De straf voor snoeplustige Mie
Raadsels
Beste Jongens en Meisjes
Kindervriend
Nieuwe Raadsels
De eenzame
ongeluksvogel
Een broertje van de ooievaar.
De uiteenvallende banaan.
's Nachts in dc keuken.
Tekenen
Daar had ik van de week waarlijk m'n
schaatsen bijna uit het vet gehaald. De lucht
zag er als glas uit, de wind prikte op je huid
en 's avonds trilden duizend sterren aan de
hemel, 't Zag er naar uit dat de droom van ve
len werkelijkheid zou worden, en dat we de
ijzers onder zouden kunnen binden om nu niet
naast het riet langs de weilanden te gaan,
maar tussen het riet, door de weilanden. Maar
achvanmorgen, toen ik naar kantoor ging
was de wereld zo klein, dat ik het huis van
m'n overbuurman ternauwernood kon zien en
later toen tikte de regen zo nijdig tegen de
ruiten, alsof ze zelf boos was dat het deze
droom moest verstoren.
Het boek is deze week gewonnen door:
Abert Beneker, Brakkeveldweg 10.
En nu eerst m'n belofte van de vorige week,
n.1. dat ik de briefjes die moesten blijven lig
gen, eerst zou behandelen.
Wirn. Ouwens. Ook nog een gelukwens voor
m'n nieuwe jaar, Wim. Ik voel me als een
vriendje, die na een maand nog een felicitatie
krijgt van z'n oom uit Amerika, met z'n ver
jaardag.
Bertha en Gilles Hendrikse. Dat was voor
jou een teleurstelling dat Gilles wel en jij niet
bij de goede oplossers stond, Bertha, en dan
te weten, dat jij je best zo gedaan hebt en
misschien Gilles nog wel een handje hebt ge
holpen met de oplossing. Ja, 't kan soms raar
gaan in de wereld.
Beppie en Tinie Vink. O, wat kom ik laat
met m'n gelukwens voor je vierjarige zusje,
Beppie en Tinie, ik durf haast niet meer te
zeggen dat ik haar feliciteer en toch, en toch,
heel hartelijk gelukgewenst, hoor, en een heel,
heel big jaar voor die kleine dreumes.
Corrie Bins. Gelukkig dat ik jouw briefje
heb laten liggen, Corrie, want de vorige week
was je ziek en nu zal je vermoedelijk wel weer
beter zijn en met veel drukte thuis en op straat
rondspringen. Nu, dat gun ik je, want ik bed
liggen is alleen maar lekker, 's avonds als het
donker is en koud.
Jopie Kroonstuiver. Is dat zo'n pretmaker,
die neef Hans van jou, Jopie, of ben jezelf den
grappenmaker geweest, die Zondagmiddag,
toen hij bij jullie was en jullie samen zo'n gie
rende pret hebben gehad?
Theun Kroonstuiver. Maar natuurlijk, Theun,
dat vind ik juist leuk, dat jij Jopie een handje
helpt en dat jullie zo goed met elkaar over
weg kunt. Trekken jullie elkaar nooit aan je
haren? Behoeft moeder je nooit in de gang
te sturen.
Trijntje Jans. Heb je in de bioscoop de Ko
ninklijke familie op de film gezien, Trijntje?
't Ging alles een beetje gauw voorbij, vond je
niet? Zo'n plaatje in een tijdschrift kan je
rustiger en langer bekijken. Maar 't was wel
leuk, dat levende beeld en dat gejuich van al
die duizenden menschen.
Beier Jans. Ja, ik heb alle versierde straten
In Den Helder, Julianadorp en Huisduinen ge
zien, Reier, en er van genoten, 't Zal nu wel
lang duren (of misschien ook niet, omdat de
Koningin volgend jaar jubileert) voordat we
weer zo'n mooie stad krijgen.
Mientje Hoogendijk. Jij boft, Mientje, dat
je een vriendin hebt, die als jij ziek bent, ten
minste je correspondentie aan mij verzorgt.
Met m'n andere griep-vriendjes en vriendinne
tjes is alle contact verbroken. Ik hoop maar,
dat die ziekte gauw voorbijgaat, net als de
winter, want gelukkig, je kan al weer zien,
dat de dagen lengen en dat we naarde
lente gaan. Hoera!
Frits Raadsheer. Wat jammer, Frits, dat al
die zieke kinderen, en er waren er heel wat,
nu niets gezien hebben van die feeststad, want
nu hebben de straten weer het gewone nuch
tere aanzien van alle dagen, alleen zijn ze nog
grauwer geworden door de mist en de regen.
Teetje Broekhuizen. Je bent niet de enigste
die me schrijft over dat moeilijke raadsel van
de vorige week, Teetje. Ik denk dat ik jullie
een beetje overschat heb. Maar dat zal me
niet meer gebeuren. Die raadsels van vandaag
kan je wel dromende oplossen.
Sieni Visser. Wat een fijne taart was het,
hè, Sieni Als ik er nu aan denk dan loopt het
water nog over m'n tanden. En dan moet je
net zo'n „lekkere" honger hebben, als ik op het
ogenblik.
Annie Doeleman. Ik kan me niet indenken,
Annie, dat het kantoor gesloten was toen je
broertje kwam, want meestal is het tot negen
uur open en bovendien, als het gesloten is, dan
kan je je briefje toch in de bus stoppen.
Jantje Koomen. Gaat het je een beetje aan
je hart, Jantje, dat ze nu zo maar de brand
gestoken hebben in die bomenberg. Ik kan het
me begrijpen, want die straat waar jij woont
zag er zo gezellig uit; als het donker was kon
je denken, dat je door de Donkere Duinen wan
delde. En nu is alles in de vlammen opgegaan.
Henk Doeleman. Jij wilde zeker wel zo eens
in de week zo'n feest op school hebben als de
vorige week, Henk, een feest met taartjes en
spelletjes en niets doen. Ik kan het me be
grijpen, maar je zou bij al die pret toch lelijk
dom blijven en dat is het doel van de school
niet, vind je wel?
Frida de Boer. Nee, dat vind ik niet, Frida,
dat je lelijk schrijft. 't Is nog wel niet zo erg
regelmatig, maar dat kan je leren als je je
best doet, want je hebt wel de aanleg om goed
te schrijven. Wat jammer, dat die vorst niet
doorgegaan is, hè Jij had nog wel op een paar
fijne schaatsen gerekend. Maar 't is pas Januari
en acht jaar geleden hebben we toen nog een
winter gekregen, die ik m'n leven lang niet ver
geet.
Annie Moor. Ook al met duizend rimpels
in je hoofd zitten puzzelen deze week, Annie?
Ik geloof niet dat jullie van de week vriende
lijk over me gedacht hebben en toch heb ik dat
raadsel heus niet opgegeven om jullie te
plagen.
Wil Ouwens. Heet je soms geen Wil?
Waarom heb je dan alleen maar W. geschre
ven; dacht je soms dat ik nog wist of je Wip-
perdesnippie heette of Wappertje?
Loesje Flotat. Dat briefje was niet af,
Loesje, want je zegt dat je me ten eerste niet
geschreven hebt door de feestweken, maar
waarom ten tweede niet? Want als je begint
mét „ten eerste" te schrijven, dan betekent dat
dat er nog andere redenen komen.
Bob v. d. Waag. Je moeder kan bepaald
goed kruiswoord-puzzelen, Bob, want je oplos
sing was, dank zij haar hulp, goed. Laat ik
maar uit de school klappen dat alle kinderen
de vorige week een beetje geholpen zijn, de
een door vader, de ander door moeder, weer
een ander door een neefje of een grootvader,
een tante of een oom. Maar het was ook zo
moeilijk, hè?
Nu jongens en meisjes, het briefje aan Bob
was het laatste. Ik stop dus tot volgende week.
Oplossingen der raadsels van de vorige week.
Horizontaal.
Vertikaal.
1.
metselaar
1.
Medemblik
6.
etsen
2.
tel
7.
dal
3.
Esso
9.
spa
4.
Ans
11.
dop
5.
Raamsdonk
13.
mede
8.
arena
14.
riks
10.
poker
15.
K.R.O.
11.
dek
17.
lat
12.
pro
19.
pro
16.
Rome
20.
armée
18.
tak
21.
kakkerlak
CO
pel
Goede oplossingen ontvangen van:
Grietje v. d. W.,Jan D„ Bob v. d. W„ Loesje
F., Cor de J., Dirk R., Joosje D., Tiny B.,
Coen C., Jan B., Albert B., Teunis B., Nico
K., Trijntje J-, Jan J., Sientje H„ W. O.,
Adriana G., Annie M., Adriaan K. Hellevoet-
sluis, Tinie en Beppie V., Jopie K., Theun K.,
Sieni K„ Teetje B.
Nu opletten, hoor! Loopt er niet in.
I. Welke twee soorten vogels leggen nooit
eieren
II. Hoe kan men het getal 100 zonder
nullen, maar toch met cijfers schrijven?
Mie was de beste keukenmeid, maar ze had
één groot gebrek: ze was n.1. zeer snoeplustig.
Wanneer Mie's mevrouw de stad in ging, dan
kon ze er verzekerd van zijn, dat haar keu-
kenmeisje van alle potjes en schaaltjes iets
had gesnoept.
Op een middag zette mevrouw een schaaltje
heerlijke aardbeien neer voor de twee kin
deren, die uit school zouden komen. Mie, die
de aardbeien zag, snoepte er eerst één van en
daarna nóg een. Hé, ze vond ze zó lekker.
Je kon er haast niet van af blijven, en weer
verdween er een grote aardbei in Mie's
mond. Totdat ze opeens tot de ontdekking
kwam, dat er nog maar héél weinig aard
beitjes waren. Juist, toen ze nog aan haar
laatste aardbei peuzelde, kwam mevrouw
terug. O, wat schrok de snoepster! „Foei, Mie,
die aardbeitjes waren toch immers voor de
meisjes, die uit school komen!"
Mie kreeg een vuurrode kleur op haar toch
reeds rode wangen en stamelde verlegen haar
excuus. „Nu, laten we maar niets tegen de
meisjes zeggen en tracteer hen Zondag maar
eens op een dikke reep chocolade, dan kun jij
de laatste aardbeien opeten."
Mie was blij, dat mevrouw niet' erg boos
was en in géén tijd was het hele schaaltje
met vruchten leeg...
Toch zou Mie's snoeplustigheid haar nog
eens duur te staan komen. Op een morgen
had mevrouw van de heerlijke soep, die men
de vorige avond had gegeten, nog een paar
stukjes vlees en gehakt over gehouden. „Mie",
zei ze, „gooi dat soepvlees maar op het bord
van Fido" en meteen zette zij het bord van
de kleine zwarte hond op het keukentafeltje.
Fido wist altijd al vooruit, dat hij wat kreeg,
De reiger, het broertje van de ooievaar,
wordt vaak beschouwd als een vogel, die on
geluk aanbrengt. Waarom men deze vogel een
ongeluksvogel noemt, is eigenlijk niet bekend.
Misschien omdat de reiger zoveel vissen en
kleine dieren kan verzwelgen of misschien wel
omdat de reiger altijd heel hard, maar ook
heel sluipachtig loopt. Met zijn lange poten
kan de reiger in één uur tijds een haast even
groten afstand afleggen als de struisvogel.
De reiger is een stille vogel, omdat het
minste gerucht de prooi, waarop hij loert, kan
verschrikken; hij verroert zich niet, omdat de
minste beweging zijn tegenwoordigheid zou
verraden. Als de reiger geen honger heeft,
'oopt hij heel langzaam en statig. Het schijnt
soms wel, alsof de reiger bang is, dat men zijn
voetsporen zal ontdekken, want als het dier
zijn poten neerzet, dan doet hij dat zo be
dachtzaam als een kat, die op een vogeltje
loert.
De natuur heeft de reiger overvloedig van
alle wapenen en verdedigingsmiddelen voor
zien; met zijn lange verderloze poten kan hij
grote stappen doen en zich ook te water be
geven; de vingers, van lange en puntige na
gels voorzien, strekken hem tot steun en ma
ken het hem gemakkelijker zich aan kleine
planten in de moerassen vast te hechten; zijn
lange en sterke bek is van een soort van naar
achter gebogen tanden voorzien, bestemd om
als de vrouw zijn bordje van den grond op
raapte, het schoonwaste en het op de keu
kentafel plaatste.
Toen mevrouw de keuken uitging bleef
de hend met Mie achter, maar
Fido wachtte tevergeefs. En
weet je waarom? Wel, toen
mevrouw de deur uit was ge
gaan, snoepte de meid alle lek
kere vleesstukjes zelf op! Dat
vond Fido toch wel wat erg.
Hij liep weg en was boos op
die nare Mie, die alle lekkere
dingen zelf op at.
„Hallo, ouwe jongen, wat
loop je beteuterd te kijken",
het was Bello, die hem aan
sprak. Bello was een goedige,
trouwhartige hond, die alle
grieven van kleine Fido ge
duldig aanhoorde. Zo ook nu
weer; Fido vertelde van de
snoeplustige meid en zon op wraak. „Weet je
wat", sprak Bello. „Ze moet 'n lesje hebben.
We vragen de hulp van Floris en Polly en
als Mie straks buiten komt om het straatje
te schrobben, dan pakken wij haar bij haar
schort en grommen zo hevig, dat ze er bang
van wordt."
„Ja," riep Fido, „en we bijten haar hele
schort kapot". Polly en Florise die het plan
hoorden, vonden het „knal" en zo wachtten
de vier hondjes die komst van Mie af... Het
duurde dan ook niet lang of Mie kwam zin
gend met emmer en borstels naar buiten.
Juist, toen ze de emmer had- neergezet, stoof
Fido, gevolgd door de andere honden, op haar
af en trok aan haar mooie nieuwe schort. „O
help, help!" gilde Mie en snelde verschrikt
weg, waardoor haar schort werd stukgetrok
ken. „O nare honden, koest, koest!" deed Mie.
Wat was ze geschrokken... Schreiend kwam
ze weer in de keuken en bekeek haar nieuwe
schort, die onherstelbaar gescheurd was. De
honden buiten blaften nóg de meid na en Mie
durfde niet meer buiten te komen, totdat de
beesten waren weggelopen.
„Hoe zou Fido toch zo nijdig zijn gewor
den?" vroeg mevrouw verbaasd, toen Mie
haar het kapotte schort toonde. „Ik weet 't
niet mevrouw", schreide de meid, maar ze
wist 't wel. Fido had wraak genomen op haar
snoeplustigheid. Maar een lesje is het voor
Mie wel geweest!
de kleine diertjes, welke zouden kunnen weg
glijden, tegen te houden.
De reiger leeft meestal afgezonderd van
alle overige vogels; hij zoekt zijn eten zelf op
en zou het heel minderwardig vinden de buit
van zijn collega af te snoepen. Vaak blijft de
reiger, op de oever van de rivier, de vijver of
een moeras, urenlang op dezelfde plaats,
staande op één poot, het lichaam brjna geheel
recht, met de kop en de bek in de schouders
staan turen in de verte. Dan gelijkt de reiger
een stenen beeld, maar zo gauw hij dan een
kikker of vis voorbij ziet schieten, wordt hij
wakker. Hij holt nog niet direct zijn prooi
achterna, maar gaat behoedzaam te werk. Hij
waagt zich voorzichtig in het water en met
zijn scherpe ogen ziet hij dadelijk waar het
visje of de kikker zich ophoudt, om er dan
opeens op af te schieten. Als de reiger honger
heeft verslindt hij een vis in één keer, en als
hij geen honger heeft, dan legt hij de vis naast
zich neer, om het dier pas na enkele uren te
verschransen.
Maar de reiger staat niet altijd op de loer
om een prooi te vangen; vaak zweeft hij boven
de vijvers en fladdert met zijn grote, lange
vleugels heel statig boven het water. De reiger
kan zo hoog vliegen, dat het voor ons dikwijls
net lijkt, of er een zwarte stip in de lucht gaat.
Van de reiger wordt vaak gezegd, dat het
een trekvogel is, maar dat is toch een onjuist
heid, want een reiger kan gewennen zowel in
de warmste streken als in het hoge Noorden.
De reiger is erg honkvast; hij verlaat niet
graag zijn oude plaatsje, alleen wanneer de
honger hem kwelt, gaat hij een verre reis on
dernemen, om voedsel te zoeken. De reiger
vliegt door regen, sneeuw en hevige winden,
maar daar schijnt hij geen last van te hebben,
want hij denkt er niet aan ergens te gaan
schuilen, zoals de meeste vogels dit doen.
De reiger bouwt een nest op de hoogste
takken van een boom en wel uit riet en veer
tjes. De eieren van een reiger zijn langwerpig,
haast puntig aan beide zijden en groenachtig
van kleur.
Een banaan wordt in een glas geplaatst en
kleine briefjes van door het gezelschap toe
geroepen getallen voorzien. De samengevou
wen papiertjes komen ook in het glas. Een
ervan wordt uitgekozen. Gesteld dat er een
vier op staat dan valt het vruchtvlees van de
banaan in vier delen uiteen. (Afb. 1 en 2).
En nu de verklaring: Een banaan wordt ge
prepareerd. Wij zien de doorsnee. Een touwtje
wordt onder de schil doorgehaald en vervol
gens er doorheen getrokken. Het vrucht
vlees wordt in zekere zin door gezaagd. Dit
geschiedt drie maal. De geprepareerde banaan
ligt bovenop de schotel en moet steeds uitge
kozen worden.
De getallen schrijft men zelf op papiertjes,
niet de toegeroepen cijfers, maar altijd een
vier. Er kan dus steeds slechts een vier ge
kozen worden. De briefjes kan men nader
hand vernietigen, als de toeschouwers maar
niet kunnen begrijpen hoe de truc in zijn werk
gaat.
Nauwelijks heeft Mia de keukendeur ach
ter zich dicht, of het peperbusje roept: „Zeg,
kunnen we nog niet beginnen!"
„Och," zegt de half-volle-azijnfles, „het is,
geloof ik, nog zo vroeg". „Nee hoor!" jubelt
de wekker op de kast en ze laat elf zilveren
tikjes hooren. „Hè, wat mooi", zuchten de
kristallen messenleggers, die Mina vergeten
heeft weg te bergen. „O, hebben jullie dat
nog nooit gehoord?" vraagt de fluitketel.
„Nou, maar als jullie eens een keertje hier
zijn, als ik ga zingen, dón zal je eens horen,
hoe mooi ik dat kan!" „Werkelijk?" vragen
de messenleggers verwonderd. „Nu, wij kun
nen ook dansen." „Hè, laten we dan maar be
ginnen," zegt het peperbusje weer. En zich
tot de messenleggers wendend zegt het busje:
„Ja, zie je, wij kunnen ook dansen, wij doen
het iedere nacht hoor."
Wat ging het er nu lustig aan toe; de keu
ken was haast te klein. Muziek was er ook.
Af en toe miauwde poes 'ns deftig, en dan
hoorde je weer het zilveren stemmetje van
de wekker. Maar tegen de morgen werden
ze wat moe en geen wonder ook; je kunt toch
ook niet maar blijven dansen. De messenleg
gers, die voor het eerst een nachtje in de
keuken waren geweest, hadden er niets geen
spijt van; ze hadden genoten!
Kukleku! deed de haan buiten. Hemeltje
nu was de pret afgelopen. Allen zochten hun
oude plaats op, want als de haan kraaide,
stond Mina op, en deze mocht niet zien, dat
er 's nachts in de keuken werd gedanst...
EEN LTJCIFERSPROBLEEM.
het lucifers zó te leggen, dat ze samen met de
Leg 13 lucifers naast elkaar, naam van een Zuidelijk ras vor-
plaatje, leg er daarna 13 lucifers naast en laat eers
een van je vriendjes probeeren de 13 losse men. p
Velen zien hoog op tegen vriend
jes, die mooie tekeningen kunnen
maken en op tekenen wel een negen
of tien krijgen Dikwijls horen we zeg
gen: „Nu ja, tekenen moet je inge
boren zijn, dat kun je niet leren"
Toch is het niet helemaal juist
Tekenen kun je heel goed leren ei
met een klein beetje handigheid ku
je de mooiste tekeningen make:
Maar natuurlijk niet te hoog grjjpe
en niet dadelijk met ingewikkek
dingen beginnen..
Hiernaast gevei. we jullie een twe
tal voorbeelden, hoe op een zeer ee
voudige manier een pinguin en et
zeeleeuw te tekenen. Met slecl
enkele lijntjes kunnen deze dieren
maakt worden. De afbeeldingen Ir
zien hoe dit in zijn werk gaat.
Adriana Grande. Dat is grappig, Adriana,
van dat broertje en zusje van jou. De een
gooit een zak met bastersuiker leeg en de
ander gooit daar, allemaal per ongeluk na
tuurlijk, een pan water overheen. Je moeder
zal het wel niet zo leuk gevonden hebben en
die ziet ook liever dat je buiten met sneeuw
ballen gooit. Zouden we dat van het jaar nog
kunnen