s. KROM N.V. hygiënisch modern wasscherijbedrijf In het rijk der rendieren Bericht van Inzet. Uit het politierapport De Nestor van de Marine-Onderofficieren* Majoor-bottelier W. F. Huivenaar 35 jaar in dienst van de Koninklijke Marine. mevrouw, Belt U 473 op, Keizerstraat 31, Den Helder "'""f"""» »«»»r «te. Visscherij Burgerlijke Stand van Den Helder vestigt er echter nadrukkelijk de aandacht op, dat dit geen verplichting is. Spreker is er per soonlijk van overtuigd, dat de buurtvereenigin gen de room van de melk hebben gehaald, wat het inzamelen van geld betreft. Voor het Cen trale comité wordt het hierdoor heel moeilijk om nog wat binnen te krijgen. En toch is het een eerste vereischte, dat juist dit comité een flinke kas moet hebben om het feest over de geheele linie te doen slagen. Uit de zaal komt van verschillende kanten protest tegen dit laat ste punt van den heer Nijpels. De een beweert, dat het niet verantwoord is tegen de buurtge- nooten, de ander, dat de inzameling Is tegen gevallen, zoodat een eventueele tegemoet koming in de kosten van het centrale comité uitgesloten is enz. Toch blijft het feit bestaan, zoo vervolgt de heer Nijpels, dat de inzame ling niet heeft voldaan aan de verwachtingen en op de een of andere manier een som moet binnenkomen. Goede raad is duur. Van de zijde der aanwezigen komt hieromtrent geen goed omlijnd voorstel binnen. Wel wordt er ge vraagd aan den voorzitter hoeveel het bestuur ongeveer denkt noodig te hebben. De heer De Jong antwoordt hierop, dat dit moeilijk te zeg gen is, maar dat dit zeker minstens een be drag van 2000.is. Vol verbazing klinkt een stem uit het publiek: „Maar is dit dan voor een stad als Den Helder zooveel?" De heer Mensink komt dan met een voorstel om uit de diverse buurtvereenigingen een com missie te benoemen, die contact kan houden met het centrale bestuur. Men behoeft dan niet steeds met zooveel publiek te vergaderen, waar door het nemen van besluiten maar wordt tegengehouden. Dit voorstel vindt algemeenen bijval. Een van de aanwezigen vraagt dan of het bestuur nog bij B. en W. heeft geïnformeerd over toestemming voor de straatversiering. De secretaris, mr. Mulder, antwoordt hierop, dat elk buurtcomité zijn plan voor versiering eerst moet voorleggen aan de betrokken autoriteiten. In dit geval doet men het beste zich te wen den tot de commissaris van politie. Iets defini tiefs hierover is van B. en W. nog niet afge komen. Tenslotte wordt er een commissie samengesteld uit de aanwezige vertegenwoor digers van de buurtvereenigingen, bedoeld als contact-commissie met het centrale comité en tevens om het belangrijke punt van een cen traal inkoopbureau onder de loupe te nemen. Zoo werd als voorloopig voorzitter hiervan be noemd de heer Van Wijngaarden, Koning straat, terwijl tevens de heeren Makelaar, Mo lenstraat, Geerling, de jeugdherbergvader en Van der Plaat, Spoorstraat, in deze commissie zitting zullen nemen. Nadat aldus gezorgd is voor een vereenvou diging in het vergadersysteem, gaat de ver gadering uiteen. Van bovenstaande film, welke a.s. Zaterdag nam. half drie, door het Nat. Hist. Museum in Tivoli wordt vertoond, schrijft het weekblad „De Kunst": „Van het groote aantal films, die er op anthropologisch en geografisch gebied be staan, is de film „In het Rijk der Rendieren" wel een der schoonste en een der merkwaar digste. De expeditie, die onder leiding van Christian Jensen deze film opnam, ging van Oslo uit, de hoofdstad van Noorwegen, met de boot langs de fjordenrijke kust van dit land naar de Noordkaap. Onderweg deed zij verschillende havenplaatsen aan, zooals Svölnar en Ham- merfest, waar de aanblik van millioenen kabeljauwen, die daar tot stokvisch worden gedroogd, de reizigers in verbazing bracht. Van Kolvik, een aardige havenplaats, die door gezeten Lappen wordt bewoond, ging men per slede het binnenland in. De expeditie kreeg hier ruimschoots gelegenheid met de zeden en gewoonten der Laplanders kennis te maken, die dan ook op de film werden vast gelegd. Opvallend is de Spartaansche opvoe ding der jeugd, die, evenals de volwassenen, steeds met een scherpen dolk in den gordel rondloopt. De stukken vleesch, die zij eten, en andere levensmiddelen, worden onder dèn blooten hemel bewaard. Visch is hard bevroren en wordt aan stukken gehakt vóór zij ze op eten. Weerspannige rendieren worden inge reden, die door de nomadiseerende Lappen in groote kudden worden gehouden. Deze rendieren maken den geheelen rijkdom uit van den Laplander. Is er soms mond- en klauwzeer uitgebroken, of hebben hongerige wolven de dieren verscheurd, dan loopt de Lap gevaar honger te moeten lijden, want zonder het rendier is het leven van den mensch daar onmogelijk. Het is zijn alles en nog wat. Zonder deze dieren zouden de men- schen op deze breedte nauwelijks kunnen leven. In lichte sleden voert het rendier zijn eigenaar door de eindelooze sneeuwvlakten. Van de huid maakt de Laplander tenten, klee- ren en leder. Het vleesch, de melk en het bloed van het rendier zijn de voornaamste voedingsmiddelen in Lapland. Uit de pezen wordt garen, van de darmen touw, en van de beenderen en horens wapenen en gereedschap pen gemaakt. In het voorjaar verlaat de Lap het vaste winterkwartier om zijn kudde rendieren te zoeken, die, des winters aan haar lot over gelaten, in de bergen weidt. Evenals >al het voorgaande, dat gefilmd werd, volgen wij op de film nu eenige Lappen, die hun kudde op sporen. Na een zwaren tocht treffen wij de dieren aan. In twee dagen zijn tweeduizend rendieren door zes man gesorteerd en ge merkt. Gewillig volgt de kudde de bel van het voorste dier, dat de richting van de zomer weiden aan de kust inslaat. Na drie weken bereikt de kudde de Porsangerfjord, maar de weiden liggen op een eiland, vèr in de fjord... Dén ondergaat men de groote sensatie: het rendier blijft een voortreffelijk zwemmer te zijn en de geheele kudde van tweeduizend die ren zwemt over de vier kilometer breede Sont en bereikt het eiland, waarzij zes maanden zal blijven. Bij de op 20 October 1936, ten overstaan van notaris C. L. van den Bergh te Schagen gehou den voorloopige toewijzing van: Een boeren plaats a. d. Langevliet te Koegras, gemeente Den Helder, groot 37.35.80 ha, hebben de diver se perceelen tezamen kunnen gelden 39.876.06. De toeslag blijft bepaald op Dinsdag 27 Octo ber 1936, des voormiddags 9 uur in het Noord- hollandsch Koffiehuis a. d. Gedempte Gracht te Schagen. NATIONALE AANVRAGE LEGER DES HEELS. Het is zeker geen denkbeeldig gevaar, dat in dezen emotievollen tijd, men de waarde der dingen gaat afmeten naar den sensatie, welke zij veroorzaken. Sensatie is echter een verkeerde waardemeter. Daar is bijvoorbeeld de arbeid van het Leger des Heils. Welk een sensatie, toen deze, nu bijna 50 jaar geleden, begon. Toch was het effect ten algemeene nutte, vergeleken bij thans, nog maar zeer gering. Heden wordt die arbeid in ons Vader land algemeen als waardevol gekenmerkt. Dapper, onvermoeid gaan de stoere wer kers van dit Leger van de Helpende Hand voort maar zonder sensatie. Moet dit be- teekenen, dat men de gedurende deze maand te houden Nationale Aanvrage en dat nog wel een Gouden Jubileum-Collecte niet moet steunen, zooveel als in Zijn vermogen is? Natuurlijk niet, sensatie is immers niet de maatstaf, waarvan mijn zijn steun en medewerking afhankelijk stelt. In ons hart zijn wij Hollanders wars van sensatie en waardeeren wij het gedegen, solide werk, dat veelal achter de schermen gedaan wordt, meer. Vandaar, dat wij gaarne deze kleine „remin der" afdrukken in ons blad, ervan overuigd zijnde, dat velen het gironummer: 30328 van het Leger des Heils, Stichter: William Booth, even in hun agenda zullen noteeren, om ver volgens deze bekende instelling metterdaad terzijde te staan. Gepakt. Door de politie werd een persoon, die in het Algemeen Politieblad stond gesignaleerd, aangehouden en naar Alkmaar overgebracht voor het ondergaan van de opgelegde straf. Beleediging. Door een Inwoner dezer gemeente werd een klacht gedaan van beleediging. Proces verbaal werd opgemaakt. wanend aankijken. Ze kon zijn vlugge rede neering niet goed volgen evenmin als ze vergeten was, hoe hij met een revolver in de hand bij den doode knielde, toen zij hem ge zien had. Jan zag aan haar, wat ze dacht. „Als Clem Larry's flat doorzocht heeft," legde hij uit, „is het mogelijk, dat hij daar bij gestoord is, of dat hij iets heeft achter gelaten, dat hem verraden heeft. Misschien heeft de Strooper hem van Bruton Street naar hier achterna gezeten." „Maar wat zou de Strooper daar te ma ken hebben? Hjj kon toch niet weten of is Larry zelf de Strooper? Bedoel je dat soms?" „Tenslotte," zuchtte hij, „zou men dat gaan denken." „Maar het was Larry toch niet, dien ik de laatste dagen hier in de buurt heb zien rondsluipen," antwoordde juffrouw Greer vlug. „Het was de vent, dien we zooeven in de laan gezien hebben. Maar als die de Strooper is, wat zoekt hij dan hier?" „Ik begin me af te vragen," zei Jan lang zaam, of Clem misschien iets heeft gekre gen, wat voor mij bestemd was. De Strooper en ik hebben op 't oogenblik toevallig de zelfde belangen." „En waarom zou Larry zijn broer ver moorden?", hield juffrouw Greer aan. „En het was Larry niet. De kerel, dien ik gezien heb, zag er heel anders uit. Ik heb maar een glimp van hem gezien „Natuurlijk. Jij ziet nooit iets goed, be halve films. En help me nu eens." Juffrouw Greer kromp ineen, en haar oogen werden groot van vrees. „Je bent toch niet van plan je ver wacht toch niet van mij begon ze, en brak af. „Ik verwacht, dat je doen zult wat je ge zegd wordt, als je tenminste niet in Queen Street terecht wil komen. Ga naar de ga rage en haal Barbara's auto." Blij, dat zij er aan ontkwam, het lijk van Clem te moeten aanraken, haastte juffrouw Greer zich naar de garage. Op verlangen van haar echtgenoot had zij destijds leeren rijden, wat goed te pas kwam bij zijn werkzaam heden, maar aols zij dien nacht ver had moe ten rijden, zou dat voor meer dan één ster veling den dood beteekend hebben haar zelf inbegrepen. Niettemin slaagde zij er in, den wagen uit de garage te halen en hem zonder ongevallen te brengen waar Jan hem hebben wilde., Toen zij uitstapte, viel zij met een plof op de treeplank, want haar beenen weigerden verderen dienst. Het was haar ingevallen, dat Jan haar misschien zou dwingen hem te hel pen met 't inladen van Clem's lichaam, en haar voeten waren niet bij machte, haar dicht bfl het lijk te brengen. Maar er was geen nood. Ze zag Jan al aankomen met het nog slappe lijk in zijn armen. „Haal mijn ouwe jas uit de loods," beval hij, en toen zij er mee terug was, sloeg hij de jas om het lichaam en wierp het in den auto. Juffrouw Greer huiverde. „Je wilt toch niet dat ik dat Ik 6 er in ga," hijgde zij. „Ga jij maar naar binnen," snauwde Jan, stapte in en klapte het portier dicht. Ze zag hem den wagen keeren en dan de laan afrijden. Toen zij het achterlichtje niet meer kon zien, besefte zij plotseling, dat zij alleen was, en het kwartier, dat volgde, was wel het angstigste, dat zij ooit had meege maakt. Daarentegen was het geluid van den Morgen herdenkt de Nestor van de Neder- landsche Marineofficieren het feit, dat hij voor 35 jaren in dienst van de Koninklijke Neder- landsche Marine kwam. Die Nestor is W. F. Huivenaar, majoor-bottelier, momenteel hoofd van het distributielokaal op de Rijkswerf. Iedere marineman kent hem natuurlijk, den „chef" met den gemoedelijken, goedigen kop, die iets onzegbaar gezelligs over zich heeft en die met twee heldere oogen het leven inkijkt, waarin af en toe een tinteling verraadt, dat de bezitter ervan een man is, die het leven nog zoo kwaad niet vindt 35 jaar in marinedienst, er zijn er niet veel, die zoo lang bij een en denzelfden „baas" blij ven. Maar majoor Huivenaar heeft het ge makkelijk bestaan. Door zijn uitstekend karakter, dat hem het beste deed geven, wat hij in zijn beroep kon geven. Hij bracht een prettige stemming om zich heen en daar men hem dientengevolge op dezelfde wijze be jegende, was het marineleven voor hem vrij wel altijd een genoegen. Thans is hij de oudste onderofficier van het corps, d.w.z. hij heeft de meeste effectieve dienstjaren. 22 October 1901 is hij als jongen in dienst gekomen, van hen die er vóór hem in dienst kwamen is er momenteel geen enkele meer in den actieven dienst. De heer Huivenaar heeft dus wel een heelen staat van dienst achter den rug. De eerste jaren waren de moeilijkste. Hoe gaat het immers met een jongmaatje, dat zoo van moeders pappot in het harde leven aan boord van een zeilschip (de bij de ouderen welbeken de „Nautilus") geplaatst wordt! Je hebt het dan niet gemakkelijk, vooral toen, zooals in die jaren, het gemeenschapsgevoel bij de min deren nog niet zoo doorgedrongen was als tegenwoordig het geval is. Maar de jonge Huivenaar sloeg zich met veel élan door de opleidingsjaren heen en 14 jaar na zijn indiensttreding werd hij benoemd tot matroos bottelier. De promoties volgden elkaar toen regelmatig op: in 1918 volgde zijn benoeming tot korpo raal, in 1924 tot sergeant, terwijl hij in 1933 den rang bereikte dien hij heden ten dage met eere bekleedt en die in zijn categorie de hoogste is welke bereikt kan worden. Expedities in de Oost. Majoor Huivenaar heeft in zijn jonge jaren daadwerkelijk deelgenomen aan de gezags- handhaving der Nederlanders in Nederlandsch Oost-lndië. Zoo heeft hij in 1905 deelgenomen aan de expeditie tegen het Rijk van Boni en Loewoe. De jonge Huivenaar was ingedeeld bij de lan dingsdivisie en behoorde onder hen, die de overmeestering van Paloppo (Zuid-Celebes) op 11 September 1905 tot een feit maakten. In September en October van het jaar 1906 nam hij deel aan de beroemde Bali-exp editie. Voor zijn verdiensten tijdens deze en de vorige genoemde expeditie betoond, werd de heer Huivenaar beloond met het eeremetaal. Zoo kan hij zich thans beroemen op het bezitten van het eereteeken voor belangrijke krijgsver richting, het Expeditiekruis met gesp Zuid- Celebes 19051908 en de gesp „Kleine Soenda-eilanden". Deze onderscheidingen zijn de verpersoonlijking van vele avonturen, waaronder enkele hachelijke, tijdens deze expedities beleefd. Zoo heeft Huivenaar vis- é-vis gestaan met de beide geladen z.g. lilla's, dat zijn de kleine bronzen kanonnen, die thans in de hall van het Koninklijk Instituut te vin den zijn. Hadden deze voorladers ontijdig ge ëxplodeerd, zoo vernamen wij, dan was de heer Huivenaar niet de Nestor van de Marine-officieren geworden Een echte vereenigingsman. Moge uit een en ander blijken, dat de heer Huivenaar zijn sporen als militair ruim ver diend heeft, hij heeft zich niet tot de werk terugkeerenden auto wel het meest welkome, dat zij ooit had gehoord. Jan scheen door den rit zijn zelfbeheersching teruggekregen te hebben, want hij stapte glimlachfend uit, met de oude jas over den arm. „Verbrand dat ding," beval hij, en wierp haar de jas toe. Juffrouw Greer ving ze wel op, waarbij ze angstvallig vermeed, de voe ring aan te raken, maar maakte geen aan stalten om de opdracht uit te voeren. Met een gebaar van ongeduld ging Jan weer in den wagen zitten om hem te stallen. Daar na keerde hij met haar in huis terug. „Kom nu eens eindelijk tot je zelf", zei h(j. „We zullen waarschijnlijk in den loop van de week de politie hier zien. Ze zullen Clem nog wel niet vinden, maar éls ze hem vinden, neem je dan in acht. Je deed eigen lijk beter met hier of daar een doodziek familielid te ontdekken, en daar een paar dagen te gaan doorbrengen." „Zou het niet natuurlijk lijken, als we morgen de politie waarschuwden, dat Clem vermist wordt ,Dat spreekt vanzelf," hoonde Jan. „We houden de politie immers altijd op de hoogte van onze bewegingen. Wees wijzer, en, bovenal, je zegt of weet niets. Als we den mond dicht houden, zijn we veilig, 't Is in elk geval zeker, dat Clem ons niet zal aan geven." Wat dat betreft, had Jan gelijk: Clem zou nooit meer in de gelegenheid komen, iemand aan te geven. Plat op zijn rug lag hij in de bosschen van Reigate en zijn gebroken oogen staarden door de bladerlooze takken naar den hemel. Zoo had hij ongemerkt weken lang kunnen maar hij lag er r pas acht uur, toen superintendant Kaye hem vond. te ALKMAAR Tel' 404 <3 ,!inen) He h°y3iénisch'm'od«rn wa»scheHpedrijt vin S. KROM N.V. is voor ieder belangstellende te bezichtigen. Daar kunt U zien hoe en waar Uw goederen worden behandeld. zaamheden, die zijn beroep meebrachten, be paald. Integendeel, sociaal als hij is, in hart en nieren, heeft hij zich steeds tot het ver- eenigingsleven aangetrokken gevoeld. Dat vrijwel al zijn collega's hem kennen, is dan ook mede een gevolg van het feit, dat hij de laatste jaren steeds een functie had in een organisatie, waarbij de marineman nauw be trokken is. Aanvankelijk trok het philan- tropische werk hem meer dan de vakvereeni- ging, zoodat hij zich met alle krachten, die hij ervoor in dienst kon stellen, op het ideale werk van 't Marine-Sanatorium-Fonds wierp. In 1924 werd hij geïnstalleerd als bestuurslid van dit fonds en via een benoeming tot 2den secretaris in 1926 een jaar later tot het ambt van voorzitter geroepen werd. Doch de arbeidzame man vond op den duur in dit onderdeel van de philantropie geen arbeidsveld genoeg. Zijn belangstelling ging steeds meer uit naar de vakvereenigingsorga- nisatie, waarvan hij in de jaren 1927 en 1928 reeds de functie van vice-voorzitter van het Hoofdbestuur vervulde. Zijn bestuursbaantje moest hij laten schieten, toen hij geroepen werd om het Vaderland in Oost-lndië te die nen. Maar de Belangenvereeniging was hem reeds zoo na geworden, dat hij, bij gebrek aan een afdeelingsbestuur in Indië, zich opwierp als correspondent van de Marinekazerne Oed- joeng, in welke hoedanigheid hij, door zijn groote activiteit, een ware steun voor den centraal-correspondent beteekende. Eenmaal gerepatrieerd nam de heer Hui venaar weer een functie in het Hoofdbestuur van de Belangenvereeniging op zich. Dat was in Januari van dit jaar, terwijl hij van 1 Juni 1.1. af, als Voorzitter van dit college optreedt. In deze hoedanigheid beschouwen wij hem, ten aanzien van een oordeel over zijn vereenlging, als gezaghebbend. Wij waren dan ook zeer benieuwd, wat hij over den huldigen toestand van die vereeniging zou zeggen. Wel, het oordeel luidde niet ongunstig. Het Hoofdbestuur is zeer erkentelijk voor de be langstelling, die door de marineleiding in de Belangenvereeniging gesteld wordt. Echter is men minder tevreden over de houding van een groot deel der onderofficieren, dat weinig belangstelling voor zijn vakvereeniging be toont. En toch is het een noodzaak, dat de onderofficieren vereenigd zijn. Misschién is er op materieel gebied niet veel voor hen te bereiken, maar daar staat tegenover, dat op een ander terrein veel werk braak ligt. De heer Huivenaar denkt aan het streven naar een grootere mate van algemeene ontwikke ling, welk streven de saamhoorigheid en de kameraadschap onder de collega's ten goede kan komen. We hopen, dat de vele onderofficieren deze uitspraak van den heer Huivenaar ter harte zullen nemen. Een blik terugwerpend op zijn loopbaan, kon de heer Huivenaar niet anders zeggen, dan dat hij steeds prettig gediend heeft. In zijn jeugdjaren was het niet altijd koek-en-ei, maar met de jaren werd het steeds beter, zoo dat de prettige herinneringen die van onaan- genamen aard reeds lang verdrongen hebben. Wij wenschen den nestor toe, dat gedurende XVIII. Den volgenden morgen ontwaakte Barbara met zware hoofdpijn. Een half uur bleef zij liggen doezelen om te probeeren, of zij de pijn niet weg kon slapen. En toen stond zij op met een hartgrondig „verdraaid!" Een koud bad baatte haar ook al niet. Dus kleedde zij zich maar aan en ging naar beneden. Aan het ontbijt was haar humeur niet al te best, even min als dat van Jan en van juffrouw Greer Dat kwam dus goed uit. Toch was hun hou ding niet zoo, dat zij over een bepaald punt kon vallen: zij speelden goed comedie, maar dat kon Barbara niet waardeeren, omdat zij niet wist, dét ze tooneelspeelden. Wat ze wel wist, was, dat ze van juffrouw Greer eenlet tergrepige antwoorden kreeg, en dat Tan haar niet zoo hartelijk goeden Lrgtn wenschte als anders. Z(j was niet nieuwsgierig naar de reden van die kille stemming, maar het ergerde haar. Na drie vergeefsche pogingen om iets meer dan „ja" of „nee" los te krijgen, zette aan k°Pje n<*r en Keek h*ar oom recht „Zit je nog te mokken, omdat ik gisteren en heelen dag weg geweest ben", vroeg zh d°n teisik„d00r mijn hoofdPtjn alles anders „Schrijf het maar op rekenine- van t. - m Maar heb je b/geva,Ïk™ S" beem hoe je daar aan gekomen bent?" „Heelemaal niet," antwoordde Barbara n voel me verschikkelyk lusteloos en m den smaak of kleur deed?" woon mogeljjk den korten tijd, dat hij nog dienen moet, alvorens hij met pensioen gaat (wegens het bereiken van den pensioengerechtigden (50- jarigen) leeftijd, een prettige dienstbetrek king zjjn deel mag zijn en dat hij bovendien tot aan den datum van zijn ontslag zijn ver eeniging tot grooten steun mag blijven. We vermoeden wel, dat het morgen niet aan blij ken van belangstelling voor dit merkwaardige jubileum, dat zich niet licht meer voor zal doen, zal bestaan Naar het Visscherij blad te Oostende schrijft, is men in Belgische visschers- en handels kringen zeer verstoord over het feit, dat het contingent van uitvoer van visch, hetwelk is toegestaan naar Frankrijk voor de maand October reeds is uitgeput. Men is daarom zoo verbolgen over, omdat enkele handelaren Frankrijk hebben volgestopt met haring en makreel, die ook in België in overvloedige mate waren aangevoerd. Deze vischsoorten zijn dan ook oorzaak, dat het Belgische con tingent zoo spoedig was uitgeput. En dit, zoo zeggen de Belgen, was niet noodig geweest, want voor haring en makreel was in België zelf voldoenden afzet te vin den geweest. Het gevolg is nu, dat ook de door de vis schers aangevoerde vischsoorten, waarvoor in Frankrijk meer belangstelling bestaat en waarvoor men daar altijd goede prijzen be steedt, niet meer kunnen worden ingevoerd. Juist was ook voor de visscherij in België een betere tijd aangebroken, hetgeen voor een deel mede wordt toegeschreven aan de staking onder de vischlossers, te Boulogne, waardoor natuurlijk meer vraag in Frankrijk ontstond naar buitenlandsche visch. Wat beteekent dit nu voor onze visscherij Vermoedelijk is ons contingent naar Frank rijk niet uitgeput. België kan deze maand geen visch meer leveren aan Frankrijk. Dus zal dit land visch betrekken, uit een ander land, dus ook uit Nederland. Te Boulogne, een belangrijke aanvoerplaats van visch, is tijdelijk de zaak gederailleerd. Er is dus een kans, dat er voor de Hollandsche visch een goed afzetgebied is. Zaak is het dus ons te spiegelen aan de Belgen en niet te vallen in hetzelfde euvel. Nauwgezet dient te worden nagegaan, welke vischsoorten er het meest verlangd worden en waarvoor de beste prijzen gegeven worden. En dan vooral niet die vischsoorten te expor teeren, waarvoor hier gemakkelijk afzetgebied is te vinden. Daardoor kan bewerkt worden (zie België), dat we langduriger kunnen ex porteeren, alvorens het contingent is opge bruikt. Stellen we deze feiten: De staking in Bou logne is niet geëindigd; België is, tot eind van 20 October 1936. BEVALLEN: M. Jongepier-Schendelaar, d. OVERLEDEN: J. Brouwer (m.), 68 jaar; J. K. Beukenkamp (m.), 29 jaar. „Eén, als altijd. Waarom? Eenig be zwaar?" „Neen. Als je graag hoofdpijn hebt, ga je gang maar." „Hoofdpijn? Wees niet zoo dwaas. Eén slaappoeier bezorgd me geen hoofdpijn." „Nee, maar twee misschien wel." „Ik heb er geen twee genomen." Jan fronste de wenkbrauwen. Hij wilde de inlichtingen, die hij noodig had, uit haar zien te krygen, zonder dat ze op 't idee kwam, dat er met haar glas geknoeid kon zijn, maar haar strijdlustige houding maakte 't hem niet gemakkelijker. „Herinner jij je niet, of je misschien even de kamer uitgeweest bent, nadat je die poeier m het glas gedaan hadt?" vroeg hij. „Dat kan wel," antwoordde Barbara acht»- loos Ik geloof werkelijk, dat ik even naar de badkamer ben gegaan. Maar wat ter we- re d bedoel je toch? Meen je mischien, dat er mtusschen iemand in mijn kamer is geweest, m een half dozijn poeiers in het glas te doen, uit kwaadaardigheid of zoo?" „Nee allicht niet, maar 't is niet onmoge- V toen tenigkwam, er niet meer ri*a aC er aI een poeier in had ge- en dat je er een tweede aan toevoegde. meid1"6 mn h°°fd "iet af' als je w111- beste had de inllchting, die hij noodig had, vnn h en' Ze was de kamer uit geweest, en j a 00£enblik, al was 't nog zoo kort, had bekpnH°°^er gebruik kunnen maken. Hij stond kend als een vlugge werker. no" Wv.el\?eker' dat ik iüéar één poeder ge- eb' hieId Barbara vinnig vol. „Maar toast or"t er ook niets op aan. Niet op mijn toast, alsjeblieft." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 6