Raadsels
Als de oude Pen
slaapt*
Mag ik?
Joop en Jop*
Beste Jongens en Meisjes
Kindervriend
De weggewaaide was*
Nieuwe Raadsels
Wat maken jullie me het gemakkelijk. Het
aantal oplossingen groeit met de week, maar
het aantal Drietjes blijft nog heel erg gering.
Jullie zijn verbazend slecht ter pen of den
ken Jullie soms dat lk het met dagelijks ver
schijnen van onze krant zo druk heb gekre
gen, dat je me geen extra werk wilt bezorgen.
Nu, het is Inderdaad wel drukker geworden,
maar de tijd voor m'n praatje met jullie neem
ik er graag af, hoor, en dus: schrijf maar...
ik ben niet bang.
Hte boek is deze week gewonnen door:
HENNIE HARTOG,
Spuistraat 2.
't Is wonderlijk, Henny, dat jij nu al een
boek wint en de toekenning geschiedt toch zo
eerlijk als goud. Je kan dus vanmiddag als
de wind naar kantoor hollen en je prijs in
ontvangst nemen. En natuurlijk mag je me
iedere week een briefje schrijven en ik beloof
je plechtig, dat als lk maar heel even tijd
heb, ik je ook een antwoord zend.
Eduard de Meyer. Had jij graag bij die
3 October-optocht in Leiden willen zijn,
Eduard? Nu, die zijn er wel meer, vooral na
tuurlijk de jongens, die veel van haring hou
den, want je weet dan krijg je op 3 October
in Leiden gratis, haring en brood en ik be
loof je, als je honger hebt, dat het fijn
smaakt. Ik vind het leuk dat je me de groe
ten van je vader en moeder doet en je doet
ze natuurlijk namens mij de groeten terug.
Jantje Koomen. Een half uur lang heb
je zitten piekeren over dat derde raadsel, Jan,
nu, dat Is goede gymnastiek voor je herse
nen. Daardoor leer je denken en dat komt je
natuurlijk te pas op school en later, als je
eenmaal groter bent. Tot volgende week,
Jan, dan zijn we al weer een week dichter
bij de taart voor de verloting, waar jij nu je
vingers al voor aflikt.
Loesje Flotat. Dat is afgesproken,
Loesje, als jij de taart wint, kom ik je helpen
hem opmaken. Wat bedoel je met of ik eens
voor je spmnen wil? Ik ken die uitdrukking
niet en weet graag alles, snap je. Al3 je bij
de krant bent moet je wel nieuwsgierig zijn,
dus moet je me dat maar eens vertellen.
Frida de Boer. Wat een leuk verhaaltje
zend je me daar, Frida. Ik vindt het zo aar
dig, dat ik het hieronder laat volgen voor
m'n andere vriendjes en vriendinnetjes.
HET GEREDDE HONDJE.
Maarten was een boerenjongen. Als hij
naar school ging, moest hij een haif uurtje
lopen. De weg liep langs een brede vaart,
waar wel eens bootjes in lagen. Eens op een
keer liep h:. weer langs de vaart en hij zag
in de vaart een viertal straatjongens, die op
iets gooiden. Het was een klein hondje, dat
in het water was gevallen. De jongens hadden
grote pret, doch Maarte: was woedend en
balde zijn vuisten. Hij zou wei met hen willen
vechten, maar vier tegen één, dat ging niet.
Doch daar vier zijn cog op een roeibootje van
een visser. Hij rende er neen en sprong er in
en roeide zo snel mogelijk naar de plek waar
het hondje lag te worstelen met de dood. Toen
hi) de plek bereikt ha.d, pakte hij het hondje
en lag het In de boot. Toen de jongens dat
zagen, begonnen ze Maarten te gooien, doch
deze bleef ongedeerd, njj was al weer bijna
aar wal, toen de visser, die Maarten heel
goed kende, de deur open deed. De jongens
kozen direct het hazenpad en durfden Maarten
niets meer te doen. Maarten nam het hondje
mee naar huis en mocht het houden. Het
groeide op lot een fikse nond en niemand was
zulke goede maatjes met zjji. Bello.
Guurtje i» asbergen, Anna Paulowna. Jullie
vinden het fijn, hè, Guurtje, dat de krant nu
iedere dag komt en dat je het nieuws uit
jullie dorp, het nieuws van Den He.der en het
nieuws van... de wereld, nu iedere dag krijgt.
En nu wil jij ook graag meedoen aan de
raadsels. Nu, dat ls uitstekend, hoor.
Jongens en meisjes, lk ben aan het eind
van m'n tatijn. Het laatste briefje is beant
woord en dus neem ik afscheid van jullie tot
de volgende week.
Goede oplossingen kwamen in van:
Tieny en Neeltje C., Coen en Fritsie C.,
Heidebloempje, Plet S., Hanny D., J. B.,
Hannie G., Loesje F., Nettie H., Grietje v. d.
W., Johan v. d. P., Annie S.. Hennie H., Jan
D., Arie de G., Joosje D., Teetje B., Eddy v.
d. P., Jantje K„ Beppie V., Anjelier, Alie G.,
Tea G., Eduard de M.
NIET GAUW TEVREDEN.
Oom Daan was op visite en liet kleine Joop
op zijn knie rijden. Joop vond het prettig en
wilde maar steeds doorgaan, maar oom Daan
werd moe.
En Joop, vroeg oom, „hoe vond je het
om ezeltje te rijden op mijn knie?
Prettig oom, maar ik zou nog liever op
een echte ezel willen rijden.
In een kleine winkel in een kleine stad
woonde heel alleen een oude klokkenmaker.
De mensen noemden hem oude Pen. Dat
was een roepnaam geworden, die vroeger
eigenlijk als scheldnaam bedoeld was. Maar
de mensen waren dat al lang vergeten. De
naam betekende eigenlijk Oude Pendule.
Oude Pen had de gewoonte om als hij sprak
met zijn hoofd heen en weer te bewegen, net
als de slinger van een pendule, en zo had
iemand eens tegen hem gezegd: Je bent net
een oude pendule. Daarna zeiden de men
sen al gauw Oude Pendule en nog later
werd dit afgekort tot Oude Pen. Hoe hfl
eigenlijk werkelijk heette, wist niemand, want
hijzelf noemde zich ook Oude Pen. Welnu
deze Oude Pen had een klokkenwinkel, heel
klein, maar van boven tot onder vol met
allerlei soorten klokken, 's Avonds als hij
zijn winkel sloot, nam hij een grote bos klok-
kensleutels en ging al zijn klokken opwinden.
Dat was een lawaai, het getik van al die
klokken door elkaar. De ene zei langzaam en
statig: Tik-tak, een kleintje sloeg heel vlug
en vinnig, tik-tak-tik, en zo had iedere klok
zijn eigen geluid. Als Oude Pen al zijn klok
ken, die hij als zijn kinderen beschouwde, had
opgewonden, hing hij de sleutelbos weer aan
een haak en klom hij twee trappen op om in
zijn slaapkamer te komen.
de oude tijd alsof het nu niet veel beter is-
Ik behoef helemaal niet opgewonden te wor
den. Er zitten een paar electrische draadjes
in mfl en ik loop zo accuraat, dat ik nog
niet een halve minuut in een heel jaar achter
loop."
Daar klonk het van een der bovenste plan
ken in de winkel: „Zeg. nieuweling, wil jij
je brutale mond wel eens houden. J(j hebt nog
niets in de wereld gezien, nog niet een hon
derdste van wat de kleinste van ons meege
maakt heeft en jij hebt de meeste praatjes.
Ik heb vroeger in een groot huis midden
in een stad gestaan en hoorde de postillon op
zijn hoorn blazen en de paarden voorbij trap
pelen. Maar tegenwoordig hoor je niets meer
dan het ronken van de motor en ruik je
alleen maar die vieze benzinelucht"
Toen de klok boven op de plank zweeg,
waren allen even onder de indruk. Lang
duurde dit echter niet en een kleine koekoek-
klok zong nu: „Zo, dat ben ik volkomen met
je eens. Vroeger was het veel prettiger dan
tegenwoordig. Ik hing in de kamer bij een
ziek kindje en riep elk half uur: „Koekoek"
tegen haar, dat vond het kind zo prettig, dat
wij de beste vriendjes samen waren," Weer
was het stil. Toen zuchtte een koperen zonne
klok. Al de klokken keken haar eens aan en
een heel kleintje vroeg aarzelend: „Ach lieve
Zonneklok, u komt uit zo'n ver land, u zult
wel veel kunnen vertellen."
Alle klokken riepen nu in koor om een
verhaal. De oude koperen zonneklok
schraapte zrjn keel eens en begon: „Ik ben
In de blinden voor de ramen was echter
een kleine kier en daar speelde heel dikwijls
een manestraaltje door naar binnen. En wat
deze daar zag, was heel wonderlijk. Zodra
de klokken twaalf slagen hadden doen horen,
bromde de oude Grootvaderklok: „Ach, ach
wat ben ik moe van het opwinden. Ik vind,
dat lk nu toch eindelijk wel eens met rust
gelaten mag worden, want het is al meer
dan tweehonderd jaar geleden, dat men mij
voor het eerst opwond. Toen stond ik in de
gang van een heel groot huls, waar jonge
mensen woonden. De kinderen speelden om
mij heen en als zij verstoppertje speelden
klommen zij zelfs wel eens in mijn kast." De
oude grootmoederklok knikte bevestigend en
zei: „Ja, dat weet ik nog heel goed. Ik ben
ook bijna zo oud als jij. Maar ik mijn jeugd
doorgebracht in een kasteel, waar dames in
mooie zijden japonnen en een zwart stipje
op haar wangen dansten met heren met witte
pruiken op. O. ik kan nog de muziek horen,
die er dan gespeeld werd."
De beide oude klokken haalden nu herin
neringen op uit vroegere dagen. „Ik heb al
tijd heel accuraat gelopen," zei de oude
Grootvaderklok. op zijn hoogst een paar mi
nuten per jaar liep ik achter." De andere
klokken hadden dit zwijgend aangehoord. Zo
deden zij elke avond. Maar op een zekere dag
was er een nieuwe klok in de winkel ge
komen en het vreemste was, dat Oude Pen
hen 's avonds niet had opgewonden, maar de
klok ging toch. Deze lachte nu eens min
achtend en zei: „Ach jullie praten maar over
een Indiaanse klok. Eeuwen geleden werd
ik door een Indiaan gemaakt, die lange tijd
aan een stuk koper werkte, waaruit hij mij
eindelijk te voorschijn toverde. Eerst was ik
jaren lang niets anders dan een gong, die in
een tempel hing. De priester sloeg tegen mij
als er een dienst ging beginnen en dan zong
ik mijn schoonste lied en riep zo de mensen
naar de tempel. Toen kwamen er eens vijan
den, zij stalen verschillende voorwerpen,
waaronder ook mij en staken de tempel in
brand. Ik beleefde toen vele avonturen die ik
niet allemaal kan vertellen. Ik deed nu verre
reizen over zee zowel als over land en kwam
eindelijk hier in het land, waar zij een ope
ning midden in mij maakten, er een uurwerk
inzetten en van den rand een zon maakten.
Zo werd ik de zonneklok. Ik kwam nu in het
paleis en bleef daar enige eeuwen. Toen be
gon mijn zwervend leven opnieuw, tot einde
lijk enigen tijd geleden Oude Pen mij kocht
en mfl een rustig plaatsje gaf hier in zijn
winkel, waar ik mag blijven hangen, tot ik
mijn werk niet meer kan doen. Wat er dan
van me wordt, weet ik niet, maar dat zal ook
nog wel lang duren."
De zonneklok zweeg. De andere klokken
waren van het verhaal zo onder de indruk,
dat zfl opeens allemaal diep zuchtten en toen
tegelijk „Dank", zeiden. De mensen, die voor
bij gingen hoorden de klokken dit zeggen en
dachten, dat er weer een uur om was. Zij
zeiden dan ook tegen elkaar: „Wat is het al
laat, de klokken slaan 1 uur." De klokken
lachten eens en sliepen in.
Openhartig.
Onderwijzer: Als 't zulk heerlijk lenteweer
Is, de bloempjes bloeien, de zon schijnt, de
vogels zingen, wat denk je dan wel?
Leerling: Dat 't een dag is om niet naar
school te gaanl
Dag kinderen! Ik hoop, dat jullie er alle
rnaar weer zijn, dan gaan we deze week eens
een ander spelletje spelen. Dat heet .Mag
ik?" Hebben jullie er al eens van gehoord?
Neen? Nu dan zal ik het jullie uitleggen. Je
kunt het spelen met bijvoorbeeld de hele
buurt, 10 of 12 kinderen. Een van jullie is
„Mag ik" en de andere kinderen staan op een
kleine afstand van hem op een rij. „Mag lk"
geeft aan ieder kind een opdracht, een tege
lijk.
Hij begint met het eerste kind, dat links
aan het eind van de rij staat en zegt: „Loek,
neem jij eens vier reuzestappen". Nu moet
Loek antwoorden „Mag ik?", waarop „Mag
ik" dan zegt: „Je mag". Dit is het sein voor
Loek om de vier reuzestappen te nemen.
Doet zij dat zonder gevraagd te hebben:
„Mag ik," of voordat „Mag ik" gezegd heeft:
„Je mag", dan moet zij naar haar plaats te
rug gaan en kan haar stappen niet maken.
Ieder kind krijgt op zijn beurt een andere op
dracht en zij moeten dan altijd eerst vragen
en en het antwoord afwachten voordat zij de
opdracht mogen doen. Heeft een van de kin
deren de eerste stappen goed gemaakt, dan
mag hij de volgende stappen doen zonder dat
„Mag ik" het heeft gezegd, maar „Mag ik
mag het niet zien, dat hij zich beweegt,
wordt het wel gezien, dan moet hij heelemaal
terug naar het begin. Ik zal jullie nog een
paar verschillende opdrachten leeren. b.v.
reuzestappen, bananenstappen, dat zijn stap
pen. alsof je uitglijdt, babystapjes. Spronge
tjes. Dierenstappen. Dat is op handen en
voeten. Damespasjes, Eekhoornsprongetjes,
schaatsenpassen en zoo zijn er nog verschil
lende, die je voor de opdrachten gebruiken
kunt. De opdrachten moeten natuurlijk steeds
passen zijn, omdat de kinderen anders niet
vooruit komen. Degene, die zonder gezien te
worden, „Mag ik" een tikje geeft, is „hem"
en wordt nu „Mag ik".
Whoe, gierde het overhemd van mijnheer
Jansen en danste wild aan de waslijn. Wat
is de wind toch grappig. Ja, zei het schort,
dat naast hem hing, het prettigste gedeelte
van de wasdag vind ik altijd, als wij han
gen te drogen. En ik denk, verklaarde een
klein jasje, dat het reusachtig leuk moet zijn
om te gaan vliegen, in plaats van vast aan
de lijjr te hangen.
Ach, ach, wat een gedachte, zei de sjaal
van grootmoeder, die van echte Shetlandsche
wol was geweven en zich dus erg voelde. Hoe
komen jullie aan het idee. Ik geloof, dat het
een reusachtig idee is, bracht een kleine
blauwe das in het midden. Kom laten wij het
eens proberen. Grootmoeders sjaal schudde
zich heen en weer en zei: ik zou maar voor
zichtig wezen, want het zal je net vergaan
als de kanten zakdoek. Het was ook werkelijk
een geheimzinnige geschiedenis, welke om de
kanten zakdoek hing. Door een vergissing was
zjj op een nacht aan de lijn blijven hangen
en de volgende morgen was zi) verdwenen en
niemand wist waar zij gebleven was. Nou ja,
zei het blauwe sjaaltje, dat is ook een kanten
zakdoek, maar ik zal best op mij zelf kun
nen passen. Nou, wie gaat er mee? Allemaal,
riepen de andere kleren in koor. Wacht op
ons, we willen zo graag mee, fluisterden de
zakdoeken. Nee, ik ga niet, zei grootmoe
ders sjaal standvastig. Nu, vooruit, luister
allemaal, zei het overhemd. Zo gauw er
weer een windvlaag komt, adn gaan we. Als
ik zeg: dan vliegen jullie allemaal van de lijn.
O, daar komt de wind al. Nou vooruit, een,
twee, drie, los." En alsof het vogels waren,
zo vlogen de verschillende stukken, voort
gestuwd door de wind, over de muur van de
tuin. Steeds verder weg. Ze hadden een reus
achtig pleizier, maar ach, nauwelijks ging de
wind liggen, of ze vielen naar beneden, bij
iemand anders in de tuin. Daar waren een
een paar kleine jongens aan het spelen. O
kijk eens, wat er nu aankomt, riepen zij, daar
kunnen wij een fijn spelletje mee hebben.
Nee, nee, protesteerden de kleren, terwijl zij
wild om zich heen sloegen. Laat ons alleen,
wij willen niet. Laten wi) weggaan, stelde het
overhemd voor. Ik zal het aan mijnheer Jan
sen vertellen. Op hetzelfde moment kwam de
zuster van de kleine jongens in de tuin en
vreog: „Wat hebben jullie daar." O, dat is
wasgoed van iemand anders, daar mo-en
jullie niet mee spelen. Laat mij eens even kii-
ff ,Stfat Cen "3" °P eUc 8tuk' ik denk
dus, dat het van mevrouw Jansen is. We kun-
nen het haar in ieder geval even gaan vra
gen. O, zei een van de kleine jongens, er
stond ook een „j" op het kanten zakdoekje
tah,WYe,rl<;den WCek hCbben monden. Mis
schien is dat dan ook wel van haar. Het is
best mogelijk, zei de zuster. Neem het in
ieder geval tegelijk met de andere dingen mee
en vraag het mevrouw Jansen. Mevrouw Jan
Eerlijke mensen.
Een reiziger was avonds laat in een v„i*
ten de deur gezet om ze te laten t>oet,e„ r!
V°Knd* 7rgCn 8t0nden nog „et zo
Hij zei tegen de waardin- Mtin
stonden vanmorgen nog net zo voor dl
ais ik ze gisteravond had d# dCUr'
aardino ja, meneer, al zou u uw nort
monnaie er bij heben gelegd, zoudt u .7'
nog net zoo gevonden hebben, wi) zijn hl"
bulten zó eerlijk.
OPLOSSING VORIGE RAADSELS.
De oplossingen van de raadsels waren:
I. Boom Oom.
II. Ma rok ko.
III. Limburg.
1.
Onderstaande rijen puntjes moeten opge
vuld worden met letters, die woorden vormen
waarvan de beteekenissen hieronder volgen.
De beginletters moeten dan van boven naar
beneden gelezen, de naam vormen van een
bekende Hollandsche badplaats.
Hoe noem je iemand uit Schot
land
waar de chocolade, die we
drinken van gemaakt wordt
heester met rode besjes
heideplantje
waar je schoenen mee dicht
rijgt
vrucht van de elk
windrichting
elk
zwart Afrikaan
niet klein
plaatsje in Drente
stad in het Zuidelijk deel van
België.
II.
Mijn geheel bestaat uit 9 letters, en ls de
naam van een Noordelijk gelegen land.
2, 3, 4, is een lichaamsdeel.
1, 6, 8, 9, is een ontkenning.
5, 8, 7, is een gebaand pad.
m.
Met W ben ik een deel van het gezicht
Met B ben ik vreesachtig.
Met L ben ik groot van stuk.
Met Pben ik het geluid, dat een
band maakt, wanneer hjj springt
Met St ben ik een ronde metalen staaf.
Joop en Jop, dat waren vrinden
van hun prilste jeugd af aan!
waar Joop was, was Jop te vinden,
ook toen Joop naar school moest gaan:
't baasje brengen, 't baasje halen,
nimmer liet Jop Joop alleen,
en zij stoeiden en ravotten
dikwijls door het dolle heen!
Toen Joop werd een grote jongen,
Hij was bijna veertien jaar,
was Jop oud en stijf geworden,
en dat past niet bij elkaar...
zó dacht onze Joop tenminste,
want toen Oom bracht foxje Tom,
keek Joop naar zijn oude makker,
nou ja! bijna niet meer om...
Doch dat ls niet zo gebleven,
Joop werd ziek en moest naar bed,
hoge koorts en zware hoofdpijn,
d' oude Jop, hij merkte het!
met zijn stramme, zwakke poten,
klom hij vaak de trappen op,
om te snuff'len aan de deurkier
met zijn lieve, grijze kop...
Op een keer was Joop klaar wakker,
hij was heerlijk zonder pün!
Moeder zei, dat Jop zo trouw was
en maar bij hem wilde zijn!
maar dat Tom was bij de buren,
want hij blafte veel te schel
en dat hij het „aar z'n zin had...
Tom geloofde het dus wel!
■•Mag Jop even bij mij komen?"
J,°°P toen' (hij kreeg een kleur),
Vl ,g'ng J°P aanstonds halen,
Joop keek al naar de deur...
TïnT" J°P! Wat een ontmoeting!
Moeder liet ze maar alleen...
P werd helemaal weer beter!
en Jop werd weer nummer één!