VERTROUWEN
VAN HOUTEN
V isscher'j
ZULT:,» r
in een product ontstaat, als dit goed blijkt
te rijnen het vertrouwen groeit, naarmate
meer en meer blijkt, dat het product het
beste in rijn soort is.
Wanneer nu, gedurende meer dan een eeuw,
KWALITEIT
De witste tanden,
Handelsschool- en Kweekschool-
vereeniging geven een
tooneelavond.
Soiree dansante.
H.H. Pijprookers.
„De Ruyter" en onze weermacht
ter zee.
millioenen in alle deelen der wereld een
bepaald merk het beste vinden, kan men
zeggen dat het vertrouwen in dit merk
onwrikbaar is geworden.
En dit is het geval met het merk
indien U poetst met wat goeds, dus met
Tube 60 tn 40 ct. Doos 20 ct IVOROL
Vr\jdagavond in „Casino".
Wij vestigen de aandacht op een in dit num
mer opgenomen advertentie, waarin aange
kondigd wordt een tooneeelavond der gecom
bineerde Handelsschool en Kweekschool Ver-
eeniging. Tevens kunnen wij mededeelen, dat
H.S.V. dien avond haar 15-jarig bestaan viert.
V. leerl. v. h. Dansinstituut „Polak",
De Directie van genoemd instituut, organi
seert voor de leerlingen verschillende Soirée's,
ten einde het geleerde, in eigen milieu, in prac-
tijk te kunnen brengen. De eerste soirée van
dit seizoen zal plaats vinden op 28 Nov. a.s.,
in „Musis Sacrum". Verschillende attracties
zullen het dansen afwisselen. De dansmuziek
wordt door de bekende „Allronud Musicians"
verzorgd.
Zooals in de advertentie in dit blad reeds
werdt vermeid, zal de aanwezigheid van de
ouders der leerlingen zeer op prijs gesteld
worden.
Men schrijft ons:
Rookt U lang over een pijpje tabak?
Zoo ja, ga dan uw krachten eens meten
in café „De Toelast". Daar is in samenwer
king met de firma Groeneveld, Electrische
Tabaksfabriek te Sneek, op Woensdag 25 No
vember 's avonds half negen, een rookwed-
strijd uitgeschreven.
De deelname is gratis, terwijl er boven
dien practische geschenken zijn te winnen.
Zie ook de advertentie.
Een geschenk aan elk der opva
renden van den kruiser „De Ruyter".
Het Alg. Nederl. Comité „Onze Marine",
dat telkenmale de marine in de belangstelling
van het Nederlandsche volk betrekken wil,
heeft een boelf doen samenstellen over „De
Ruyter en onze weermacht ter zee". De
samenstelling werd opgedragen aan den heer
A. W. P. Angenent, die, zooals bekend is, ook
het boek over de vermaarde wereldreis van
de onderzeeboot K XVIII samenstelde.
Aan het boek „De Ruyter en onze weer
macht ter zee" hebben medewerking ver
leend de heereen F. A. C. M. van Hasselt, C.
J. M. Kretschmer de Wilde, dr. J. F. M.
Sterck, J. H. P. Verhoeven en Joh.. T. M.
Wijs. De kapitein ter zee A. C. van der Sande
Lacoste, Gommandant van den kruiser „De
Ruyter" schreef het voorwoord.
Dit boek zal aan alle opvarenden van Hr.
Ms. kruiser „De Ruyter" worden aangeboden
en voor belangstellenden beschikbaar gesteld
worden. De druk-technische uitvoering wordt
verzorgd door de N.V. drukkerij en uitgeverij
v.h. C. de Boer Jr. te Den Helder.
STEUNVERGOEDING ERWTEN EN VELDBOONEN
De Nederlandsche Akkerbouwcentrale maakt
bekend, dat de steunvergoeding voor groene
erwten van de kwaliteitsklasse C, gedenatureerd
in het tijdvak van 9 November 1936 tot en met
14 November 1936 f 1.50 per 100 kg zal bedragen.
Voor in datzelfde tijdvak gedenatureerde
groene erwten van de laagste klasse en andere
erwten zal die steunvergoeding f 1.per 100 kg
bedragen.
De steunvergoeding voor veldboonen, welke
volgens de dateering van het dorschbriefje
zijn gedorscht in het tijdvak van 9 November
1036 tot en met 14 November 1936 zal f 2.
per 100 kg bedragen. (Adv.).
Nog eens overdenkende, hetgeen door Dr.
Tesch in zijn interessante rede te IJmuiden is
gezegd over den invloed op het vischbestand in
de Noordzee door gunstige en minder gunstige
broedjaren, meenen we hierop nog terug te
moeten komen.
Allereerst moeten we een verzuim herstellen,
door niet te vermelden, dat ook de heer Steven-
son, voorzitter van den Ned. Visschersbond,
aanwezig was. Te meer betreuren we dit ver
zuim, omdat juist de heer Stevenson overal
aanwezig is, waar er dingen worden bespro
ken, die de visscherij betreffen en welke van
invloed kunnen zijn op het vischbedrijf.
Waar van deze voordracht mocht worden
verwacht, dat middelen zouden worden aanbe
volen om tot opvoering van den vischstand in
de Noordzee te komen, leed het geen twijfel of
de heer Stevenson zou present zijn.
En, naar we meenen te mogen opmerken,
was er veel, dat voor het kustbedrijf vooral van
belang was en dat niet, omdat er voordeel zou
zijn, maar juist het tegenovergestelde.
Op 23 November toch heeft de internationale
bespreking te Londen plaats, waarin het vraag
stuk zal behandeld worden, waarover Dr. Tesch
te IJmuiden sprak. Daar was Ds. Tesch en de
heer Janssens, directeur der Visscherij-centrale
deze besprekingen namens de Regeering zullen
bijwonen, kunnen we aan de hand van boven
genoemde rede, wel weten, dat instemming zal
worden betuigd met de vergrooting van maas
wijdte (zooals die trouwens op 1 Januari reeds
voor Holland is voorgeschreven), maar tevens,
dat er ook bepalingen omtrent de grootte der
visch voor aanvoer gesteld zullen worden,
waarmee deze delegatie zich accoord zal kun
nen verklaren?
We hebben later nog eens nagelezen hoe ver
leden jaar de voorstellen waren, toen men wilde
komen tot de maatregelen tot het sparen van
de kleine visch. En de omschrijving daarvan
komt vrijwel geheel overeen met hetgeen Dr.
Tesch daarover te IJmuiden heeft gezegd.
Er werden daarin drie middelen aan de hand
gedaan, terwijl nu te Londen vermoedelijk twee
middelen zullen worden besproken.
Het eerste middel, hetwelk verleden jaar
werd voorgesteld, n.1.: „het sluiten van be
paalde wateren of watergedeelten, waar de
kleine visch zich bij voorkeur ophoudt en ont
wikkelt, voor de visscherij, hetzij met alle of
met bepaald aangegeven vischtuigen, dan wel
voor de visscherij met bepaalde vaartuigen",
welk voorstel in die omschrijving reeds werd
verworpen, omdat het te veel aan bewaking
zou kosten, onuitvoerbaar werd geacht, kwam
te IJmuiden ook niet ter sprake, zoodat waar
schijnlijk deze wijze niet in beschouwing zal
worden genomen.
Dan bleven er over de twee andere middelen
n.1. maaswijdte vergrooting tot 7 cm en de
minimummaat voor het aanbrengen van visch.
En de maten, welke op de vergadering te
IJmuiden werden genoemd, kloppen met die,
welke in de voorstellen van verleden jaar voor
komen.
Voor schelvisch zou een maat van 24 cm
noodig zijn; voor verschillende platvisschen
(b.v. schol) zou men beginnen met 18 cm, om
deze maat later te laten oploopen tot 23 cm.
Platvisch beneden 13 cm zou mogen worden
aangevoerd. Dit is dan beschouwd als een con
cessie, die het sorteeren minder tijdroovend
doet zijn, en een tegemoetkoming aan den
kustvisscher.
Zoodra verleden jaar deze voorstellen van
de Visscherij-centrale bekend gemaakt werden
ter beoordeeling aan belanghebbenden, heeft
men in deze kringen daarover vergaderd en
ze niet aannemelijk geacht, omdat er te groote
schade voor de kustvisscherij van werd ge
ducht.
Het was de bedoeling geweest die maat
regelen te doen ingaan, wat betreft de mini-
mummaten der aan te brengen visch op
1 Augustus 1935, en wat betreft de maaswijd-
tevergrooting op 1 Februari 1936.
Men bracht de bezwaren er tegen ter kennis
van de Visscherij-centrale en had ook bespre
kingen met den Minister.
Men kreeg toen den indruk, dat er van de
voorgestelde maatregelen niets zou komen.
Toch bleef er de suggeste (van welke zijde
dan ook), die aanstuurde op maaswijdte ver
grooting en op een z.g. pufverbod.
Het Kon. Besluit tot maaswijdtevergrooting
op 1 Januari 1937 is afgekomen en, ondanks
velerlei pogingen, is men er niet in geslaagd
dat ongeschort te krijgen.
Nu, na de rede van Dr. Tesch zal de onge
rustheid in de kringen der kustvisschers zijn
toegenomen, dat het zal komen tot het invoe
ren van zekere maten, waarbij visch mag wor
den aangebracht.
Niemand zal ontkennen, dat er iets gedaan
moet worden om den vischstand in de Noord
zee voor ondergang te behoeden. Maar men
vraagt zich af, of de voorgestelde maatregelen
inderdaad afdoende zullen zijn en dan is er
het oordeel uit de kringen der vakmenschen,
dat de vernietiging van jonge visch ongehin
derd door zal gaan, niet dat men dit opzette
lijk doet, maar dat de mechanische voortstu
wing en dus de vangmethoden, er onherroepe
lijk toe moeten leiden, dat er ontzettende hoe
veelheden kleine visch worden vernietigd, en
naar mate de voortstuwing krachtiger is, ook
de vernietiging grooter zal zijn.
Nu zal het dan vermoedelijk zóó worden,
dat de kleinste zondaren aan deze vernietiging,
die dan deze doode visch aanbrengen en er
hun besomming door zien verhoogd, dit voor
deel zullen moeten derven, terwijl de groote
zondaars, die toch deze kleine visch overboord
gooiden, blijven zondigen, en er niet de minste
schade van zullen ondervinden, tenzjj dan, dat
de radio en varia of hoe die kleine schelvisch,
beneden de 2 cm moge heeten, ook niet zal
mogen worden aangevoerd, waardoor er dus
ook vermindering van opbrengst is. Maar ook
deze reeds doode visch zal dan overboord wor
den gezet.
Er kan daarom groote schade voor de kust
visscherij van worden verwacht, en men vraagt
zich af, of, in dezen tijd, dit verantwoord is
te achten.
Bovendien komt deze vraag: waarom stelt
men niet voor, dat bepaalde gebieden in de
Noordzee voor bevissching worden afgesloten?
In 1914 immers was er het voorstel van den
Internationalen Raad voor de zeevisscherij om
daartoe over te gaan, maar dat is afgestuit
op de bezwaren er tegen ingebracht door de
Engelsche grootreeders, zoodat er niets van
is gekomen, mede door het uitbreken van den
wereldoorlog, die toen ieder overleg lam sloeg.
Of zou men te Londen op 23 November toch
nog met een dergelijk voorstel komen?
Anders ziet het er voor onze kustvisscherij
donker uit.
In het orgaan van den Ned. Bond van Klein
handelaren in het visch- en haringbedrgf wijst
men op de nadeelen, die de handel er van
heeft.
A.s. Donderdag heeft er weer een vergade
ring te IJmuiden plaats van groot- en klein
handel, waar deze kwestie nader zal worden
besproken. Het schijnt in de bedoeling te
liggen, zich nader te beraden, welke houding
men van handelaarszijde denkt aan te nemen
en een tweede onderhoud aan te vragen met
den Minister van Sociale Zaken.
De pogingen van den Amsterdamschen
handel om het aantal vergunningen voor deel
name aan de garnalenvisscherij uitgebreid te
krijgen, hebben, naar we vernemen, geen
resultaat gehad.
Men had dat gevraagd, opdat er meer aan
voer van levende garnalen zou zijn gekomen,
waardoor de kleinhandel tegen geringeren
prijs negotie zou kunnen plaatsen, indien de
garnalen van een prijs waren, meer geschikt
voor de kleinere beurs.
In den winter schijnt men daar echter geen
grooten afzet voor levende garnalen te kunnen
vinden, zoodat men thans blijkbaar geen be
hoefte heeft te trachten den aanvoer vergroot
te krijgen.
Zooals bekend wordt de haringvisscherij in
het laatst van het jaar in het zuidelijk gedeel
te van de Noordzee uitgeoefend. Men spreekt
dan van de Kanaalvisscherij.
Om contact met de bemanning van de log
gers te houden, heeft de Chr. Transport- en
Fabrieksarbeidersbond (van welke'organisatie
veel loggerlui lid zijn) te Dieppe een vertegen
woordiger tijdelijk gevestigd, waar deze man
nen met hun verschillende belangen kunnen
komen en waar dan hun de helpende hand
wordt geboden. Eiken Zaterdagavond, den dag
wanneer te Dieppe binnen vallen, wordt een
kerkdienst gehouden en daarna is er gelegen
heid met elkaar te confereeren. Wat dat be-
teekent voor de menschen laat zich denken.
De familie hier te lande heeft dan ook een
vast adres, waarheen ze zich kunnen wen
den met hun correspondentie.
Te Moerdijk schijnt nog altijd belangstel
ling te bestaan voor de schubben der vis-
schen, tenminste uit Tholen wordt bericht,
dat de schubben van de bliek worden afge
schraapt en naar Moerdijk verzonden.
Zooals men weet, gaan deze meest naar
Frankrijk, waar men er de essence uit haalt,
welke dienstbaar wordt gemaakt voor het
vervaardigen van het oplegsel der valsche
parelen.
Er is een tijd geweest, dat men ook vanuit
Den Helder haringschubben voor dit doel naar
Moerdijk zond. De haringen werden dan in
een ton met water gedaan en met een bezem
flink dooreen geschud, waarna men de losge
werkte schubben verzamelde en in kistjes ver
zond. Misschien dat in het volgende voorjaar
er ook wel in deze richting iets met de haring
schubben valt te bereiken.
Te Rotterdam klaagde men de vorige week
weer, dat de kustvisscherij zoo weinig gele
genheid had om visch aan te brengen. Men
betreurde dat, omdat de door deze vaartuigen
aangebracht platvisch om de uitstekende kwa
liteit zoo gewild is bij den handel.
Naar aanleiding daarvan doet zich de vraag
voor waarom men nu weer deze kustvisscherij
zooveel belemmeringen in den weg gaat leg
gen door maaswijdtevergrooting en aanstonds
misschien een verbod van visch van zekeren
maat.
Ondanks den wat grooteren aanvoer van
wulken liepen de prijzen flink omhoog en
staan thans op een buitengewoon hoog peil.
Er schijnt dus in België weer goed vraag
naar te zijn.
Regeeringsviseh.
Het is in het „Dagblad voor IJmuiden",
waarin op schampere wijze wordt geschreven
over de distributie van zeevisch aan de werk-
loozen. Het stuk is gesteld in eenige vragen
aan den Minister van Sociale Zaken door een
Kamerlid.
De ondoelmatigheid, de kosten er aan ver
bonden, enz. worden daarin gehekeld. Ook uit
dit artikel blijkt overduidelijk, hoe men over
deze kwestie denkt en zich uit.
Dit is begrijpelijk, omdat er schijnbaar nog
niet veel succes is bereikt, terwijl de handel
er meent nu reeds schade van te ondervinden.
Een berichtgever van het genoemde dag
blad meldt uit Schaarsbergen, dat de werk-
loozen daar ter plaatse geen prijs stellen op
de regeeringsviseh.
Opmerkelijk was, dat de visch van den
plaatselijken vischhandel grif aftrek vond.
Ten einde raad heeft het gemeentebestuur van
Schaarsbergen huis aan huis laten weten, dat
zoolang de voorraad strekt, iedereen de visch
kon afhalen tegen 18 cent per kilo.
Het is mij niet te doen hier de rol te spelen
van den rechtvaardige of iets dergelijks, maar
alleen de gedachte dat op deze manier en daar
bij nog door een hooggeplaatst ambtenaar
daarnaar van het gerecht over een mensch
oordeelt of over een groep menschen, zonder
ze nader te verhooren, zonder meer dan
alleen een algemeen begrip over een situatie,
zonder eenig definitief bewijs van schuld, alleen
uit een gevoel van persoonlijke gekrenkte
ijdelheid, dat ging mij toch wel een beetje te
ver.
En er verder aan te moeten denken, dat deze
Rijksadvocaat mij er voor had laten komen
dit in den striksten zin genomen voor
oordeel aan de openbaarheid prijs te geven,
dus mij om zoo te zeggen moreel mede schul
dig te maken: dit wond mij op.
Ten langen leste voerde Trevor het sterkste
aan waarmede hij mij als journalist hoopte te
winnen:
Wat een onderwerp voor een roman!
Nu boog ik mij voorover en zei: hoewel nog
steeds hoffelijk glimlachend, doch zeer na
drukkelijk:
Ik mag wel aannemen, meneer de Rijks
advocaat, dat ge deze mededeelingen m(j niet
in myn kwaliteit van journalist gedaan hebt.
Met een schok voer hjj overeind. Seconden
lang staarde hij mij met zjjn lichte oogen aan.
Plotseling viel er een schaduw over. Hij
had mij eerst niet begrepen, wist niet wat ik
bedoelde. Nu begreep hij het echter en zag
gelijkertijd het gevaar.
Hij sprong op mij toe. Pakte mij bij mijn
arm. Ik bemerkte zelf, dat mijn nietszeggende
glimlach iets te lang op mijn gezicht gebleven
was. Hij schudde mij heen en weer en
schreeuwde
Man, geen woord! Alleen als privé; alleen
privé. Maak mij niet ongelukkiger dan ik al
ben. Lieve hemel...
Hij sloeg zijn handen voor 't gezicht. Zijn
stem brak door ingehouden tranen.
Maar iemand moet ge toch hebben, wien
ge het vertellen kunt. Anders zoudt ge stikken.
Ik weet niet, waarom ik juist u daarvoor uit
gekozen heb, U, die mij toch volkomen vreemd
zrjt.
Maar wie dan wel Mijn collega's Juristen
Paragrafenvreters. Mijn kennissen? Militai
ren, dienstkloppers.
Menschen, menschen, wijs mij een mensch
aan, ik ga hier te gronde in dit nest, in deze
gevangenis, in deze verstikkende atmosfeer!
Wat is Gibraltar? Een dorp, een hoender
hok, volgepropt met menschen, die elkaar
regelmatig op de teenen trappen elkaar we-
derkeerig het voedsel niet gunnen, niet eens
de lucht, die zij inademen, die niet verder den
ken kunnen dan van hier naar daar, alleen
maar aan hun prestige, aan gezelschap, aan
tdiletten, uniformen, bevorderingen en ran
gen!
Maar gij zijt een man die daar buiten staat.
Gij zgt een journalist. Gij hebt fantasie. Gij
kunt u dergelijke toestanden indenken. Gij be
grijpt mij. Gij kunt begrijpen, hoe ik hier wer
ken moet. Gij legt mijn woorden niet op een
goudschaaltje.
Zoo ben ik eenmaal. Dat is nu eenmaal
altijd mijn noodlot. Mijn fantasie werkt door
en woorden rollen mij van de lippen.
Ja, ja, ik weet wel, dat ik te veel zeg.
Ik weet, dat ik dezen Spurling misschien on
recht aandoe. Ik weet dat ik een Rechter ben,
dat ik mijn oordeel moet opschorten. Maar
drommels, ik ben toch maar een mensch.
Hij was weer in zijn stoel teruggevallen.
Leunde met zijn armen op zijn schrijftafel en
had zijn gezicht in zijn handen verborgen. Hg
steunde bij ieder woord zijner verdediging. Hr}
had over zichzelf zn vonnis uitgesproken.
En ik zat bij deze ineenstorting hulpeloos
en verlegen.
Mijn eerste opwinding was voorbij. Ik kon
op dezen man onmogelijk langer boos zijn die
zich zoo bloot gegeven had, die mij zoo dui
delijk zijn levenssmart getoond had.
Hij ontroerde mij, zooals hij daar zat, ge
broken, zonder toekomst, zonder verwachtin
gen, een ongelukkig mensch, een man met
fantasie, die geen fantasie hebben mocht.
En toch was het juist deze fantasie, die hem
voortjoeg, hem meesleepte, nu hij voor de
eerste maal op het denkbeeld gekomen was
deze kwestie van de „Betty Bonn" den weg
terug naar Londen beteekende, de eenige wer
kelijke, misschien nooit meer terugkeerende
gelegenheid zich te rehabiliteeren.
De angst, dat alles misschien tevergeefsch
zou kunnen zijn, had hem voortgedreven, zat
als een zweep achter hem aan.
Hij wilde weer naar Londen. Hij leed onuit-
spreekelijk onder deze overplaatsing. Hfl had
het begrip „Londen" noodig, de stad, het
leven, theater, muziek. Maar Londen had hem
niet noodig. Zoo iets kon men niet dwingen.
En hij wilde dwingen.
Ik begon oprecht medelijden met hem te
krijgen. Op dit oogenblik kwam ook weer
Nancy mij voor den geest. Hij was haar va
der en gelijk haar ongeluk, waar ik nu tegen
over zat.
Hoe ik Nancy zou hebben kunnen helpen,
wist ik niet. Maar op welke wgze ik dezen
man zou kunnen helpen, was mij volkomen
duidelijk. Ik kon het niet over mijn hart ver
krijgen hem zoo in vertwijfeling achter te
laten. Ik'schoof alle bedenkingen, die ik zoo
even nog had, terzijde, en zei zeer rustig,
zonder eenige scherpte, en zelfs was het geen
leugen:
Ik voor mij geloof, meneer de Rijks
advocaat, dat wij over dingen spreken, waar
van wij beiden toch niet een volkomen dui
delijk beeld hebben. Misschien zou het goed
zijn het schip eens te bekijken...
Hij hief snel het hoofd op en keek mij aan.
Hij kon het zoo snel niet verwerken, wat daar
voor hem opdoemde.
Wat wilt gij
...de „Betty Bonn"
Opnieuw was hij opgesprongen.
Wilt ge dat werkelijk?
Oprechte vreugde was in zijn oogen te
lezen.
Ik dank u.
Al het andere scheen plotseling in het niet
verdwenen. Hij reikte mij de hand.
Ik dank u. Gij zult ze zien. Direct. Hebt
gij tijd? Goed. Ik ga mee. Komt gij?
Hij nam' mij bij den arm en trok mg met
zich mee.
Gij kunt niet gelooven, wat gij mij voor
een pleizier doet.
Dat geloofde ik inderdaad en alleen daar
om ging ik met hem mee.
Maar voordat hij de deur opende, hield hij
mij eerst nog even terug, greep mijn beide
handen en zei ernstig, nadrukkelijk als man
tegen man.
En luister nu eens, als ik nu weer op
hol sla, rem me dan. Houd me tegen. Hein
me. Doe dat. Het is de moeite waard.
Het was zeker de moeite waard. Voor ziin
mÏ7n t -7®? Cen eerlijk en fatsoenlijk
man Dat wist ik thans zeker. De zelfingeno
menheid die men hem aanwreef, was slechts
een masker, een middel tot afweer
mngskraTht'he^1 °verweIdige"-de verbeeN
Sekte die h 7°^ ln 'l bloed als een
,7.e hem steeds weer meesleepte en
heid. °°gen dCed SlUitCn V00r de werkeltjk-
hefge^Ö3,mgMmnt°hemee h°°fdzakel«k met
Voor het overige lL "'7 a"een ,aten'
g was mijn nieuwsgierigheid
inderdaad opgewekt en het vooruitzicht voor
copie voor mijn dagbladen speelde eveneens
een kleine rol.
Terwijl ik evenwel met hem de hooge gan
gen van het gerechtsgebouw doorging, door
de woelige menigte in de Main-street, was ik
mij niet bewust dat ik mij ergens in zou be
geven, waarvan ik geen flauw idee had, in
welke moeilijkheden het mij nog zou brengen.
Het was al middag, toen wij het grauwe
havenpolitieposthuis bereikten. Trevor ging er
binnen. Ik wachtte buiten.
Als een heldere frissche zomermorgen leek
deze dag voor Kerstmis. De hemel straalde
in een f el-blauw. Zelfs daar, waar zij in het
groen van den Atlantischen Oceaan onder
dook, verloor zij niet eens geheel aan kleur.
De horizon was scherp getrokken. De Straat
van Gibraltar was bezet met witschuimende
koppen, door den stevigen Noordwester.
De Afrikaansche kust van Ceuto tot Tanger
was duidelijk en met scherp omlijnde contou
ren waar te nemen. De apenberg stak als een
reusachtige tand scherp omhoog. Daartegen
over stond de vesting van Gibraltar als een
stompe tandkaak, die men sterk gekleurde
plombeersels ingezet heeft.
De groote cenmentsmassa's der waterreser
voirs en aanlegplaatsen flikkerden hel geel op
in het olijgroen der aanplantingen. De stad
lag daar schaduwloos, zuiver en wit. D®
zuiver en wit. De prachtige heldere kleuren,
de sterke zoutlucht der zee gaven dezen dag
een bijzonder frissche en gelukkige tint. Het
liefst was ik vlak bij de Spaansche jongens
gaan liggen, die met het hoofd op hun schoen-
poetsdoozen, in het glinsterende licht lagen te
slapen.
(Wordt vervolgd.)
-