Vierde blad 30JJS5T, ile fieringermeer 1936 een slecht jaar voor de bij enhouders Voor de toekomst evenwel goede verwachtingen. Wie heeft nu nooit eens een prik van een bij gehad? Een bij, die zoo zoemend om je heen blijft vliegen wanneer je 's zomers de heerlijke vrije natuur in gaat? Eerst vliegt hij in groote kringen omz'n slachtoffer heen en wanneer deze een poging tot verweer te gen de aanvallen van dat nietig beestje in stelt, wordt hij och arme dikwijls het slachtoffer van de scherpe „bajonet" waar mede de bij op doeltreffende wijze is ge wapend. Toch is dit insect niet zoo kwaad als som migen die wellicht met dien bijen-bajonet wel eens kennis hebben gemaakt, willen doen voorkomen. Men vergeeft de bij veel, omdat hij een nuttig insect is. Niemand zal er daarom aan denken een bij dood te slaan wanneer deze eens te veel naderbij mocht komen. Men respecteert het beest omdat het niet alleen zulke nuttige gebruiksmiddelen pro duceert, doch ook omdat het zeer nuttig werk doet voor den groei van gewassen. De bij is daarom in zekeren zin een „be schermd insect" geworden. De menschen zijn zich meer met deze beestjes gaan bemoeien en hebben zich het leven van deze aange trokken. Iets over bijenhouden algemeen. in het Algemeen ziet men den laatsten tijd de belangstelling voor de bijen toenemen. In alle rangen en standen is de bijen-liefhebbe rij wakker geroepen. Ruime voorlichting in de pers door verscheidene deskundigen, cur sussen en lezingen, honing- en bijenmarkten en«. dragen het hunne bij tot uitbouw en bevordering van de bijenteelt. Het „onbe kend maakt onbemind" verliest meer en meer terrein. De angst voor angeltjes en bijengif wordt Overwonnen en algemeen wordt bevestigd, dat dit „gevaar" in de practijk best meevalt. Tallooze beginners komen tot de overtuiging dat het bijenhouden zooveel interessants biedt, dat een prik graag voor lief genomen wordt. Meerdere amateurs en ras-imkers zijn zelfs zoo ver, dat hun lichaam immuun voor bijengif is, m.a.w. het bloed van hun lichaam reageert zoo, dat opzwellingen door nieuwe bijensteken niet meer plaats hebben Typisch is het, dat zulke bijenhouders toch elk voorjaar weer meer of minder moeten „wennen". In het verdere seizoengedeelte hebben zij echter geen last meer. De bijenwoningen zullen het meest aan getroffen worden op het platte land. Sinds eeuwen is de teelt bekend in de Nederland- sche zandstreken. De hei de boekweit en het zandkoolzaad waren de voornaamste voedselbronnen. Toen waren de producten van de bijen noodzakelijk in de samenleving De honing was het eenige verzoetingsmid del; suiker was toen immers nog onbekend. Eerst in 1800 is deze .moordende" concur rent opgetreden en heeft de bijen ver, zelfs zeer ver verdrongen. Het andere bijenpro duct, de was was het beste verlichtingsmid del. Waskaarsen brandden bij de beter ge situeerden voor verlichting De min-vermo- genden moesten zich tevreden stellen met de walmende olie-verlichting, gewonnen uit sloor- en koolzaad. Doch ook de was kwam op den achter grond: petroleum gas en later electriciteit hebben was en olie overbodig gemaakt. In de Katholieke kerken is het gebruik van waskaarsen echter nog bekend. Deze was kaarsen moeten momenteel volgens de ker kelijke voorschriften nog voor een groot deel uit bijenwas worden bereid. Uit de geschiedenis van de Middeleeuwen blijkt ons welk een economische rol de bijen en de bijenproducten gespeeld hebben. Toen waren er imkers met duizenden bijen-volken Zelfs steden hebben hun ontstaan aan de bijen te danken. Oorlogen zijn door de Heer lijkheden en Hertogdommen gevoerd over de bijen en de bijenvelden. In vele Middel eeuwsche huurcontracten werd bepaald dat de pacht voldaan moest worden gedeeltelijk in honing en vooral in was Van Willem van Oranje, Alva, Maurits, Frederik Hen drik ea. lezen we in de oude archieven, dat zij bepalingen en ordonnanciën voor de bijenteelt gaven. Vele belastingen o.a. de tienden, werden vaak volgens voorschrift in was voldaan. De bijen-gilden waren niet de minsten. Sint Ambrosius op 7 December was ieder jaar een terugkeerende feestdag voor de gil den van de bijenhouders, waar honingdran ken en vooral gerstenat rijkelijk gedronken werden. Typisch was het, dat vooral de lichame lijk gebrekkigen, dus die personen uit de boe renbevolking, die minder voor veldarbeid geschikt waren, de bijenteelt beoefenden. De 19e eeuw is de eeuw van achteruitgang van de bijenhouderij. Hiervoren schreven wij reeds, dat deze achteruitgang is te wijten aan de concurrentie van suiker De 20e eeuw, vooral de laatste jaren, geeft weer opleving, echter om heel andere rede nen. In de eerste plaats wordt het bijenhouden meer en meer beschouwd als een bron van genot, van intens natuurleven. De omgang met bijen, het observeeren, het behandelen der koven en kasten brengt nuttige bezig heid en het veredelt den mensch. Van het platteland in de zandstreken verbreidden de bijen zich naar ttiinen bij de buitens, naar de volkstuintjes bij de steden naar de tuintjes en platte daken in de steden. Zelfs in de groote steden als Amsterdam e.a. vermeerderden de bijenlief hebbers sterk. Van overlast hoort men zel den. Bij nieuwe aanplantingen van boomen, heesters en bloemplanten wordt zeer vaak met de wenschen van de bijenvereenigingen rekening gehouden om honing en stuifmeel gevende planten te plaatsen in plantsoenen en parken. In de dorpen en het platteland in Neder land gaat de bijenhouderij niet minder vooruit In de tweede plaats vinden de bijenpro ducten weer opnieuw waardeering. De was wordt verwerkt tot wrijf- en boenwas waar voor gemakkelijke recepten ten dienste staan De honing wordt weer meer volksvoed sel. In het huishoudelijk gebruik is honing dikwijls te prefereeren boven suiker, omdal het sterker verzoet en de voedende waarde grooter is. Bovendien verteert honing ge makkelijker en heeft zoodoende waarde voor kinderen, zieken en zwakken. De genees krachtige eigenschappen bij keelaandoenin gen, griep, bronchitus, heeschheid mag be kend worden verondersteld. Bij alle verzoetingsprocessen kan honing worden gebruikt, bijv. in koffie, thee, pap, pudding enz. Bij wecken is honinggebruik eveneens aan te bevelen. Ten derde wordt op heden vooral gepropa geerd voor hetb estuivingsnut der bijen. De bijen bezoeken de bloemen om honing en stuifmeel op die bloemen te vergaren. Daar bij brengen de diertjes stuifmeel op de stem pels der bloemen. Op dit bestuiven volgt door de levenskracht der planten bevruch ting Hierdoor worden meerdere en kwalita tief betere vruchten verkregen omdat de planten thans beter uitgroeien. Door meer fruit te winnen en nog wel van betere kwa liteit, waardeeren fruitkweekers de bijen meer en meer. Bij de teelt van appels, peren, kersen, prui men, perziken, kruisbessen, frambozen kool zaad, boekweit enz. zijn bijen onmisbaar. Andere planten en boomen, welke door de bijen ook graag worden „bevlogen" zijn nog: Wilg crocus, sleutelbloem, Arabis Ri bes, witte klaver, hei, linde, eschdoorn; paar debloem; zeeaster enz. Vele fruit- en zaadkweekers gaan zelf tot bijenhouden over. Ook ziet men dikwijls dat bijenhouders en de bedoelde kweekers sa menwerken tot beider voordeel in vruchten en honing. Dat het belang van deze samen werking door de betrokkenen vrij algemeen begrepen wordt bewijst het reizen met bijen naar de Betuwe en andere fruit- en zaadstre ken. Door intense dracht op één plant kunnen de imkers vrijwel zuivere honing winnen van die drachtplant en daarom ziet men in den handel dikwijls bepaalde soorten ho ning bijv. heihoning, witte klaverhoning, koolzaadhoning, boekweithoning. Deze honingsoorten verschillen in kleur, smaak, vastheid en overige eigenschappen. Voor de honingliefhebbers ligt hierin „elck wat wils'. De Wieringermeer Is zeer geschikt voor bijenhouden. In de enkele jaren, dat de Wieringermeer droog is, heeft de polder reeds een goede naam in de bijenwereld verworven. Nergens konden de opbrengsten tippen aan die in het nieuwe land. De oorzaak hiervan is en kel te vinden in de drachtplanten. Immers, de bijen, die er zijn of „ingeschaard" wer den zijn dezelfde als in overig Nederland. Het klimaat is niet gunstiger integendeel zelfs ongunstiger dan in oud-Nederland. De DE DRIE MUSKETIERS 37. DE EER IS GERED! Kapitein de Tréville trof den koning ia een bijzonder goede bui aan, want Lodewijk XIII was juist van een succesvolle jacht teruggekeerd. „Aha, mijn waarde De Tréville", riep hij den kapitein opgewonden toe, „dat ia nog eens een overwinning!" „Een volkomen overwinning! Drie mijner musketiers, waarvan de een bovendien nog zwaar gewond was, stellen tezamen met een kind vijf gardisten van den kardinaal ibuiten gevecht! En daarbij behaalt dat kind nog de overwinning op Jussac, een derge nen, die het best in dit land den degen voert! Maar dat is ongelooflijk! Dat ie je reinste fantasie! D'Artagnan heet hij ik moet hem zien! Misschien kunnen we iets voor dien jongen doen! In de eerste plaats wil ik tenminste alle vier die kerels om zes uur bij me hebben, om hen te bedanken. Toegewijde mannen zijn zeldzaam, De Tré ville, en trouw moet men beloonen." VRIJDAG 5 MAART 1987. Hilversum I. 8.00 VARA, 10.00 VPRO, 10.20 VARA, 12.00 AVRO, 4.00 VARA, 7.30 VPRO, 9.00 VARA, 10.40 VPRO, 11.0012.00 VARA. 8.00 Gramofoonplaten. 10.00 Morgenwijding. 10.20 Gramofoonplaten. 10.40 Declamatie. 11.00 Gramofoonplaten. 11.15 Declamatie. 11.30 en 12.00 Gramofoonplaten. 12.15 Kovacs Lajos' orkest. 1.00 Jan van der Heyden Herdenking. 1.20 Kovacs Lajos' Orkest en Gramofoonpl. 2.15 Declamatie en Gramofoonplaten. 3.15 Het AVRO-Dansorkest. 4.00 Gramofoonplaten. 4.30 Voor de kinderen. 5.00 De Flierefluiters en solist. 5.30 Melody Circle en solist. 6.00 De Ramblers. 6.30 Politiek radiojournaal. 6.50 Orgelspel. 7.00 Causerie over het Ziekenfondswezen. 7.20 Vervolg Orgelspel. 7.30 Berichten V.G.P. 7.35 Bijbelsche causerie. 8.00 Getuigenisavond voor geestelijke vrijheid, 9.15 VARA-Grootorkest, De Ramblers, Man.' nenkoor „G.E.W.A." en solisten. 11.0012.00 Gevar. programma. (Vervolg). Httversum H. Algemeen Programma verzorgd door dep KRO. 8.009.15 en 10.00 Gramofoonplaten. 11.30 Bijbelsche causerie. 12.00 Berichten. 12.15 KRO-Melodisten m.m.v. solist en Gra. mofoonplaten. 2.00 Orgelconcert. 3.00 KRO-Kamerorkest en Gramofoonplaten. 4.45 Gramofoonplaten. 5.15 KRO-orkest. 6.00 Land- en tuinbouw-halfuur. 6.20 De KRO-Melodisten en solist. 7.00 Berichten. 7.15 Causerie „Suggestie en Suggestibiliteit", 7.35 Bedrijfsreportage. 8.00 Berichten ANP. 8.10 Gramofoonplaten. 8.20 Paul Godwin's orkest. 9.00 „De Schipbreuk", komische cantate. 10.00 Gramofoonplaten. 10.30 Berichten ANP. 10.4012.00 Gramofoonplaten. 38. EEN KONINKLIJKE BELOONING. „En waar ie nu die Gascogner?" vroeg de koning, nadat hij met groote tevreden heid de drie musketiers had geïnspecteerd. D'Artagnan, die zich bescheiden op den achtergrond had gehouden, deed nu een schrede voorwaarts en moest den koning zijn avontuur tot in alle bijzonderheden vertellen. „Goed zoo, mijn dappere vrienden!" sei de koning tenslotte. „Voorloopig kan het nu wel wat kalmer aan! Die arme kardinaal vijf van zijn beste gardes!" «Als Uwe majesteit tevreden ls zijn wij het ook!" antwoordde kapitein De Treville. „Tevreden? Natuurlijk ben ïk dat! Ea hier ls een klein bewijs mijner tevre denheid!" Terwijl de koning dit zei. drukte hij d'Artagnan een handvol goustukken in 4« handi sterke winden bezorgen bovendien positieve nadeelen aan de bijen. In eerste instantie heeft de massale wilde groei van den zeeaster de honingopbreng- sten gunstig beïnvloed. In de jaren 1931 en 1932 heeft deze wilde plant vanuit een haard bij Kolhorn de geheele Meer veroverd. Jam mer dat zoo weinig imkers hiervan geprofi teerd hebben. Wel hebben in nazomer 1932 de imkers van de randgedeeldten beste za ken gedaan. Tot 10 km. afstand wisten de bijen den zeeaster te vinden. Zeer weinig bij enhouders hebben de bijen toen bij den zee aster gebracht. In den polder zelf woonde toen slechts 1 imker met enkele bijenvolken. In 1933 werd de „gulheid" van den zeeas ter echter meer opgemerkt en toen zijn heel wat bijen in den polder gebracht, zelfs uit veraf gelegen plaatsen als Amsterdam. Vanaf 1933 werd de polder als „bijenlandje bij uitnemendheid" beschouwd en terecht! De reden hiervan is het groote kwantum drachtplanten, m.a.w. de bijenweide, welke gevormd wordt door planten als koolzaad, witte klaver en zeeaster Men zal bemerken dat er sedert 1933 twee cultuurplanten bij gekomen zijn, n.1. het koolzaad en de witte klaver. Deze planten, alsmede de zeeaster bloeien achtereenvolgens vanaf einde April tot in September op een oppervlakte van duizenden hectaren, waardoor zij in de ja ren '33, '34 en '35 de Meer tot een eldorado voor de bijen gemaakt hebben. Opbrengsten tot 150 pond honing per kastvolk en per jaar waren mogelijk, soms werd zelfs nog meer geoogst. Meerdere imkers bezochten met hun beest jes in die jaren den polder. Meer en meer liefhebbers werden in den polder zelf ge kweekt door cursussen en voorlichting. In het voorjaar 1935 werd te Middenmeer zelfs een imkersvereeniging opgericht. Alles ging in stijgenden lijn. In 1936 wa ren in den polder aanwezig ongeveer 6000 bijenvolken uit alle streken van Nederland. 1936 een fiasco. Waarom? En dit jaar werdeen fiasco! Waar door? Hét antwoord kan kort en duidelijk zijn. De eenige en ware schuldige is: het weer. Op het koolzaad werd geen honing geza meld door den te sterken wind. De bijen „wilden" niet De vliegbijen sloegen neer en stierven. Tijdens de witte klaverbloei vier den regen, wind en lage temperatuur hoogtij zoodat de klaverbollen klein bleven en zich niet wilden ontplooien. De zeeaster, die door de verder in cultuurbrenging en vooral door de ontzilting teruggedrongen is, werd ook niet „bevlogen". Is het te verwonderen dat heel wat volken er treurig bij stonden en zelfs van gebrek stierven? Bovendien kwam de suiker voor de winterprovisie veel te laat. Door de koude en misschien ook door het nieuwe denatu- ratiemiddel werd de suiker slecht opgeno men Veel moeite zullen de imkers hebben om bun bijen-volkjes door den huidigen winter been te brengen. Men vreest echter, dat vele bijen dezen winter niet zullen te boven ko men Hoe zijn de vooruitzichten? Imkers zijn en blijven optimist. Zij laten zich niet door één slecht jaar ter neer slaan. De honingoogst-resultaten hangen in hoofd zaken van de volgende 3 factoren af: le. er moeten voldoende drachtplanten zijn; 2e het weer moet goed zijn; 3e de bijenvolken moeten sterk zijn en veel vliegbijen bevatten. De zeeaster is een zoutminnende plant. Hij verdwijnt met de verdere doorvoering van de ontzilting. In de slooten en langs de kanalen zal deze plant zich nog wel enkele jaren handhaven, maar de massa-groei is voorbij. De imkers zullen goed doen weinig meer op den zeeaster als drachtplant te reko nen. Mogelijk geeft deze wilde plant ook minder honing bij minder, zoute bodemge steldheid. De witte klaver blijft de hoofddrachtplant. waar nog steeds op te rekenen valt in de toekomst. Deze plant voelt zich best thuis in de weiden op den kalkrijken bodem. Doo' hoogere giften van stikstof op de weiden kn de klaver tijdelijk iets verminderen. Kon>' er eclder warm weer, dan zal en moet d Klaver honingen van plm. begin Juni tot p' m. begin Augustus. Daarom zullen de im kers goed doen te zorgen voor sterke volken tegen begin Juni. Is het klimaat dan boven dien warm, dan kan met vertrouwen den oogst 1937 worden afgewacht. In hoeverre de planten tot honingwinning bij zullen dragen hangt af van de kwanta. Als voorbeeld kan worden genoemd het kool zaad. Deze planten bloeien vroeg, worden graag bevlogen, maken de bijen sterk en kunnen bij goed drachtweer ook wat honing opleveren. Eveneens worden mosterd en kar- wij iets bevlogen, ofschoon minder graag. Bloeiende velden radijs en koolsoorten zijn door de bijen zeer geliefd, evenals tuin- boonen en bloeiende lucerne. Een aantal bloemen heesters en fruitboompjes zullen de bijeenontwikkeling bevorderen maar door de geringe cultuur hiervan zal dit niet vol doende bijdragen. Het voorjaar zal voor de bijen het moei lijkste zijn. Het is daarom aanbevelens waardig: le einde Maart en of begin April wat suiker bij te geven; 2. de bijen naar het koolzaad te bren gen; 3e. de bijen in een fruitstreek in de omgeving, dus in het oude land, te plaat sen. Het brengt moeite en kosten mee, doch steeds gaat „de cost vóór de baet" uit4 Na half Augustus zullen de bijen niet veel meer „halen" en zoodoende zal bij tij dige suikerontvangst vroeg ingewinterd worden. De imkersvereeniging. Tenslotte nog Iets over de imkersvereeni ging De suikervereeniging „Wieringermeer" afdeeling van de Nederlandsche vereeniging opgericht begin 1935, heeft een flinken bloeitijd meegemaakt. Begonnen met enkele leden is het ledental opgeklommen tot plm. 50. Bijna alle imkers zijn lid van deze ver eeniging omdat ten koste van een lage contributie men de beschikking krijgt over een goed maandblaadje ter ontwikkeling en over goedkoope bijensuiker voor de win ter- en voorjaar-voedcring. Bovendien kan gezamenlijk de geheele bijenteelt bespro ken en behartigd worden. Want ook hier geldt: „Wat de een niet weet, dat weet de ander!" De Wieringermeer staat nog in haar kinderschoenen. Ook de bijenteelt. Doch de zeer gunstige omstandigheden waaronder in den polder bijen kunnen worden gehouden zullen den imkers steeds volop reden tot optimisme geven. Dat 1936 minder goed geweest is kan geen reden tot pessimisme opleveren. In dat jaar hebben ook alle omstandighe den tegengewerkt. Of dit in de volgende jaren ook nog wel eens zal voorkomen? Och ja, altijd loopt er wel eens een jaartje tusschen door waar in de opbrengst miniem is. Doch dat komt op elk terrein van het leven wel eens voor Daarom imkers uit de Wieringermeer: wanneer de omstandigheden medewerken kunt U op een goeden toekomst rekenen! MARTIN LUTHER'S TROUWRING. De 'rouwring van Luther, welke rioh op hM oogenblik In het bezit bevindt van den Weenschen ingenieur, wordt te koop aan geboden voor 1500 dollar. De ring draagt de Inscriptie 13 Juni 1525.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 12