O J| lef' JL __JÜ Raadsels R Vrijheid bovenal O O Een struisvogel tekenen. Beste Jongens en Meisjes Wat een verrassing was dat van de week jongens en meisjes. Sneeuw in Maart, dat had je bijna niet durven dromen. Ik heb ook nog sneeuwballen gegooid en baantje gegleden. Nu kon ik tenminste weer meedoen, 't Is eigenlijk jammer dat het maar vreugde voor een da°- was, maar je weet t; Lekker is maar een vinger lang." Ik moest vorige week nog schrijven dat de kou weggevlucht was. 't Is om je een aap te lachen. Je ziet wel, dat ik net zo'n slechte weerprofeet ben als de Bilt, die voorspelde ook dat er geen sneeuw zou komen. Allemaal pro feten die broodeten daar, hoor. Het boek is deze week gewonnen door: HENK DOELEMAN, Goverstraat 63. Grietje Blokker. Nee, erg veel op straat komen doe ik niet, Henny, en als ik er op ben, dan lig jij in bed of je bent op school en dus is de kans heus niet erg groot, dat we nog eens tegen elkaar opbotsen, maar misschien van de zomer, want dan ben je meer buiten dan anders. Dit is nog een woordje voor Henny. Was je bang dat ik je nooit een regeltje schrijven zou, Henny, nu hier is het. Knip het maar uit de krant en bewaar het maar tot je zelf groot bent en mee kunt doen. Daaaagggg. Dik v. d. Wel. Zeg, kleine organisator, wat je bedoelt met het ruilhoekje voor de postzegels is me niet recht duidelijk, je zal me dat eens moeten komen vertellen, want natuurlijk is er wel interesse voor een post- zegelruilhoekje, maar ik ben alleen bang, dat het teveel ruimte zal kosten. Kom maar eens aan, na vier uur en vraag dan naar den Kin dervriend. Hieronder laat ik een versje volgen dat een van m'n vriendinnetjes inzond, die echter haar naam vergat. Nu, 't versje is er niet minder om, ze heeft het overgenomen. Ik vind het mooi, maar ik ben toch big dat de inhoud het beeld niet geeft van de tijd waarin Wij zijn, dat is: De Lente. HERFST. De wind waait langs de heide, Waar 't korte daglicht vliedt, En donkre wolken glijden Langs 't zilvergrauw verschiet. Er zwermen bonte kraaien Op verre molen draaien De wieken loom al-door; Om 't kronklend wagenspoor. Nu zal het najaar rijzen, Met droevig doodsbegin En spinnen met zijn grijze Lijkwade 't landschap jn. Overgenomen uit „Dageraad". Loeki en Leon v. d. Wal, Den Haag. Of het gesneeuwd heeft, hier, nu en of. Op 't Sin gel stond een sneeuwpop, zo groot als een man met een pijp in z'n mond en knopen van kolen en ook ogen van anthraciet. Fijn dat je zo'n gezelligen onderwijzer hebt, zó leuk, dat je wel graag zou willen dat hij mee naar Den Helder ging, als jij hier weer komt wonen. Wanneer is dat? Ik denk dat je er niet zo erg naar verlangt, want je hebt het zo fijn in Den Haag. Corrie Steinman. Ik -laat je versje hier wel volgen, Corrie, maar je hebt verzuimd de bron er bij te vermelden. Volgende keer kan ik het dus niet meer opnemen, hoor. Dat is een ver eiste. GROTE SCHOONMAAK. Keetje loopt met dweil en emmer, Moeder zegt: ,,'k Heb nu geen tijd! Ga zoet spelen Zus, 't is schoonmaak, Wees nu moeders grote meid!" ,,'k Speel ook schoonmaak!", denkt klein zusje, ,,'k Weet best waar de bezems staan, Eerst de emmer vol met water, En dan kan je schrobben gaan." Na een poos komt Moes beneden, Zus staat kletsnat in een plas. „Moeder," roept zij opgetogen, ,,'k Wist niet, dat 't zo prettig was!" Lachebekje. Wat een gezellige schuil naam is dat, zeg. Lachen is gezond en is prettig, als je het maar niet op school doet, en ook niet altijd, maar anders... lach, zoveel je kunt, een gezonde lach is als een zonne straal en daar krijg je ook niet genoeg van. Theo v. d. Vlis. 't Is geen beste wed strijd geweest heeft onze sportredacteur ge zegd, Theo, die wedstrijd tussen Holland en Zwitserland en hij is eigenlijk de eenige man, die er hier op het redactie-kantoor verstand van heeft, want de anderen hier slaan alleen met hun vingers op de schrijf machine toetsen, maar zien nooit een bal, of het moet zijn in de straat. Jij vindt dat natuurlijk mal, maar ja, wat doe je er aan. Nu tot volgende week, hoor. Wlm Ouwens. Brrr, Wim viel een bag geraar achterover in die bak met modder. Dan val ik net zoo lief in een pot met slagroom of jam, dat kan je tenminste aflikken, hoe wel, ik heb in Spa (België) eens modderbaden gezien, waar de menschen heel wat voor moesten betalen om er gebruik van te ma ken, dus dan kwam die baggeraar er hier nog goedkoop» af. Jossie Mattjjsen. De raadsels moeten voor Donderdagmorgen, dus Woensdagavond, op kantoor zijn, Jossie, vroeger was het voor zes uur, maar nu mag het ook na zessen, als je maar zorgt dat ez er voor Donderdagmor gen zijn. Je hebt dus tijd genoeg om te puzzelen. Gretha v. Twuyver. Wat een blij briefje was dat, Gretha en dat is te begrijpen, want het is geschreven, toen je mischien nog een lekker stuk taart in je mond had, die je met raadsel-oplossen gewonnen had. Ja, ja, van zo'n verrassing geniet de hele familie mee, hè? Kcns Nieuwenhuizen. Natuurlijk, Rens, een Hollandse jongen is niet bang van de kou. Die trekt z'n pet over z'n oren, steekt z n handen in z'n zakken en stapt naar buiten, ook al vriest het zo hard dat de schoorsteen stijf op het huis staat en z'n neus een klompje ijs wordt. Maar zo erg zal het nu wel niet meer worden, want ik weet niet hoe het weer is als de krant bij jullie in de bus valt, maar vandaag (Vrijdag) lijkt het wel lente. Theo Bruning. Zo, Theo, heb jij de kou te pakken? Ik geloof dat de kou jou te pa1 ken heeft, als hij je vier weken in huis hou maar de zon zal hem nu wel gauw wegjag en dat hoop ik voor je, want het is nu gee weer meer om achter he traam te zitten koe keloeren. Dat is goed voor opa's en opoe's bo ven de tachtig. Jongens en meisjes, het klokje van ge hoorzaamheid slaat. Ik moet stoppen. Er blij ven nog enkelè briefjes liggen tot volgende week, maar jullie mogen me dan even goed schrijven, hoor, want het zijn er niet veel meer. Kindervriend Oplossingen raadsels vorige week: I. K L O K L A V A O V E N K A N S 2. Hij had er geen over, hij kwam er één te kort. 3. Een gat in de kous. Goede oplossingen ontvangen van: Nelly V., Jossie M., Gretha van T., Jan B., Janna R., Rens N., Meintje B., Theo B., Adriaan Nicolaas K., Hellevoetsluis; Aldert v. d. K., Theun K., Grietje v. d. W., Annie M., Reinhard K., Jantje K., K. E., Reier J., Jan J., Trijntje J., Mientje H., Loekie J„ Henk D„ Annie D., Annie J., Frida de B„ Ria W., Jopie v. d. R., Loesje F., Teetje B., Gijsbertha Maria V., Nettie K., Rika O,. Tiny en Beppie V., Jan W., Marietje W., Jac D. Nieuwe Raadsels i. Horizontaal: 1. Plaats in Gelderland. 2. Zeeland. 3. Gelderland. 4. Friesland. 5. Noord-Holland. 6- Overijsel. 7. Utrecht. 8- Noord-Holland. 9. Land in Europa. Verticaal van 1 tot 9: Plaats in Noord-Brabant. 1 2 3 4 5 6 7 9 II. Welk beroep heeft de heer nNEGERVEL? Ik wil jullie een beetje meehelpen en ver klappen dat het een beroep is waar iedere jongen van droomt. Hoe het paard zijn baas redde. Veilig in het kamp terug na een dolle rit door CARLY VOS. Guy was de zoon van een jachtopziener van Graaf de Kernec, in Bretagne. Hij was een flinke jongen van vijftien jaar en zijn grootste vermaak was paard te mogen rijden op een van de wilde paarden, waarmee hij galopperen kon, zodat de hoeven nauwelijks de grond raakten! Op een dag, dat hij weer te rugkeerde van zo'n dolle rit, maakte zijn paard een zijsprong en ging er vandoor. Maar Guy kreeg het dier weer in zijn macht, het mocht dan steigeren zoveel het wilde. „Bravo jongen! Ik maak je mijn compli ment", klonk het opeens achter hem. Guy keerde zich om en zag den zoon van den graaf. „O, mijnheer, bent U daar? Ik had U niet gezien," riep Guy, enigszins onthutst door die onverwachte ontmoeting met den jongen in genieur. „Luister eens Guy, als je met mij mee naar Algiers wilt gaan, dan neem ik je graag in mijn dienst. Ik heb juist iemand nodig, die mij tot in de binnenlanden durft te volgen." „Naar Algiers!" herhaalde Guy met schit terende ogen. „O, wat heerlijk!" was al wat hij op dat ogenblik kon uitbrengen. Na enige besprekingen met Guy's ouders vertrokken de beide jonge mensen naar het „zwarte" werelddeel, terwijl Guy ook een klein Arabisch paardje kreeg, vuriger dan de jongen ooit bereden had en dat hij „Djinn" noemde. Djinn en Guy sloten hechte vriend schap. Op zekere dag sprak Jean de Kernec tot Guy: .Morgen gaan we naar de grenzen van Marokko! Ik moet die streek verkennen om te zien of er olie of metalen in de grond zitten. Zorg dus, dat je klaar bent voor de reis." „Ja mijnheer" antwoordde Guy. De volgende dag begaf men zich op weg naar de bergen, waar vermoed werd, dat ergens kopererts in de grond zat. Men sloeg daar een kamp op en Guy vond het fijn, dit vrije leven. Ongelukkigerwijs werd het land overstroomd door Marokkaanse rovers en Jean de Kernec voelde niet veel voor de kennis making met deze ruwe mensen. Doch hun kamp zou niet gespaard worden en reeds vroeg in de morgen werden zij door geweer schoten gewekt. „Dat zijn de Marokkanen, die ons willen overvallen", zei de jonge ingenieur. „Guy, ga gauw naar de paarden!" Onmiddellijk begaf de jongen zich naar dat gedeelte van het kamp, dat als stal gebruikt werd en met een vrolijk gehinnik kwam Djinn hem al tegemoet lopen. Guy streelde zijn lieve lingspaard even over de manen en zag opeens dat zich in de schaduw van de tent een man verscholen had. „Wat moet je hier?" riep Guy. Nauwelijks had hij die woorden geuit, of de man was op hem afgesprongen met de vlugheid en lenig heid van een tijger. Hij greep Guy om het middel en zette hem op een paard, terwijl hij zelf nu ook in het zadel steeg en er vandoor ging zó vlug, dat zij al een heel eind weg waren, voordat Guy besefte wat er met hem gebeurde. Hij was gevangen... ja, nu voelde hij pas wat dit woord betekende! De tranen sprongen hem in de ogen .Doch... opeens meende hij een zacht gehinnik te horen, hij keerde het hoofd om, en jawel... daar galoppeerde, op enige meters afstand een paard, zonder zadel. Djinn natuurlijk! Het beest had het touw, waaraan hij was vastgebonden, met een ruk kapot getrokken en was zijn jeugdigen meèster gevolgd. Het was, of het zien van zijn lieveling den jongen weer moed schonk. Maar hoe zou hij vrij kunnen komen? De Marokkanen verminderde eindelijk zijn dolle vaart, hield stil en floot. In een omme zien was de gevangene omringd door tal van mannen, die begonnen te onderhandelen; en zo veel begreep Guy er van, dat zij hem als gijzelaar wilden vasthouden. Ongelukkig had een van de Marokkanen Djinn in het oog gekregen en vroeg: „Van wie is dat paard?" „Van hem hier", luidde het antwoord van den sluwen Marokkaan. „Het beest is ons gevolgd." Dit zeggende wilde de man Djinn bij de manen pakken, maar het paard ging er van door met ongeëvenaarde snelheid. De hele troep ging het paard achterna, alleen bleef er een oude Marokkaan over, die tegen Guy zei: „We zullen je meester waar schuwen en hem zeggen, dat wij je slechts uitleveren tegen je gewicht in goud. Weigert hij, dan maken we je een kopje kleiner of verkopen je als slaaf." „Ik heb mijn vrijheid meer lief dan mijn leven!" antwoordde de jongen. Hij werd nu naar de ingang van een der tenten gebracht en daar aan zijn lot overgelaten. Uitgeput sliep hij tenslotte in; plotseling werd hij ge wekt door warme adem, die hem over het gelaat streek; het was de adem van zijn geliefd paard. Onmiddellijk kwam het verlangen in hem op om te ontvluchten op zyn snelle viervoeter. Daar zag hij, dicht bij de plek, waar hij lag, een grote steen, met scherpe kanten. Zijn handen en voeten waren vastgebonden. Met bovenmenselijke inspanning wreef hij de touwen tegen de kanten aan, tot.ze doorsleten. Eindelijk had hij zij:, handen vrij, hij kon nu ook het touw van zijn beenen losmaken en sprong vlug op z'n paard! Helaas, Djinn was zó blij, dat zijn meester op zijn rug zat, dat hij begon te hinniken, wat de Marokkanen hoorden, die hem achterna zetten... Er volgde een dolle jacht. Een kunststuk van paardrijden volvoerde de jongen. Met het grauwen van de ochtend zag hij het kamp opdoemen en een kreet van vreugde ontsnapte hem... „Hou je taai, Djinn! Nog maar een ogen blikje!" En ja, binnen enkele minuten reden zij het kamp van den jongen ingenieur binnen. Zo had zijn voervoetigen makker hem gered. Geen aanbeveling. Koopman: Deze viool is minstens twee eeuwen oud. Kooper: Dank je voor zoo'n oud ding, ik koop liever een nieuwe. Een slimmert. Dus u heeft twee broers, mevrouw? Hè, dat is zonderling. Verleden week sprak ik uw broer en die vertelde mij, dat hij maar één broer had. In Narrows (Amerika) vloog een kleine vogel tijdens de jacht in de bek van een grote jachthond. De eigenaar van de hond zag kans de vogel te verwijderen, voordat zijn waardevolle hond gestikt was. Een gemakkelijk maniertje om een struisvogel te tekenen, eerst een grote en een kleine cirkel, daarna verbind je deze twee met de hals, terwijl de kop verder wordt getekend. Nu is de rest niet moeiijk meer, want de poten zijn al heel ge makkelijk en de staart niet minder. Is de tekening klaar, dan kan hij nog gekleurd wor den. fs*ï DE DRIE MUSKETIERS 53. POLITIEK OF LIEFDE? Door zijn kuiperijen trachtte de kardinaal het vertrouwen van den koning in zijn gemalin te ondermijnen. Zijn spionnen hielden hem nauwkeurig op de hoogte van het bezoek aan Parijs van den Hertog van Buckingham. Daardoor wist hij ook dadelijk, dat de hertog 's avonds nog laat de koningin had bezocht, die hem bij deze gelegenheid een kistje van rozenhout met een sjerp met prachtige dia manten gespen een geschenk van den ko ning als aandenken had gegeven. Toen de kardinaal vertelde, dat de hertog vijf volle dagen in Parijs was geweest en juist weer was afgereisd, geraakte de koning bij kans buiten zich zeiven van woede. „Wat wil hij hier?" riep hij overluid. „Wel, niets anders, dan met de vijanden van Uwe majesteit, de Hugenoten en Spanjaarden, over belangrijke aangelegenheden spreken!" „Neen, neen, samenspannen tegen mijn eer, dat was het," riep de koning razend van woede. 54. OP BEVEL DES KONINGS. Het wantrouwen van den koning was ge wekt, en het hielp den kardinaal weinig, dat hij het bezoek aan de koningin verdedigde door te beweren, dat het hier alleen ging om politieke beweegredenen. „Doch daar schiet me juist te binnen," voegde hjj er listig aan toe, „dat een hofdame der koningin heeft medegedeeld, dat Hare Majesteit vannacht zeer lang wakker is ge weest, tegen den morgen heeft g eweend en brieven geschreven." „Aan dien kerel natuurlijk!" riep de ko ning. „Mijnheer de kardinaal, we moeten dien brief van de koningin in handen zien te krij gen. „Maar we kunnen de koningin toch niet dwingen dien aan ons uit te leveren!" „Mijnheer de kardinaal! U hebt mijn wil gehoord! Dien brief moet ik, koste wat het kost, in mijn bezit hebben!" Eenige uren later dong de zegelbewaarder Séguier de diep gekrenkte koningin den brief over te geven.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 15