«HWHWt
Uit de natuur
I V
Tijdschriften
en Weekbladen
H Y/I)HHI SgöBS
op!
PUROLer
Losse nummers van de
Heldersche Courant
3 cent*
Het Secretariaat van
de Kon. Vereeniging
„ONZE VLOOT"
Afdeeling DEN HELDER
is voorloopig gevestigd bij
N. V. Drukkerij Uitgeverij
V h G DE BOER Jr.
KoningiStr., Den Helder
Tel. 50-412
•v \0.
Voor vandaag zullen we nu eens niet ver
van huis gaan. Heusch, ook dicht bij huis is
als we onze oogen tenminste den kost geven!
genoeg te zien, watd e moeite waard is om
even bij stil te staan.
We treffen het op onze dijk wandeling, 't is
laag water. Hoog liggen de pieren boven het
water en we kunnen de verleiding, cp een van
die pieren eens wat rond te gaan neuzen, niet
weerstaan.
„Wat is daar dan te zien", hoor ik u vragen,
„wier, krabben en zeesterren, meer niet". Al
was dat zoo, dan was het toch meer dan vol
doende!
Daar onder die groene wierlappen, die van
onder tot boven bezet zijn met een wit net van
een poliepenkolonie, zit een rose zeester, een
doodgewone zeester. Over het wier en dé po
liepenkolonie wil ik het nog niet eens hebben,
evenmin over het krabbetje, dat schuin weg-
tippelde, toen we het wier optilden en nog
minder over het zee-anemoontje, dat op den
steen bleek te zitten, over die zeester wilde ik
bet hebben. Laten we daar nu eens mee be
ginnen.
vT
't Ziet er heel gek uit! Oogen zijn niet te
ontdekken, de mondopening zit midden onder
het stervormige lichaam en de anale opening
precies aan den anderen kant, midden op den
bovenkant dus. In de huid van dezen boven
kant, de „rug", als we 't zoo mogen noemen,
zit een zeefplaat, de z.g. madreporenplaat.
Door de openingen van deze plaat kan water
gestuwd worden door een inwendig stelsel van
buizen, een soort waterleiding, het ambula-
craalstelsel. De buizen van deze waterleiding
vertakken zich tenslotte in heel fijne uitloo-
pertjes in de uitstulpbare „wandelpootjes"
(huidvoetjes, ambulacraalvoetjes), die vooral
in de overlangsche groeven aan den onderkant
van eiken arm van de zeester te zien zijn. Het
vreemde van het geval is nu, dat die voetjes
zelf doen en laten wat ze willen. Iedere arm
van onzen vijfarm doet op z'n eigen houtje v^at
hij wil. Daarbij „weet" de eene arm niet wat
de andere uithaalt, waardoor de zeester dus
eigenlijk niet kruipt met haar armen, maar de
armen er met het lichaam van door gaan. De
zeester heeft n.1. hersenen noch ruggegraat,
zoodat van een „centrale", waar de prikkels
van uit gaan, zooals bij den mensch geacht
wordt wel het geval te zijn, geen sprake is.
De armen kunnen nog vreemder dingen uit
halen. Iedere arm kan zich n.1. afscheiden, een
tijdlang een zelfstandig leven leiden tot er zich
een lichaam en vier andere armen aan ge
vormd hebben! Waar de verschillende armen
echter van elkaar niet weten wat ze doen,
vraagt u zich misschien af: hoe kan dat dan
goed gaan, wanneer twee armen tegengestelde
richtingen uit willen, scheurt de zeester dan
niet? Dat is nu juist weer 't vreemde. De ver
schillende zintuigprikkels zijn bij de zeester
niet, of nagenoeg niet gecentraliseerd, en tóch
is er blijkbaar een eenheid van probeeren, van
al doende leeren en ervaren, 't Zou b.v. kun
nen, dat, wat één bepaalde arm al probeerende
ondervindt, op den duur geregistreerd wordt
in het geheele dier, dus ook in de andere ar
men, dank zij een om den slokdarm gelegen
vijfhoekige zenuwstreng, waarvan vijf takken
uitgaan, naar de vijf armen. Op die wijze zou
eenig „contact" mogelijk zijn.
Leggen we een zeester eens onderste boven,
dan kunnen we iets grappigs zien. Eerst zijn
de armen in 't wilde weg aan 't ploeteren om
steun voor hun wandelpootjes te vinden. Dan
weten twee armen het met elkaar op een ac-
coordje te gooien, samen nemen ze de leiding
bij de omwenteling, terwijl daarbij het „her-
senlooze" getob van de drie overige armen
ophoudt. T
De zeester ziet er heel onschuldig uit: t is
hier ook zooals zoo vaak; de dingen zijn me
wat ze schijnen, want in werkelijkheid zijn c e
zeesterren gevaarlijke roofdieren. Als een zee
ster honger heeft en ze komt een of ander
schelpdier tegen, dan zuigen de zuignapjes
van de wandelpootjes van twee tegenoverge
stelde armen zich vast op de schelpkleppen e
trekken deze langzaam van elkaar. Als u we
eens geprobeerd hebt bij een levend scie p< 1
een mossel b.v., de schelphelften van e
trekken, weet u dat dit bijna nooit lukt Maar
de zeester krijgt het»gedaan. Schu mei
wat er dan gebeurt is heel onsmakeljjk^De
zeester brengt door haar mondopening haar
maag naar buiten. Buiten het lichaam k
de maag in werking, begint dus zl".
dere verteerende sappen af te s
zeester slikt dus haar prooi me
brengt haar maag naar
buiten, om uitwendig
haar prooi te verteeren! 7eester
Behalve de wandelpootjes heeft een zeester
ook nog een paar honderd andere uitsteeksel-
jes, aan den top waarvan nijptangvormige
instrumentjes staan (pedicellariën). Ze komen
vooral op den rug voor. Samen vormen deze
instrumentjes 'n soort reinigingsdienst. Zoo
kunnen we ze druk bezig zien op de armen ge
vallen vuiltjes of uitwerpselen aan elkaar door
e geven, totdat het voorwerp bij een pedicel-
arie gekomen is, die 't zóó kan laten vallen,
aat het naast de zeester valt.
Zoo'n doodgewone zeester was dus toch wel
waard nader bekeken te worden!
Het opkomende water dwingt ons bijna ae
pier te verlaten, maar we kunnen nog net
even zoeken naar de roode stippen, aan den
onderkant op de armtoppen. Dat zijn „oog-
vlekken", waarmee de zeester wel lichtindruk-
ken kan waarnemen, maar geen bewegingen.
Steeds hooger komen de aanrollende golven-
rijen, met omvallende schuimkoppen bruisend
spoelen over de donkere voorblokken, be
groeid met donkergroene wieren, terwijl kom
men en kreekjes telkens met schuimend water
volloopen. De zee, hier een staalgrauw-wilde
bewogenheid van duistere golvendeining, naar
den einder toe een zilverblikkerende streep,
waarover wolkenschaduwen vagen en aan den
horizon de stille duinenrij van Texel met een
lange schuimlijn van brekende golven. Hier
en daar een visschersschuit. Krijschende meeu
wen zeilen boven ons; nu en dan schreeuwt
een zwart-witte mantelmeeuw metr ver naar
voren gebogen hals.
Wanneer we de pier afgaan, merken we
overal op de steenen eigenaardige witte, ke
gelvormige puisten en wanneer we deze eens
nader bekijken, zien we, dat het kalkhuisjes
zijn, die vast zitten op de steenen.
Wonderlijke dieren zijn die zeepokken.
Dieren? Ja zeker Ik geef toe, dat het er nu
niet veel op lijkt. Maar wanneer het water
hooger gekomen is, gaat de spleet, die boven
op het kalkschaaltje is te zien, open, daaruit
komt een pluim, die heel gelijkmatig door het
water heen en weer begint te slaan door cte
zich telkens openende kalkkleppen en beladen
met uit het water gekamd micro-plankton in
het kalkhuisje terug komt, Door deze regel
matige beweging ontstaat in het water een
stroom, die voortdurend nieuwe planktonten
toevoert.
De familie, waartoe dit diertje hoort, is die
der rankpootigen.
Het kalkhuisje bestaat uit een vliezig, of
verkalkt grondstuk, een van boven openstaand
omhulsel en een sluitstukje, dat het dier in
staat stelt zijn huis af te sluiten. Het sluit
stukje bestaat uit verschillende, onderling be
weegbare deelen, waardoor de schaal al dan
niet gesloten kan worden.
Vroeger, toen het nog larve was, kon het
diertje vrij in zee rondzwemmen. Later zette
het zich hier op den basaltsteen vast en tot
zijn dood zal het een zittend leven moeten
leiden in een tweekleppig schaaltje. Wel heel
vreemd is die overgang geweest en allerlei
vervormingen moeten daartoe dan ook plaats
hebben: de sprieten werden hecht-organen,
die den kop aan een onderlaag bevestigden;
de oogen verdwenen; de ledematen werden
rankpootjes, tentakeltjes eigenlijk, die samen
de grjjppluim vormen, waarover ik zooeven al
schreef.
Betrekkelijk kort is het dier onder water.
Sommige exemplaren komen alleen bjj hoogen
vloed onder, terwijl zelfs sommige exemplaren
alleen bij springvloed onder water komen.
Nadeel ondervinden ze hiervan niet, want
doordat ze het omhulsel met de klepjes kunnen
sluiten, kunnen ze water vasthouden en dus
droog staan.
Panorama van 24 December maakt wel een
bijzonder smaakvollen indruk met zijn zeer
geslaagde omslagplaat, voorstellende „de
precieuze lekkerbek".
Er werd nog een uitermate goedgelukte
kleurenprent bijgevoegd en wel een reproduc
tie van Bernard de Hoog's „Het lied der
wereld", een kerstplaat, die velen zullen uit
knippen.
De inhoud van dit nummer is eveneens rijk
gevarieerd. Speciaal noemen wij het artikel
„De Race naar de Zuidpool", dat op onover
trefbare wijze geillustreerd werd.
„Ons is gheboren oude prenten
en teksten, verzameld en toegelicht
door Jan Poortenaar; Amsterdam,
Bigot en Van Rossum.
Onder den titel „Ons is gheboren..." heeft
Jan Poortenaar een verzameling gekleurde
houtsneden in het licht gegeven, oude prenten,,
welke betrekking hebben op het Kerstfeest.
Daarbij zijn oude Kerstliederen afgedrukt, o.a.
het gedicht waaraan dit boekje zijn titel
ontleent.
In zijn toelichting schrijft Poortenaar: „De
houtsneden, welke hier afgebeeld zijn, werden
meerendeels geheel zelfstandig gedacht en
uitgevoerd; en wat de teksten betreft, die
vindt men vooral in oude lied-boekjes." Poor
tenaar weidt dan verder uit over het procédé
van de houtsnede en over den geest van deze
primitieve prentkunst.
Dat de discipline van het zoeken naar de
kortste oplossing in het algemeen van groot
belang is, leert het partijspel, waarin het heel
dikwjjls op het verschil van een enkelen zet
aankomt.
Bij eindspelopgaven is dan ook de verkor
ting van de oplossing, moge deze van nog zoo
geringen aard zijn, verre van doelloos.
Speciaal in de remise-eindspelen van 4 schij
ven tegen een dam, welke veelvuldig op ver
schillende wijzen oplosbaar zijn, zonder daar
door allerminst aan waarde in te boeten, dient
de kortste te worden beschouw'd als de juiste
oplossing en mag zeker de compositie-eisch
worden gesteld, dat de auteursoplossing de
zulke moet zijn, die in het geringste aantal
zetten tot het gestelde doel leidt. Hieraan zij
toegevoegd, dat, hoewel in dergelijke eind
spelen in vele gevallen een remisegang door
hen, die eenige routine in het genre bezitten,
vrij gemakkelijk wordt gevonden, het vinden
van de kortste oplossing meestal oneindig
lastiger is.
Onderstaan een voorbeeld.
Zwart 4 sch.: 6, 7, 13, 20.
Wit 3 sch.: 16, 17, 22.
Wit speelt en maakt remise.
16—11, 7X16; 17—12, 6—11; 22—18, 13X22;
12—8.
Na deze aardige inleiding is onderstaande
diagramstand' bereikt van 4 schijven tegen
één stuk, dat een schjjf moet winnen om
remise te kunnen houden.
B ïv j gj jg| |J
Zwart aan zet, Wit maakt remise.
Zwart kan niet 1117, noch 1621 wegens
dubbelen achterloop door 83. Noch 2227
wegens 83, 2024 of 25; 39, 2732;
922 wint een schijf.
Zwart heeft 3 andere antwoorden, waarvan
een dablad de volgende uitwerkingen geeft,
die voor bijschaving vatbaar zijn.
lo. 20—24; 1. 8—2, 24—29; 2. 2—13,
2218; 3. 1319, 2833; 4. 1913 (dreigt
13—18), 29—34 of 33—38 of 39; 5. 13—22
remise.
Wij merken op, dat een dual (een verschil
lende spelgang in hetzelfde kortst mogelijke
aantal zetten) aanwezig is:
20—24; 1. 8—3 (dr. 3—17), 22—28; 2. 3—14,
28—33; 3. 14—23 (dr. 23—29), 24—30 (op
33—38 of 39; 23—28); 4. 23—1 en 5. 1—6 is
niet te verhinderen.
2o. 20—25; 1. 8—2, 22—28 (op 11—17;
2—13, 22—28; 13—22 rem.); 2. 2—35, 11—17;
3. 3544, 1722; 4. 4439, 1621; 5 3948,
28—33 (op 28—32; 48—26—48); 6. 48—26,
21—27; 7. 26—42, 33—39; 8. 42—38, 27—31;
9. 3827 remise.
Wij merken op, dat de remise in een be
langrijk geringer aantal zetten kan worden
bereikt:
20—25; 1. 8—2 of 3, 22—28; 2. 2 of 3—8,
28—33; 3. 8—24, 3339; 4. 24—19 en 5.
1928 is niet te verhinderen.
3o. 22—28; 1. 8—2,11—17; 2. 2—8,16—21;
3. 819, 28—33; 4. 19—32, 21—26; 5. 32—21,
17—22; 6. 21—3, 20—24 of 25; 7. 3—9,
2228; 8. 914 remise.
Hierbij zij opgemerkt, dat remise kan wor
den bereikt in 5 zetten:
22—28; 1. 8—3, 20—25(a); 2. 3—8, 28—33;
3. 19—24, 3339; 4. 24—19 en 5. 19—28
remise.
(a) 1. 20—24; 2. 3—14, 28—33; 3.
1423, 3034; 4. 231 en 5. 16 remise.
Nog is dit niet de juiste oplossing; de voor
keur verdient een andere spelgang in eveneens
5 zetten, doch waarvan de variant er slechts
4 telt:
22—28; 1. 8—2, 20—25 (a); 2. 2—19, 28—
33; 3. 19—24, 33—39; 4. 24—19 en 5. 19—28
remise.
(a) 1. 28—33; 2. 2—35, 33—39; 3. 35—
19 en 4. 1928 remise.
Eventueele opmerkingen aangaande het
bovenstaande zjjn welkom.
Het is een mooi verzorgd boekje, waarmede
uitgever en samensteller eer inleggen. Het
is gedrukt op de persen van Joh. Enschedé
en Zonen te Haarlem.
De Politie en Esperanto.
Zoo juist is verschenen het eerste bulletin
van de Esperanto-groep van Nederlandsch
Politie-personeel, dat geregeld maandelijk zal
verschijnen.
De Burgemeester van Den Haag, Mr. Dr.
S. J. R. de Monchy, schrijft een inleidend
woord a.v.:
Ik voldoe gaarne aan het verzoek van den
redacteur van het Maandelijksch Politie-
Bulletin, een voorwoord te schrijven voor het
eerste nummer.
Wanneer Esperanto voor één categorie van
burgers nuttig is, dan zeker voor de ambté
naren van politie, de raadgevers van de
straat, tot wie zich in het bijzonder vreem
delingen met vertrouwen wenden om inlich
tingen en hulp. De groene ster op de uniform
zal dan voor menigen vreemdeling zijn als
een baken in zee.
Daar komt nu bij, dat het politievak een
vak is, dat bij uitstek internationaal is. De
problemen inzake opsporing van misdaden,
handhaving der orde, regeling van het ver
keer, mogen naar gelang van landaard of
klimaat wat verschillend zijn, zij vertoonen
toch veel gemeenschappelijke trekken.
Er is dan ook naar mijn meening zeker
plaats voor een blad, geschreven door politie
mannen voor politiemannen in een taal, die
langzamerhand wel over de geheele wereld
haar beoefenaars heeft.
Mijn beste wenschen vergezellen dezen jong
geboren spruit op zijn levensweg".
Verschenen bjj de Alg. Ver. Radio Omroep
de serie Kinderliedjes, getiteld 1936 Tiental,
en welke hun bekendheid danken aan de uit
zendingen van Jacob Hamel's Kinderkoor.
Gezien de nog steeds groote aftrek die de
series uit de laatste 3 jaren hebben twijfelen
wij er niet aan, of ook deze serie zal haar
weg vinden in zanglievend Nederland. Te
meer, daar de bundel zeer goed verzorgd is.
Een aantal aantrekkelijke platen verhoogen
de waarde van het geheel.
Vermelden wij nog dat zoowel de illustraties
als de totale verzorging van de hand van Piet
Marée zijn, dat de prijs van dit boekwerkje
65 cent bedraagt en dat het te verkrijgen is
aan de AVRO-hoofd- en bijkantoren en voorts
in den boek- en muziekhandel.
Dit moet Uw eerste gedachte zjjn bij
Brand- en Snjjwonden, Ontvellingen,
en allerlei Huidverwondingen
Het verzacht en geneest
Losse nummers van de Heldersche Courant
zjjn, behalve aan ohs kantoor, tegen den prjjs
van 3 cent, verkrjjgbaar bij de volgende
boekhandelaren en depóts:
Boekhandel:
Schreuder, Koningstraat.
Spruit, Kanaalweg.
Duinker, Spoorstraat.
Depóts:
Minneboo, Vischstraat.
't Hart, Schagenstraat.
Biegstraten, Corn. Ditostraat.
Buis, Molenstraat.
Jongkees, Paardenstraat.
Smit, Westgracht.
Bres, Spoorgracht.
Uipkes, Brakkeveldweg.
Riedeman, Oranjestraat.
Mondfrans, Jonkerstraat.
Thijssen, Basstraat.
Kramer, Ruyghweg.
Heiligenberg, Stakman Bossestraat.
De oplossing van het probleem van Meredith zal ik de volgende maal behandelen.
A. P. Eerkes.
Ie prijs Norsk Sjakkblad 1936.
Wit
begint en geeft
mat in twee zetten.
Wit: Kd8, Da, Lc7 en e8, Pd2 en d5, pi
a3, c3 en c6.
Zwart: Kc5, Dh4, Tdl en h5, Pb2 en d3,
pi b7, b5, e4, f6 en g5.
De volgende partij, die
onlangs in den
winterwedstrjjd van de Heldersche schaak-
club „Morphy" gespeeld werd, is vol contrasten en leerrijk door de gemaakte fouten.
Van der Kamp.
Feenstra Kuiper.
Dreigt slechts Th7.
26
Th4
gh4
1 d4
Pf6
27
Dh4:
Th7
2 c4
e6
28
De4
Dh5
3 Pf3
b6
Zwart komt wat los!
Alzoo dame Indisch.
29
Tel
Dh2:f
4 g3
Lb7
30
Kfl
Dhl|
i 5 Lg2
Le7
Geeft afruil. Beter Lh3f, Ke2, f5
6 0—0
0—0
31
Dhl:
Thl:f
7 Pc3
d6
32
Ke2
Tel:f
8 Tel
Pbd7
33
Kei:
Kf7
9 e4
e5
Een typisch eindspel volgt nu.
10 de5:
de5:
34
Lel
Lf5
Na Pe5:, Pe5:, de5: komt
f4.
35
Kd2
Tc8
11 Pd5
Ld6
36
a4
Th8
12 b3
h6
37
Kc3
Le4
Wit wil Lg5 voorkomen,
maar verzwakt
38
Le3
Tb8
zjjn stelling.
39
b4
f5
13 Lb2
De8
Wit zoekt het op de damevleugel, zwart op
14 Ph4
Pd5:
de koningsvleugel.
15 edö:
f6
40
Lel
Kg6
16 Dg4
Lc8
41
La3
Td8
Wit begint een snelle aanval, die beter met
42
Lel
Kh5
Le4, Pc5, Lg6, enz. was ingeleid.
43
Le3
Tb8
Zwart is hyperllstig, maar speelde beter Df7.
44
f4
Kg4
17 Pf5
g6
45
fe5:
de5:
Dit kost zwart een piort.
46
e6
f4
18 Ph6:t
Kh7
47
gf4:
ef4:
19 Dh3
Pc5
48
Ld4
f3
20 Pf5f
Kg8
49
ba5:
ba5
Na g4 komt Kg7 en Th8.
50
Kd2
Lc6
21 Pd6:
cd6
51
Lc3
La4:-
Zwart verkiest geen algemeene afruil.
52
La5
Lc6
22 Dh6
a5
53
Lc3
Kh3
Zwart stelt nu een venjjnlge val, die nogal
54
Kfl
Kg2
verborgen ligt.
55
Ld4
Tblt
23 Tadl
g5
56
Kd2
Tb4
Wit vliegt er in.
57
Kc3
Ta4
Dd2 was noodzakelijk.
58
Le3
Ta3t
24 Le4
Pe4:
59
Ke4
Te3
Te laat!
60
Ke3:
f2
25 Te4:
Ta7
Opgegeven.