s. KROM N.V.
hygiënisch modern
wasscherijbedrijf
In het rijk der rendieren
Bericht van Inzet.
Uit het politierapport
De Nestor van de
Marine-Onderofficieren*
Majoor-bottelier W. F. Huivenaar
35 jaar in dienst van de
Koninklijke Marine.
mevrouw,
Belt U 473 op, Keizerstraat 31, Den Helder
"'""f"""» »«»»r «te.
Visscherij
Burgerlijke Stand van Den Helder
vestigt er echter nadrukkelijk de aandacht op,
dat dit geen verplichting is. Spreker is er per
soonlijk van overtuigd, dat de buurtvereenigin
gen de room van de melk hebben gehaald, wat
het inzamelen van geld betreft. Voor het Cen
trale comité wordt het hierdoor heel moeilijk
om nog wat binnen te krijgen. En toch is het
een eerste vereischte, dat juist dit comité een
flinke kas moet hebben om het feest over de
geheele linie te doen slagen. Uit de zaal komt
van verschillende kanten protest tegen dit laat
ste punt van den heer Nijpels. De een beweert,
dat het niet verantwoord is tegen de buurtge-
nooten, de ander, dat de inzameling Is tegen
gevallen, zoodat een eventueele tegemoet
koming in de kosten van het centrale comité
uitgesloten is enz. Toch blijft het feit bestaan,
zoo vervolgt de heer Nijpels, dat de inzame
ling niet heeft voldaan aan de verwachtingen
en op de een of andere manier een som moet
binnenkomen. Goede raad is duur. Van de zijde
der aanwezigen komt hieromtrent geen goed
omlijnd voorstel binnen. Wel wordt er ge
vraagd aan den voorzitter hoeveel het bestuur
ongeveer denkt noodig te hebben. De heer De
Jong antwoordt hierop, dat dit moeilijk te zeg
gen is, maar dat dit zeker minstens een be
drag van 2000.is. Vol verbazing klinkt een
stem uit het publiek: „Maar is dit dan voor een
stad als Den Helder zooveel?"
De heer Mensink komt dan met een voorstel
om uit de diverse buurtvereenigingen een com
missie te benoemen, die contact kan houden
met het centrale bestuur. Men behoeft dan niet
steeds met zooveel publiek te vergaderen, waar
door het nemen van besluiten maar wordt
tegengehouden. Dit voorstel vindt algemeenen
bijval.
Een van de aanwezigen vraagt dan of het
bestuur nog bij B. en W. heeft geïnformeerd
over toestemming voor de straatversiering. De
secretaris, mr. Mulder, antwoordt hierop, dat
elk buurtcomité zijn plan voor versiering eerst
moet voorleggen aan de betrokken autoriteiten.
In dit geval doet men het beste zich te wen
den tot de commissaris van politie. Iets defini
tiefs hierover is van B. en W. nog niet afge
komen. Tenslotte wordt er een commissie
samengesteld uit de aanwezige vertegenwoor
digers van de buurtvereenigingen, bedoeld als
contact-commissie met het centrale comité en
tevens om het belangrijke punt van een cen
traal inkoopbureau onder de loupe te nemen.
Zoo werd als voorloopig voorzitter hiervan be
noemd de heer Van Wijngaarden, Koning
straat, terwijl tevens de heeren Makelaar, Mo
lenstraat, Geerling, de jeugdherbergvader en
Van der Plaat, Spoorstraat, in deze commissie
zitting zullen nemen.
Nadat aldus gezorgd is voor een vereenvou
diging in het vergadersysteem, gaat de ver
gadering uiteen.
Van bovenstaande film, welke a.s. Zaterdag
nam. half drie, door het Nat. Hist. Museum
in Tivoli wordt vertoond, schrijft het weekblad
„De Kunst":
„Van het groote aantal films, die er op
anthropologisch en geografisch gebied be
staan, is de film „In het Rijk der Rendieren"
wel een der schoonste en een der merkwaar
digste.
De expeditie, die onder leiding van Christian
Jensen deze film opnam, ging van Oslo uit,
de hoofdstad van Noorwegen, met de boot
langs de fjordenrijke kust van dit land naar
de Noordkaap. Onderweg deed zij verschillende
havenplaatsen aan, zooals Svölnar en Ham-
merfest, waar de aanblik van millioenen
kabeljauwen, die daar tot stokvisch worden
gedroogd, de reizigers in verbazing bracht.
Van Kolvik, een aardige havenplaats, die door
gezeten Lappen wordt bewoond, ging men
per slede het binnenland in. De expeditie
kreeg hier ruimschoots gelegenheid met de
zeden en gewoonten der Laplanders kennis te
maken, die dan ook op de film werden vast
gelegd. Opvallend is de Spartaansche opvoe
ding der jeugd, die, evenals de volwassenen,
steeds met een scherpen dolk in den gordel
rondloopt. De stukken vleesch, die zij eten,
en andere levensmiddelen, worden onder dèn
blooten hemel bewaard. Visch is hard bevroren
en wordt aan stukken gehakt vóór zij ze op
eten. Weerspannige rendieren worden inge
reden, die door de nomadiseerende Lappen in
groote kudden worden gehouden.
Deze rendieren maken den geheelen rijkdom
uit van den Laplander. Is er soms mond- en
klauwzeer uitgebroken, of hebben hongerige
wolven de dieren verscheurd, dan loopt de
Lap gevaar honger te moeten lijden, want
zonder het rendier is het leven van den
mensch daar onmogelijk. Het is zijn alles en
nog wat. Zonder deze dieren zouden de men-
schen op deze breedte nauwelijks kunnen
leven. In lichte sleden voert het rendier zijn
eigenaar door de eindelooze sneeuwvlakten.
Van de huid maakt de Laplander tenten, klee-
ren en leder. Het vleesch, de melk en het
bloed van het rendier zijn de voornaamste
voedingsmiddelen in Lapland. Uit de pezen
wordt garen, van de darmen touw, en van de
beenderen en horens wapenen en gereedschap
pen gemaakt.
In het voorjaar verlaat de Lap het vaste
winterkwartier om zijn kudde rendieren te
zoeken, die, des winters aan haar lot over
gelaten, in de bergen weidt. Evenals >al het
voorgaande, dat gefilmd werd, volgen wij op
de film nu eenige Lappen, die hun kudde op
sporen. Na een zwaren tocht treffen wij de
dieren aan. In twee dagen zijn tweeduizend
rendieren door zes man gesorteerd en ge
merkt. Gewillig volgt de kudde de bel van het
voorste dier, dat de richting van de zomer
weiden aan de kust inslaat. Na drie weken
bereikt de kudde de Porsangerfjord, maar de
weiden liggen op een eiland, vèr in de fjord...
Dén ondergaat men de groote sensatie: het
rendier blijft een voortreffelijk zwemmer te
zijn en de geheele kudde van tweeduizend die
ren zwemt over de vier kilometer breede Sont
en bereikt het eiland, waarzij zes maanden
zal blijven.
Bij de op 20 October 1936, ten overstaan van
notaris C. L. van den Bergh te Schagen gehou
den voorloopige toewijzing van: Een boeren
plaats a. d. Langevliet te Koegras, gemeente
Den Helder, groot 37.35.80 ha, hebben de diver
se perceelen tezamen kunnen gelden 39.876.06.
De toeslag blijft bepaald op Dinsdag 27 Octo
ber 1936, des voormiddags 9 uur in het Noord-
hollandsch Koffiehuis a. d. Gedempte Gracht
te Schagen.
NATIONALE AANVRAGE
LEGER DES HEELS.
Het is zeker geen denkbeeldig gevaar, dat
in dezen emotievollen tijd, men de waarde
der dingen gaat afmeten naar den sensatie,
welke zij veroorzaken. Sensatie is echter een
verkeerde waardemeter. Daar is bijvoorbeeld
de arbeid van het Leger des Heils. Welk een
sensatie, toen deze, nu bijna 50 jaar geleden,
begon. Toch was het effect ten algemeene
nutte, vergeleken bij thans, nog maar zeer
gering. Heden wordt die arbeid in ons Vader
land algemeen als waardevol gekenmerkt.
Dapper, onvermoeid gaan de stoere wer
kers van dit Leger van de Helpende Hand
voort maar zonder sensatie. Moet dit be-
teekenen, dat men de gedurende deze maand
te houden Nationale Aanvrage en dat nog
wel een Gouden Jubileum-Collecte niet
moet steunen, zooveel als in Zijn vermogen
is? Natuurlijk niet, sensatie is immers niet
de maatstaf, waarvan mijn zijn steun en
medewerking afhankelijk stelt. In ons hart
zijn wij Hollanders wars van sensatie en
waardeeren wij het gedegen, solide werk, dat
veelal achter de schermen gedaan wordt, meer.
Vandaar, dat wij gaarne deze kleine „remin
der" afdrukken in ons blad, ervan overuigd
zijnde, dat velen het gironummer: 30328 van
het Leger des Heils, Stichter: William Booth,
even in hun agenda zullen noteeren, om ver
volgens deze bekende instelling metterdaad
terzijde te staan.
Gepakt.
Door de politie werd een persoon, die in
het Algemeen Politieblad stond gesignaleerd,
aangehouden en naar Alkmaar overgebracht
voor het ondergaan van de opgelegde straf.
Beleediging.
Door een Inwoner dezer gemeente werd
een klacht gedaan van beleediging. Proces
verbaal werd opgemaakt.
wanend aankijken. Ze kon zijn vlugge rede
neering niet goed volgen evenmin als ze
vergeten was, hoe hij met een revolver in de
hand bij den doode knielde, toen zij hem ge
zien had.
Jan zag aan haar, wat ze dacht.
„Als Clem Larry's flat doorzocht heeft,"
legde hij uit, „is het mogelijk, dat hij daar
bij gestoord is, of dat hij iets heeft achter
gelaten, dat hem verraden heeft. Misschien
heeft de Strooper hem van Bruton Street
naar hier achterna gezeten."
„Maar wat zou de Strooper daar te ma
ken hebben? Hjj kon toch niet weten of
is Larry zelf de Strooper? Bedoel je dat
soms?"
„Tenslotte," zuchtte hij, „zou men dat gaan
denken."
„Maar het was Larry toch niet, dien ik
de laatste dagen hier in de buurt heb zien
rondsluipen," antwoordde juffrouw Greer
vlug. „Het was de vent, dien we zooeven
in de laan gezien hebben. Maar als die de
Strooper is, wat zoekt hij dan hier?"
„Ik begin me af te vragen," zei Jan lang
zaam, of Clem misschien iets heeft gekre
gen, wat voor mij bestemd was. De Strooper
en ik hebben op 't oogenblik toevallig de
zelfde belangen."
„En waarom zou Larry zijn broer ver
moorden?", hield juffrouw Greer aan. „En
het was Larry niet. De kerel, dien ik gezien
heb, zag er heel anders uit. Ik heb maar
een glimp van hem gezien
„Natuurlijk. Jij ziet nooit iets goed, be
halve films. En help me nu eens."
Juffrouw Greer kromp ineen, en haar
oogen werden groot van vrees.
„Je bent toch niet van plan je ver
wacht toch niet van mij begon ze, en
brak af.
„Ik verwacht, dat je doen zult wat je ge
zegd wordt, als je tenminste niet in Queen
Street terecht wil komen. Ga naar de ga
rage en haal Barbara's auto."
Blij, dat zij er aan ontkwam, het lijk van
Clem te moeten aanraken, haastte juffrouw
Greer zich naar de garage. Op verlangen van
haar echtgenoot had zij destijds leeren rijden,
wat goed te pas kwam bij zijn werkzaam
heden, maar aols zij dien nacht ver had moe
ten rijden, zou dat voor meer dan één ster
veling den dood beteekend hebben haar
zelf inbegrepen. Niettemin slaagde zij er in,
den wagen uit de garage te halen en hem
zonder ongevallen te brengen waar Jan hem
hebben wilde.,
Toen zij uitstapte, viel zij met een plof op
de treeplank, want haar beenen weigerden
verderen dienst. Het was haar ingevallen, dat
Jan haar misschien zou dwingen hem te hel
pen met 't inladen van Clem's lichaam, en
haar voeten waren niet bij machte, haar dicht
bfl het lijk te brengen.
Maar er was geen nood. Ze zag Jan al
aankomen met het nog slappe lijk in zijn
armen.
„Haal mijn ouwe jas uit de loods," beval
hij, en toen zij er mee terug was, sloeg hij
de jas om het lichaam en wierp het in den
auto.
Juffrouw Greer huiverde.
„Je wilt toch niet dat ik dat Ik 6
er in ga," hijgde zij.
„Ga jij maar naar binnen," snauwde Jan,
stapte in en klapte het portier dicht.
Ze zag hem den wagen keeren en dan de
laan afrijden. Toen zij het achterlichtje niet
meer kon zien, besefte zij plotseling, dat zij
alleen was, en het kwartier, dat volgde, was
wel het angstigste, dat zij ooit had meege
maakt. Daarentegen was het geluid van den
Morgen herdenkt de Nestor van de Neder-
landsche Marineofficieren het feit, dat hij voor
35 jaren in dienst van de Koninklijke Neder-
landsche Marine kwam. Die Nestor is W. F.
Huivenaar, majoor-bottelier, momenteel hoofd
van het distributielokaal op de Rijkswerf.
Iedere marineman kent hem natuurlijk, den
„chef" met den gemoedelijken, goedigen kop,
die iets onzegbaar gezelligs over zich heeft en
die met twee heldere oogen het leven inkijkt,
waarin af en toe een tinteling verraadt, dat
de bezitter ervan een man is, die het leven
nog zoo kwaad niet vindt
35 jaar in marinedienst, er zijn er niet veel,
die zoo lang bij een en denzelfden „baas" blij
ven. Maar majoor Huivenaar heeft het ge
makkelijk bestaan. Door zijn uitstekend
karakter, dat hem het beste deed geven, wat
hij in zijn beroep kon geven. Hij bracht een
prettige stemming om zich heen en daar men
hem dientengevolge op dezelfde wijze be
jegende, was het marineleven voor hem vrij
wel altijd een genoegen.
Thans is hij de oudste onderofficier van het
corps, d.w.z. hij heeft de meeste effectieve
dienstjaren. 22 October 1901 is hij als jongen
in dienst gekomen, van hen die er vóór hem
in dienst kwamen is er momenteel geen enkele
meer in den actieven dienst.
De heer Huivenaar heeft dus wel een heelen
staat van dienst achter den rug. De eerste
jaren waren de moeilijkste. Hoe gaat het
immers met een jongmaatje, dat zoo van
moeders pappot in het harde leven aan boord
van een zeilschip (de bij de ouderen welbeken
de „Nautilus") geplaatst wordt! Je hebt het
dan niet gemakkelijk, vooral toen, zooals in
die jaren, het gemeenschapsgevoel bij de min
deren nog niet zoo doorgedrongen was als
tegenwoordig het geval is. Maar de jonge
Huivenaar sloeg zich met veel élan door de
opleidingsjaren heen en 14 jaar na zijn
indiensttreding werd hij benoemd tot matroos
bottelier.
De promoties volgden elkaar toen regelmatig
op: in 1918 volgde zijn benoeming tot korpo
raal, in 1924 tot sergeant, terwijl hij in 1933
den rang bereikte dien hij heden ten dage met
eere bekleedt en die in zijn categorie de
hoogste is welke bereikt kan worden.
Expedities in de Oost.
Majoor Huivenaar heeft in zijn jonge jaren
daadwerkelijk deelgenomen aan de gezags-
handhaving der Nederlanders in Nederlandsch
Oost-lndië.
Zoo heeft hij in 1905 deelgenomen aan de
expeditie tegen het Rijk van Boni en Loewoe.
De jonge Huivenaar was ingedeeld bij de lan
dingsdivisie en behoorde onder hen, die de
overmeestering van Paloppo (Zuid-Celebes)
op 11 September 1905 tot een feit maakten.
In September en October van het jaar 1906
nam hij deel aan de beroemde Bali-exp editie.
Voor zijn verdiensten tijdens deze en de vorige
genoemde expeditie betoond, werd de heer
Huivenaar beloond met het eeremetaal. Zoo
kan hij zich thans beroemen op het bezitten
van het eereteeken voor belangrijke krijgsver
richting, het Expeditiekruis met gesp Zuid-
Celebes 19051908 en de gesp „Kleine
Soenda-eilanden". Deze onderscheidingen zijn
de verpersoonlijking van vele avonturen,
waaronder enkele hachelijke, tijdens deze
expedities beleefd. Zoo heeft Huivenaar vis-
é-vis gestaan met de beide geladen z.g. lilla's,
dat zijn de kleine bronzen kanonnen, die thans
in de hall van het Koninklijk Instituut te vin
den zijn. Hadden deze voorladers ontijdig ge
ëxplodeerd, zoo vernamen wij, dan was de
heer Huivenaar niet de Nestor van de
Marine-officieren geworden
Een echte vereenigingsman.
Moge uit een en ander blijken, dat de heer
Huivenaar zijn sporen als militair ruim ver
diend heeft, hij heeft zich niet tot de werk
terugkeerenden auto wel het meest welkome,
dat zij ooit had gehoord. Jan scheen door
den rit zijn zelfbeheersching teruggekregen
te hebben, want hij stapte glimlachfend uit,
met de oude jas over den arm.
„Verbrand dat ding," beval hij, en wierp
haar de jas toe. Juffrouw Greer ving ze wel
op, waarbij ze angstvallig vermeed, de voe
ring aan te raken, maar maakte geen aan
stalten om de opdracht uit te voeren. Met
een gebaar van ongeduld ging Jan weer in
den wagen zitten om hem te stallen. Daar
na keerde hij met haar in huis terug.
„Kom nu eens eindelijk tot je zelf", zei
h(j. „We zullen waarschijnlijk in den loop
van de week de politie hier zien. Ze zullen
Clem nog wel niet vinden, maar éls ze hem
vinden, neem je dan in acht. Je deed eigen
lijk beter met hier of daar een doodziek
familielid te ontdekken, en daar een paar
dagen te gaan doorbrengen."
„Zou het niet natuurlijk lijken, als we
morgen de politie waarschuwden, dat Clem
vermist wordt
,Dat spreekt vanzelf," hoonde Jan. „We
houden de politie immers altijd op de hoogte
van onze bewegingen. Wees wijzer, en,
bovenal, je zegt of weet niets. Als we den
mond dicht houden, zijn we veilig, 't Is in
elk geval zeker, dat Clem ons niet zal aan
geven."
Wat dat betreft, had Jan gelijk: Clem zou
nooit meer in de gelegenheid komen, iemand
aan te geven. Plat op zijn rug lag hij in de
bosschen van Reigate en zijn gebroken oogen
staarden door de bladerlooze takken naar
den hemel. Zoo had hij ongemerkt weken
lang kunnen maar hij lag er r pas
acht uur, toen superintendant Kaye hem
vond.
te ALKMAAR Tel' 404 <3 ,!inen)
He h°y3iénisch'm'od«rn wa»scheHpedrijt vin S. KROM N.V.
is voor ieder belangstellende te bezichtigen. Daar kunt U zien hoe en waar
Uw goederen worden behandeld.
zaamheden, die zijn beroep meebrachten, be
paald. Integendeel, sociaal als hij is, in hart
en nieren, heeft hij zich steeds tot het ver-
eenigingsleven aangetrokken gevoeld. Dat
vrijwel al zijn collega's hem kennen, is dan
ook mede een gevolg van het feit, dat hij de
laatste jaren steeds een functie had in een
organisatie, waarbij de marineman nauw be
trokken is. Aanvankelijk trok het philan-
tropische werk hem meer dan de vakvereeni-
ging, zoodat hij zich met alle krachten, die
hij ervoor in dienst kon stellen, op het ideale
werk van 't Marine-Sanatorium-Fonds wierp.
In 1924 werd hij geïnstalleerd als bestuurslid
van dit fonds en via een benoeming tot
2den secretaris in 1926 een jaar later tot het
ambt van voorzitter geroepen werd.
Doch de arbeidzame man vond op den duur
in dit onderdeel van de philantropie geen
arbeidsveld genoeg. Zijn belangstelling ging
steeds meer uit naar de vakvereenigingsorga-
nisatie, waarvan hij in de jaren 1927 en 1928
reeds de functie van vice-voorzitter van het
Hoofdbestuur vervulde. Zijn bestuursbaantje
moest hij laten schieten, toen hij geroepen
werd om het Vaderland in Oost-lndië te die
nen. Maar de Belangenvereeniging was hem
reeds zoo na geworden, dat hij, bij gebrek aan
een afdeelingsbestuur in Indië, zich opwierp
als correspondent van de Marinekazerne Oed-
joeng, in welke hoedanigheid hij, door zijn
groote activiteit, een ware steun voor den
centraal-correspondent beteekende.
Eenmaal gerepatrieerd nam de heer Hui
venaar weer een functie in het Hoofdbestuur
van de Belangenvereeniging op zich. Dat was
in Januari van dit jaar, terwijl hij van 1 Juni
1.1. af, als Voorzitter van dit college optreedt.
In deze hoedanigheid beschouwen wij hem, ten
aanzien van een oordeel over zijn vereenlging,
als gezaghebbend. Wij waren dan ook zeer
benieuwd, wat hij over den huldigen toestand
van die vereeniging zou zeggen.
Wel, het oordeel luidde niet ongunstig. Het
Hoofdbestuur is zeer erkentelijk voor de be
langstelling, die door de marineleiding in de
Belangenvereeniging gesteld wordt. Echter is
men minder tevreden over de houding van een
groot deel der onderofficieren, dat weinig
belangstelling voor zijn vakvereeniging be
toont. En toch is het een noodzaak, dat de
onderofficieren vereenigd zijn. Misschién is er
op materieel gebied niet veel voor hen te
bereiken, maar daar staat tegenover, dat op
een ander terrein veel werk braak ligt. De
heer Huivenaar denkt aan het streven naar
een grootere mate van algemeene ontwikke
ling, welk streven de saamhoorigheid en de
kameraadschap onder de collega's ten goede
kan komen.
We hopen, dat de vele onderofficieren deze
uitspraak van den heer Huivenaar ter harte
zullen nemen.
Een blik terugwerpend op zijn loopbaan,
kon de heer Huivenaar niet anders zeggen,
dan dat hij steeds prettig gediend heeft. In
zijn jeugdjaren was het niet altijd koek-en-ei,
maar met de jaren werd het steeds beter, zoo
dat de prettige herinneringen die van onaan-
genamen aard reeds lang verdrongen hebben.
Wij wenschen den nestor toe, dat gedurende
XVIII.
Den volgenden morgen ontwaakte Barbara
met zware hoofdpijn. Een half uur bleef zij
liggen doezelen om te probeeren, of zij de pijn
niet weg kon slapen. En toen stond zij op met
een hartgrondig „verdraaid!" Een koud bad
baatte haar ook al niet. Dus kleedde zij zich
maar aan en ging naar beneden. Aan het
ontbijt was haar humeur niet al te best, even
min als dat van Jan en van juffrouw Greer
Dat kwam dus goed uit. Toch was hun hou
ding niet zoo, dat zij over een bepaald punt
kon vallen: zij speelden goed comedie, maar
dat kon Barbara niet waardeeren, omdat zij
niet wist, dét ze tooneelspeelden. Wat ze wel
wist, was, dat ze van juffrouw Greer eenlet
tergrepige antwoorden kreeg, en dat Tan
haar niet zoo hartelijk goeden Lrgtn
wenschte als anders.
Z(j was niet nieuwsgierig naar de reden
van die kille stemming, maar het ergerde
haar. Na drie vergeefsche pogingen om iets
meer dan „ja" of „nee" los te krijgen, zette
aan k°Pje n<*r en Keek h*ar oom recht
„Zit je nog te mokken, omdat ik gisteren
en heelen dag weg geweest ben", vroeg zh
d°n teisik„d00r mijn hoofdPtjn alles anders
„Schrijf het maar op rekenine- van t. -
m Maar heb je b/geva,Ïk™ S"
beem hoe je daar aan gekomen bent?"
„Heelemaal niet," antwoordde Barbara n
voel me verschikkelyk lusteloos en
m den smaak of kleur deed?"
woon mogeljjk
den korten tijd, dat hij nog dienen moet,
alvorens hij met pensioen gaat (wegens het
bereiken van den pensioengerechtigden (50-
jarigen) leeftijd, een prettige dienstbetrek
king zjjn deel mag zijn en dat hij bovendien
tot aan den datum van zijn ontslag zijn ver
eeniging tot grooten steun mag blijven. We
vermoeden wel, dat het morgen niet aan blij
ken van belangstelling voor dit merkwaardige
jubileum, dat zich niet licht meer voor zal
doen, zal bestaan
Naar het Visscherij blad te Oostende schrijft,
is men in Belgische visschers- en handels
kringen zeer verstoord over het feit, dat het
contingent van uitvoer van visch, hetwelk is
toegestaan naar Frankrijk voor de maand
October reeds is uitgeput. Men is daarom
zoo verbolgen over, omdat enkele handelaren
Frankrijk hebben volgestopt met haring en
makreel, die ook in België in overvloedige
mate waren aangevoerd. Deze vischsoorten
zijn dan ook oorzaak, dat het Belgische con
tingent zoo spoedig was uitgeput.
En dit, zoo zeggen de Belgen, was niet
noodig geweest, want voor haring en makreel
was in België zelf voldoenden afzet te vin
den geweest.
Het gevolg is nu, dat ook de door de vis
schers aangevoerde vischsoorten, waarvoor in
Frankrijk meer belangstelling bestaat en
waarvoor men daar altijd goede prijzen be
steedt, niet meer kunnen worden ingevoerd.
Juist was ook voor de visscherij in België
een betere tijd aangebroken, hetgeen voor
een deel mede wordt toegeschreven aan de
staking onder de vischlossers, te Boulogne,
waardoor natuurlijk meer vraag in Frankrijk
ontstond naar buitenlandsche visch.
Wat beteekent dit nu voor onze visscherij
Vermoedelijk is ons contingent naar Frank
rijk niet uitgeput. België kan deze maand
geen visch meer leveren aan Frankrijk. Dus
zal dit land visch betrekken, uit een ander
land, dus ook uit Nederland. Te Boulogne,
een belangrijke aanvoerplaats van visch, is
tijdelijk de zaak gederailleerd. Er is dus een
kans, dat er voor de Hollandsche visch een
goed afzetgebied is.
Zaak is het dus ons te spiegelen aan de
Belgen en niet te vallen in hetzelfde euvel.
Nauwgezet dient te worden nagegaan, welke
vischsoorten er het meest verlangd worden en
waarvoor de beste prijzen gegeven worden.
En dan vooral niet die vischsoorten te expor
teeren, waarvoor hier gemakkelijk afzetgebied
is te vinden. Daardoor kan bewerkt worden
(zie België), dat we langduriger kunnen ex
porteeren, alvorens het contingent is opge
bruikt.
Stellen we deze feiten: De staking in Bou
logne is niet geëindigd; België is, tot eind
van 20 October 1936.
BEVALLEN: M. Jongepier-Schendelaar, d.
OVERLEDEN: J. Brouwer (m.), 68 jaar;
J. K. Beukenkamp (m.), 29 jaar.
„Eén, als altijd. Waarom? Eenig be
zwaar?"
„Neen. Als je graag hoofdpijn hebt, ga je
gang maar."
„Hoofdpijn? Wees niet zoo dwaas. Eén
slaappoeier bezorgd me geen hoofdpijn."
„Nee, maar twee misschien wel."
„Ik heb er geen twee genomen."
Jan fronste de wenkbrauwen. Hij wilde de
inlichtingen, die hij noodig had, uit haar zien
te krygen, zonder dat ze op 't idee kwam, dat
er met haar glas geknoeid kon zijn, maar
haar strijdlustige houding maakte 't hem niet
gemakkelijker.
„Herinner jij je niet, of je misschien even
de kamer uitgeweest bent, nadat je die poeier
m het glas gedaan hadt?" vroeg hij.
„Dat kan wel," antwoordde Barbara acht»-
loos Ik geloof werkelijk, dat ik even naar
de badkamer ben gegaan. Maar wat ter we-
re d bedoel je toch? Meen je mischien, dat er
mtusschen iemand in mijn kamer is geweest,
m een half dozijn poeiers in het glas te doen,
uit kwaadaardigheid of zoo?"
„Nee allicht niet, maar 't is niet onmoge-
V toen tenigkwam, er niet meer
ri*a aC er aI een poeier in had ge-
en dat je er een tweede aan toevoegde.
meid1"6 mn h°°fd "iet af' als je w111- beste
had de inllchting, die hij noodig had,
vnn h en' Ze was de kamer uit geweest, en
j a 00£enblik, al was 't nog zoo kort, had
bekpnH°°^er gebruik kunnen maken. Hij stond
kend als een vlugge werker.
no" Wv.el\?eker' dat ik iüéar één poeder ge-
eb' hieId Barbara vinnig vol. „Maar
toast or"t er ook niets op aan. Niet op mijn
toast, alsjeblieft."
(Wordt vervolgd.)