De uitkomsten der visscherij over 1936 Het Agrarische vraagstuk in Amerika Heeft Amerika weer hoop 1 De ontspanning in het Alexandrette-vraagstuk houdt aan Men schrijft ons uit Van Ewijcksluis: Ka de jaarswisseling, wanneer de daar voor noodige gegevens zijn bijeengegaard en men de verkregen resultaten dus volle dig kan overzien, komt 't oogenblik waar op men die gegevens een vergelijking met die van vorige jaren laat ondergaan en de meer of minder gunstige resultaten, wan neer daartoe aanleiding bestaat, aan een beschouwing onderwerpt Waar de visscherij hier ter plaatse sinds de afsluiting der Zuiderzee vrijwel een vol ledige omwenteling heeft ondergaan en het dus voor de hand ligt, dat velen belangstel lend zullen zijn naar de mate van het sla gen hiervan, lijkt het niet ondienstig hier van een en ander in meer ruimeren kring bekend te maken, waarom wij de verschil lende takken van visscherij, zooals die hier thans worden uitgeoefend, achtereenvolgens de revue zullen laten passeeren. DE BOTVISSCHERIJ Deze visscherij nam hier steeds, naast de aalvisscherij, een zeer belangrijke plaats in. Na de afsluiting van het Amstelmeer, in 1929, heeft zich dit nog enkele jaren voort gezet, tot de daarin achtergebleven bot ge heel was weggevangen. Op het Balgzand, waar sinds menschenheugenis de botvis- scherij steeds een belangrijke tak van be drijf is geweest, ging deze na de afsluiting voortdurend terug. Slechts het najaar van 1934 vormde hierop een gunstige uitzonde ring, die zich ten deele ook, in de eerste maanden van 1935 voortzette. Daarna ging deze visscherij weer steeds achteruit. 1936 gaf al zéér ongunstige resultaten, vooral in de maanden Juni tot en met September wa ren de vangsten bedroevend slecht. Ook in het Balgzandkanaal, waar, als gevolg van het feit, dat tijdens het begin der vloed wanneer de spuisluis bij De Kooij nog uit stroomt, met de onderstrooming van het zwaardere zoute water, welke naar binnen is gericht, nog wel eens een weinig bot bin nenkomt, waarop dan in het najaar gedu rende enkele weken nog eenige visscherij wordt uitgeoefend, waren deze uitkomsten over 1936 zeer onbevredigend. De totaal-aan voer van bot bedroeg over het afgeloopen jaar dan ook slechts een derde gedeelte van die van 1935. De gemiddelde prijs liep door de. algemeene schaarste van bot wel iets omhoog en bedroeg 35 1/3 cent per kilo te gen gemiddeld 27 1/7 cent over 1935, doch deze prijsverhooging was, zooals begrijpe lijk is, bij de uiterst lage vangsten op het algemeen resultaat slechts van zeer onder geschikte beteekenis. DE AALVISSCHERIJ Deze visscherij, die hier altijd de belang rijkste plaats heeft ingenomen wordt, in tegenstelling met vroeger, toen deze vis scherij uitsluitend met fuiken werd uitge- oefénd, thans ook met aallijnen en aalkub- ben toegepast. Hiervan wordt de fuikenvis- scherij uitgeoefend vanaf eind Maart of be gin April tot en met October, soms ook nog begin November. De visscherij met aallijnen heeft meest plaats in April, Mei en Juni; die met aalkubben in de maanden Mei tot en met September. De visscherij met aalfui ken gaf dit jaar al zeer ongunstige resul taten. Ook die met lijnen schonk verre van bevredigende uitkomsten. Daarentegen mocht de visscherij met aalkubben in het algemeen redelijk gunstig worden genoemd in tegenstelling met 193i en 1935, toen met deze vorm van visscherij, in aanmerking ge nomen de belangrijke kosten hieraan ver bonden, al zeer povere resultaten werden behaald. Onder de visschers, die in 1934 met de kubbenvisscherij waren aangevangen, waren er dan ook die in het afgeloopen voorjaar nog meenden, dat deze vorm van visscherij in het Amstelmeer, wegens te ge ring resultaat weer zou moeten worden op gegeven. Om dezelfde reden werd aanschaf fing van nieuwe kubben dan ook achterwe ge gelaten. Toen deze visscherij zich echter in den voorzomer van 1936 gunstiger begon af te teekenen, kwam men hierop al spoedig terug en ditmaal met redelijk goed resul taat, zoodat nu door deze visscherij, naast de kosten voor 1936 hieraan besteed, ook nog een gedeelte van de kosten van de bei de voorgaande jaren werd vergoed. De kubbenvisscherij werd echter slechts door enkele visschers toegepast, zoodat deze betere uitkomsten slechts voor enkelen gol den. Waarom de anderen hiertoe dan niet overgingen? Daarvoor waren drie redenen. Eerstens vormden de belangrijke kosten van aanschaffing voor meerderen 'n ernstig bezwaar, temeer omdat men niet verzekerd was, dat de aanvankelijk betere uitkomsten voor den geheelen duur der visscherij zou den gelden. Tweedens vreesde men, wan neer tot aanschaffing werd overgegaan zoo veel tijd noodig te hebben met het volledig gereed maken en vischrijp maken der kub ben, dat men niet alleen te laat zou komen, om van de betere uitkomsten nog te profi- teeren, maar dat dan bovendien de baten, uit de fuikenvisscherij te verkrijgen, daar naast nog voor geruimen tijd verloren zou den gaan, terwijl men toch altijd nog de hoop koesterde dat ook de fuikenvissche rij zich nog wel in gunstigen zin zou wij zigen. Als derde bezwaar gold, dat, wan neer allen zich op de kubbenvisscherij zouden gaan toeleggen (dit kan slechts op bepaalde plaatsen worden uitgevoerd), daardoor het vischterrein zóó sterk zou worden afgevischt, dat geen der visschers dan meer een redelijk resultaat zou kun nen bereiken. Al deze overwegingen leid den er toe, dat meerderen voorloopig nog een afwachtende houding aannamen. Toch mag uit de over 1936 met deze visscherij verkregen uitkomsten wel wor den venvacht, dat ook anderen zich, zij het gedeeltelijk, op de kubbenvisscherij zullen gaan toeleggen. De totaal-aangevoerde hoeveelheid aal en paling was in 1936 ongeveer 1100 kilo hooger dan over het voorgaande jaar. De gemiddelde prijs der aal bedroeg bijna 53 cent per kilo, die van de paling (geslachts rijpe aal) ruim 71 cent, van aal en paling te samen 56 1/3 cent per kilo. O vee 1935 waren deze prijzen 52.4, 73.8 en 55.7 cent per kilo. Gemiddeld was de aalprijs dus ruim een halve cent per kilo hooger dan in 1935. DE ALIKRUIKENVISSCHERIJ. Wat deze visscherij betreft, evenals in 1935, was deze ook in 1936 zeer onbedui dend. De gemiddelde prijs bedroeg fl. 4.39 per Hectoliter (in 1935 gemiddeld fl. 4.44 per Hl.) DE VISSCHERIJ OP ZOETWATERVISCH Deze visscherij, die in de wintermaanden wordt uitgeoefend, is hier nog van be trekkelijk jongen datum. Pas in December 1934 werd hiermee voor het eerst een aan vang gemaakt 't Was misschien mogelijk geweest, hiermee reeds eerder aan te van gen, maar bij de visschers, waar het hier over gaat, stond van den beginne af voor op, dat zij de zoetwatervisch, die zich in het Amstelmeer bevond, niet te vroeg wil den wegvangen en zij deze gelegenheid tot voortteling wenschten te geven. Dit stand punt kreeg echter wel een zeer zware be proeving te doorstaan, toen de jonge baars, die zich reeds in 1930 in groote scho len in het Amstelmeer vertoonde en die er blijkbaar flink wilde groeien, in 1932 en daarna, toen deze vischjes den wettelijke maat van 18 centimeter hadden bereikt, door de talrijke hengelaars in massa wer den weggevangen. Eenerzij ds achtte men langer wachten onder dergelijke omstan digheden overbodig, anderzijds achtte men aanschaffing van netwerk voor deze vissche rij vrijwel hopeloos, omdat, als het zou doorgaan als tot 1934, het Amstelmeer spoedig geheel van zoetwatervisch zou zijn beroofd. Pas toen in den loop van 1934 be kend werd, dat een hengelverbod voor het Amstelmeer zou worden uitgevaardigd, wer den in het najaar de eerste baarsnetten aangeschaft. Het bedoelde hengelverbod kwam in Februari 1935, doch heeft slechts één jaar bestaan, daar het in 1936 weer is opgeheven om in een beperkte hengel- vrijheid te worden omgezet. Tot op heden heeft deze wijziging, waarmee weer aan de wenschen der sportvisschers werd tege moetgekomen, tot geen ernstige klachten aanleiding gegeven en er bestaat dus wel kans, dat ook voor 1937 een zelfde gedrags lijn zal worden gevolgd. De resultaten der baarsvisscherij, die ook in 1935 reeds tegen vielen, bleven voor 1936, zoowel voor de sport- als voor de be- roepsvisscherij, wel zeer ver beneden de verwachting. Dit wordt doorde beroepsvis- scher toegeschreven aan een drietal facto ren, waarvan de eerste ook reeds gedeelte lijk voor het jaar 1935 van invloed is ge weest. In de jaren 1935 en 1936 toch heeft men in den loop der zomer een gedeelte van het overtollige IJsselmeerwater, behal ve door de spuissluisen in den afsluitdijk, ook door het bezuiden Wieringen loopende kanaal naar het Amstelmeer afgevoerd, vanwaar het weer via de spuisluis bij De Kooij kon worden afgespuid. Nu heeft het in 1935 reeds den aandacht getrokken, dat het inlaten van dit IJsselmeerwater in het Amstelmeer, blijkbaar een ware volksver huizing onder vischstand van dit laatste water teweegbracht. Groote scholen zoet watervisch verlieten toen het Amstelmeer en trokken de binnenwateren in. Was zulks slechts tijdelijk geweest, dan zou men zich daarover niet zoo erg hebben bekommerd, maar van terugkeer is nooit iets gemerkt, Mogelijk heeft deze verhuizing op de vangst in andere wateren onzer provincie wel eeni- gen gunstige invloed uitgeoefend, doch de visschers van het Amstelmeer hadden lie ver gezien, dat de visch zich daar was blij ven ophouden. Ditzelfde verschijnsel heeft zich in 1936 herhaald. Dezelfde oorzaak had weer hetzelfde gevolg. De vraag dringt zich dus thans op wat de oorzaak kan zijn, dat de zich in het Amstelmeer bevindende zoetwatervisch wegtrekt, zoodra het IJsselmeerwater wordt ingelaten. Het lijkt wel wenschelijk, dat naar de reden hiervan eens een onder zoek wordt ingesteld. Voorloopig tast men hierover echter nog in het duister, al blijft het feit, dat de zoet- watervischstand in het Amstelmeer hierdoor zeer ongunstig wordt bein- vloed. Een tweede reden, die alleen voor 1936 gold, was het voorkomen van een belang rijke sterfte onder de zoetwatervisch, welke zich in dat jaar heeft voorgedaan. De oor zaak,' valt alweer moeilijk te gissen, doch het feit, dat uit tal van plaatsen uit vis- scherskringen over hetzelfde euvel werd geklaagd, leidt tot de gedachte ,dat men hier met een ziekteverschijnsel van meer algemeenen aard te maken heeft gehad, waarbij plaatselijke omstandigheden een minder belangrijken rol vervullen. Als derde factor, die weer speciaal voor het Amstelmeer geldt, wordt genoemd het groote getal aalscholvers, dat zich daar thans bevindt, Voorheen was dat aantal slechts gering, maar nu zich hieraan in het afgeloopen jaar een nieuwe kolonie van meer dan dertig exemplaren heeft toege voegd, zouden alle maatregelen, toegepast om het Amstelmeer tot een goed vischwater te maken, hierop wel eens schipbreuk kun nen lijden. Als gevolg van dit alles liep, de aanvoer, van baars over 1936, vergeleken met die over 1935, weer opnieuw met een derde gedeelte terug. De gemiddelde prijs dezer visch, die in 1935 20 y4 cent per kilo bedroeg was over 1936 20 1/8 cent per kilo. De aanvoer van voorn, hoewel van veel geringer beteekenis dan die van de baars, daalde eveneens met meer dan 40%. De prijs, over 1935 gemiddeld 6 1/7 cent per kilo, kwam in 1936 niet boven de 5 cent uit. Wat betreft de aanvoer van blei, deze was over 1936 iets ruimer, dan die over 1935, terwijl ook de gemiddelde prijs ver betering vertoonde. Deze bedroeg n.1. 10 et. per kilo (in 1935 gemiddeld 6 cent per kilo). Tenslotte DE SNOEKBAARS. Bekend is, dat met behulp van Overheidswege reeds in 1933 in het Amstelmeer snoekbaars werd uitgezet en nadien op alle mogelijke wijzen getracht is, de voortteling hiervan te be vorderen. Aan de beroepsvisschers werd echter als eisch gesteld, dat deze voorloo pig elke gevangen snoekbaars weer on middellijk zouden vrijlaten. Pas in het najaar van 1935 werd hen voor het eerst toegestaan snoekbaars aan te voeren en te verhandelen, mits deze dan een lengte van minstens 55 centimeter zou bezitten (de wettelijk vereischte maat voor snoekbaars is 40 cm.). Er bleef dus nog altijd een aanzienlijke beperking bestaan, die ruime aanvoer uitsloot Het werd December 1935, toen hier de eerste snoekbaars werd verhandeld en de aanvoer over 1935 bepaalde zich dus slechts tot enkele kilo's waarvoor een prijs van 36 cent per kilo werd gemaakt. Voor 1936 kon dus nog geen groote aan voer worden verwacht en deze is voor dat jaar dan ook tot een zes- k zevenhonderd VRIJDAG 22 JANUARI 1937. Hilversum I. 8.00 VARA, 12.00 AVRO, 4.00 VARA, 7.30 VPRO, 9.00 VARA, 10.40 VPRO, 11.00 VARA. 8.00 Gramofoonplaten. 10.00 Morgenwijding VPRO. 10.20 Gramofoonplaten. 11.00 Declamatie. 11.20 Gramofoonplaten. 12.00 Kovacs Lajos' orkest en gram.platen. 1.30 Het Omroeporkest en solisten. (In de pauze: Declamatie). 3.15 AVRO-Dansorkest. 4.00 Gramofoonplaten. 4.10 Melody Circle. 5.00 Voor de kinderen. 5.30 Gramofoonplaten. 5.45 De Flierefluiters en solist. 6.30 Politiek radiojournaal. 6.50 Gramofoonplaten. 7.00 Literaire causerie. 7.20 Gramofoonplaten. 7.30 Berichten. 7.35 Causerie „Lezen in den Bijbel". 8.00 Pianorecital. 8.30 Causerie over Tagore. 9.00 De Ramblers, C. Steyn's Accordeon orkest en solisten. 10.30 Berichten ANP. 10.40 Avondwijding. 11.00 Jazzmuziek. (Gr.platen). 11.3012.00 Gramofoonplaten. Hilversum II. Algemeen Programma, verzorgd door dep KRO. g.009.15 en 10.00 Gramofoonplaten. 11.30—12.00 Bjjbelsche causerie. 12.00 Berichten. 12.15 KRO-orkest en Gram.platen. 2.00 Orgelsconcert. 3.05 Gramofoonplaten. 4.25 De KRO-Melodisten en solist. In de pauze: Gramofoonplaten en om 6.00 Land- en Tuinbouwhalfuur. 7.00 Berichten. 7.15 Causerie „Kunst in het Kerkgebouw". 7.35 Reportage. 8.10 Pianoduetten en liedjes. 8.50 Gram.platen. 9.15 KRO-orkest. 9.45 Solisten, R.K. Orat.-Vereeniging en KRO-Symphoie-orkest. 11.00 Berichten A.N.P. 11.10 De KRO-Boys en solist. 11.4512.00 Gramofoonplaten. kilo beperkt gebleven, die een gemiddelden prijs van 34 2/3 cent per kilo opbrachten. Bij eenige verdere ontwikkeling biedt deze visscherij dus wel eenig perspectief. De inmiddels voor het thans loo pende vischseizoen vastgestelden maat van 45 centimeter die in No vember voor het eerst haar invloed liet gelden, een invloed, die evenwel nog zeer gering was, als gevolg vtm het vele slechte weer, waardoor slechts weinig kon worden ge- vischt), laat wel verwachten, dat deze visscherij nu wel geleidelijk in belangrijkheid zal gaan toene men. Wanneer wij nu alles tezamen vatten, dan blijkt het resultaat der visscherij, zoo wel wat de aangevoerde hoeveelheid als de opbrengst betreft, wel iets beter als dat van de beide zeer ongunstig bekend staande jaren 1933 en 1934, maar blijft het bij 1935 ten achter. De vermindering van aanvoer bleek bij 1935 vergeleeken zelfs bijna 20 procent te bedragen en hoewel voor de belangrijkste tak van visscherij, de aal- en palingvisscherij, aanvoer en prijsnotee- ring hooger lagen dan over het voorgaande jaar, kon hiermee toch de teruggang in totaal-aangevoerde hoeveelheid, niet door de betere opbrengst worden vergoed. Hier bleef nog een belangrijk hiaat bestaan, dat niet door de uitkomsten kon worden over brugd. Gelukkig staat hiertegenover de verbete ring in de toeslagregeling volgens de Zui- derzeesteunwet, die in 1936 na veel moeite werd verkregen. Reeds al te lang was deze Van de graszöne naar den Atlan- tischen Oceaan. Rijke grootgrondbezitters en arme pachters. Reeds eenige dagen bevinden wij ons in het gebied, dat de agrarische geografen de wintertarwe- en maiszöne" noemen. Onze weg naar den Atlantischen Oceaan leidt door het land, dat tusschen het „noorden" en het „zuiden" gelegen is. Hoewel de burgeroorlog tusschen Noord en Zuid om de bevrijding van de negers reeds meer dan 70 jaren ach ter den rug ligt, zijn toch de tegenstellingen tusschen de beide deelen van de Unie nog niet geheel verdwenen. Het „Oude Zuiden" heeft een aristocratisch karakter, men kan zich zijn katoenplantages onmogelijk zonder de rijke planters voorstellen. Meer naar het noorden echter, waar op grond van de wet van 1862 het land in stukken van 65 ha werd verdeeld, hebben de kleine landbouwbedrij ven hun stempel op het landschap gedrukt. Hier ontwikkelden zich de eigenaardige toe standen, die wij als typisch Amerikaansch beschouwen. In de zóne tusschen het noor den en zuiden zien wij goed en slecht land elkaar afwisselen. Op dezen tocht wordt het ons duidelijk, hoe groot de verschillen tus schen arm en rijk ook op het platteland van Noord-Amerika zijn. Het valt op, dat in ver gelijking met de noordelijke districten de veeteelt tenminste voor wat varkens en rundvee betreft hier minder ontwikkeld is. Op vele plaatsen fokt men paarden en vooral muilezels; de laatsten gaan in groote aantallen naar de katoenzóne. Het grootste verschil met de maiszöne is, dat men hier naast mais ook veel winter tarwe verbouwt. Kentucky. In Centraal-Kentucky het land van de mooie vrouwen, de raspaarden en de scherpe tabak houden wij eenige dagen rust, alvorens wij onzen tocht voortzetten. In de omgeving van Lexington, in de beroemde graszöne, vindt men groote paardenfokke- Onze V.P.B.-correspondent zakt bij zijn studie van de agrarische toestanden in Amerika af naar de kust van den Atlantischen Oceaan waar hij de „malszAne" bezocht. rijen. Het land met zijn sappige weiden, waar onder lommerrijke boomgroepen de edelste paarden grazen, en zijn voorname landhuizen geeft den indruk van een schoon park. De fokkerijen voor renpaarden, waar van wij er eenige bezoeken, zijn geen farms in den eigenlijken zin van het woord. De eigenaars zijn dikwijls rijke fabrikanten, voor wie het fokken van paarden en de ren sport een liefhebberij is en die in 't schoone landschap van Kentucky een buitenplaats gekocht hebben. Het gebied, waar men paarden voor sportdoeleinden fokt, is natuurlijk betrekkelijk klein. Nadat automo biel en tractor het paard voor een groot deel verdrongen hebben, is het fokken van muil ezels, die in het zuid-oosten van de Ver- eenigde Staten het veld nog geheel beheer- schen, een belangrijke bron van inkomsten geworden. Slechts een klein deel van het land wordt, nadat het jarenlang als weide grond gebruikt is, voor den akkerbouw be nut. Hier brengt men tabak, tarwe en mais voort. De verbouw van tabak op de betrekkelijk groote farms is meestal het werk van kleine pachters, die een kommervol bestaan lei den. Men kan hier, wat in het midden westen niet mogelijk is, op het land so ciale verschillen ontdekken, die evenals in Engeland een scheidingslijn tusschen land eigenaren en pachters trekken Terwijl meer naar het zuiden de pachters overwegend negers zijn, bestaat de stand der pachters in dit gebied hoofdzakelijk uit blanken. Eigenaardige toestanden. De vruchtbare graszöne vormt intus schen slechts een klein deel van Kentucky. Meer naar het oosten en in West-Virginia wordt het steeds armer. Op een moeilijken tocht moeten wij bergkammen passeeren, het landschap wordt wilder en schooner en de wouden, die men hier vindt, maken een overgetelijken indruk. Met de boeren en mijnwerkers men vindt hier kolen is het in deze strook slecht gesteld. Wij zou den in Nederland te vergeefs zoeken naar een gebied, dat een dergelijken armoedigen en onverzorgden indruk maakt. Smerige houten hutten met vensterruiten van ge olied papier zijn hier geen zeldzaamheid. Maar ook hier is de schommelstoel te vin den, die tot de noodzakelijke uitrusting van de „waranda's" van de Amerikaansche hou ten huizen, of hun bewoners nu rijk of arm zijn behoort. In het gebergte, dat het Amerikaansche oosten van het midden westen scheidt, vindt men nog eenzame streken, waar de menschen leven als hun voorvaderen van 150 jaar geleden. Men heeft echter veel tijd noodig als men deze streken wil bezoeken en leeren kennen. Men heeft hier oud-Schotsche balladen en ge zangen ontdekt, die in de bergen van Schot land reeds lang waren vergeten. Wanneer de Amerikaan het woord „peasant" ge bruikt, dat woordelijk vertaald „boer" be- teekent, verbindt hij hieraan de gedachte aan achterlijke en primitieve menschen, die met deze woudbewoners overeenkomen. Een geliefd vacantiegebied. De breede gordel van het Appalachische gebrgte wordt, naar wij reeds op onzen tocht naar het westen konden vaststellen, steeds meer tot een touristengebied. Wie er van houdt, in een romantisch bergland schap op ontdekkingstochten te gaan, heeft daartoe in deze streek rijkelijk gelegenheid. Dat het touristenverkeer hier een rol speelt, bemerkt men ook aan de talrijke „samps", hutten om te overnachten, die men overi gens in geheel Amerika langs de autowegen vindt. Alvorens na een reis van twee dagen de federale hoofdstad Washington bereikt wordt, komen wij nog eenmaal door een welvarend landschap. Van de Hudsonrivier loopt in zuidelijke richting tusschen de Allaghanies en de Blue Ridge-keten een streek die de Amerikanen het „Groote Dal" noemen. Hier liggen flinke landbouwbe drijven, waarvan de eigenaars nog dikwijls nakomelingen zijn van de eerste Nederland- sche kolonisten. hier uitgebleven, waardoor de vroeger ver gaarde spaargelden reeds vrijwel geheel waren opgeteerd of aan nieuw netwerk moesten worden uitgegeven, daar dit uit de visscherij- opbrengst niet meer kon worden ingeslagen. Het was dus hoogst noodzake lijk, dat deze verruiming kwam. Zou zij in, het afgeloopen jaar niet zijn tot stand ge komen, dan zou het er in menig visschers- gezin thans duister uitzien. Dat is dus de gunstige zijde, welke 1938 hier heeft gehad. „TSJETTE", HET TOOVERWOORD. Onze V.P.B.-correspondent te Ankara schrijft ons: Sinds begin vorige week is er een aanzien lijke ontspanning in de Turksch-Fransch» betrekkingen opgetreden. De reis van Ata- turk naar Konia, de in aller haast bijeen geroepen kabinetsraad te Ekisjehir, de lange besprekingen tusschen het staatsopperhoofd en zijn militaire raadgevers hebben hun werk gedaan. Frankrijk is zich de ernst van de situatie en de ernst van de Turksche eischen bewust geworden. In de hoofden van de Fransche koloniale deskundigen spookte het woord „Tsjette" en de herinne ring daaraan bleef niet zonder gevolgen- Tsjettes zijn ongeregelde troepen krijgslie den, die zich in Turkije van dergelijke hen den in andere landen onderscheiden doof het feit, dat zij met artillerie en gevechts wagens zijn uitgerust. Dergelijke troepen hebben in het jaar 1921 bij Bostani de ge regelde Fransche troepen tot overgave ge dwongen en kort daarop een Fransch le gertje bij Yenice geheel vernietigd. Geen wonder, dat het woord „Tsjette" bij de Fransche diplomaten aan den Quai d'Orsay een huivering te voorschijn roept. Blum her innerde zich plotseling weer' de belofte, die hij den Turkschen minister van buitenla.id- sche zaken voor zijn vertrek uit Genéve deed: hij houdt zich nu zelf met de Sand- sjak-kwestie bezig en zal deze in orde bren- een. Toen monsieur Ponsot drie dagen na de Turksche minister van buitenlandsche za ken in Ankara aankwam en naar het re sultaat van deze belofte gevraagd werd, wist hij van niets; want toenmaals werd er over Tsjettes nog niet gesproken. Intusschen was gebleken, dat drie dagen nadenken voor den Franschen minister-president te kort was, Thans heeft men dat hersteld, wat op de a.s zitting van den Volkenbondsraad wel blijken zal. Ook vermoedt men ln Ankara, dal niet slechts de regeeringen van Bel grado en Boekarest te Parijs op de ernst van den toestand gewezen heb ben, maar dat ook de Russische am bassadeur heeft uiteengezet, dat de ze nieuwe vermeerdering van moei lijkheden voor de Fransche buiten landsche politiek naast de Spaan- sche kwestie ten zeerste ongewenscht was. Ja, men vermoedt in Ankara zelfs, dat ook Downing Street op een dergelijke wijze haar invloed te Parijs heeft doen gelden. In Londen zou men volgens Turksche kringen n.1. aannemen, dat de beweerde Turk sche eischen op de Mossoel-olie door den Quai d'Orsay zouden zijn uitge vonden, om tusschen Engeland en Turkije een wig te drijven. Ankara heeft zooals bekend verklaard, dat men er niet over denkt in verband met het Sandsjak-vraagstuk de aanspraken op Mos- soel weer op het tapijt te brengen. Nu heeft Turkije inderdaad op Sandsjak aanspraken, die op het volkerenrecht gebaseerd zijn, ter wijl omgekeerd Engeland aan de hand van oorkonden kan bewijzen, dat Turkije van alle eventueele aanspraken op Mossoel af stand heeft gedaan. Nu in de opvattingen van Parijs verande ring is gekomen, heeft Ataturk in ieder ge% val verklaard, dat de kwestie thans in eea rustiger vaarwater is geleid.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 10