T HOEKJE OUDERS Onze meisjes in hare ontwikkelingsjaren* Geduld en tact zijn gewenscht. Laat het vertrouwen niet verloren gaan. Geboden voor de huis vrouw* Tob nooit hoekje VOOR DE Schoolt kind en handel door Mevr. G. C. MeyerSchwencke. De jaren tusschen twaalf en zeventien zijn voor onze dochters vaak heel moeilijk. We zeggen wel eens, dat zij „te goed voor servet en te klein voor tafellaken zijn." Inderdaad, ze beginnen zich langzamerhand grooter te gaan voelen en weten, dat zij bij volwassenen toch nog niet thuisbehooren. Zij zijn in deze jaren overgevoelig en licht geraakt, nu eens verliezen zij belangstelling in school en werk, en gaan het liefst met hare vriendinnnen om en houden zich tegenover hare moeder gesloten, wantrouwen haar eigen huisgenooten min of meer.' In deze jaren komen er in vele gezinnen botsingen voor tusschen ouders vooral moeders en dochters, terwijl wij hen juist meer moeten toegeven en begrijpend tege moetkomen. Zij hebben zoo'n behoefte aan een bemoedigend woord en niet minder een geestelijke leiding en begrijpen en veel liefde. Vele moeders zijn van meening, dat zij hare dochters nu en dan eens een kleine „douche" moeten geven, wanneer zij zich niet altijd ge dragen, zooals zij dat zouden wenschen. Zij bereiken hierdoor echter, dat het kind zich nog minder evenwichtig gaat voelen en vaak een zeker minderwaardigheidsgevoel krijgt. Het gebrek aan zelfbewustzijn heeft zoo menig overgevoelig gemoed volkomen onge schikt gemaakt voor den strijd des levens, die iedere volwassene te wachten staat. Een vertrouwelijke omgang tusschen moe ders en dochters is van groot belang, doch moet van jongs af reeds aangekweekt worden. Het kind zal gesteund worden, als zij hoort, dat hare moeder ook al dezelfde moeilijk heden heeft doorgemaakt, toen zij een jong meisje was en dat alles nu eenmaal het gevolg is van de physieke veranderingen van kind tot jonge vrouw, die zich langzaam voltrekt. Onze dochters moeten weten, dat zij vol strekt geen uitzonderingen zijn, doch dat alle meisjes op haar leeftijd min of meer oneven wichtig zijn, maar dat zij dit weer kunnen overwinnen. Vaak hebben de meisjes een andere vrien din, die zich met meerdere zekerheid kan bewegen, soms ook iemand anders, waar zij mee „dwepen" en waaraan zij gaarne gelijk zouden zijn. Zij stellen alle pogingen in het werk om haar na te Volgen, in houding, be wegingen, spreekwijze, overdrijven natuur lijk en stellen zich een weinig aan. Geen en kele verstandige moeder zal hieraan aanstoot nemen, niet lachen noch critiek uitoefenen, doch haar dochter liever wijzen op de charme, die van ieder jong meisje, dat zich eenvoudig en ongekunsteld geeft, zooals ze is, kan uitgaan. Zeker, deze leeftijd brengt voor moeders allerlei onaangename verrassingen mee, en meermalen zullen zij hare dochters betrap pen op het lezen van romans, die niet ge schikt voor haar zijn; zij zullen overmoedig, brutaal, uitgelaten zijn, het zelfs met de waarheid niet zoo nauw nemen en alles, wat man is, verafschuwen. Zij zullen een pretje, waarop zij zich weken lang verheugd hebben, op het Jaatste oogenblik afzeggen en niets ter wereld brengt hen ertoe, de ware reden op te geven. Moeders van opgroeiende meisjes hebben al deze veranderingen en nog een heele reeks meer kunnen constateeren. Zij weten ook, dat zij hare dochters niet tot vertrouwelijkheid kunnen dwingen, doch zij weten nog maar al te dikwijls niet, dat het verkeerd is, voort durend aanmerkingen te maken, bedreigingen te doen of te straffen. Weten en begrijpen, dat het kind uit haar evenwicht is, moeten de moeder in staat stellen om vaak met on uitputtelijk geduld, groote liefde en niet min der tact, haar te leiden en te steunen op de minst opvallende manier. Langzaam maar zeker zal dan eenmaal de tijd komen, dat deze moeilijke jaren tot het verleden behoo- ren en de dochter haar moeder meer dan ooit noodig heeft. De band van vertrouwen en wederzijds begrijpen, die dan langzaam, maar zeker gegroeid is, zal blijken hecht en sterk te zijn. De jonge vrouw, die het leven vol verwachting tegemoet treedt, zal het aan durven en met zekere hand haar levens scheepje weten te besturen en in veilige ha ven doen landen. Indien men een en ander moet verven in huis, is het volgende zeer practisch: Men neemt een stuk carton, niet te klein, besmeert het verfblik aan den onderkant met lijm en zet dit op het carton, Men voorkomt het morsen van verf op vloer of tafel en kan telkens de kwast zoo noodig uit de hand leg gen. In vele gezinnen komt het vanzelfsprekend wel eens voor, dat er eten overblijft, doch wat voorkomen moet worden, is, dat deze ver geten worden en bederven. 's Zomers kan zoo iets nog wel eens voor komen met buitengewoon warm weer, vooral met levensmiddelen, die spoedig aan bederf onderhevig zijn. Over het algemeen gaat het slechts om kleine hoeveelheden, die overblij ven en zal de schade voor de huishoudkas niet merkbaar zijn bij eventueel bederf en de res ten worden in papier gewikkeld in de asch- emmer gedeponeerd. Dagelijks gebeurt zoo iets in duizenden ge zinnen en van uit een economisch standpunt bezien, vormen al de restjes, die verloren gaan, groote hoeveelheden en het verlies aan levensmiddelen per jaar gerekend, is een enorm bedrag. Men heeft berekend, dat dit in Duitschland niet minder dan 1.5 milliard mark per jaar over de geheele bevolking bedraagt. Een be drag, waarvan men bij het lezen inderdaad schrikt en waarvan een zeer groot deel op rekening der huisvrouw geboekt kan worden. Om deze schade zooveel mogelijk tegen te gaan, heeft het Duitsche Rijksvoedingsbureau een actie op touw gezet, onder het motto: „Kampf dem Verderb", waarbij daadwerke lijke hulp van de zijde der huisvrouw ver wacht wordt. Men heeft vijf geboden voor de Duitsche huisvrouwen opgesteld, die haar den weg wijzen hoe zij, ook in haar eigen belang, door zuinig en doelmatig gebruik haar levensmid delen zoo nuttig mogelijk kunnen en ver werken. 1. Op den juisten tijd alles inkoopen en de samenstelling van het menu in overeen stemming brengen met hetgeen het jaarge tijde biedt. In het voorjaar kan men in rui mere mate zuivelproducten en eieren gebrui ken, in zomer en herfst daarentegen rijkelijk groenten en vruchten op tafel komen, 's win ters zullen vleesch, kool, aardappelen, in één woord, stevige kost een hoofdbestanddeel uitmaken van de voeding. 2. Een huisvrouw koopt slechts, wat zij noodig heeft of op goede wijze bewaren kan. Wanneer zij enkele wenken volgt, kan zij schade door bederf voorkomen. Meel, griesmeel en andere soortgelijke pro ducten worden in goed afgesloten bussen be waard, ook porselein of glas kan hiertoe die nen. Brood komt in den trommel, boter in een z.g. Keulsche pot, kaas onder de stolp met een klontje suiker, dat de vochtdeelen tot zich trekt, worstwaren tusschen twee bordjes of in perkkamentpapier, melk in porseleinen kannen, eieren op een rekje. 3. Om de voedingsmiddelen zooveel moge lijk te benutten, moeten aardappelen zoo dun mogelijk (liefst niet, red.) geschild en groen ten zuinig schoongemaakt worden. Het ko ken geschiedt met zoo weinig mogelijk water, terwijl lang koken de voedingswaarde ver mindert (en de gasrekening hooger maakt. Red.). 4. Resten van vleesch, visch, groenten, enz. laten zich op allerlei manieren verwer ken. 5. De huisvrouw kan er toe bijdragen, dat in tijden van overvloed een voorraad ge vormd wordt van bepaalde levensmiddelen, die gebruikt kunnen worden in minder gun stige tijden. In de goedkoope maanden wor den, b.v. eieren ingelegd, terwijl de vruchten- tijd het bereiden van alle soorten jams en marmelade, sappen, enz. mogelijk maakt. In October worden aardappelen opgedaan, voor opgesteld, dat men beschikt over een goede bewaarplaats, terwijl men 's winters een kleinen suikervoorraad tracht te krijgen voor het maken van de jams e.d. in den zomer. De huisvrouw, die deze vijf geboden nakomt Een plaatje met een praatje. Bewaker in het museum: Mijnheer, U mag Uw hond niet mee naar binnen nemen! Heer: „Waarom niet?" Bewaker: zijn." „Omdat er. te veel beenderen is een verdienstelijke mede-strijdster „im Kampf gegen den Verderb". Zij bevoordeelt zichzelf en voorkomt, dat de volksgemeenschap onnoodige schade lijdt! Ook wij, Hollandsche huisvrouwen, zullen goed doen de door den Deutschen Reichsnkhr- stand gegeven wenken ter harte te nemen. Zondag. Kerrysoep. Gestoofd konijn met appelmoes. Aardappelpuree. Biscuits met gember. Maandag. Runderlapjes Gestoofde bieten. Aardappelen. Gevulde broodpudding. Dinsdag. V arkensrollade. Prei met aardappelen. Gevulde appelen. Woensdag. Koud vleesch. Andijvie. Aardappelen. P'jstrand met abrikozen. Donderdag. Gevulde uien. Spinazie. Spiegeleieren. Gebakken aardappelen. Vrgdag. Kabeljouw met botersaus. Worteltjes. Aardappelen. Griesmeel met vruchtensaus. Zaterdag. Stoofpot van lamsvleesch. Aardappelen en groene kool. Fruit. Speculaas. Gevulde broodpudding. 4 eetlepels broodkruim, 4 eetlepels krenten, 4 eetlepels kleine dobbelsteentjes zure appel, 4 eetlepels suiker, de geraspte schil, van een citroen, een mespunt nootmuscaat, een mes punt zout, 2 groote eieren, een half kopje melk, een theelepel bakpoeder. Het broodkruim wordt met alle andere in grediënten in een kom gedaan, nadat eerst de krenten uitgezocht en goed gewasschen zijn, daarna schept men alles om en om en voegt er de geklopte eieren bij, vermengt alle ingrediënten met elkander en laat het mengsel pl.m. een uur staan, waarna het in melk aangemaakte bakpoeder wordt toege voegd en goed vermengd wordt met de overige massa. Overbrengen in een ingevette puddingvorm, waarvan ook de deksel met boter is vetgemaakt, en gedurende 1% uur in een pan met water plaatsen, dat zachtjes aan de kook moet blijven. Voor het storten zoo mogelijk even in den oven op laten drogen. Biscuits met gevulde appelen. 5 appels (zure, niet te groote), 1 dl., water, y2 kopje suiker, 10 ronde biscuits (b.v. Ma- ria's), eenig eetlepels jam, 1 d.1. slagroom, 10 kersjes of ronde schuimpjes, 1 eetlepel suiker. De appels worden gewasschen, door midden gesneden en daarna wordt het klokhuis ver wijderd. Met een half kopje water worden ze in een platte pan gaar gesmoord, doch zij mogen niet stuk gaan, voorzichtigheidshalve hebben wij ze dan ook niet geschild. De tien bescuits worden op een schaal gelegd en op ieder komt een halve appel, waarvan het uit geholde gedeelte van het klokhuis wordt ge vuld met jam. De slagroom wordt met een tikje zout en suiker geklopt en over den bo venkant der appels verdeeld, in het midden komt een geconfijte kers of een schuimpje. Rijstrand met abrikozen. 1 1 melk, 200 g rijst (2 kl. theekopjes), 2 eieren, 1 dl room, maizena, 100 g suiker, va nillesuiker, 1% ons abrikozen, een eetlepel suiker, zout. We brengen de melk met een tikje zout aan de kook en strooien er de rijst in, die wij op een kleine pit met een asbestplaatje zachtjes gaar laten koken, daarna wordt de suiker en de vanillesuiker erdoor geroerd en de geklopte eierdooiers, het laatst de zeer stijf geklopte eierdooiers, en de rijst in een met koud water omgespoelden rijstrand overgebracht om koud en stijf te worden. De abrikozen, die vooraf eenige uren geweekt hebben, werden met een eetlepel suiker eenige minuten zachtjes gekookt, het vocht gebonden met maizena en als de pudding ge stort is, worden de inmiddels afgekoelde abrikozen in de opening van den rijstrand ge daan. Het is noodig goede rijst te gebruiken, waarvan de korrels heel blijven. Stofpot van lamsvleesch, aardappelen en kool. kilogram lamsvleesch, 1% kilo aard- aardappelen, 1 groote ui, 12 kleine uitjes, 1. water, fijn gehakte peterselie, peper en zout, 3 groene kooltjes. Het vleesch wordt in stukjes gesneden en eventueel vet verwijderd. De aardappelen worden geschild en aan plakken gesneden, evenals de groote ui, terwijl de kleine uitjes schoongemaakt worden en heel blijven. De groene kooltjes worden van de buitenste bla den ontdaan en fijn gesneden. Op den bodem van een stoofpan wordt een laag aardappelen gelegd, hierop komen stuk jes vleesch en eenige plakken ui, daarna kool, peper en zout, terwijl de andere lagen op de zelfde manier worden gevormd. Hier en daar komen kleine uitjes. De bovenste laag moet uit aardappelen bestaan. Alles aan de kook brengen en op een lage pit in een goed ge sloten pan zachtjes laten stoven, totdat alle ingrediënten gaar en het water zoo goed als verkookt is. daarna niet stampen, doch alles door elkaar roeren, daarna opdienen. ZELFSTANDIGHEID. De ware zelfstandigheid hand haaft zich in alle phasen. Tegenwoordig hoort men veel spreken over het recht op zelfstandigheid. Menigeen neemt elke inmenging kwalijk. „Ik heb geen raad noodig, ik vraag geen raad, ik kan het zelf wel af". Best. Prachtig. Het zal onzen lezers bekend zijn, dat wij stellig zijn vóór zelf standigheid. In méér dan een artikel hebben wij van dit standpunt blijk gegeven. Maar met dien verstande: wij zijn vóór de zelfstan digheid, die zich durft en kan handhaven in alle phasen, ook gedurende moeilijk heden, onder alle omstandigheden. Stellig, in dat verband is zelfstandigheid ee volkomen positieve en bewonderenswaardige eigenschap. Maar zooals het geval is met alle goede eigenschappen is ook hier veel kaf onder het koren. Wij hebben hier het ong op degenen die voor 100 zelfstandig zijn en alle hulp en raad verontwaardigd van de hand wij zen, totdat zij hopeloos in de knoei zitten. Is dit oogenblik aangebroken, dan vertoonen zij plotseling een aandoenlijke nederigheid, en beschouwen het tevens als vanzelfsprekend, dat degenen, wier hulp vroeger geringschat tend geweigerd is, thans de zaken maar in het reine moeten brengen. En eigenlijk zouden ze dan krijgen wat ze verdienen, wanneer het antwoord luidde: „O neen, je wilde immers van hulp niets weten, je kon het alleen veel beter, toon dan nu maar wat je kunt". Maar meestal gebeurt dit niet, omdat er menschen zijn wier lust en leven het is, een vastgeloopen medemensch in het rechte spoor te helpen. Deze neiging tot hulp verleenen heeft zeer veelzijdige en uiteenloopende motieven, waar op wij een andere keer nader zullen ingaan. In ieder geval, wanneer de pseudo-zelfstan- digen zich leelijk in de knoei gewerkt hebben wordt hen in de meeste gevallen wel een hel pende hand toegestoken. Dat is gelukkig voor hen, en er is ook niets tegen, wanneer het gebeurde hen nu maar geleerd heeft, dat ze blijkbaar nog niet volkomen zelfstandig kun nen zijn, en dat het raadzaam is, een belange loos gegeven raad tenminste eens in over weging te nemen vóór dat hun eigenwijsheid de zaken hopeloos doet spaak loopen. Want zelfstandigheid die, zoodra er iets verkeerd dreigt te gaan, omziet naar hulp, is niets anders dan ongerechtvaardigde eigen wijsheid. Wie in den waren zin des woords zelfstan dig is, blijft dit door alle phasen heen, en zal vrijwillig zelf de consequenties willen dflagen van de oorzaken, die hij zelf gewrocht heeft. Het leven is soms moeilijk, doordat ons ka rakter en onze verlangens maken, dat wij de dingen dikwijls zeer eenzijdig bezien. Gesteld b.v., dat iemand sterk verlangt naar zelfstandigheid en deze ook meent te kunnen aanvaarden. Maar hij i s niet zelfstandig; er is iemand om hem heen, die hem gadeslaat, tracht te leiden en in zekeren zin controleert. Dan zal hij geneigd zijn alle goede fac toren die aan dien invloed verbonden zijn, over het hoofd te zien en hartstochtelijk zijn vol komen vrijheid te wenschen. En tóch zou het kunnen zijn dat hij, als deze wensch waarheid werd, zich bewust zou worden van een gemis, en eraan zou gaan twijfelen, of hij werkelijk in staat was om alléén de volle verantwoordelijkheid voor zijn daden te dragen. U doet daarom het beste, de omstandig heden, zooals deze eenmaal zijn, zoo goed mo gelijk te benutten, en troost u met het on weerlegbaar feit, dat het leven onze verlan gens slechts dan verwezenlijkt, als wij er rijp voor zijn. DR. JOS. DE COCK. Een eigenaardige combinatie, niet waar? En toch: zij werd niet gezocht! Het valt mij op, dat in den laatsten tijd een, aanvankelijk sporadisch optredend feit steeds meer naar vo ren treedt. Ik bedoel dit: vroeger gebeurde het misschien eens per jaar, dat er een rei zend koopman of handelaar de scholen be zocht om daar aan onderwijzers hun waren te slijten. In de laatste jaren valt er echter een toenemend bezoek te constateeren van aller lei personen, die met de meest uiteenloopen de dingen het onderwijzend personeel en de kinderen tot koopen trachten te bewegen. Wanneer ik in mijn eigen school eens naga, welke personen er in het afgeloopen jaar al- zoo getracht hebben hun koopwaar kwijt te raken, dan kom ik tot de slotsom, dat het meer dan tijd wordt, dat er van overheids wege tegen dezen vorm van handel maat regelen getroffen worden. Vandaag is het een kunstschilder, morgen een man met scheer mesjes, overmorgen een koopman met siga ren en weer een anderen dag een werklooze met eigen vervaardigde plaatjes in lijst. Dan wordt, dit vooral in de laatste maanden, herhaaldelijk getracht door middel van voor stellingen van den meest uiteenloopenden aard, de kinderen, of liever de ouders geld uit den zak te kloppen. Goochelaars, personen met opgezette dieren, met levende dieren, fotografen, enz. enz., dingen om strijd naar gelegenheid hun waar- kennen en kunnen productief te maken. Dit alles gaat ten koste van den schooltijd. De menschen wegsturen valt dikwijls zeer moeilijk: de door hen opgehangen verhalen van crisisleed, bewegen menig hoofd der school toestemming te geven En toch: het wordt te bar. Er moet m.i. aan dit euvel paal en perk worden gesteld. De school is nu eenmaal geen marktterrein noch handels-afzetgebied. De school is en blijft onderwijs- en opvoe dingsinstituut. Niet alleen bewerkt men, door het toestaan van al deze dingen, dat de ouders geld uitgeven aan allerlei aardige, mogelijk interessante dingen, die nochtans achterwege konden blijven, doch ook en dit acht ik een zeer belangrijk bezwaar: we onderbreken den schooltijd telkens weer. Hierdoor gaat de rust uit de school. En dit moet voorkomen worden. De schoolsfeer behoort absoluut door rust en orde gekenmerkt te zijn!! De school moet in deze tijden van ongekende onrust een eiland van rust zijn! Er zijn ook andere bezwaren. Ik wil er één noemen.. Dezer dagen werden door eenige handige fotografen kieken gemaakt van schoolkinde ren. Men maakt hierbij gebruik van een, in derdaad origineel idee: elk kind werd afzon derlijk gekiekt, zittend in zijn bank. Achter de leerling werd een bordje geplaatst met het opschrift: Herinnering aan mijn schooltijd 1936". De opnamen werden gemaakt op een rol- film, welke na gebruik, afgestaan werd aan de school om te dienen voor projectie op ouderavonden. Wat is echter het geval? Men heeft aan deze film absoluut niets: men krijgt een ne gatief, dat in dezen vorm totaal ongeschikt is voor projectie. Daarnaast acht ik het abso luut verkeerd, het kind afzonderlijk te kieken in de klas. Kinderen zijn geen filmsterren en we moeten bij hen dien indruk niet wekken! Wil men een kind in schoolsfeer kieken, welnu laat het dan gebeuren tegelijk met de geheele klas en zijn onderwijzer!! Daar heeft men ten slotte wat aan: men heeft een zuiverder beeld van den schooltijd, men kweekt geen verkeerd individualisme en bewerkt, dat het kind zich kind gevoelt met de kinderen, terwijl later de herinnering aan zijn (haar) schoolkameraadjes door een klasse-foto levendig blijft, hetgeen bij een kiek, als bovengenoemd, niet het geval is. Nogmaals: ik acht het absoluut noodig, dat er van overheidswege tegen dit toenemend verschijnsel maatregelen getroffen worden. Handel is handel, zaken zijn zaken, maar de school is en blijft school, d.w.z. een onder wijs- en opvoedingsinstituut. ONZE WEKELIJKSCHE CITATENRUBRIEK. „Wie in het gezin niet leert zich naar aller lei elementen te schikken, zal in het leven voortdurend in botsing komen". Dr. Fr. W. Foerster in „Levenswandel". „Waar het eenigszins mogelijk is, dient de dag met een gemeenschappelijk ontbijt te be ginnen. Ouders mogen zich niet in de slaap kamer bevinden, als de kinderen hun boter ham moeten gebruiken." Dr. Alfred Adler in een lezing. „Unus homo, nullus homo." Het leven van den eenling kan alleen begrepen worden in ve, band aiet het leven van anderen". Francis G. Peabody in een lezing.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 17