Stadsnieuws
DE
STROOPER.
Waar gaan we heen?
met 2
di&Aeke stuM&n
r
Donderdag 22 October 1936
Heldersche Courant
Tweede Blad
Onderscheiding.
Overdracht van het Commando
aan boord van Hr. Ms.
„Wachtschip".
noionei A. C Wakerlin neemt het commando over. Links van den
nieuwen commandant, luit. ter zee le kl. J. J. Wichers.
Dc nestor der Onderofficieren.
Een bijzondere samen
komst van het Leger
des Heils.
en Son t/ocyi cjeScherdbin
Bericht
De „Wiener Sanger-
knaben"*
Licht op voor alle voertuigen
FEUILLETON.
D O OR
PETER BARON.
Bij de op d.d. 21 October 1.1. te Amster
dam gehouden examens der Federatie voor
Stenografie „Groote", slaagden voor het di
ploma Kantoor-stenograaf 130 Nederlandsch
de dames M. v. d. Kuyl en J. Stasse en de
jieeren W. Rijf en J. Schendelaar, allen leer-
jingen van het Instituut Mercurius, Loods-
gracht, alhier.
Aan den adjudant-onderofficier-magazijnbe-
beerder B. Sloóten te Den Helder is de eere-
niedaille in de Orde van Oranje-Nassau, in
zilver, met de zwaarden, toegekend.
De kapitein ter zee A. C. Wakerlin
benoemd tot commandant.
Na het commando gedurende een 5-tal
maanden over Hr. Ms. „Wachtschip" te
Willemsoord gevoerd te hebben, heeft de
luit. ter zee der le kl. J. J. Wichers dit
gistermiddag te 3 uur overgedragen aan
den voormaligen commandant van Hr. Ms.
„Hertog Hendrik", den kapitein ter zee
A. C. Wakerlin.
Hoewel men bij onze marine op een der
grootere schepen of instellingen een com
mando-overdracht geen zeldzaamheid kan
noemen, heeft dit schouwspel toch altijd weer
zijn eigen cachet, zijn eigen sfeer van stram
militairisme, dat met name voor den civielen
toeschouwer zijn bekoring niet mist.
Het ging precies zooals het bij iedere over
dracht pleegt te gaan: de geheele épuipage,
zoowel officieren, onderofficieren als man
schappen, aan stuur- en bakboord opgesteld,
en daarbij de Koninklijke Marine Kapel.
Om 10 minuten voor 3 arriveerde de nieuwe
commandant, de kapitein ter zee A. C.
Wakerlin, voormalig commandant van Hr.
Ms. Hertog Hendrik.
Om 3 uur werd kapitein Wakerlin aan
de officieren voorgesteld en inspecteerde
hij de stram aangetreden onder-officieren
en manschappen.
Intusschen is het de Marine Kapel, die
onder leiding van kapelmeester L. F.
Leistikow voor de begeleidende militaire
muziek zorgt en de klanken van het koper
ketsen vroolijk tegen het beschilderde dak
van het bejaarde „Wachtschip". In de Buiten
haven gaan puffend een paar bottertjes zee
waarts, maar bij de klanken, die vanuit het
schip komen, leggen ze even aan...
Als de inspectie geëindigd is neemt de heer
Wichers, welke op denzelfden bodem den rang
van eersten officier gaat vervullen, het woord
tot het houden van een korte rede.
Rede van den heer Wichers.
Na voorlezing van het desbetreffende
Koninklijk Besluit, waarbij hem eervol de ont
heffing van het commando over Hr. Ms.
„Wachtschip" verleend wordt, zegt de heer
Wichers, dat de tijd van 5 maanden, sedert
hij het bevel van Overste Lagaay overge
nomen heeft, omgevlogen is. De reden hier
van is, dat er in deze maanden zoo bijzonder
veel plaatsgevonden heeft. Tal van opleidingen
werden met goed succes geëindigd en andere
begonnen. Naast de opleidingen werd zeer vee)
tijd in beslag genomen door de diensten aan
gebouwen en vaartuigen, en ook hiervoor kan
een woord van tevredenheid gesproken wor
den. Speciaal vermeld dient te worden, aldus
spr. de aanleg van een tweetal geweerschiet
banen bij de Pyrotechnische Werkplaats,
waaraan door een groot gedeelte der beman-
ning gewerkt is en welke ongetwijfeld hun
vruchten inzake de gevechtsgereedheid af
werpen zullen.
Een tweetal namen noemt de heer
Wichers in het bijzonder: het zijn de chef
d'équipage Veenman, welke zich begun
stigd zag met een Koninklijke onder
scheiding en de majoor bottelier Huive
naar, die dezer dagen juist 35 jaar bij de
Marine is.
Hierna dankt spr. allen voor de mede
werking, die men hem heeft verschaft.
Tot den nieuwen commandant, die zoo juist
het bevel over Hr. Ms. Hertog Hendrik heeft
neergelegd, zegt de heer Wichers, dat het hem
ongetwijfeld vreemd zal zijn het bevel over
Hr. Ms. Wachtschip over te nemen, daar beide
schepen van totaal verschillenden aard zijn.
Evenwel, spoedig zal hem blijken, hoe be
drijvig deze dienst is en welke zorgen hij
eischt.
Ik spreek namens allen, aldus de aftredende
commandant, als ik zeg, dat wij zullen trach
ten Uw dienst zoo licht mogelijk te maken,
en verklaar hiermede het bevel overgedragen
te hebben.
De nieuwe commandant verklaart hierna
het bevel over Hr. Ms. Wachtschip overge
nomen te hebben en zegt, van zijn voorganger
gehoord te hebben, dat deze zeer tevreden
was over de equipage; spr. hoopt later hét
zelfde te kunnen zeggen. Na medegedeeld te
hebben, dat vanaf heden de heer Wichers
wederom tot eersten officier benoemd is en
met dank aan den luit. ter zee der le kl. van
Hemert, die deze functie gedurende 5 maan
den heeft waargenomen, wordt de plechtig
heid besloten.
In den eersten zin van het artikeltje over
majoor-bottelier W. F. Huivenaar kwam een
storende zetfout voor. Er stond n.1.: „morgen
herdenkt de nestor der Nederlandsche
marine-officieren," enz. Dit moet natuurlijk
zijn: „de oudste der marine-onderofficieren",
enz.
Burgemeester Ritmeester biedt
nieuwe stoelen aan.
Toen wij gisteravond in het gebouw van de
plaatselijke afdeeling van het Leger des Heils
aankwamen, wees daar alles op het bijzondere
van deze samenkomst. Daar was een feeste
lijke sfeer, een sfeer, geaccentueerd door
enkele palmen, door de vlaggen, en door
bloeiende cyclamen. En van belangstelling
gesprokendaar was geen plaats meer
onbezet en het kostte zelfs heel wat organi
satietalent allen te bergen!
Tot de aanwezigen behoorden burgemeester
Ritmeester, een aantal dames en heeren van
het comité en voorts de Luit.-Kol. A. C. Beek
huis van Amsterdam en Kapitein Nijman.
Nadat de bijeenkomst met gebed geopend
was, en eenige liederen gezongen waren,
heette kapitein Paul de talrijke aanwezigen
hartelijk welkom, in het bijzonder burge
meester Ritmeester. Men is ten zeerste ver
heugd dat er zulk een warme sympathie voor
het Leger merkbaar is, een sympathie, die
bemoediging voor de toekomst geeft.
Burgemeester Ritmeester aan het
t woord.
De burgemeester, hierna aan het woord
komende, begint met het aanhalen van een
persoonlijke herinnering, die een 40-tal jaren
terug gaat. Toen hij, in een kleine stad in
den lande, een straat zag, afgezet door sol
daten. Deze afzetting was noodzakelijk in
verband met een samenkomst van het Leger
des Heils, toentertijd nog in zijn beginperiode
en die door het publiek dreigde gemolesteerd
te worden.
Zóó was het 40 jaar geleden.
En nu? aldus spr., hoe is het thans gewor
den? Als er nu soldaten noodig zouden zijn,
ware het om alle geestdriftigen voor de
samenkomsten tegen te houden
Een geweldige ommekeer is in die jaren
teweeggebracht, een ommekeer in alle lagen
der bevolking. Het is met groote blijdschap
dat wij mogen constateeren, dat wat eens
afkeerigheid was, thans sympathie gewor
den is.
Het schriftwoord Marcus 15 zegt: „Gaat uit
in de wereld en predikt het evangelie aan alle
creaturen" en dat is het, wat de Heilsoldaat
doet. Zij zijn het, die uitgaan tot in de slop
pen en stegen der steden, zij, die strijden
tegen het leed en hier past ons een groote
eerbied voor deze menschen.
Men heeft spr. gevraagd of hij de afdeeling
het genoegen en de eer wilde aandoen de
nieuwe stoelen te willen uitreiken, doch dit
verzoek was verkeerd gesteld. Het was juist
andersom: de eer en het genoegen waren aan
spr.'s kant en hij doet de overdracht met
vreugde.
Hij is blij, dat, ondanks het feit, dat in
deze dagen veel van de bevolking gevraagd
wordt, de inzameling van de gelden spon
taan heeft plaatsgevonden en hoopt, dat het
oogenblik zal komen, dat men weer bij hem
komt met de mededeeling, dat het aantal
stoelen niet meer toereikend bleek en dat er
wederom nieuwe aangeboden zullen moeten
worden
Burgemeester Ritmeester besluit zijn har
telijke woorden met de verwachting uit te
spreken, dat het werk van het Leger ge
zegend zal worden en dat men ook met deze
stoelen veel arbeid zal kunnen verrichten in
het belang der menschheid.
Het was een warm applaus, dat deze toe
spraak onderstreepte.
Rede kolonel Beekhuis.
Nadat wederom gezongen was en de broe
ders Geus en Dissel enkele woorden gespro
ken hadden, is het Kolonel Beekhuis, die in
vogelvlucht een beschrijving geeft van het
ontstaan en de opkomst van het Leger des
Heils.
Wij hooren, hoe de eerste kiem eigenlijk ge
legd werd in den jare 1865, toen de oprichter
van de latere „Salvation Army", William
Booth, door een besluit in de Engelsche metho
disten kerk beslooot zich niet meer aan een
vaste kerk te binden, doch de wereld in te gaan
en te spreken tot de ellendigsten, meest uit
gestotenen van Engeland, zij, die het beruchte
East End bevolken, de letterlijke zelfkant der
beschaving.
Daar begon men op een oude begraafplaats
van de Quakers, heel in het klein, en niemand,
die een idee had, dat hier een beweging tot
leven kwam, die een wereldvlucht zou nemen.
En steeds meer bekeeringen mocht de toen
nog „Oost Londensche Zending" geheeten be
weging boeken, en haar medewerkers recru-
teerden zij weer uit de bekeerden.
In 1877 kreeg men den naam, waaronder
thans in 5 werelddeelen gewerkt wordt: „Sal
vation Army", Heilsleger. En dan begint de
groote groei. Overal werden afdeelingen ge
sticht en overal laaide het enthousiasme voor
het prachtig streven op.
Spreker vertelt, hoe dat vuur der geestdrift
oversloeg naar Noord-Amerika, naar Austra
lië, naar Nieuw-Zeeland, naar Zweden... ja,
naar welk land niet. Ook naar Nederland, in
het jaar 1887.
Voor velen is het een raadsel, dat dit alles
mogelijk was. Toch is dit in wezen zéér een
voudig, aldus spr. Het is alleen mogelijk door
het ééne allesbeheerschende in het Leger: De
zelfverloochening. Dat is de kracht van het
Leger. De kracht waarop men voortgaat en
waardoor men steeds weer overwint.
Ook in Nederland zien we, dat de Heilsleger-
gedachte ingang vond in alle rangen en klas
sen en thans kan men met trots wijzen op
niet minder dan 125 evangelisatieposten, 30
maatschapelijke inrichtingen, terwijl iederen
nacht 1400 mannen, vrouwen en kinderen on
der haar daken slapen.
Speciaal noemt spr. de middernachtzending
in de groote steden, ook in ons land, arbeid,
gepresteerd door vrouwen, en hij is vol bewon
dering voor deze zusters.
Kolonel Beekhuis eindigt zijn toespraak met
er op te wijzen, dat ieder Heilsoldaat iets ge
proefd heeft vande zoekende liefde naar God.
Zij allen zijn bijna bekeerden, zij allen kwamen
van de duisternis naar het licht.
Men moet bij het Heilsleger gered zijn om
anderen te redden. En dan gaan getuigen: Zelfs
ik vond' genade.
Nadat kapitein Nijman nog een solo gezon
gen heeft, spreekt de heer De Buck nog een
Van Maandag 19 tot en met Vrijdag 23 October.
Gebouw Oostslootstraat (ingang le Vroon
straat), van 4 tot 10 u. Natuur Historisch
Museum.
Vrijdag 23 October.
Nieuwe Kerk, 8.15 u. Kerkconcert.
Zaterdag 21, October.
Casino, 8 u. Gymnastiekuitvoering „Pro
Patria".
Tivoli, 2.30 u. Filmvoorstelling Nat. Hist.
Museum. „In het rijk der rendieren".
Zondag 25 October.
Casino, 8 u. Uitvoering „Wiener Sanger-
knaben.
Thans naast goudgele ook witte Purol.
Dit wrijft onzichtbaar weg en daarom is
Purol (wit) zoo bijzonder aangenaam voor
de verzorging van het gelaat. Zelfde prijzen.
Doos 30, Tube 45 ct. Bij Apoth. en Drogisten.
kort dankwoord uit, waarna kolonel Beekhuis
den zegen geeft.
Een bijeenkomst van de plaatselijke afdee
ling van het Leger des Heils, waaraan deze
nog lang met zeer prettige herinnering zal
kunnen terugdenken.
Het onderstaande geven wij nog in aanslui
ting op datgene, wat in ons nummer van gis
teren opgenomen werd:
Het aantal jongens groeide met den dag en
dank zij de opoffering van Prof. Schnitt, die
zijn geheele persoonlijke fortuin hiervoor be
steedde, gelukte het het vroegere niveau
wederom te bereiken. De moeilijkheden, die
men behalve op financieel ook op artistiek ge
bied moest overwinnen, waren talloos. Zoo is
men heden verplicht zelf de scholing van de
afzonderlijke stemmen, welke ruim twee jaar
tijd vordert, ter hand te nemen, aleer men de
jongens in het koor opneemt. Vroeger beston
den er in de provincie vele zangscholen, waar
van de leeraar het zich tot een groote eer
rekende eenmaal een bijzonder goed ontwik
kelden leerling door de Hofburgkapel te zien
aannemen. Op vele plaatsen waren zelfs
speciale scholen ontstaan, die de knapen op
leidden voor het toelatingsexamen bij het In
stituut.
De Sangerknaben kunnen na hun stemmu-
tatie nog eenigen tijd op het college vertoeven
om hun studies te voltooien. Het onderwijs
wordt geleid door uitstekende professoren, die
hun in den beperkten tijd, die naast het muzi
kale onderwijs en verpoozing rest, een volledig
schooljaar moeten bijbrengen, opdat het toe
latingsexamen op de middelbare scholen moge
lijk zal zijn. De opvoeding is gebaseerd op de
zelfde regels als die van religieuse colleges.
De vertooning van een opera van Haydn,
„de Apotheker" leidde tot een aantal uitnoodi-
gingen in Concertzalen buiten het Convict en
in 1926 tot een eerste optreden te Innsbruck
en in Zwitserland. De eerste stap buiten Wee-
nen was gedaan. Het volgende jaar vond een
optreden plaats in Duitschland, vervolgens
wederom Zwitserland, waaraan zich aansloten
Joego Slavië, Polen, Rumenië, Italië, (een
concert in het Vaticaan vond eveneens plaats),
Parijs, Spanje, Scandinavië, Budapest, Athene
en de overige Balkansteden.
In het vorige seizoen trad men op in Neder
land en eenige plaatsen in Frankrijk en onder
nam men wederom reizen naar Scandinavië,
Polen en de Baltische landen.
Donderdag 22 Oct. 17.20 uur
26)
Dit laatste was tot juffrouw Greer gericht,
die door een plotselinge, onwillekeurige bewe
ging de tuit van de koffiekan deed afwijken.
Het gesprek had juffrouw Greer allesbehalve
®p haar gemak gesteld en ze begon in te zien,
dat ze mèt Sam. „de Fat", ook haar zenuwen
had verloten. Barbara moest haar volgende
vraag twe» keer harhalen, vóór de oude dame
gewaar werd, dat iemand het tegen haar had.
„Zijn er ook aspirientjes in huis, juffrouw
Greer?" yroeg ze.
„Nee ja dat wil zeggen, ik weet het
niet zeker," hakkelde juffrouw Greer afwezig
en Barbara keek op. „Wat drommel hebben
jullie toch?-' vroeg ze boos. ,,'t Lijkt wel een
begrafenismaal."
Het woord deed juffrouw Greer zeer onpiei-
zierig aan. Zij huiverde en keek schuw naar
Jan, wat voor Barbara, die dien blik opving,
een raadsel te meer was.
„Zou iemand me ook deze Edgar-Wallace-
atmosfeer willen uitleggen?" verzocht ze ge
duldig. „ik krijg het gevoel, dat er een lij
onder de tafel ligt."
Dat was een ongelukkige opmerking. Jur-
frouw Greer slikte en lei haar mes neer, en
Jan dacht als een razende over een mi e
om de dreigende gevaren af te wenden. Een
krachtige ruk aan de deurbel loste zijn moei
lijkheden op.
„Ga eens zien die daar is, juffrouw Greer,"
zei hij en in haar blijdschap, dat ze ontsnap
pen kon, wist de oude dame niet, hoe gauw
ze de kamer uit zou komen.
Barbara gromde.
„Wat heeft dat mensch toch?" vroeg ze.
„Te veel opwindende films. „Vlammende
harten" heeft haar van streek gemaakt, denk
ik."
Klaarblijkelijk nam Barbara met die ver
klaring genoegen, maar nu Vond zij aanlei
ding om over iets anders uit te vallen.
„Ik snap niet, wie 't nou in zijn hoofd
krijgt, op dit onmogelijke uur aan te komen,"
mopperde ze, toen een mannestem in de ont
bijtkamer doordrong. Jan snapte het evenmin,
en wachtte in spanning, want h(j had een
vaag voorgevoel, dat bewaarheid werd, toen
juffrouw Greer aankondigde: „Mijnheer Kea-
ting."
Barbara pakte gauw haar zakspiegeltje en
loerde steels even naar haar neus. Zij be
merkte, dat die niet blonk, wat haar de noo-
dige kracht gaf om zich vriendelijk voor te
doen.
„Als u een beetje eer gekomen was, hadden
wij u een bed kunnen aanbieden," zei ze sar
castisch. „Maar neemt in elk geval wat
toast."
Keating glimlachte haar vaderlijk toe, en
wendde zich toen, iets minder vaderlijk, tot
Jan.
„Goeden morgen, Jan."
„Dat was het, vóór je kwam."
„Zoo? Nou, je zegt 't maar. Hebben ze je
pap laten aanbranden?"
„Mjjn beste man, probeer nou niet grappig
te "zijn, zoo vroeg in den morgen. We voelen
ons vanochtend allemaal erg moordlustig. De
lucht zit vol lijken."
Keating trok zijn wenkbrauwen op. „Over
lijken gesproken, ik zoek er juist een," zei hij,
en Jan dankte zijn goed gesternte voor de
afwezigheid van juffrouw Greer.
„Misschien is het nog geen lijk," vervolgde
Keating. „In elk geval kan het loopen."
„En denk je, dat het hierheen gewandeld
is?" vroeg Barbara. „Het spijt me, ouwe
heer, dat we je niet van dienst kunnen zijn.
Alle lijken zijn uitverkocht. Maar we hebben
nog koffie."
„Je bent niet erg aardig vanmorgen, jonge
dame," bestrafte Keating haar, en wendde
zich weer tot Jan.
„Wat is er met je gevolg van boeven ge
beurd?" vroeg hij.
„Bedoel je Clem? Die zal wel hier of daar
uithangen."
„Ik zou hem wel eens even willen spreken."
Jan stond langzaam op en ging naar de
deur. Geen spier van zijn gezicht verried, dat
het onmogelijk was, Clem te vinden.
„Juffrouw Greer!" riep hij, en toen ze aan
getrippeld kwam: „Waar is Clem?" Hij zorg
de wel, tusschen haar en Keating in te blijven.
„Ik weet het niet, mijnheer," antwoordde
juffrouw Greer, maar haar gezicht zou Kea
ting te denken hebben gegeven, als hij het
had kunnen zien.
„Ga hem eens halen."
Jan keek haar even veelbeteekenend aan.
Ze knikte flauwtjes en ging weg. Toen zij
vijf minuten later terugkwam, zei ze:
„Hij is niet thuis, mijnheer, en zijn bed is
niet beslapen."
Dat laatste was een uitvindsel van haar
zelf, en zij beschouwde dat als een meester
stukje, maar het bedierf grondig Jan's zorg
vuldig uitgewerkt plan.
Inspecteur Keating zuchtte spijtig.
„Ik had het wel gedacht," zei hij. „Wan
neer heb je hem 't laatst gezien, Jan?"
Jan ging weer zitten.
„Zou ik je niet kunnen zeggen. Hij vliegt
altijd in en uit."
„Maar iemand moet dat in- en uitvliegen
toch zien."
„Dat is zoo, maar toevallig ben ik die
iemand niet geweest. Ik zal zorgen, dat hij
in 't vervolg eiken keer, als hij de deur uit
gaat, het vreemdelingenboek teekent. Nog
iets van je verlangen?"
Hij verried niet den minsten wrevel over
Keating's gevraag. Dergelijke kleine ont
moetingen met de Yard waren voor men
schen van zijn beroep te alledaagsch om er
zich bezorgd over te maken, maar al was
hij ook de voorkomendheid zelf, hij kon Kea
ting toch niet overtuigen. De inspecteur
staarde peinzend naar zijn bolhoed.
„Barbara, zou je je wagen niet eens een
luchtje laten scheppen?" vroeg hij plotse
ling.
„Dat was ik van plan," antwoordde Bar
bara. „Wou u lang blijven?"
„Nee, maar een paar minuten. Hoepel op
en ga je kleeden, dan kun je me dadelijk
naar de stad brengen."
Zij knikte en ging naar haar kamer.
Keating trok zijn stoel wat dichter bij dien
van Jan, wat de ander met stil genoegen
aanzag.
„Clem is vannacht gewond", zei de in
specteur nadrukkelijk, zoodra hij Barbara de
trap had hooren opgaan. „Gewond, terwijl hij
jouw vuil werk aan het opknappen was."
Jan nam een sigaret. Het kon evengoed
een ongelukje geweest zijn, als opzet, dat de
rookwolk die hij uitblies, juist in Keating's
gezicht dreef. Keating begon er van te hoes
ten.
„De morgenlucht schijnt niet voor je te
deugen, Keating," merkte Jan ernstig op.
„Niet? Luister dan eens, Clem brobeerde
gisterenavond de flat van Larry Wade te
doorzoeken. Op zijn eigen houtje zou hij
nooit op dat denkbeeld gekomen zijn, dus heb
jij hem gestuurd. Nu, lach maar eens."
„Het moet toch aardig zijn, als je inspec
teur van politie bent," antwoordde Jan. „Ik
voor mij kan vóór tien nergens een droppel
krijgen."
„Je zult nog wel eens een flinken drop
pel krijgen, vóór tien," snauwe Keating.
waar ben je gisterenavond geweest?"
Een beetje wandelen, in Cousdon, Waar
om?"
„Kun je het bewijzen?"
Waarschijnlijk, als 't noodig is. Nog eens:
waarom?"
„De Strooper heeft Clem neergeschoten,
en 't valt me op, dat noch jij, noch Larry er
erg zeker van zijn, wat je aan het doen was,
terwijl de Strooper Clem in behandeling
nam."
„Als Larry geen alibi heeft, waarom
maak je je dan druk over de identiteit van
den Strooper? Mij lijkt 't nogal duidelijk."
„Ik weet niet. Jij kunt het net zoo goed
zijn als hij."
Jan gaf geen antwoord, en juist kwam
Barbara terug, zoodat het gesprek gestaakt
moest worden. Keating stond op.
„Tot ziens," zei hij tegen Jan. „Vergeet
dien grooten druppel niet."
Jan glimlachte flauw, maar vermeed zorg
vuldig Barbara's bevreemde oogen.
(Wordt vervolgd.)