reeds zoo ver op de pier, dat ze de neus van de „Serenes" kunnen aanraken. Zwaar wordt er geboomd over de kansen van vlotbrenging. De een zegt dat het schip gunstig ligt, de ander dat het wel even lang zal duren als indertyd met de Kerkplein". Veel definitiefs valt hier voor- loopig niet over te melden. Om half vpf in den middag worden, weder om middels de broek, menschen van boord gebracht. Weer zwaaien ze tusschen hemel en zee en weer staren honderden in spanning naar deze onvrywillige acrobaten. Een „awfull night". Eén van de stokers schieten we aan. Een kleine donkere kerel, maar met blauwe oogen. We vragen hem van den nacht daar op zee en in zyn steenkolen-Engelsch vertelt hij eenige brokstukken. Met breede gebaren illustreert hy zyn betoog en zegt, dat het een „awfull night" was. Een nacht, waarin geen einde kwam en die een week duurde. Hoe men de liohten der torens en bakens voorby zag schieten en hoe men steeds maar weer hoopte dat Den Helder bereikt zou worden. Een worsteling, die men verloor. Hij bijt op z'n lippen de Noor en hij versmoort een vloek tusschen de tanden. Dan pakt hij onze hand; spontane opwelling van dankbaarheid. Hij gaat er vandoor. Naar café de Haan. Waar wachten: voedsel en rust. Zitting van Maandag 5 September. De eerste zaak eindigde in tranen. De eerste zaak betrof een 19-jarige jonge* dame, die de emmer leeiyk had omgetrapt, door een lapje van 20 te stelen uit een over 'n stoel hangenden broek van zekeren Heer A, V„ die ten huize van haar moeder als com mensaal vertoefde. Het meisje stond nu te dier zake terecht en veroorzaakte den goeden politierechter nog al wat kopzorg, door haar minder toeschietelijke houding. Onder meer gaf zij geen blijken zich met haar ter zitting meegekomen vader te willen verzoenen, om dat deze waardige man zich had verzet tegen haar omgang met een hem ongevalligen aan bidder. Ten slotte begon de Officier spijkers met dikke koppen te slaan en eischte tegen haar 3 maanden observatie, teneinde eens uit te kienen, welke vleesch men in den kuip had. De politierechter, die ook al aan het eind van zyn latyn was, kon zich met dit voorstel zeer goed vereenigen en gelaste tevens haar onmiddellijke gevangenneming. Natuuriyk was toen Holland in last. Het verzet was gebroken en snikkend zonk het meisje in de armen van haar eveneens heftig ontroerden vader. Maar aan dit vonnis was niets meer te veranderen. Het meisje zal deze termijn van voorbereiding moeten doormaken, en dan wordt het proces nog eens overge daan. 'n Pracht-exemplaar om eens met Joe Louis te knokken. De 21-jarige Heldersche bakkersknecht, J. C. R„ belooft by flinke training 'n pracht bokser te worden voor den wereld-kampioens titel. 'n Studdy-boy, met 'n nek als 'n nijl paard, bracht hij Maandagmiddag nog 'n mo ment van ongekende emotie in het tamelijk saaie politie-rechtermilieu. Deftig in 't zwart, de bril op, stond hy terecht wegens mishan deling van zyn plaatsgenoot, den 21-jarigen winkelbediende G. L. L„ 'n mager jong- mensch dat hy op 1 Maart, ter gelegenheid van een bal in „Musis Sacrum" na eenige voorafgegane „bonje" met stoel en al tegen den dansvloer had gekwakt, om hem vervol uitzicht heeft op het kleurige, Oosterscha gewemel van het Tangersche marktplein. „Bent u zeker, dat hij u niet zal herken nen?" vroeg de inspecteur. Harry Kane lachte. „Ik ben hem sindsdien twee keer tegenge komen. Maar geen schaduw van herkennen, hoor! Het duurt lang voor een blanke da gezichten van inlanders leert onderscheiden. Sommigen leeren het nooit. Vinden dat ze er allemaal precies eender uitzien. Neen, daar voor bestaat geen gevaar. Ik zal gaan zoodra de rest van het zaakje in orde is. Hij stond op. „Tegen zonsondergang ben ik hier terug, Is dat goed?" „Uitstekend," antwoordde de inspecteur en hy keek zijn metgezel na, die zwierig en statig in zijn wyde boernoes wegwandelde. Enkele minuten na Kane's vertrek, betaalde Macdonald, ging het café uit en wandelde langs het strand naar het bureau van de toentertijd eenige courant in Marokko, „Al-Moghrebal Aksa", een Engelsch weekblad, dat reed3 verscheidene jaren werd uitgegeven door een. goedgehumeurden Brit met den witten baard van een aartsvader. Montgomery heette hij. Mr. Macdonald en Mr. Montgomery hadden een gesprek. Aan het einde daarvan bood de Amerikaan den Engelschman een bankbiljet aan, maar de Engelschman maakte een af werend gebaar. „Geef het maar voor een liefdadig doel! Arme slokkers genoeg hier. Tegen vieren ga ik drukken." Goed vyf uur zaten de inspecteur en Sidi Harry Kane andermaal in Café Aleman, dit- mael in een afgezonderd hoekje. Tusschen hen in op de marmeren tafel lag een exemplaar van „Al Maghreb-al-Aksa", nat van de pers, zoo als men dat noemt. Om zes uur stond aan de poort van het huiS waar Mr. Higginsworth zijn intrek had geno men, Sidi Kane vertrouwelyk en op gedemptea

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 6