Kerstsneeuw Kerstaubade Hoe het buitenland de Kerst vreugde uitleeft „Stille Nacht Heilige Nacht" Donkere dagen vóór en na Kerstmis van de Nachtwacht Het zoo algemeen „Stille Nacht, Heilige Nacht", misschien wel het mooiste van alle kerstliederen, werd in den winter van 1818 gemaakt door Jozef Möhr, hulpgeestelijke te Salzburg, en zjjn vriend. Frans Gruber, orga nist te Armsdorf. Jozef Mohr werd op 11 December 1792 te Salzburg geboren. Hg had een bijzonder mooie stem en reeds jong werd hg lid van het beroemde Kapelhaus. Toen later de stem wisseling begon en hij niet meer mocht zin gen, ging hij in de Godgeleerdheid studeeren. Hg werd priester en in 1818 werd hij aange steld tot hulpgeestelijke te Oberndorf. Eens toen hg op een mooien helderen winternacht een wandeling maakte, werd hij geïnspireerd tot het dichten van „Stille Nacht, Heilige Nacht". Franz Gruber was de zoon van een armen linnenwever en werd in 1787 te Hochburg ge boren. Reeds als kind toonde hij muzikale neigingen en ontving van zijn onderwijzer on derricht in het orgelspel. Zijn vader mocht dit echter niet weten. Toen echter de onderwijzer ziek werd en het orgel in de kerk niet kon bespelen, nam de kleine Franz zijn p:aats in. Hierdoor werd de eerzucht van zijn vader ge prikkeld en hij gaf zijn zoon toestemming orr. verder les te nemen. Franz werd onderwijzer en organist en werd aangesteld te Arnsclorf in Salzburg, waar hij kennis maakte met den priester Jozef Mohr uit Oberndorf, met wien hij spoedig vriendschap sloot. Toen Mohr zijn Kerstlied gecomponeerd had, kwam hij zijn vriend bezoeken en vroeg hem om er een eenvoudige melodie op te ma ken. In den Kerstnacht 1818 speelde Gruber zijn lied, hetwelk de geloovigen diep aangreep, voor het eerst in de kerk. Het lied werd spoe dig ook ver buiten Armsdorf bekend, maar niemand wist, dat de eenvoudige organist er de maker van was. Door dit lied echter werd hij tot directeur van het koor te Hallein aan gesteld. Het was n.1. in 1833 toen Gruber te Oberndorf het orgel bespeelde. Daar zijn vriend Möhr juist de Mis las, kwam hij op de gedachte om nog eens het kleine Kerstliedje te spelen, dat hij voor hem gemaakt had. Heel aandachtig luisterden de menschen en weldra zong iedereen de woorden mee. De Burgemeester van Hallein, die ook de Nacht mis had bijgewoond, kwam na afloop van den Dienst op het koor om den organist te be danken voor zijn verrukkelijk spel. Spoedig daarop ontving Gruber een officieel schrijven uit Halelin, waarbij hij werd aangesteld tot directeur van het koor, waaraan hij tot zijn dood in 1863 verbonden bleef. Jozef Mohr stierf als vicaris te Wagram op 5 December 1848. Te Neu-Oberdorf werd verleden jaar op tweeden Kerstdag een gedenkteeken onthu:d voor Mohr en Gruber. Een kleinzoon van den componist, de concertmeester Felix Gruber, speelde bij die gelegenheid het lied op de gui taar van zijn grootvader. 't Is een belangwekkende geschiedenis, die van de donkere dagen van het einde des jaars. Onze voorouders, Germanen en Noren, begre pen niet den kringloop der Aarde om de Zon. Het eenige wat zij wisten was de verkorting der dagen, de weinige zon doordringende tus- schen hooge wouden en die verschijnselen ver vulden hen met angst en ontzag. Zou de we reld met ondergang bedreigd worden, was de telkens terugkeerende vraag. De dagen waarop de Zon den laagsten stand bereikte was voor hen het tijdstip voor gods dienstige feesten. Zij smeekten hun goden hen licht en warmte te schenken. Daarvoor ont staken zij op heuvels en bergen machtige vu ren om de hemelsche machten te bidden hun toorn af te wenden. Toen de Christelijke godsdienst doordrong in deze landen, waren de predikers zoo verstandig de oude volks feesten te passen aan hun leer. Zg leeraarden dat in deze donkere dagen de Heiland geboren was en die gedachte werd, als passende bij het oude feest, gaarne aanvaard door de eenvou dige volkeren. Met blijdschap werd opgemerkt, dat in de eerste dagen van Januari, het licht terugkeer- de, de booze geesten waren verjaagd, de we reld scheen als verjongd. De goede goden had den overwonnen en den mensch gered voor on dergang. Ziedaar de beteekenis van ons Kerst feest. Diep in het hart bestaat nog steeds het zelfde geloof. Ook wij ontsteken onze vuren, ook wij trachten de duisternis te verdrijven en hopen op den nieuwen dag, die nieuwe hoop zal wekken in het verslagen hart. Maar er moet sneeuw liggen met Kerst mis, wil dien schoonen dag zijn volle schoonheid krijgen. Goeden. dikken sneeuw, die zijn witte vreugde en zijn ver rassende stilte over de wereld heeft getrok ken. En 's nachts maneschijn! Dan eerst opent de verbeelding haren vollen gloed. En we zien ze dan duidelijker de herders bij het vuurken zitten wachten, we zien ze zoo veel beter dan als er geen sneeuw ligt. Zoo zien we dan ook kleurig en juweelig de heilige 3 Koningen, alleen of met een macht van volgelingen van uit de verte naar het stalleken aanstappen. We zien het alles veel beter in de sneeuw en ook het stalle ken is dan van veel suggestiever waarde. Daarbinnen in den schemer zitten Jozef en Maria, gebogen over het eibroze wichtje, de groote oogen van den os geven als licht, zijn natte snuit blinkt, en den ezel is één schemer. De menschen en dieren omringen dan beter het kind met de warmte hunner liefde en de warmte van hunnen asem, en buiten bij de koude ligt den dik ken sneeuw tot over het doorgaatte dak. De sneeuw maakt de verbeelding van het heilig gebeuren scherper, straffer en inniger. Ik steek een keerseken aan, opdat de Kerstmis een witte Kerstmis zij! (Felix Timmermans). Ook de nachtwacht van vroeger dagen had met Kerstmis haar eigenaardigheden en eigen gebruiken. Zoo had de nachtwacht haar eigen Kerstserenade, welke vele langer en mooier was dan gewoonlijk. Deze nachtwacht is niet dezelfde als de Klepperman, waarover van Alphen zeide, „hij maakt dat ik gerust kan wezen en ook veilig slapen kan"; wij bedoelen hier de ratelwacht. Ouderen onder ons zullen zich dezen man ongetwijfeld gemakkelijk kunnen herinneren. Vanaf 24 December 's avonds tot aan Nieuw jaar had deze nuttige en stadsdienaar een uit zonderlijk lang couplet bij zijn nachtelijke rondwandelingen. Wanneer alles donker was en de meeste menschen waren reeds naar bed, dan klonk zijn stem door de holle straten; het eigenaardige bij de liedjes, welke deze 'man met Kerstmis en ook bij andere gelegenheden zong, was dat de laatste regel altijd den tjjd aankondigde. Het is nog geen honderd jaar geleden, dat het Instituut van nachtwaker in Amsterdam en andere plaatsen nóg bestond. Daar de man echter voor de verschillende ge legenheden zooveel te onthouden had moest zijn vrouw hem ter zijde staan en hem de strofen af en toe influisteren. „Ik heb" zoo verhaalt ons een ooggetuige „ze vaak met hun tweetjes zien staan; hij in zijn schans- looper gedoken, zij met den schoudermantel over de ooren onder zoo'n ouderwetsche hang- lantaarn, die aan een touw, midden boven de straat was opgeheschen. Terwijl het bevende licht in den wind werd op en neergeslingerd, stond daar de nachtwaker te zingen, terwijl zijn vrouw hem regel voor regel voorzegde van het blad papier, dat zij in haar handen had. De omroeper, meestal een man met een ontzettend zware stem, galmde het lied uit door de straten, maar het ongeluk wilde wel eens, dat hij een of anderen regel niet goed had verstaan en dan boog hij zich naar zijn vrouw en fluisterde haar toe: „Zeg 't no- eris, Mie, ik versting je niet goed." Ofschoon ons ook van deze gebruiken maar weinig is overgebleven en de schat van ver zen natuurlijk weer met de nachtwacht is ver dwenen toch is er ons nog een enkel fragment overgebleven. Om vier uur in den ochtend voor onze begrippen wel zeer vroeg - zong de ratelwacht zfin morgenzang, welke meestal zeer kort was, maar in den Kerstnacht zeven strofen bevatte. Twee daarvan luidden aldus: t Is nacht, op 't halve wereldrond de klok is vier geslagen, en doodsche stilte heerscht alom; dit schjjnt Gods welbehagen. 't Is alles eerbied, Majesteit; die rondom schjjnt ten toon gespreid om Godes eer te schragen. De klok heit vier geslagen. Wij vieren thans het groote feest, van Christus, onzen Koning, Hij, schoon der engelen vorst geweest, verliet zijn Hemelwoning. Hij daald' op 't lage aardijk neer, herstelde 't zondig menschdom weer, om onze schuld te dragen. Vier heit de klok geslagen. Waar er al zooveel is geschreven over de Kerstviering in ons land, welke overigens uit eigen ervaring genoegzaam bekend is, willen wij in enkele trekken iets verhalen omtrent de Kerstviering in het buitenland en wel vooreerst hoe Frankrijk, in het bijzonder de Provence, zijn Kerstvreugde uit. Op den vooravond van het feest, wanneer ieder van zijn werk komt, vereenigt de ge- heele familie, kinderen en kleinkinderen, zich in het ouderlijk tehuis teneinde er ge meenschappelijk het sobere maal te gebrui ken. Als dit is afgeloopen, krijgt het feest veel meer een religieus karakter. Het kribbe tje zal worden opgezet en moet steeds zooveel mogelijk verschillen," zoowel wat de eigenlijke grot aangaat als wat het landschap betreft, van den opzet van het jaar tevoren. Vóór middernacht is Maria, getooid met een blau wen hoofddoek, evenals St. Jozef, in stil ge bed verzonken, in afwachting van het groote oogenblik. Tegen 12 uur wordt het Kindje op het gele stroo neergelegd, terwijl heel spoedig daarna de herders en veie anderen uit de omgeving van Bethlehem en zelfs uit de Provence den Heiland komen aanbidden. En bij dit alles vertelt ieder jaar grootvader hetzelfde verhaal van de geboorte, geheel in het Provenciaalsch, behalve daar waar de engel verschijnt en spreekt. De Kerststal blijft meestal tot Lichtmis behouden. Voor het overige vindt men in Frankrijk geen typisch- karakteristieke Kerstviering. Wel staan op de markt nog de vele Santron-kramers; veel eer echter vormen de restaurants, waar men danst en eet, Le Réveillon, les portuguises (oesters) ecles escargots (slakken) het mid delpunt van de belangstelling, welke gebruik in België vrijwel algemeen wordt gevolgd. In Oostenrijk daarentegen ligt er een veel meer poëtische sfeer over de viering van het Kerstmysterie, hier vormt de Kerstboom het middelpunt van het Kerstfeest. Dagen te vo ren reeds wordt met koortsachtigen (jver ge werkt aan de schoonmaak van het huis, ter wijl de kinderen op den vooravond duizenden boomen uit het Wienerwald sleepen om, wan neer de boom netjes in orde is gebracht, hem geheel te behangen met zilveren slingers, kunstmatige watten, zilveren ballen, bonbons. De inwoners van Weenen heben ook nog de gewoonte levendig gehouden om jaarlijks den 24sten December de dooden op hun graven denneboompjes te gaan brengen of wel daar kaarsen te ontsteken. Ofschoon de Engelschen een volk zijn, dat weinig zanglustig is aangelegd, toch zouden wij onmogelijk de „Waits" kunnen missen, die des avonds door de straten der mistige stad trekken en er oude kerstliederen zingen. In de buitenwijken van Londen zijn het meestal enkele arme jongens, die in de brievenbus het „Glory to the new bori^King" het huis inzin gen in afwachting van een penny. Echter doen ook heele zangvereenigingen hun ronde door de steden, veelal ten bate van een liefdadig doel. In den huiselijken kring wordt het feest met veel bloemen, met hulst en dennegroen gevierd, terwijl de onverbeterlijke pluimpud- ding met rum, wat ook in ons land in de smaak begint te komen, een der hoofdrollen van het diner uitmaakt. Des nachts komt „Santa Claus" de opgehangen kousen vullen. Tegenover deze versiering staat het veel zinrijker en mysterieuze feest van Kerstmis in Tyrol, waar „de Krampus", de schrikaan jagende Zwarte Piet, als duivel verkleed door de dorpen trekt. Bij zijn bezoeken toont hij zich meestal goed ingelicht over het gedrag der kinderen. De goede St. Nicolaas komt na hem, orh de kinderen met geschenken te over laden, waarna beide heeren weer vertrekken tot een volgend jaar. Van Tyrol begeven wij ons naar Roemenië, waar het godsdienstig element in de viering een sterk overwegende factor is. Wie hier volgens 's lands gebruiken het Kerstfeest wil vieren, zal zich gedurende den Advent, de vier weken, welke Kerstmis voorafgaan, van vele spijzen als vleesch, eieren, varkens, vet en melk onthouden. Op den vooravond van Kerst mis, wanneer de straten vol zijn van het roe pen „Hazen- en Konijnenvellen" trekken ginds Geen feest is in Duitschland wel zoo innig verbonden met het gevoelsleven van het gah" sche volk als het Kerstfeest. „Weihnachten" beteekent voor oud en jong een tijdperk vart vreugde. Overal wordt het Kerstfeest gevierd, maar niet overal, op dezelfae wijze. In veel streken van het Rijk worden nog de oeroude Kerstgebruiken in eere gehouden. Zij geven aan de feestdagen een bijzondere wijding. Reeds gedurende den Advent, de vier weken, welke aan het Kerstfeest voorafgaan, heerscht bijna overal een plechtige feestelijke stem ming. In talrijke plaatsen en wel voornamelijk in enkele streken van Silezië, worden dan de middeleeuwsche „Adventspiele" opgevoerd. Zooals in alle oude volkstukken ontbreken ook hier naast de zuiver religieuse tooneelen, de kluchtige scènes niet. Zoo ziet men b.v. ho* de bedaagde Jozef tevergeefs tracht een vuurtje te stoken, hoe de herders op het veld den tijd verdrijven, hoe een dikke herbergier weigert het heilige Paar onderdak te verlee- nen. In verschillende deelen van Baden, WUr* temburg, en Beieren trekken gedurende de drie Donderdagen vóór Kerstmis de jongeüe" den 's nachts door de straten en werpen erw ten, boonen of steentjes tegen de ruiten der woningen. Deze nachten noemt men de „Ro°'c" nacht pr." de kinderen van huis tot huis om door het zingen van eeuwenoude liederen te verkondi gen, dat de Heer werd geboren. Tegen den avond trekken de jongens en meisjes, streng van elkaar gescheiden, door de straten en als het donker is, gaan de volwassenen een bezoek brengen aan den Pastoor, den „Pope". Den eersten Kerstdag gaan de bewoners van het dorp naar de kerk, waar de Pope de spij zen zegent, waarna allen weer huiswaarts keeren om den dag in ingekeerdheid door te brengen. Doch 's anderen daags zal het een gemeenschappelijken feestdag zijn, waarbij Herodes en de Driekoningen op het Kerkplein verschijnen. Herodes ziet er zeer heldhaftig uit met zijn gekleurde schouderdoek, zijn goudpapieren kroon en groot houten zwaard, maar verdwijnt al spoedig in het niet b(j da prachtig-uitgedoste Driekoningen, die door een in het wit gekleeden Engel worden voor geleid. Het vroolijk program neemt een aan vang in den namiddag, als de Turca een jongen, die op de muziek van twee zigeuners rondspringt te midden van het volk danst en met een houten snavel de hem toegeworpen geschenken opvangt. De derde Kerstdag is gewijd aan meer mondaine genoegens alsook bijbel-spelen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1936 | | pagina 18