Garrit's
Kerstfeest
De Kerstmarkt
in vroeger jaren
Op de Kerstmarkt
Kerstmalen in
vroeger dagen
Kerstverhaal
IN de deuropening, aan Vader's hand, stond
Garrit en overzag met critischen blik het
tooneel. Een groote zaal, veel witte bedjes
met kinderen erin langs de kanten en in
het midden... een reusachtige, versierde boom,
<iie schitterde en blonk, haast onwezenlijk
mooi voor een buitenkind als Garrit.
„Zoo, kleine jongen, kom jy eens een
poosje bij ons? Je treft 't hoor, we vieren van
avond Kerstfeest."
„Ja, zuster," antwoordt Garrit's vader, „de
dokter schreef, dat ik den jongen mórgen
moest brengen, maar dan kan 'k niet uit m'n
werk en daarom komt hij nu maar vast
ziet u!"
Garrit werd in 't lefge bedje tusschen Wim
en Jacob gestopt, even bekeek hij onderzoe
kend het vreemde hempje en broekje, daarna
kroop hij onder de dekens en hield zich sla
pende. Vader was op zuster's advies zonder
afscheid nemen vertrokken.
„Vind je 't geen fijnen Kerstboom?" pro
beerde kleine Wim een gesprek te beginnen.
Geen antwoord.
Wim beleedigd af. „Die nieuwe jongen wil
niks zeggen, zuster."
Toen probeerde ik 't zelf.
„Wil je ook eens een sterretje vasthouden,
Garrit?" Geen beweging. Ik keek om me
heen, wat zou hem wèl interesseeren?
Op tafel lag een zandloop'ertje. „Kijk eens,
Garrit, hoe vind je dat?" Garrit keek voor
zichtig door een spleet van z'n oogleden.
„Hè-je dat gevonden?" vroeg hij kortaf.
„Neen, gekocht." Opeens barstte Garrit tot
aller schrik los. „Dat lieg je, dan kun je niet
koopen. Als je 't zand erin doet is 't stuk, je
hebt het gevonden!"
Even was 't doodstil. Toen stapte Jan, die
al weer rondliep, op Garrit's bed toe. „Dat
mag je niet zeggen, gemeene jongen, zusters
liegen niet." Garrit zweeg, scheen over iets
iets na te denken. Ik probeerde te redden, wat
er te redden viel. „Kun je zingen,Garrit, wil je
wat met ons mee zingen?" „Ik kan wel
alleen," zei Garrit en ging recht-op in zn
bedje staan. Met twee stevige knuistjes hield
hij 't broekje vast, dat wat afzakte en begon:
„Stillerige nacht, heiligere nacht
„Daar is een kerstfeest geboren..."
„D§.'sfou.t," vi,el. kleine Jacob hem in de
rede. „Zuster, hij zegt alles fout. Stille nacht
is het en Kerstkind." Op hetzelfde moment
kwam Garrit's vuistje op Jacob's hoofd neer.
Vóór iemand het verhinderen kon, zat Garrit
°P t nachtkastje en bewerkte van daaruit
Jacob. „Wat wou jij, m'n vader heeft 't me
zelf geleerd, liegbeest." 't Dreigde een droevig
Kerstfeest te worden, Jacob huüde erbarmelijk
en één van de kleine meisjes stemde graag
mee in. Om de gemoederen tot kalmte te
brengen, begon ik maar wat te vertellen.
„Er was eens een koning, die woonde in een
groot paleis."
„Een heusch paleis of één van een plaatje,"
onderbrak Garrit me, vriendelijk vragend.
„Ja, een heusch paleis en nu moet je stil
z'jn, Garrit. Op een mooien Kerstdag ging de
konmg uit met een rijtuig vol cadeautjes voor
arme menschen. De wagen was bespannen met
twee prachtige paarden."
„Dat doet onze bruine alleen, die trekt twee
voer hooi," zei Garrit minachtend. Hij scheen
dus niet van plan z'n mond te houden.
„Wil je misschien zélf wat vertellen,
Garrit?"
„Ja, die boom is jokkens, 't sneeuwt buiten
geen eens en gister ook al niet."
„Hier wel", zei kleine Marietje „dus!"
Toen besloot ik Garrit maar links te laten
liggen. De andere kinderen deden spelletjes,
ieder kreeg een kleinigheid van den Kerst
boom. Ook Garrit. Toén hij de doos met het
kleine spoortreintje zag, klaarde zijn gezicht
op en zich aan niemand meer storend, speelde
hij, geheel opgaand in het wonderlijk bezit
van zoo iets moois.
Daar klonk opeens een schril stemmetje
acher uit de zaal, kleine Mientje ijlde.
Verschrikt sprong Garrit overeind.
„Wat is dat?"
„Dat doet Mientje," zei ik, „d>e arme stum-
pre is zoo héél erg ziek!" Even dacht Garrit
na. „Dèr", hij reikte me plots den nieuwen
spoortrein met beide handjes toe. „Geef 'r dat
maar, dan is ze gauw beter."
Toen kenden we kleinen Garrit pas goed.
Het waren ongeloofelijke hoeveel
heden, die vroeger ter tafel kwamen.
Catharina n at zooveel hanenkam
men, dat ze er akelig van werd.
In vroeger dagen kwam er met een Kerst
maal nog heel wat anders op tafel dan tegen
woordig. Toen wist men wat eten was! De
magen van onze voorvaderen hadden een ver
bazende capaciteit om enorme hoeveelheden
eten naar binnen te werken.
In de middeleeuwen waren de reizigers en
armen welkom in elk huis en ze hadden recht
op wat van de kersttafel overbleefToenter
tijd ging het Kerstmaal de H. Mis vooraf, in
plaats dat het er na plaats had, zooals heden
het geval is. De dienst duurde veel langer en
men was bang niet den heelen nacht op te
kunnen blijven met een leege maag.
Het waren ongelooflijke hoeveelheden, die
op tafel kwamen! Hendrik II van Engeland
bood zijn zoon een Kerstmaal aan, waaraan
de hoofdschotel gevormd werd door den kop
van een wild zwijn, dat met laurierbladen was
omhangen. Op de slagtanden was een appel
en een sinaasappel gestoken.
Gedurende de middeleeuwen was het wilde
zwijn een echte kersttractatie, tegenwoordig
vergenoegt men zich met worst en vleesch
van het varken.
Onder Charles VI kwam een gedeelte van
■een walvisch op tafel en de fijnste' schotap^PfflüïF
was de „walyischtong!
Ons lijkt dat minder smakelijk,, maar in die
dagen had men andere begrippen over wat
lekker was dan nu. Ook bracht men een ver
bazende hoeveelheid schotels tegelijk op tafel
en stapelde men zijn bord vol met allerlei ver
schillende gerechten, die men door elkaar
opat.
Pauw gold voor het heerlijkste gevogelte.
Geen feest of er kwam pauw op tafel en een
schrijver uit dien tijd getuigde: „Het is de ko
ning van het gevogelte, zooals de eereplaats
van het watergedierte aan den zwaan toe
komt".
Zwaan en pauw, niemand zal ze nu meer
eten.
Te veel eten kwam dikwijls voor en men
schaamde zich er niet erg over, als men zich
een indigestie at. Catharina II at op een kerst
diner zooveel hanenkammen, dat ze er akelig
van werd, zoo zelfs dat een tijdgenoot schreef:
„elle cuida crever".
Men at niet meer, maar men verzwolg
enorme hoeveelheden. Tevergeefs werd ver
scheidene malen getracht perk en paal te stel
len aan die eetpartijen, maar dit was meestal
gemakkelijker gezegd dan gedaan.
Toen Charles IX een jaar bang was voor
hongersnood, werden de al te uitgebreide
maaltijden verboden. Bij geen enkel familie
feest mochten meer dan zes vleesch- of visch-
schotels op tafel komen. En voor één schotel
golden: drie kippen of duiven, vier lijsters,
twaalf zwaluwen. Ook liet dessert mocht uit
niet meer dan zes schotels bestaan. Voor het
Kerstdiner werd er geen uitzondering ge
maakt. Volgde men dit voorschrift niet, dan
werden de aanzittenden gestraft met honderd
pond boete en de kok met veertien dagen ge-
vangenisstraf op water en brood. Als men den
tweeden keer betrapt werd op een buitenge
wone smulpartij dan kregen de lekkerbekken
met de zweep en werden verbannen.
toch hieip-dit niet genoeg om de men
schen die veelvraterij af te leeren. In 1574
schreef een bekende-smulpaap nog, dat één
soort vleesch op vijf of zes verschillende'ma
nieren klaar gemaakt op tafel diende te ko
men. En dat er zooveel saucen, pasteien en
verschillende garneeringen bjj moesten komen,
dat de gasten met geen mogelijkheid alles op
konden.
Onze Kersmismenu's zijn heel wat eenvou
diger geworden. Des te beter voor de meigen,
die minder kans hebben van streek te raken
dan bij de overdadige eetpartijen die in vroe
ger jaren met Kerstmis werden aangericht.
ZIJN KERSTVREUGDE.
Hij stond voor een banketbakkerswinkel,
het schooiertje, en keek.
Op straat lag een dikke modder-pap, waar
je tot aan je enkele enkels in wegzakte. Het
schooiertje gaf er niet om.
Uit den winkel kwam een dame. Ze had een
pakje in den arm, iets in wit papier, dat ze
voorzichtig droeg. Vies keek ze naar de mod-
'der, waar haar kleine sierlijke schoentjes in
verdwenen.
Doch nauwelijks had ze een paar schreden
op straat gezet, of ze viel languit in de mod
der, in de vette, vieze modder. Het papier van
het pakje liet los en er schoot een mooie, dikke
kerstkrans uit. Ook in de modder
Het schooiertje schoot toe en hielp de dame
opstaan. Ze zag er erg uit. Haar mantel was
zwart van modder. Ze keek er naar, hulpeloos.
Dan zag ze den kerstkrans, die, uti het papier
gegleden, in de vette brij lag. Ze liep door.
„Juffrouw, u vergeet wat", riep 't schooier
tje en wees op de krans.
„Die mag jij hebben."
Met schitteroogen schoot hij op de lekkernij
toe. De modder zat er met een dikken rand
omheen. De groene en roode vruchten waren
zwart. Het schooiertje gaf er niet om. Z'n
hart jubelde. Hy streek met een vinger de
modder van den kerstkrans. Dan pakte hij het
papier weer op
Als een pijl uit den boog schoot hy naar
huis. Naar moeder. Met zijn kerstkrans van
deeg en modder.
KERSTKRANSJES.
Hiervoor gebruikt ge een half pond bloem,
2 ons boter, 1 ons poedersuiker, half thee
lepeltje zout. Dit alles flink dooreen mengen,
het deeg luchtig uitrollen en met een uitsteek
vormpje kransjes er van steken. Deze be
strooit ge met wat grove suiker en gesneden
amandelen en laat ze vervolgens op een bak
blik goudgeel bakken,
KERSTBROODJES.
100 gr. (1 onh) krenten, 100 gr. (1 ons)
rozijnen, 50 gr. ons) sucade, 1 zure appel,
50 gr. (3 afgesneden eetlepels) suiker, ge
raspte schil en sap van citroen, thee
lepel kaneel, 40 gr. (2 afgesneden eetlepels)
boter.
Hak den geschilden appel, de sucade, de ge-
wasschen krenten en rozijnen met elkaar fijn,
roer er de suiker met de kaneel door, de ge
raspte citroenschil, het citroensap en de ge
smolten boter.
Verdeel het mengsel in uitgeholte broodjes,
besmeer ze langs den buitenkant met boter en
laat ze in den oven knappend bakken. Voor
Kerstmis een heerlijke lekkernij!
WEIHNACHSSTOLLE.
Van 3% pond bloem, liter lauwwarme
melk, 8 eierdooiers, 4 lood gist en wat zout
een deeg maken en dat op een warme plaats
laten aanrijzen. Daarna er bij doen liter ge
smolten boter, pond rozijnen zonder pitten,
1% ons suiker, pond fijngehakte amande
len, nog een weinig gist (in melk en suiker
opgelost), 2 citroenen er in afraspen, een paar
druppels citroenolie er door, alles goed door-
eenkloppen tot er blaren komen en daarna
het deeg nogmaals laten aanrijzen. Het deeg
een ronden vorm geven, dien in 't midden
drukken, de eene helft over de andere slaan,
een half uur goed warm laten bakken. Met
boter besmeren en met poedersuiker bestrooi
en. Deze hoeveelheid is voldoende voor twea
groote brooderu
Oude Duitsche Kerstgebrui
ken. De Kerstmarkt werd
een volksfeest, dat alle straten
en pleinen rondom het Slot
met zfón lawaai vervulde.
In Berlijn was reeds in de 18e eeuw
in de Breiterstrasse een Kerstmarkt
opgeslagen, die in haar soort wel
typisch voor alle markten van dien
tijd was. Men zag er bezoekers van
eiken rang en van eiken ouderdom.
Het werd langzamerhand een volks
feest, dat tenslotte alle straten en
pleinen rondom het Slot met zijn
lawaai en pret vervulde. Intusschen
is echter bijna overal de beteekenis
dezer Kerstmarkten geslonken.
De Kerstmarkt heeft in de steden
meestal andere plaatsen gezocht: zij
heeft zich verplaatst naar de groote
Winkelstraten. In de weken voor
Kerstmis worden bijna alle étalages
bijzonder mooi gemaakt en feestel.jk
verlicht. Het is alsof er een voor
glans van het feest uit alle winkel
ramen straalt en de straten vervult,
Waarin meer menschen dan anders
op en neer wandelen, en waarin oor
al de klrideren zich verdringen, in
afwachting van al de geheimzinnig
heden en al de genoegens, die
Kersttafel onder den stralenden
Kerstboom hun brengen zal.
Eén ding is er echter nog overge
bleven van de oude Kerstmarkten,
n.1. de markt der sparreboomen. In
alle steden van Duitschland verrijst
ongeveer twee weken vóór het feest
op de meeste pleinen en op vele hoe
ken van straten plotseling een heer
lijk geurend woud. Dat zijn de Kerst-
boomen! Zij komen uit den Harz, uit
Thüringen, uit het Reuzengebergte,
uit de bosschen van Holstein en uit
alle andere Duitsche gebergten. Het
is, alsof de kostelijke, krachtige hars-
geur der Duitsche wouden over de
stad neergedaald is.
Wat een geluk is het voor de kin
deren, wanneer vader met hen naar
den Kerstboom gaat en na lang uit
zoeken den mooisten boom uitkiest,
en zij dan mogen helpen, om hem
naar huis te dragen. Zoolang zij nog
klein zijn, versieren moeder en vader
den boom met kaarshouders, glazen
bollen, engelenhaar en kettingen. Dan
wachtende kinderen voor de deur,
onrustig in de onzekerheid der ko-
nende verrassingen en vervulde wen-
schen. Uit de kamer komt een geur,
die uitsluitend aan het Kerstfeest
eigen is: een geur van hars, honing
koek en allerlei ander lekkers. Een
opwindend ritselen van papier der
losgemaakte pakjes en een gerammel
van blikken voorwerpen is te hooren.
En nu beginnen de kinderen een
heftig debat over wat ze zullen
krijgen.
En op deze voorpret volgt het
hoogtepunt van het feest: de „Be-
scherung". Rondom den versierden
Kerstboom, die in den glans van vele
brandende kaarsen als symbool der
terugkeerende zon straalt, liggen en
staan de geschenken. Poppen en pop-
pewagens, schaatsen, sleden, hand
schoenen en allerlei kleedingstukken,
massa's speelgoed, schitterende sie
raden, pelterijen, gekleurde schotels
met allerlei lekkers, en ook boeken.
Sprookjesboeken voor de kleintjes en
leerboeken en prachtwerken voor de
grooten.
Overal vindt men onder den Kerst
boom met zijn brandende kaarsjes
zoogenaamde „bunte Teller", dat zijn
borden, die geheel gevuld zijn met
peperkoeken, appelen, noten, marse
pein, gebak, enz. Men zegt, dat het
een teeken is, dat er ook buiten het
dagelijksch brood nog een overvloed
van goede dingen bestaan, die men
hoopt, dat in het komende jaar
terugkeeren mogen.
En ook voor de armsten wordt ter
gelegenheid van het Kerstfeest „auf-
gebaut", d.w.z. zij krijgen van wel-
dadigheidsvereenigingen en kerken
bij duizenden en nog eens duizenden
allerlei nuttige en aangename ge
schenken. In de weeshuizen, gevan
genissen en tehuizen voor dakloozen,
overal wordt met Kerstmis 'n ge
schenkentafel klaargemaakt en wor
den sparreboomen versierd-
In sommige streken, b.v. in het
Bergische Land (rondom Elberfeld-
Barmen) en in de omgeving van
Maagdenburg en ook in Beieren, wor
den niet in alle gezinnen op den Hei
ligen Avond, d.i. de avond voor den
eersten Kerstdag, de geschenken ge
wisseld, maar dikwijls eerst op den
morgen van het feest. Maar dan sla
pen natuurlijk den heelen nacht de
kinderen niet, zoo „vol verwachting
klopt hun hart!" Maar zij hebben
ook niet den onmiddellijken overgang
van den gewonen werkdag in het
mooiste aller feesten, zooals in an
dere gezinnen, waar men op den Hei
ligen Avond de cadeautjes geeft.