Amsterdamsche Brieven.
Modepraatje
HANDSCHOENEN.
'T JUTTERTJE
OPWARMEN" VAN" SPIJZEN".
De voedingswaarde mag niet verminderen.
Om verschillende redenen kan het noodig
zijn, dat spijzen opgewarmd worden. Nu
eens, omdat gezinsleden op diverse tijd
stippen thuiskomen, dan weer zal men een
grootere hoeveelheid klaar maken uit zui
nigheidsoverwegingen om een rest later
op te kunnen warmen. Op zich zelf kan
hiertegen geen bezwaar bestaan, mits men
de gerechten oordeelkundig opwarmt, ten
einde de voedingswaarde niet te vermin
deren. Tegen dit laatste wordt nog al eens
gezondigd.
In de eerste plaats is het verkeerd om
spijzen langer dan noodig is op het vuur
warm te houden, aangezien dan chemische
omzettingen plaats vinden, die niet alleen
de voedingswaarde beïnvloeden, doch ook
meerdere eischen stellen aan de verte
ringsorganen. Vanzelfsprekend is het regel
matig nuttigen van opgewarmd of warm
gehouden eten voor menschen met een niet
sterke maag zeer verkeerd.
Is het echter onvermijdelijk, dan wordt
de gewenschte hoeveelheid na het koken
vlug afgekoeld en eerst weer verwarmd
even voordat de betrokkene zal gaan
eten. Spijzen, die herhaalde malen opge
warmd worden, verliezen alle voedende be-
standdeelen. Verder moet men de resten
nimmer weer bepaald heet verwarmen,
doch zóó, dat ze „mond"-warm zijn en on
middellijk gegeten kunnen worden. Het
herhaaldelijk opwarmen doet alle vitami
nen verloren gaan, vermindert het eiwit
gehalte en de minerale stoffen.
In het warme jaargetijde worden ver
schillende spijzen, vooral ook groenten,
spoedig zuur en is voorzichtigheid gebo
den, vooral wanneer men ze in metalen
pannen heeft bewaard. Gewenscht is dan,
ook geen grootere hoeveelheden te berei
den, dan strikt noodig is.
Opgewarmde spijzen winnen aan smaak,
indien men er een stukje boter of spece
rijen bij doet, echter slechts in kleine hoe
veelheid. Gehakte versche groene kruiden
worden evenals specerijen eerst na het op
warmen toegevoegd. Het laatste wordt bij
voorkeur gedaan, door groenten, aardap-
pe en eventueel vleesch op een ingevet
diep bord te doen, dat men op een panne
tje met kokend water plaatst en afdekt;
indien het althans voor één persoon is.
Voor meerdere personen doet men een en
ander in een pannetje, dat men au bain
Mariet warm houdt. Vleesch, dat men weer
wil verwarmen moet men nimmer laten
doorkoken, doch onder kookpunt houden.
Meelspijzen als macaroni, gort, rijst, e.d.
worden eveneens in waterbad verwarmd of
met een stukje boter in de koekepan. Het
zelfde geldt voor aardappelpurée, waarvan
men desgewenscht kleine koekjes bakt, ter
wijl het eveneens mogelijk is om verschil
lende gerechten in anderen vorm op te
dienen.
AFWISSELING IN HET PROGRAMMA
DER HUISVROUW.
Het dagelijksch programma moet afge
werkt worden, natuurlijk, en zulks omvat
een aaneenschakeling van groote en kleine
plichten en werkjes, die veelal nagenoeg
automatisch uitgevoerd worden door de
huisvrouw. Oppassen is de boodschap, want
deze zoo prachtig functionneerende ma
chine, n.1. ons lichaam kan hierdoor be
dreigd worden. Gewoonte en sleur kap
selen ons in en houden ons in hun ban. Ze
ker, het is uitstekend om de dagtaak te
rationaliseeren, onze eigen „loopende band"
te zijn, doch onze geest en onze belang
stelling voor hetgeen rondom gebeurt, mo
gen hiervan niet de dupe worden. Het is
wel eens noodig om bewust een kleine af
wisseling in het dagelijksche programma
te brengen.
Wanneer wij bepaalde plichten hebben
uit te voeren, dan dwingt niemand ons dit
steeds in éénzelfde volgorde te doen.
Waarom b.v. 's morgens niet een half uur
vroeger opgestaan om dan 's middags tijd
over te hebben om te gaan lezen, rusten,
handwerken of de kinderen uit school te
halen en wat met hen om te gaan? De
koffietafel kan 's Zondags gerust vervallen
en inplaats hiervan wordt een schaal met
belegde boterhammen klaar gezet, waar
van ieder zich zelf bedient.
Het is inderdaad geen luiheid, wanneer
de huisvrouw het er eens wat gemakkelijk
van neemt, doch afwisseling in den dage-
lijkschen sleur is noodig. Ieder bepale voor
zich wat zij in verband met haar gezin
voor kleine afwisselingen kan aanbrengen.
Wetten mogen niet tot starheid leiden en
uitzonderingen mogen den regel bevesti
gen.
Huisvrouwen hebben kleine veranderin
gen noodig. daar zij moeten voorkomen, dat
haar werk mechanisch uitgevoerd wordt,
hetgeen niet wegneemt, dat alles geordend
mc:t blijven en niet mag ontaarden in
anarchistisch gedoe. We zullen echter voor
oogen moeten houden, dat afwisseling
lichaam en geest soepel en jeugdig hou
den, doch dat sleur ons oud maakt, vóór
onzen tijd!
WOLLEN JASJE.
Succespatroon V. K. K. 1981.
Prijs per patroon 0.25 plus 0.05 voor
adm.- en verzendkosten.
Verschillende min of meer dikke wollen
weefsels worden voor dit model verwerkt,
dat geen kraag, doch breedte met een
knoop gehechte revers heeft.
De mouwen zijn driekwart lang en niet
te wijd, zoodat dit model zich speciaal aan
past bij japonnen met korte mouwtjes. Men
kan het echter evenzeer met lange, naar
de pols toe iets wijder wordende mouwen
dragen.
Indien korte mouwen gewenscht zijn
knipt men het ondergedeelte langs de aan
gegeven lijn af. Sluiting met een lusje in
8 vorm en twee knoopen.
Patronen in de maten 40, 42, 44, 46 en
48.
HUISJAPON.
Succespatroon V.K.K. 1888
Prijs per patroon 0.25 plus 0.05 voor
adm.- en verzendkosten.
Iedere huivrouw stelt er prijs op om
ook gedurende haar morgenbezigheden
aardig gekleed te zijn en bijgaande afbeel-
VGK 1981
ding geeft een bijzonder aardig, eenvoudig
model weer. Hals is hoog aangesloten en
is afgewerkt met een dubbele kraag, de
grootste wordt b.v. van wit piqué gemaakt,
waar eveneens de kleine platte strik van is.
De gladde mouw heeft een manchet met
wit piqué rand. Sluiting midden voor met
drukknoopen of knoopen en knoopsgaten.
Tweebaansrok, waarvan de achterbaan
glad is, en slechts eenige figuurnaadjes
heeft. Voorbaan met binnenwaartsche
gedeeltelijk opgestikte plooi en zakken.
Maten: 42444618.
BON
VOOR GOEDKOOPE PATRONEN.
Op te zenden aan „Het Practische Mode
blad Postbus 36, Den Haag, giro 203203.
NAAM
STRAAT:
LAATS:
Patroon NoMaat
Het is zeer verkeerd om het zeil onder
matjes of kleedjes te boenen, daar menig
een reeds uitgegleden is en ongelukken ge
kregen heeft. Men voorkomt alle onheil
door het bewuste gedeelte te wrijven met
een zachte doek, gedrenkt in spiritus en
matjes of kleedjes eerst te leggen, wan
neer de vloer volkomen droog is.
De handschoen is een kleedingsstuk, dat
eenvoudig onmisbaar is geworden in den
loop der jaren. Het is niet meer alleen om
de handen tegen koude te beschermen, doch
tevens is men met handschoenen veel ge-
kleeder.
Breede kappen ziet men nog zeer veel
dragen, ook doorgestikte modellen van
mooie waschbare, leersoorten.
Toch is de handschoen niet immer zoo po
pulair geweest, want lange jaren was het
een symbool van de meer bevoorrechte
klassen.
De geestelijke droegen ze bij de mis, de
bisschop droeg behalve zijn staf en ring
steeds witte handschoenen, die aan den
bovenkant voorzien waren van borduur
sel, voorstellende een kruis of een lam.
Omstreeks het jaar duizend ging de adel
stand ook handschoenen dragen, die met
paarlen en edelsteen versierd waren. Ko
ningen lieten behalve een kroon ook mono
grammen borduren op handschoenen.
In de middeleeuwen, nam de handschoen
bij de rechterlijke macht een beduidende
plaats in en bij het afsluiten van overeen
komsten werd als bezegeling hiervan een
handschoen overgereikt.
Karei I en Maria Stuart, die den dood
vonden op het schavot, gaven op het laat
ste oogenblik hun handschoenen ten ge
schenke. Die van Maria Stuart waren met
zilver en bont gekleurde motieven bestikt.
Hare rivale, Elisabeth van Engeland,
droeg wit leeren met goud versierde hand
schoenen.
In de 16de eeuw verzorgden de dames
met bijzondere omzichtigheid de hand
schoenen en parfumeerden ze met benzoë,
amber of citroen, e.d. geurtjes. De over
levering verhaalt, dat de fijnste soorten
van Spaansch leer gemaakt werden, in
Frankrijk geknipt en in Engeland in elkan
der genaaid. Zeker niet de vlugste wijze
van werken, in aanmerking nemende de
slechte verbindingen.
Aan het eind van de zeventiende eeuw
waren lange kanten manchetten zeer mo
dern en maakten het dragen van hand
schoenen overbodig.
Thans is de handschoen zeer populair
en het dragen geen voorrecht, dat slechts
aan bepaalde standen wordt toegekend, zij
het dan ook, dat ieder met zijn beurs te
rade moet gaan of min of meer kostbare
exemplaren gekocht kunnen worden.
Hoe het ook zij, de handschoen is een on
misbaar detail geworden van de kleeding,
dat bescherming biedt tegen koude en te
vens een gekleed aanzien geeft.
Werkloozen-„wee" en „wel".
Op het leestafeltje in de wachtkamer
van een groot kantoor troffen wij onlangs
een volumieus boek aan, dat tot titel droeg:
„Amsterdam zooals het leeft en werkt".
Het was zoo' luxueus uitgevoerd en dus
uit den aard der zaak kostbaar plaatwerk,
als er in de voor ons gevoel al weer
vér achter ons liggende! dagen van
hoogconjunctuur gewoonlijk met steun
van een of ander openbaar lichaam, in
casu ongetwijfeld het gemeentebestuur
van Amsterdam vele het licht zagen.
Wanneer thans iemand een daad zou wil
len verrichten, die zoowel van historischen
zin als van realiteitsbesef moest getuigen,
zou hij gevoeglijk een „vervolg" op dit
boekwerk kunnen uitgeven onder den titel:
„Amsterdam zooals het niét werkt en
tóch op de een of andere manier!
leeft"... Het klinkt misschien wat cynisch,
maar een dergelijke „verhandeling", be
hoorlijk geïllustreerd, zou inderdaad a!s
„tijdsbeeld" zeer interessant zijn en op den
duur documentaire waarde krijgen! Want
al moge het natuurlijk waar zijn, dat de
„werkloosheid" geen specifiek plaatselijk,
maar een nationaal om niet te zeggen
internationaal verschijnsel is er is
waarschijnlijk geen andere stad in Neder
land te noemen, waarop dit verschijnsel,
óók voor den oppervlakigen beschouwer,
zulk een duidelijk en tot op zekere hoogte
„eigen" stempel drukt, als de hoofdstad
des lands. Alleen al in het straatbeeld! On
langs brachten wij een bezoek aan het
Tuindorp Oostzaan, gelegen aan de over
zijde van het IJ, op een respectabelen
afstand van de eigenlijke „bebouwde kom"
der gemeente en van daaruit naar verkie-
zing per bootje of autobus te bereiken.
Het is wat men neomt een „nette werk-
mansbuurt", of nog juister uitgedrukt een
soort overgangsvorm tusschen arbeiders-
en kleine-middenstandswijk, waarvan de
aanleg duidelijk getuigt van het streven,
om ook den man-met-de-zeer-bescheiden-
beurs na gedane dagtaak een vredige en
rustige woning te verschaffen, waar hij
óók wat levensvreugde vinden kan: keu
rige huisjes met vóór- en achtertuintjes,
(naar wij meenen hoofdzakelijk „gemeente-
woningen") luchtig en fleurig, aesthetisch-
gegroepeerd, met in de onmiddellijke na
bijheid een sportterrein, kinderspeelplaats
en wat zooal meer tot de gerieven en ge-
neogens der moderne volkshuisvesting be
hoort. En tóch, niettegenstaande dat alles,
en ondanks het feit, dat het een mooie zo
merdag was, waarop wij met dit stadsdeel
kennis maakten scheen over deze wgk
een „grijze nevel" van troosteloosheid en
levensmoeheid te hangen... Uit allerlei
niet-te-definieeren kleinigheden voelde
men de aanwezigheid van het „Spook der
werkloosheid", dat daar dan ook inderdaad
de rol van „hoogste autoriteit" schijnt te
vervullen, want, naar een bewoner met
wien wij in gesprek geraakten, ons ver
klaarde, bestaat de bevolking van dit tuin
dorp voor zeker 70 uit werkloozen,
d.w.z.: steuntrekkers, stempelaars... Dat
het geheele „openbare leven" in zoo'n
stadswjk, het onderling verkeer der bewo
ners hun levensgewoonten enz. daarvan
een duidelijk stempel draagt, is zeker niet
verwonderlijk!
Overigens behoeven we nog geenszins
zóó ver van huis te gaan, om de aanwezig
heid van het bewuste spook te bespeuren:
men behoeft slechts door een der (gesta
dig in aantal toenemende) stadsparken te
wandelen, waar het Vondelpark in
cluis de moeders en kindermeisjes met
kleine kinderen niet langer de dominee-
rende namiddagstoffage vormen, maar
waar deze categorie van burgers thans de
frissche lucht en de beschikbare bank-
ruimte broederlijk deelt met vertegenwoor
digers. van het mannelijke geslacht, van
alle mogelijke leeftijden, wier versloomde
en deels onverschillige houding op den eer
sten blik den - misschien reeds jaren in
deze bestaanswijze geharden verharden!
„stempelaar" doet herkennen.
Wij weten natuurlijk allen, dat hetgeen
van overheidswege gedaan wordt, c.q. ge
daan behoort te worden, om in de nooden
van het uitgebreide leger werkloozen te
voorzien, een der meest brandende en peni-
ble vraagstukken van het hedendaagsch
overheidsbeleid, maar tevens een der
dankbaarste „strijdobjecten" voor ieder
die „aan politiek doet" vormt! Wij doen
niet aan politiek en althans niet hier ter
plaatse, zoodat wij op dit vraagstuk zelf,
dat zoovele zijden heeft en uit zoovele ge
zichtspunten beschouwd kan worden en
dat bovendien meer van nationale dan van
zuiver-locale beteekenis is, niet zullen in
gaan. Dat wij het onderwerp der werk-
loosheid-in-het-algemeen niettemin aan
voeren en ons zelfs tot bovenstaande
lichtelijk-lyrische ontboezemingen lieten
verleiden, vindt zijn oorzaak inhet feit,
dat de gewijzigde situatie op het gebied
der werkloozensteun, die het gevolg zal
zijn van de door de landsregeering tegen
21 September aangekondigde wijziging in
de normen der steunverleening, ook voor
een groot gedeelte der Amsterdamsche be
volking haar consequenties zal hebben,
zulks niet alleen in algemeenen zin, maar
nog ietwat „in het bijzonder", doordat de
gemeenteraad in de afgeloopen week, in
verband met deze gewijzigde situatie, een
niet onbelangrijk besluit nam. Zooals be
kend, wordt in de nieuwe steunregeling
gebroken met het stelsel van verleening
van z.g. huurtoeslag. De regeering voert
voor dit onderdeel van haar maatregelen
complex om. het motief aan, dat zij op
deze wijze, indirect en zijdelings, een im
puls tot verlaging van de (relatief nog te
hooge!) huren van arbeiderswoningen wil
geven.
Oranje-vreugde
Men zou zoo zeggen, dat er, bij de alge-
meene „matheid" van het maatschappelijk
en economisch leven, die vooral ook hier
in Amsterdam zoo duidelijk merkbaar i5-
weinig plaats moet zijn voor vreugdegevoel
en -betoon. En tóch is het een feit,, dat
de hoofdstedelijke bevolking op zeer ih'
tense wijze heeft deelgenomen en n°£
steeds deelneemt aan de algemeene vreug*
de in den lande over de verloving van onz®
Kroonprinses. Het is van algemeene be
kendheid, dat den rasechten Amsterdam
mer het feestvieren een pret-maken in
het bloed zit"; booze tongen beweren zelfs<
dat zich in die neiging zeer sterk het ,,l'ar'
pour l'art"-principe doet gevoelen, m.a.w -