'T HOEKJE OUDERS Ik heb geen tijd. Gordijnen wasschen een kunst» Het warme bad» Tob nooit hoekje VOOR DE RTJEÜ Slagwoord der hedendaagsche vrouw. Dagelijks een kwartier zelfbezinning door Jfevr. G. C. MEYER—SCHWENCKE. Onlangs kwamen wij in gesprek met een onzer gehuwde vriendinnen, die meende, dat jiet leven van een huisvrouw toch eigenlijk wel héél moeilijk is. „Men komt", zoo zeide zij, den ganschen dag niet tot rust. Ons gezin heeft veel van een duiventil; ieder loopt steeds maar in en uit en voornamelijk is dit aan de kinderen te danken. Onlangs bezocht zij, zooals zij verder ver telde, een gemeenschappelijke kennis, die in den namiddag heel rustig voor haar venster zat en niets uitvoerde! Ze las niet, ze handwerkte niet, deed abso luut niets! Op een vraag, waarom zij zich zoo aan een zalig nietsdoen overgaf, werd geant woord, dat zij iederen dag een kwartier, soms een half uur rustig wilde doorbrengen om te denken en tot bezinning te komen. De eerstgenoemde was een huisvrouw met een druk gezin, doch de laatste was een alleenstaande vrouw, die evenwel een zeer drukken werkkring had. Beiden werden den ganschen dag in beslag genomen en van bei den werd verwacht, dat zij zich geheel in dienst van haar taak stelden, die den vollen mensch eischte. Vele huisvrouwen meenen, dat de laatste groep vrouwen, die na afloop van haar dak- taak huiswaarts keeren, het immer zoo ge makkelijk hebben. Tegen een dergelijke op vatting zullen echter vele harer opkomen. Het is een opvallend verschijnsel, dat vele huisvrouwen de werkende vrouwen benijden en omgekeerd, omdat de eene categorie van de andere denkt, dat zij het gemakkelijker hebben en ook beter. „Ik heb geen tijd", hoort men aan beide kanten dikwijls, we zouden haast zeggen als slagwoord gebruiken. Huisvrouwen maken zich nog vaker met dit gezegde van iets af dan haar buitenshuis werkende sexegenooten. De werkende vrouw heeft iederen dag in derdaad nog vrije uren na volbrachten dag taak, waarover zij de vrije beschikking heeft. Doch... ook deze tijd is vaak bezet door allerlei dingen, die zij moet doen. Een deel harer heeft een of meerdere kamers te harer beschikking en doet haar eigen huishoudentje. Zij hebben slechts weinig hulp en moeten ge heel of gedeeltelijk koken, soms nog kousen, dessous, e.d. wasschen, strijken of verstellen, omdat haar inkomen niet groot genoeg is om alles te laten doen. Zij willen zich het genot van een miniatuur huishoudentje toch ook weer niet ontzeggen. Zij hebben eveneens graag een „eigen" huis, waar zij zich heer en meester gevoelen, dat zij inrichten zooals zij graag willen. Haar thuis! Zelfs andere vrouwen, die een gemeu bileerde kamer hebben en alles klaar vinden, moeten in die enkele uren haar kleeding en wasch onderhouden. Verder zullen al deze werkende vrouwen, evenals een huisvrouw, wel eens behoefte hebben aan ontspanning, aan muziek of zich op een of andere wijze verder wenschen te ontwikkelen. Zij zullen hare kenninssen eveneens gaarne bezoeken of ontvangen, zijOch wij zouden nog zoo veel kunnen opnoemen van alles wat in die enkele vrije uren gedaan moet worden, doch de vraag is maar, hoe dit „tijdprobleem" het beste opgelost kan worden. Het is meestal slechts een kwestie van ern stig willen, van een goede dagverdeeling en zelfopvoeding, waardoor het mogelijk is, dat ook huisvrouwen enkele uren per dag tot haar vrije beschikking hebben. „Hoe vaak klinkt het „ik heb geen tijd' als een verontschuldiging dat men dit of dat niet heeft gedaan of men iets niet nagekomen is. Veelal voelen wijzelf, dat wij tijd kunnen vinden, indien slechts in eerste instantie de ernstige wil aanwezig is. Hoe kan het ons berouwen als we b.v. steeds „geen tijd" wisten te vinden, om een zieke op te zoeken en wij dan een of anderen dag opgeschrikt worden, doordat we een zwart omranden brief ontvangen, die ons mededee- ling doet van het overlijden. Te laat! We hadden geep tijd! en diep in ons binnenste spreekt een stem, die ons vertelt, van uitstel en nog eens uitstel, omdat we wellicht onzen tijd liever besteedden aan iets, dat we aangenamer vonden!... Het is wel opvallend, dat juist diè vrouwen, die inderdaad slechts over zéér weinig tjjd beschikken, het eerste tijd weten te vinden, hetgeen wellicht vreemd moge klinken, doch waar is. Vrouwen, die óf door haar gezin öf door haar werkkring geheel en al in beslag worden genomen, verstaan de kunst veelal zoo meesterlijk om in den weinigen vrijen tijd, die hen rest, iets voor anderen te kunnen doen. Zij verstaan ook heel dikwijls de kunst om zich een kwartiertje rustig neer te vleien om tot bezinning te komen en geestelijk en lichamelijk nieuwe krachten te vinden, waar door zij niet ondergaan, doch de omstandig heden weten te beheerschen. Ongetwijfeld zijn er vele huisvrouwen, die ook dikwijls nog 's avonds verschillende be zigheden moeten verrichten, doch laten die er dan 's middags een rustig kwartiertje of halfuurtje afnemen, om tot bezinning te ko men; we zouden zeggen haar gouden Stonde. Een schemeruurtje leent zich zoo héél goed om met ons zelf een tweegeprek te houden, waardoor wjj tot het inzicht komen hoe veel beter wij vele dingen kunnen doen. Vaak zal dan als vrucht van deze over peinzingen tijd gevonden worden om eens een goed boek te lezen, om ons meer aan onze kinderen te wijden, opdat wij hun geestelijken groei ook weer kunnen volgen en wellicht ook om hèn op te zoeken, die door ziekte géén of weinig contact hebben met de buitenwereld. Oogenblikken van bezinning kunnen ons een geheel anderen kijk op het leven doen geven, en ook kracht om voorwaarts te gaan en die hebben velen thans in deze moeilijke tijden maar al te zeer noodig. In voor- en najaar is de tijd, dat men zich gedwongen gevoelt om gordijnen te wasschen of te vernieuwen. Om deze fijne weefsels te sparen en vernieuwen zoo lang mogelijk uit te stellen, is het noodig, dat het wasschen op deskundige wijze geschiedt. Voor men met wasschen begint worden de gordijnen voorzichtig uitgeklopt of geborsteld ringen verwijderd en daarna een nacht in koud water gezet, waardoor veel stof losweekt en het wasschen vergemakkelijkt wordt. Voor het sop wordt vlokkenzeep gebruikt, 2 eetlepels op 2 liter water, datliefst warm moet zijn om de vlokken volkomen op te lossen, terwijl ten overvloede nog met een zeepklopper flink ge klopt wordt. Het sop mag matig warm, z.g. handwarm zijn en de uit het water gehaalde en uitgedrukte (niet uitwringen!) gordijnen komen nu in het sop. Het is genoeg, indien de weefsels op en neer worden gehaald, vol strekt echter niet wrijven. Meermalen is het noodig om nog een nieuw sopje te maken, waarin de gordijnen een half uurtje blijven staan om daarna gespoeld te worden in lauw water, zoolang tot het laatste spoelwater vol komen helder is. De gordijnen worden daarna uit het water gehaald, uitgedrukt en in de lengte over een lijn gehangen liefst buiten. Drogen in de zon of bij een kachel is niet ge- wenscht. De nog vochtige gordijnen worden voor zichtig bijgerekt en nog vochtig gestreken met een niet te heet ijzer op den verkeerden kant, liefst van het midden uit in één richting. Het gemakkelijkst is om een tafel met een strijkdeken en laken voor dit doel te kunnen gebruiken en is dit niet mogelijk, dan zal de strijkplank dienst moeten doen, tenzij men de gordijnen spant. Het is aan te bevelen, gordijnen niet te vuil te laten worden, doch ze een keer meer te wasschen. Trouwens indien men gordijnen slechts eenmaal per jaar wascht, heeft men een gedeelte van het jaar geen goed verzorgd uitziende ramen. De glasgordijnen, die men tegenwoordig vrijwel in ieder huis gebruikt, zijn eenvoudig te bewerken. Veel afborstelen of nu en dan zelfs eens uitschudden buiten is gewenscht, want de stof, die zich in de kamers verspreidt, blijft evenzeer in de gordijnen hangen. Inplaats van telkens opnieuw ringen aan te moeten zetten na het wasschen, kan men zich veel werk besparen, door kleine klemmetjes te gebruiken, die de plooien vasthouden en in alle behangerswinkels verkrijgbaar zijn. Inplaats van stijfsels kan men voor zeer fijne weefsels gelatine oplossen en wel 1 blad op 1 L. water. Op koude dagen zal men onwillekeurig, als men mee thuis komt, behoefte hebben aan een warm bad. Men denkt echter niet aan de ge varen voor kou vatten, die dit met zich mee kan brengen en verwondert zich over de ver schillende symptonen, die zich kort daarna voerdoen, niezen, kriebelig gevoel in den neus- keelholte en meer bekende verschijnselen. Men moet nimmer kort voordat men uitgaat een warm bad nemen, aangezien de vetlaag, die zich op de geheele huid bevindt door de hitte van het water hieraan ontnomen wordt. De bovenlaag wordt dunner en hierdoor is tevens een deel van den weerstand verdwenen. Men kan dit voorkomen door het geheele lichaam te masseeren met olijfolie, waarvoor men niet meer dan hoogstens 40 druppels of een paplepel noodig heeft. De olie zal onmid dellijk verdwijnen en in de huid trekken, waar door men een aangenaam gevoel krijgt en mocht hier of daar nog een weinig vet achter gebleven zijn, dan wrijft men die plekken met een badhanddoek na. De huid, die op deze wijze behandeld is, zal veel minder vatbaar zijn voor temperatuurswisselingen. „Zeg, weet je, dat de zoon van den sergeant een patroon ingeslikt heeft?" Ze kunnen hem nu niet meer kastijden an ders ontploft ie." VERSTROOID. Professor v. Aken stopt in een volle tram. Een klein meisje staat op en geeft haar plaats aan den professor. „Dank je wel, jongejuffrouw, hoe is je naam?" „Annetje v. Aken, papa", was het ant woord. Zondag. Groentensoep. Kalfsoesters. Doperwten. Aardappelen. Appelsneeuw. Maandag. Runder ribstuk Andijvie. Aardappelen. Gevulde eierpannekoekjes. Dinsdag. Koud vleesch. Spruitjes. Aardappelen. Rijstcrême. Woensdag. Jagerskool met aardappelen en bloedworst. Appelmoes. Donderdag. Runderlapjes. Snijboonen met tomaten en groene kruiden, aardappelen. Rijst met pruimen. Vrijdag. Gebakken visch. Andijvie en 'bietensla. Gebakken aardappelen. Watergruwel. Dikke speculaas. Zaterdag. Stoofpot. Vleesch en uien. Worteltjes. Fruit. Gevulde Eierpannekoeken. 200 gram zelfr. bakmeel, 2 eieren, 'pl.m.' 3 dL. melk, zout, 75 gram Sunmaid - rozijnen, 2 zure appelen, 50 gram sucade. - Men klopt nu de eieren met de melk en doet de bloem in een kom, voegt het zout bij en maakt een kuiltje in de bloem, waarin men een weinig van de vloeistof giet en dit van het midden uit met een houten lepel met de bloem vermengt. Telkens giet men weer wat vocht bij, totdat de bloem en melk met elkaar vermengd zijn, en een glad beslag is verkre gen De rozijnen, de aan kleine blokjes ge sneden appelen, de gesnipperde sucade, worden door het bslag geroerd, en daarna worden dunne pannekoekjes in boter of slaolie ge bakken en goed warm opgediend met basterd suiker. Jagerskool met aardappelen en bloedworst. 1 kg kool (groene of savoye), 250 gram mager spek, 1 lepel bloem, 1 bouillonblokje, t kg kleine geschilde aardappelen, zout. De kool wordt fijn gesneden en met kokend water gaar gekookt, en afgegoten op een vergiet. Het spek wordt in stukjes gesneden en uit gebraden, daarna worden de laatste uitge schept en met de kool in een niet te kleine pan gedaan. Bij het heete spekvet voegen we een volle lepel bloem, laten die bruinen en gieten er 3 kopjes water bij, koken alles even door en voegen het in weinig kokend water opeloste bouillonblokje bij en gieten de saus over de kool. De aardappeltjes, die inmiddels gaar gekookt zijn, worden afgegoten en bij de kool gevoegd en daarna laten we alles nog even doorstoven. Deze stoofpot mag vooral niet te vochtig zijn en de aardappelen worden, indien het een kruimelige soort is, die gauw stuk kookt, liefst in de schil gekookt, die er gemakkelijk afgenomen wordt. Vóór het op dienen alles om en om roeren, doch niet stam pen. We geven bij deze winterpot plakjes bloedworst, niet te dun gesneden. Snijboonen met tomaten en groene kruiden. 1 kg snijboonen, 500 gram tomaten, gehakte peterselie, kervel en sederij, boter, zout, één theelepel suiker. De snijboonen, die thans uit de kas zijn, worden afgehaald, gewasschen en gemalen, daarna opgezet met een half kopje water, zout, stukje boter en suiker en zachtjes gaar gestoofd. De tomaten, waarvoor gerust kleintjes gebruikt kunnen worden, worden van de kroontjes ontdaan en in boter gaar gesmoord. Het water moet zooveel mogelijk of liefst geheel verkoken op de snijboonen, die opgedaan worden op een ronden of lang- werpigen schotel, bestrooid met de zéér fijn gehakte kruiden en omgeven met een rand van tomaten, afgewisseld door bergjes aardappel- purée. Stoofpot van vleesch en uien. 5 a 6 ons vet rundvleesch, b.v. z.g. haché- vleesch, evenveel uien, een paar worteltjes, 2 laurierbladen, takjes selderij, peper, zout, bloem. Het vleesch wordt in blokjes verdeeld, niet te klein, de uien schoongemaakt en in plakken gesneden, daarna in een goed sluitende stoof- pan gedaan en met de worteltjes, selderij en laulierbladen, peper en zout opgezet met pl.m. L. koud water, langzaam aan de kook brengen en heel zachtjes gaar stoven. Indien men geen goed-sluitende pan heeft, dan keert men de deksel om en legt er een laagje couranten op, dan blijven de geurende bestanddeelen in de pan. Is het vleesch gaar, doch vooral niet zóó gaar, dat het uit elkander valt, dan verwijdert men peterselie en kruiden en bindt het vocht met een weinig bloem of sago, waarna alles in een dekschaal wordt overgebracht. EIGENSCHAPPEN EN HUN VERDIENSTE. Verantwoordelijkheidsgevoel. Wij stellen ons voor in dit artikeltje eens te bekijken hoe, psychologisch gesproken, een goede eigenschap, die overdreven wordt, bij na altijd overgaat in een hinderlijke eigen schap. Daar is b.v. verantwoordelijkheidsgevoel. Op zichzelf een prijzenswaardige eigenschap; menschen, die het niet bezitten laten zichzelf en anderen voortdurend onnoodig risico loo- pen; zij nemen maar aan, dat alles goed zal gaan, treffen absoluut geen maatregelen voor het geval er eens iets minder goed mocht gaan, en maken dikwijls een hopelooze chaos van hun leven. Zij komen altijd te laat tot de ontdekking, dat ze teveel gewaagd hebben. Soms leert het leven hen eenig verantwoorde lijkheidsgevoel, maar dikwijls blijven zij op hun roekelooze, ondoordachte wijze te werk gaan, waarbij het soms een wonder mag hee- ten, dat ze er nog zoo betrekkelijk heelhuids afkomen. Ook het motto: „die niet waagt, die niet wint", heeft zijn bezwaren. Maar hoe gaat het hen, die een teveel aan verantwoordelijksheidsgevoel bezitten Zij willen al te zeker zijn van alle moeilijk heden, die zich voor zouden kunnen doen. Zij willen zelfs rekening houden met de meest onwaarschijnlijke mogelijkheden van complicatie, en gaan daarbij zóóver, dat het hen aanzienlijk remt. Het is nu eenmaal niet mogelijk, om tevo ren rekening te houden met alles wat zou kunnen gebeuren, alleen al om de eenvou dige reden dat de mensch niet alwetend is en dat het volkomen onverwachte altijd mo gelijk is en niet zelden gebeurt. Wanneer men tevoren overdenkt, wat er gedaan zou kunnen worden ingeval van moei lijkheden, die eenigszins in de lijn der waar schijnlijkheid liggen, heeft men het slagen van een plan voor zoover mogelijk gewaar borgd. Een teveel aan voorzichtigheid maakt zwaar tillend. De al te voorzichtigen remmen elk enthousiasme en bederven iedere spontaniteit met hun: „ja, maar stel je voor, dat" en „ja, maar denk nu eens dat dit kon gebeuren". Niet tevreden met in het eigen leven iedere decisie te remmen, krijgen ze onbewust- de neiging om hun verantwoordelijkheidsgevoel ook tot anderen uit te strekken. En hun be moeiingen zijn, uit den aard van hun karak ter, altijd negatief. „Ik zou het niet doen, want" en: „is het wel raadzaam in verband metliggen in hun mond bestorven. Wanneer de andere geen sterke persoonlijk heid is, zal hun zwaartillendheid hem een deel van zijn zelfvertrouwen ontnemen. De al te voorzichtige maakt van mols- hoopen bergen, en kwelt zich met visioenen van moeilijkheden die waarschijnlijk nooit werkelijkheid zullen worden. Een voorbeeld hiervan is dat van een dame, die over eenige weken een reisje zou gaan maken, en haar genoegen daarover bedierf door voortdurend te denken: „als ik maar niet ziek word, juist tevoren". Wanneer men haar antwoordde", waarom zou je dan juist ziek worden, je bent immers bijna nooit ziek", zeide ze: „ja, maar het kan toch". Dat is nu een voorbeeld van volkomen nuttelooze en negatieve zwaartillendheid. Natuurlijk zou het kunnen dat zij op het tijdstip van het reisje ziek werd, maar als wij ons moesten gaan verdiepen in al het onaan gename dat ieder mensch, dus ons ook, wei eens zou kunnen overkomen, zouden wij het geen oogenblik meer prettig hebben. De juiste mate van verantwoordelijkheids gevoel overweegt van ieder besluit, voor zoo ver mogelijk, de consequenties, gaat na of het risico niet onevenredig groot is tegenover de kans van welslagen, neemt maatregelen om het risico zoo klein mogelijk te maken, en handelt dan met een zeer gerechtvaardigd zelfvertrouwen. VEELZIJDIGHEID OF EENZIJDIGHEID. Zooals men wel bemerkt heeft, ben ik tegen veelzijdigheid. Het is de groote fout van het laatst der vorige eeuw en het begin dezer eeuw geweest, dat men gemeend heeft, dat met veelzijdige kennis alles te bereiken was. Ik geef toe, dat het in vele opzichten vaak uitkomt, dat iemand met veel kennis, zooals de volksmond het dan uitdrukt, in het leven gemakkelijker slaagt. Maar heeft men dan nooit kunnen zien, dat het bij dergelijke men schen niet zat in de kwantiteit der ken nis, maar alleen in de k w a li t e i t Onze tijd begint weer langzamerhand in deze vroe gere fout terug te vallen. Steeds meer wordt er gestreefd naar uitgebreide kennis. Doch deze kan nooit tot diepe kennis voeren. Veelzijdigheid wordt oppervlakkigheid. Van alles wat en van niets iets goeds. Menschen, die van alles iets af weten mo gen dan een poosje in gesprekken belangstel ling weten te wekken, zoodra ze echter wat langer in kringen verkeeren, waarin men wel gewend is, breeder en dieper op de dingen in te gaan, worden ze alras vervelend en is men ze liever kwijt dan rijk. Oppervlakkige kennis wekt daarenboven nog zeer vaak een gevoel van eigenwaan, wel ke in de oogen van eenvoudige menschen misschien nog wat lijkt al is dat ook nog de vraag maar in de oogen van werkelijk ontwikkelde menschen wordt men bespotte lijk. Wie eens wat nauwkeuriger rond wil zien, zal genoeg van deze „oppervlakte" men schen kunnen ontdekken, die van den een naar den ander gestuurd worden en ten slotte nergens au serieux genomen worden. Neen, geen uitbreiding in de breedte der kennis, geen van alles en nog wat, maar veel eer een natuurlijk verondersteld en ver- eischt breede grondslag van algemeen noodzakelijke ontwikkeling en daarop een studie in de diepte van eenige bepaalde, met gevoel en aanleg, overeenkomende wetei>- schappelijke onderwerpen. De ontwikkeling moge dan gerust wat een zijdiger worden. Met eenzijdigheid dan be doeld een beperking van de wetenschappelijke terreinen tot één of enkele. Zelfs op één terrein der wetenschap kan men nog voldoende in de breedte werken. Ik zie dan ook in de veelzijdigheid van de leer plans der lagere- en middelbare scholen een ontzaglijk groot gevaar voor de verstandelijke ontwikkeling van onze jeugd. Maar ook een groot nadeel, wat hun psychische gesteld heid betreft. Mislukte kinderen hebben vaak geen leven. De fouten van het schoolsysteem komen over deze kinderen, die er niets aan kunnen doen, dat zij meer eenzijdige stu dentjes zijn, dat zij een meer beperkter be langstelling hebben, al is deze belangstelling dan wellicht, naar kwaliteit beoordeeld, veel sterker. Er zijn natuurlijk ook bezwaren aan eenzij digheid. Ik zou dit niet gaarne ontkennen. Doch zij kunnen voorkomen worden, indien den leerlingen slechts er op gewezen wordt, hoe eigenlijk alles in de wereld en de weten schappen aan elkaar hangt. Door verruiming van den blik, kan toch de specialist in één of meer vakken tot de erkenning gebracht worden, dat zijn vak een éénige goede is. Doch het groote voordeel van wat een zijdige studie is en blijft, dat men de taak beter kan overzien, dat men dieper tot het wezen der dingen indringt, met als gevolg meer waardeering, liefde en ontzag en dat ook niet zoo gauw geremd zal worden door het van zoo veel invloed zijnde minder waardigheidsgevoel. In de meeste gevallen is het kind zelf reeds zoo wijs, dat het zich beschermt. Het schift al vroeg, datgene wat het niet noodig acht van dat, waar het veel belangstelling en lust in heeft. Laten wij dit vooral zoo weinig mogelijk tegenwerken, al blijve natuurlijk waakzaam heid geboden. ONZE WEKELIJKSCHE CITATENRUBRIEK. „De menschen gebruiken niet steeds het woord luiheid op juiste wijze. Zij vergissen zich vaak, vooral bij het kind. Een jongen, die op een bepaald uur met zijn huiswerk moet beginnen en die dan opgaat in den bouw van een radiotoestel, wordt heel onrechtvaardig gevonnist, als men hem toe roept: luilak, maak toch je huiswerk". Zijn vlijt richtte zich op een anderen arbeid maar blijft daarom wel vlijt heeten. Hij verdient geen berisping, maar een ver klaring, dat alles op zijn tijd moet gebeuren". Hermann Weiskopf in „Het moeilijke kind", Uitg.Wereldbibliotheek-Amsterdam.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 17