Het schippersleven is vol afwisseling* Welke verkeersregelen gelden op 't water? door VICTOR VAN DIJKE* Beneden in de machinekamer* het eerste vensterlooze huis. macht der gewoonte. nagerecht. de schrik als moordwerktuig. generaal grant en een yankee. Met een sleepboot mee op de vaart DE sleep ligt aan den rechter oever van de rivier tegen den stroom in, vooraan de sleepboot de schippers noemen haar: „de boot" daarachter vier, paars gewijze vastgekoppelde, vrachtschepen, waarvan er slechts één lading heeft, de overige drie liggen hoog op het water in de ochtendschemering. De lichten aan stuur- en bakboord gloeien rood en groen, de schoorsteen zendt roetzwarte rookwolken de nevelige lucht in. De stuurman leidt mij langs de machinekamer naar het voordek, want men zal zoo aanstonds vertrekken. De kapitein is een oudere, langzame man, hij draagt een warme schipperstrui onder zijn jas. Klokslag zes. De kapitein laat bellen, waarna het anker wordt gelicht. De damp stijgt uit alle hoeken op, de motor begint te ronken. De kapitein roept in de spreek buis: „Halve kracht"! De stuurman staat reeds in zijn huisje en let met een ernstig gezicht op. Inmid dels is ook op de vier schepen achter ons leven te bespeuren, ze worden van elkaar losgemaakt en achter elkander weer vast gebonden, zoodat de sleepboot nu een lan ge staart heeft. De heele rij moet onder de brug door en een zij kanaal indraaien en pas, als hij goed in den stroom ligt, geeft de kapitein den afstand tusschen de ver schillende schepen aan. Ik sta hoog op de brug bij den kapitein en kijk naar de oevers. „Volle kracht", roept hij nu door de spreekbuis naar beneden. De motor begint harder te ronken., wij zijn in de vaart. In den stuurstoel staat de stuurman stram op zijn plaats en kijkt recht voor zich uit. De handen spelen licht met het stuurrad, bij iedere beweging knettert be neden de motor, een wijzer hier aan het rad geeft nauwkeurig de snelheid aan. De stuurman brengt ons naar de groote haven stad, hij kent zijn werk en verricht het als in zijn slaap. Steeds weer drinkt hij koffie, dat doen alle mannen aan boord. De lucht boven het water, de straffe wind en de ochtendkoude maken dit noodzakelijk. De eerste slepen komen ons reeds van den tegenovergestelden kant tegemoet, de BIJ DE ILLUSTRATIES: Boven: Wij varen op hal ve kracht en la ten andere slecp- booten passeeren. Rechts: Bij het aanbreken van den dag be gint de arbeid reeds. Rechts boven: De schippers vrouw houdt haar rijk op voorbeel dige wijze in orde. Links onder: Het schipperskind voelt zich op het dak van de kajuit volkomen thuis. Booten liggen diepgeladen, de schippers be groeten elkaar, ze kennen elkander alle maal, men weet precies, waarheen de an deren vandaag gaan en wat ze voor lading hebben. Plotseling wordt er achter ons op een stoomfluit geblazen. De man aan het stuur draait zich nauwelijks om, ook de kapitein niet, die nu bij hem staat. De sleepboot achter ons is vlugger; zij wil voorbij. Wij gaan op halve kracht en laten de andere sleep passeeren, zij stoot eveneens dikke rookwolken uit. Langen tijd blijft de sleep nog in zicht. Hoe staat het eigen lijk met de verkeers regelen te water? Nu eens passeert men links, dan weer rechts. Ook van den tegenoverge stelden kant schijnt men geheel willekeu rig te passeeren. Ik vraag hoe dat zit, maar de stuurman kan het moeilijk verklaren, hij weet nu eenmaal waar de schepen heen gaan en aan welken kant zij zullen passeeren. Aan den wal is dat allemaal veel eenvoydiger. Nu wordt aan den boegmast een witte vaan geheschen. Wat heeft dat te beteeke- nen? Het is het teeken voor den brugwachter, dat de sleep door wil va ren, zoodat de brug opengedraaid moet worden, de brugwach ter, heeft de sleep al in de verte zien aan komen en begint dus al vlug te draaien, zoodat wy zonder wachten ineens door kunnen varen. Inplaats van een vaan, wordt er ook wel op de stoomfluit gestoo- ten. Nadat wij de brug zijn gepasseerd ga ik naar beneden naar den dikken machinist. Deze weet, hoe hij een leek de zaak hier op interessante wijze moet voorstellen. Hij verklaart mij de werking van den motor, waarvan ik natuurlijk toch niets begrijp. Daarna breng ik een bezoek aan de wo ning van den kapitein. Grootmoeder, moe der en kind wonen hier. Het is er klein, helder en gemoedelijk. De familie gaat graag naar de groote havenstad, want daar voelt men zich thuis, daar wonen ook de familieleden en getrouwde kinderen. We kenlang zijn ze soms onderweg. Zij gaan zelden aan wal, alleen om proviand te koo- pen of een stukje chocolade voor het kind. De meeste inkoopen worden trouwens on derweg gedaan in de plaatsen, die zij langs komen. Op de andere schepen, die gesleept wor den, leeft men in een heel andere wereld. Ik ben namelijk op een van de booten overgestapt. Nu zit ik op het dek, het is er v/onderlijk stil. Als 't warmer was, zou ik gerust op de schoone planken kunnen gaan liggen, zoo zindelijk is het dek. Er staat een schippersknecht half onder het dek op een ladder; hij is druk bezig de spanten te meniën. De schippers van de gesleepte booten staan aan hun stuurrad, dat veel grooter is dan dat van de sleepboot. De stuurman van de eerste boot achter de sleepboot moet goed opletten en al de bewegingen van deze volgen, de anderen houden zich steeds weer nauwkeurig aan de boot voor zich, zoodat alle booten dezelfde koers hou den en moeilijkheden kunnen worden ver meden. De schipper verklaart mij, in een dialect dat moeilijk te verstaan is, hoe dit alles in zijn werk gaat. Zijn vrouw is druk bezig in de keuken, 'n flinke, lieve moeder van acht kinderen, allemaal getrouwd, en zes tien kleinkinderen. Zij houdt haar rijk voorbeeldig in orde. Even ga ik met haar In een voorstad van New York hebben voortvarende architecten het eerste ven- er ooze huis gebouwd. Men kan zelfs de temperatuur in dit huizenblok zoo stellen, men dit zelf wil. Alle vertrekken in beiJ,611!1^10026 huis' dat natuurlijk ieders tisro t§S *rekt, bezitten twee mach* v. 5ec ^ors> door de eene trechter wordt trppM5 jCht gevoerd> terwijl de andere er e verbruikte lucht, tabaksrook, het 'H°b.ZU1St' ^)oor middel van spiegels op mers binnen.h6t drm§t de zon de ka" hand hartelijk en keek hem scherp aan, zonder iets te zeggen. „Ga toch zitten, ga toch zitten!" noodig- de de gastheer hem uit. „Ik dank U, generaal. Ik wil geen mi nuut van uw kostbaren tijd rooven. Ik kwam om Generaal -Grant te zien en ik hem hem gezien. Zijn tijd is kostbaar, de mijne ook. Vaarwel Grant!" Met deze woorden boog hij en verliet het vertrek, terwijl de verbaasde generaal, eerst kort tot president gekozen, hem glimlachend nakeek Montaigne placht zich in zijn geschriften van de uitdrukking te bedienen: „Dat zul len wij hieronder nader bespreken." Op zekeren dag, toen hij op een donke ren trap uitgleed en zijn bediende, die be neden stond, hem zag tuimelen, riep deze, inplaats van zijn heer ter hulp te komen, hem wanhopig toe: „Mijnheer, hoe zal dat afloopen?" De koelbloedige Montaigne antwoordde onder het vallen: „Dat zullen wij hieronder rader bespreken!" Een echte Yankee, uit een der Oostelijke staten, die in den winter van 1869 te Was hington kwam, besloot Generaal Grant eens te gaan zien. Hij ging naar het Ministerie van Oorlog en gaf den kamerbewaarder zijn verlangen te kennen. „De Generaal is druk bezig", zei de kamerdienaar. „Goed, maar ik wil hem toch zien", ant woordde de bezoeker. „Voor zaken?" vroeg de kamerdienaar weer. „Neen mijnheer, ik wil hem alleen zien, ik hoef hem niet te spreken, geen baantje te vragen, geen zaken te doen.." „Kom dan vanavond terug, mijnheer", zei de kamerdienaar. Dit werd afgesproken en precies op het vastgestelde uur belde de Yankee opnieuw aan de voordeur van Generaal Grant's bu reau. In de wachtkamer zette hij zich op een stoel en verklaarde niet eerder naar huis te gaan, vooraleer hij Generaal Grant had gezien. Even later werd hij in het stu deervertrek van den generaal toegelaten. De generaal reikte den Yankee de hand en zei, dat het hem genoegen deed, hem te zien. De Yankee drukte generaal Grant's Onder: Een blik op de plaats van bestemming. Op zekeren dag woonde Alphonse Karr, de tuinman-schrijver, een feestmaal bij, dat door eenige volgelingen van den ho- moeopaat Hahneman werd gegeven. Na een aantal toespraken en toasten op de geneeskunde der toekomst en haar groote mannen, drong men er bij Karr op aan, dat hij ook eens een toast op een of ander persoon of zaak zou uitbrengen. Om dit dringend verzoek in te willigen, stond hij op en zei: „Mijne heeren, gij hebt op de gezondheid van vele doctoren gedronken, doch er is één gezondheid, die gij hebt vergeten. Vergunt mij dit verzuim goed te maken. Ik drink op de gezondheid.... der zieken!" Het gerechtshof te Budapest deed on langs uitspraak tegen een inbreker, die zijn zaklantaarn als moordwerktuig had ge bruikt. De man drong een villa binnen, waar een oude dame woonde. Wapens had hij niet bij zich, alleen een zaklantaarn, waarmee hij den weg naar de slaapvertrek ken van de oude vrouw zocht. Bij haar bed gekomen richtte hij de lantaarn vlak op haar oogen. De vrouw schrok wakker, keek in het felle licht en zonk bewusteloos in het bed terug. Enkele minuten later was zij overleden. De inbreker kon op heeter- daad worden betrapt. Medisch onderzoek stelde vast, dat de vrouw aan een hartver lamming overleden was tengevolge van en grooten schrik. De inbreker werd - c mldig verklaard aan den plotselingen dood der oude dame. Buiten het feit, df4 Zlch. scbuldig maakte aan diefstal, on'e- g'ng hij zijn straf als moordenaar even* min. in het woonvertrekje zitten en laat haar ver tellen. Het is hier stiller dan op de heide, nu en dan vliegt er een scha duw langs het raam, 'n beweeglijk geklapwiek van een meeuw, soms knarst de scheepsmast', dan trillen de schilderij tjes aan de houten wan den. De vrouw zegt, dat zij meer dan genoeg heeft van het schippersleven en dat zij graag aan wal en afwisselend bij haar ge trouwde kinderen zou willen wonen. Onder het genot van een versch gezet „bakkie koffie" wil de schipper zijn radio voor mij laten spelen, maar dat gaat niet, want de accu is leeg. „Anders is de ont vangst heel goed", verzekert hij mij. Nog voor twaalf uur duikt rechts in de verte de groote stad, de plaats van bestem ming op. De sleepboot laat de sirene krach tig loeien en gaat op halve kracht verder. Daar ziet men reeds allerlei kleine motor bootjes aan komen, de rivier is ineens vol leven en bedrijvigheid. Als wij op een gegeven oogenblik moe ten wachten, maak ik van de gelegenheid gebruik om over te stappen in het motor bootje van een mij bekenden loods, die mij naar den wal brengt. Ik wuif ten afscheid en ben spoedig uit het gezicht verdwenen. De sleepboot met zijn lange staart, gaat verder, de losplaats tegemoet. zï

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 16