Raadsels Uk krijgt een parfumbad Beste Jongens en Meisjes Kindervriend Nieuwe Raadsels Wie wil er zelf een lampje maken? Hoe een bloemenelfje lelijk te pas kwam. De school in de molen. Waar bewaar je je vingerhoedje Heb ik de vorige week gelijk gehad of niet' Ik heb geschreven dat de kans nog groot was dat we ijs en sneeuw zouden krijgen en...' de wereld is wit en de neuzen zijn rood en de handen zijn blauw. O, o, wat een winter' Ik heb er van de week van genoten en jullie natuurlijk ook. Wat een pracht van een we reld was het. Ik heb gereden dwars door die wonder witte wereld heen en m'n hart zong. Heus, 't was zoo mooi, alles, alles wit, glin sterend en schitterend als de zon er op scheen en de takken van de bomen waren van glas en de telefoonpalen, langs de weg, glansden met een dikke ijslaag, 't Was één groot won der, een sprookje dat werkelijkheid was ge worden en je kreeg er maar niet genoeg van om al dat moois in je op te nemen en toen kwam daarbij de Oostenwind, die deed de schapen in hun wollen vachtje, op het sneeuw- land rillen en dicht tegen elkaar kruipen en die deed het water verstijven, maar de wereld werd nog mooier. Wat zijn we om die kou blij geweest. Al leen de mensen, die langs de weg moesten zijn, de melkboeren en de bakkers, de slagers en de groenteboeren, die keken met hun rooie neuzen grimmig en die hadden hun handen weggestoken in dikke wollen wanten en ze liepen met kousenvoeten over de gladheid van de weg. jEn de vogels, die zochten bedelend de straten af, de mussen waren brutaler dan anders en de meeuwen waren zoo vrijpostig geworden, dat ze vlak voor de wagenwielen bleven zitten en dan op het laatste moment verschrikt wegwiekten. En de leeuwerik, die zich vorige week op een lentedag had doen hooren, is van schaamte maar weer wegge kropen in een warm nestje, in een of andere stal. 't Is winter, we hebben er naar verlangd, en wij mopperen niet, is 't niet, jongens en meisjes? Wij gooien sneeuwballen, wij maken glijbaantjes, en we slapen, slapen met belle fleur-wangen en dromen van allemaal blije dingen. Hoera, 't wintert Het boek is van de week gewonnen door: HENS NIEUWENHUIZEN. En nu de breifjes, anders is de pagina vol, voordat ik een briefje beantwoord heb. Piet van Hartingsveldt. Ja, ik zou al een baantje gereden hebben, Piet, maar de vorige week heb ik zo m'n voet verstuikt, dat ik twee dagen lang op één been door 't leven ge huppeld ben en nu kan ik ze wel weer alle- twee gebruiken, maar op de schaatsen durf ik toch nog niet. Ik hoop, dat jij gelukkiger bent. Corry Kalis. Je moet me volgende week eens schrijven waarom jij dacht, dat je niet mee zou mogen doen. Je bent 12, je lost de raadsels goed op, je bent een trouw lezeresje van 't Juttertje, dus je voldoet aan alle eisen en ik zou niet weten waarom jij dan niet mee zou mogen doen, Corry. Nelly Christiani. Daar moet je mee op passen, Nelly, want als je zoveel maal valt, dan kan je je benen nog wel eens breken. Dertig maal, 't is geen kleinigheid, verdiende je er nu maar dertig dubbeltjes mee, dan werd je spaarvarken er tenminste nog vet van. Gretha v. d. Vlie. Geen wonder, dat je han den koud werden, toen je sneeuwballen gooide, Gretha. Ik heb nog geen sneeuwballen gegooid en 't leek wel of er met duizend spelden in m'n vingertoppen geprikt werd. Annie Doeleman. Je wens is in vervulling gegaan, Annie, het vriesweer heeft aangehou den. Nu nog, als je je neus buiten de deur steekt, groeit er een ijskegel aan. Piet v. d. Nol. Kom, kom, niet zo somber, Piet, 't is waar, dat, wanneer het begint te dooien, het buiten een vieze boel wordt, maar dat je daar direct ziek van wordt, geloof ik zo maar niet, hoor. Luitje Folkerts. Je potloodschrift was goed te lezen, Luitje, en 't is een grote brief ge worden. Jullie moeten me nu maar geen grote brieven schrijven, want het is nu gezond om buiten te springen, diep adem te halen en flink te hollen en te stoeien. Dat is allemaal gezondheid. We hebben de laatste weken zulk mieserig weer gehad, dat we wel een opfris- sertje kunnen gebruiken. Henk Doeleman. Je mocht willen dat je in Bloemendaal woonde, Henk, dan kon je van 't Kopje of sleeën, dat is een pracht van een bobbaan, daar. Jantje Koomen. Als je me tegenkomt mag je me gerust met sneeuwballen gooien, Jantje, want m'n hoed kan er tegen, en ik ook. Jossie Mattysen. Ik hoop dat je naam nu goed in de krant staat, Jossie, want ik denk wel, dat jij hem een beetje onduidelijk ge kriebeld hebt, of misschien dat het zetfouten duiveltje een grapje met jou heeft willen maken. Annie Moor. Hoe weet jij, dat ik, als Jan Hinkepink door het leven gegaan ben, Annie, 't is toch niet door de H.R.C.O. omgeroepen, dat ik m'n voet verstuikt heb. Jij bent de tweede al, die er naar vraagt. Nu, ik spring weer op twee benen, hoor. Theo v. d. Vlis. Je bent precies op tijd beter geworden, Theo, want met zulk heerlijk winterweer is geen Hollandse jongen graag thuis. Dat de politie jullie van die fijne gladde baan jaagt, is nogal begrijpelijk, want het is voor jullie wel fijn om daar overheen te zwie ren, maar voor de oudere mensen is het geen pretje om er hun benen op te breken. En daar heeft de politie voor zorg te dragen, dat dat niet gebeurt. Wat een pret heb je gehad met die sneeuwpop en met dat sneeuwballenge vecht. Hè, ik zou er best aan mee willen doen. Frida de Boer. Je moet voor de dieren ook goed zijn, Frida, dat spreekt vanzelf, wie voor de dieren hard is, kan nooit een goed mens zijn. Pas maar goed op dat zwerver-poesje en vertel me later maar, hoe ze zich gedraagt en hoeveel plezier je met haar hebt. Hens Nieuwenhuizen. Veel plezeir op de glijbaan, Rens, zorg maar dat je veel buiten bent, een koude neus is beter dan een ver kouden neus. Wat een geluk vandaag, hè? Trijntje Jans. Die schooljongens zijn wel erg hardhandig geweest, met die inwrijverij, Jans, als ze je een tand door je lip hebben geslagen. Pretmaken is goed, maar je moet het met verstand doen en zeker nooit ruw. Jan Jans. 't Is nu op een motorfiets gevaarlijk langs de weg, Jan, je slipt gauw. Woensdag gleed ik met de auto ook bijna van de weg, zo glad was het. Brrrr, 't was niets lollig. Reier Jans. Wat een geluk dat je weer buiten mag, Reier, en dat nog wel met dit feestweer, je zou van blijdschap een gat in de lucht springen. Of heb je dat al gedaan? Nico Kries. Nee, voor oude mensen is de sneeuw en de vorst niet plezierig, Nico, en als je zo'n oud vrouwtje of zo'n oude opa de weg over ziet steken en je ziet dat het moeilijk gaat, help dan even een handje. Corrie Lubsen. Toen ik Dinsdagmorgen om zeven uur de deur uitstapte, Corrie, vond ik die witte wereld zó fijn, dat ik van plan was m'n hele familie nog even gauw wakker te maken, maar omdat de wind nog zo koud was en de zon nog ver weg was, heb ik ze nog maar stil laten slapen, maar je begrijpt dat m'n kinderen gejuicht hebben toen ze de gordijnen opentrokken en daar het sprookjes land zagen. Cor de Jong. Dat is een leuk idee, Cor, dat je het gewonnen boek naar school hebt mee genomen en dat je onderwijzer het nu voor gaat lezen. Nu genieten er een massa kinderen van en heeft de prijs dus grotere waarde. Loeki en Leon v. d. Wal. Ik kan me begrij pen, Loeki, dat Leon nog niet erg op de sneeuw gesteld is. Als je nog geen drie bent, dan houd je meer van de warmte, maar wacht nog maar eens een jaartje. Mgn Jaapjé, die Zondag vier geworden is, battert de hele dag buiten en komt vaak als een sneeuwpop thuis en hij is niet in huis te houden, zo fijn vindt hij het. En zo zal het net Leon ook wel gaan. Loesje Flotat. Gelukkig, Loesje, dat je een moeder hebt, die zo'n vriendinnendienst voor je verricht als het schrijven van een briefje aan mg, als jij buiten in de sneeuw buitelt. Ik kan me begrijpen, dat je geen tien minuten op je stoel kan zitten. Het kost me zelf moeite hier maar binnen te blijven en te schrijven over de pracht van de winter buiten. Johanna de Koster. Nu, daar staat je naam dan, Joh, en als je me nu volgende week een groter briefje schrijft, dan beloof ik je, dat je weer een brief van me krijgt. Nu, jongens en meisjes, alle briefjes zijn weer beantwoord, ik groet jullie dus tot de volgende week. Veel plezier buiten. OPLOSSING RAADSELS VORIGE WEEK. i. ijs. II. waterval. Goede oplossingen ontvangen van: Jacoba V., Annie V., Fritsje C., Annie J., Coen C., Wim O., Tieny C., Teunis T., Zilver schoon, Jan B., Coentje C„ Neeltje C., Piet de K., Joosje D., Jan D., Loeki J., Tea G., Jan B., Tiny B., Rietje W., Vineke W., Grietje v. d. W., Corrie L., Nico K., Reier J., J. J., Trijntje J., Rens N., Frida de B., Annie M., Jossie M., Jantje K., Henk D., P. v. d. N., Nelly C., Gretha v. d. V., Annie D., Corry K., Loesje F., Johanna de K., Cor de J. i. Welke moed kunnen ook lafaards bezitten? n. In welke vloed kunnen ook niet-zwemmers zwammen? Opletten, hoor, ze zijn eenvoudig, als je je denkmachlnetje maar gebruikt. Wat zeggen jullie van dit aardig lampje? Iets om dadelgk na te maken, is het niet? Vooruit dan maar, wg zullen er geen gras over laten groeien! Met een figuurzaag zagen wij drie houten schijven, de een met een mid dellijn van 14 cm, de ander met een middellijn van 11 cm en de laatste van 8 cm. In het midden van elk plankje boren wg een gaatje en als wg de randjes van de plank jes met grof schuurlinnen mooi glad hebben geschuurd, lgmen wg de schgfjes op elkaar, maar zodanig, dat de gaatjes precies boven elkaar komen. Op deze stellage lgmen wg een torentje van vier ledige garenklosjes, welke ook weer met de openingen boven elkaar komen. Op het laatste klosje lgmen wg een houten schgfje, dat een middellgn heeft van 20 cm en dat wij met de figuurzaag hebben uitgezaagd. Het geheel geven wg met lak een vrolgk kleurtje, b.v. donkergroen met rood, of b'auw met geel. Is het lak droog, Jan gaan wg met ons lampje naar een lampenwinkel, waar wg een snoer met fitting en een stekker kopen. Vader zal jullie wel even wgzen, hoe je de fitting moet bevestigen. Nu is ons lampje zover klaar; alleen het kapje nog, maar dat is niet het moeilgkste. Het belangrgkste werkje hebben wg nu toch al achter de rug. Je koopt een ijzeren geraamte, dat klaar is en een vel doorschijnend perkamentpapier. Dit wordt op de vereischte maat geknipt, zoals op de tekening te zien is. Dé schuine kanten kun je aan*elkaar lijmen of met een draadje raffia aan elkaar verbin den. Daarvoor moét je eerst op gelgke afstan den gaatjes in het perkament boren, zodat het er netjes uitziet en je geen kans voor scheuren krijgt. Heel aardig is ook *pm langs onder- en bovenkant een draadje raffia om het ijzer- draad en het perkament te winden. Daardoor wordt tevens het geraamte met het perkament verbonden. Vind je het mooi, dan kun je het kapje verder zo laten, anders is het ook mo gelijk het te beschilderen, daarvoor kan je een speciaal soort lampekappenverf kopen, maar gemakkelijk is het verven van lampe kapjes zeker niet. Ik hoop, dat je gauw een eigengemaakt schemerlampje hebt, dat schenkt meer vol doening en meer plezier dan een lampje, dat je kant en klaar in de winkel kunt kopen. door Jeanne Duval. Uk, een bloemenelfje, was in een van de heliotroopbedden gaan liggen slapen. De koningin van het land hield het meest van heliotroop, om zijn zoete geur en omdat zij er vele flessen van gebruikte, had men grote velden vol met de onaanzienlgke, maar zoet geurende bloem beplant. Uk, die heel lang achter elkaar gespeeld had, was zo doodmoe, dat hij niet eens wakker was geworden, toen bij het vallen van de avond de jongens uit het dorp met scharen naar de velden waren gekomen om voorzichtig de bloemen af te knippen en in manden te verzamelen. Ook onder het dragen was hij niet ontwaakt, niet eerder dan toen hij in de fabriek terechtgekomen was en door het ge dreun van de machines niet langer slapen kon. Hij keek zijn ogen uit, want hij wist hele maal niet, wat er zou gaan gebeuren. Toen hg de mensen grote manden vol bloemen in een machine zag gooien, sprong hij vlug uit een van de manden en omdat hij zoo gauw niet wist, waarheen hij zou gaan, kroop hij vlug in een parfumfles, die daar klaar stond om gevuld te worden, maar dat wist Uk natuurlijk niet. Terwijl hij zijn ogen uitkeek naar al die be drijvigheid, voelde hij opeens een nattigheid over zich heen komen en voordat hij kans had gezien uit de fles te kruipen, was deze gekurkt. Zo zat onze kleine bloemenelf gevangen en vond dat naturlijk niets prettig. De flessen met parfum kwamen op het koninklijk slot aan en werden door de hof dame in een kast gezet, behalve één fles, met parfum kwamen op het koninklijk slot aan en werden door de hofdame in een kast gezet, behalve één fles, gelukkig net die, waar Uk in zat. Zij ging naar de Koningin, die juist gekapt werd en vroeg: „Majesteit, wilt U, dat ik een van de nieuwe flessen parfum openmaak?" Doch de koningin, die juist klaar was, ant woordde: „Neen, laat ze maar op mgn toilet tafel staan, ik ben nu met myn toilet gereed". De koningin verliet even later, door de hof dame gevolgd, het vertrek. Die arme Uk was zo bltf geweest, dat hg misschien verlost zou worden, maar hjj was zij een koningsmantel om had. Parmantig stapte zij voor de spiegel heen en weer tot zij opeens de parfumfles ontdekte, waarvan zij nog niets had gebruikt. Het gelukte haar niet de stop van de flesch te krijgen en in haar ijver deed zij een stap achteruit, doch viel over de kapmantel en liet de fles uit haar handen vallen. Gelukkig, dacht Uk, dié big opsprong, want alweer zooveel te verdrietiger, dat hij nog langer opgesloten moest zitten. Hij hoorde zijn broer, de wind om het huis gieren en be nijdde hem zijn vrijheid toch wel heel erg. Terwijl hij zoo zat te peinzen ging opeens heel voorzichtig de deur open en daar trad het vijfjarige dochtertje van den koning en de koningin binnen, de prinses van Bellavetta. Wat een lief meisje was dat, vond Uk en hij keek nieuwsgierig naar wat wat zij kwam doen. Eerst liep zij naar de grote spiegel toen nam zij de poederkwast en bedekte haar ge zichtje met een dikke laag poeder. Daarna nam zij geurende zalf en smeerde die op haar wangen, terwijl zij vet in haar mooie opge maakte haren streek. Uk moest, ondanks dat hij opgesloten zat, toch om het prinsesje lachen, want deze zag er zoo grappig uit met haar hoog opgemaakte witte pruik en mooie, wijd uitstaande jurk aan. Tenslotte deed de prinses de kapmantel van haar moeder om en verbeeldde zich toen, dat hij was nu weer vrij. Maar het arme prinsesje huilde moord en brand, want zij had haar handje bezeerd aan de scherven. De kinderjuffrouw, die niet wist waar het prinsesje zo gauw gebleven was, kwam met een kamerdienaar op het gehuil aangelopen en zag tot haar schrik wat er gebeurd was. De prinses had met haar natte handje haar tra nen afgeveegd en nu was haar hele gezicht vies van de poeder en het vet. Maar de kinderjuffrouw nam haar gauw mee nhar haar eigen kamer, waar zij haar gezichtje waste en haar troostte. Het' speet Uk wel, dat hij niets voor het lieve prinsesje had kunnen doen, maar toen hij de kinder juffrouw zag, was hij gerustgesteld. Hij probeerde nu naar buiten te komen, wat hem al spoedig gelukte, maar hg is toch nooit meer in een heliotroopbed gaan sla pen, want voor de tweede keer zou het wel eens niet zo goed met hem af kunnen lopen, als het deze keer gebeurd was. Nooit had de molen zo'n drukte gekend. door ELSA VAN DER ECHT. De oude molen had vele honderden jaren achtereen haar plicht gedaan. Iedere dag had de molenaar, eerst de overgrootvader, toen de grootvader, daarna de vader en nu de zoon, volle zakken met graan naar binnen gedra gen en even later de volle zakken met meel om brood van te bakken, weer naar buiten gebracht. De oude molen wist niets anders te doen en terwijl hij over de velden uitkeek en zag, dat de ene zomer de velden heel groener waren dan de andere en wist, dat hg' het daarna veel drukker had dan in de jaren, dat de velden niet zo groen waren, had hij toch geregeld iedere dag wat te doen. De tegenwoordige molenaar begreep de oude molen niet goed en toen de electriciteit kwam en men daarmee de wind niet meer nodig had om het meel te malen, stond de molen een paar dagen stil, helemaal zonder te werken. Dat was hij niet gewend en de zware, eikenhouten balken, steunden en zucht ten van verveling. Doch op de derde dag kwam de molenaar naar de molen toe, klopte hem eens op de wieken en zei: „Ja, molentje, voor jou heb ik geen werk meer en om je nu zo rente loos te laten staan, is toch een beetje te gek. Ik ben besloten je aan het gemeentebestuur cadeau te geven, die hebben een schoolgebouw nodig, dan kunnen zij hier de school in hou den en dan krijg je elke dag een hoop drukte van de kinderen om je heen. Zo gebeurde het ook. Het gemeentebestuur, dat niet veel geld had, kon geen gebouw laten zetten en was heel blij met het aanbod van den molenaar. Dadelijk werden in de verschillende ruimten ramen bijgemaakt, de wieken werden vast gezet, omdat de wieken nu eenmaal bij de molen hoorden en men nu het gebouw wilde bewaren, dat zo geheel bij het landschap paste, en enige dagen later kwamen de kinde ren 's morgens spelend en stoeiend naar de school toe. Overal waren ze tegelijk, de molen had geen aandacht genoeg om alles ineens te begrijpen. Maar de kinderen begrepen de molen, klom men in zgn wieken, omspanden met hun tweeën de dikke balken, die de molen steun den en sprongen en zongen, dat de molen maar niet kon begrijpen, hoe hij het al die honderden jaren had uitgehouden, zo- eenzaam en zonder leven om zich heen. Zo kreeg hij op zgn oude dag toch nog een bestemming, waarmede hij blij was, al was het dan ook geen graan malen voor het dagelijks brood van de mensen. Hierbij ee^ aardig knutselwerkje voor onze meisjes. Het handwerkje lijkt heel gemakke lijk, maar het is toch heusch niet zo gauw klaar, als je wel denkt. Het handwerkje stelt voor een grote zomerhoed, waarom een rand van bloemtjes. De rand is dubbel, waartussen in, zoals de tekening duidelijk aangeeft, een flanellen lapje komt te liggen om spelden en naalden op te bewaren Om een goede vorm in het bolletje te ver krijgen, gebruik je je vingerhoedje af en toe, om te zien, of de bol wel goed rond loopt. De bol kan ook zo groot worden, dat de vinger hoed er in past, en dan heb je meteen een mooi plaatsje om je vingerhoedje te bewaren, want vingerhoedjes zijn meestal van die din gen, die zo gauw weg raken, juist omdat een vingerhoed zo klein is. Het vervaardigen van een dergelijk knut selwerkje eischt wel geduld, maar de steek is heel gemakkelijk: een eenvoudige éénstok jes steek, of de z.g. kettingsteek, die iedefeen kent. De rand moet mooi plat liggen en daarom is het nodig, dat je af en toe een losse steek tussen de stokjes doet. Zoals je op het eerste gedeelte van het plaatje ziet, zgn de twee randen aan elkaar gehecht, tenminste voor een klein stukje en daar tussenin komt het flanellen lapje, waarop je naalden en spelden bewaart.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 15