Rebellen
in Boernoes
De strijd om
België's neutraliteit
De sprong
uit de lucht
Een schaduw over de
PaaschveetentoonstelÜngen
Mussolini is
altijd platzak
Abonneert U op
dit blad
De populairste vrouw van
de Vereenigde staten
KORT VERHAAL
WAT WILLEN DE NEO-DESTOERLANEN?
„LOS VAN FRANKRIJK!"
Tunis is een van de schoonste en mo
dernste kolonies van Frankrijk. Ook de naar
dezen naam luisterende stad maakt op
vreemdelingen een geheel Europeeschen in
druk. De inboorlingen schijnen geheel uit
het stadsbeeld verdwenen te zijn. Op de 100
voorbijgangers ontmoet men in de straten
hoogstens 5 Arabieren.
Desondanks zou het verkeerd zijn, dezen
Indruk te generaliseeren. Hij geldt slechts
voor de stad Tunis, niet voor het land. Van
de 2.5 millioen inwoners van Tunis zijn er
2.3 Arabieren. Het Arabische element is dus
verre in de meerderheid. Een klein gedeelte
van deze Arabieren is intusschen geheel ver-
europeescht. Zij zijn dit in ieder opzicht. Ten
minste uiterlijk. Zij dragen elegante Europee-
sche kleeding, woning in schitterende, van
alle gemakken voorziene villa's, bezoeken
theaters, bioscopen en café's en brengen met
hun families dikwijls eenige maanden per
jaar in het buitenland door.
Maar ondanks al deze uiterlijke bindin
gen aan de Westersche civilisatie zijn zij in
hun hart Arabieren gebleven. En indien het
Tunesische nationalisme thans een stevige
basis heeft gekregen, dan is zulks aan deze
vereuropeeschte Arabieren te danken hoe
paradoxaal het ook moge klinken.
Zij hebben van den voortdurenden omgang
met de Europeanen veel geleerd. Niet slechts,
hoe men rijk wordt en dat rijkdom macht be-
teekent, maar ook hoe men de heerschers
met hun eigen wapenen kan overwinnen.
Het politieke doel van de Neo-
Destoerianen.
Dat het sinds jaren in de geheele Moham-
medaansche wereld van Syrië tot en met
Marokko gist, is geen geheim meer. Of dit op
den duur gevaarlijk kan worden, hangt van
bijzóndere omstandigheden af.
In de Fransche protectoraten in Noord-
'Afrika is het gevaar op het oogenblik in ie
der geval zeer acuut. In Marokko is het voor-
Loopig nog betrekkelijk rustig. Maar reeds in
'Algerië staat Frankrijk tegenover een sterk
nationalistisch front, dat ondanks het ver
bod van de z.g. „Ster van Noord-Afrika" (een
politieke organisatie) actiever dan ooit is.
In Tunis zijn het de Neo-Destoerianen, die
de nationalistische leuzen aanheffen. Zij ont-
leenen hun naam aan het Arabische woord
„destoer", wat „grondwet" beteekent. Inder
daad eischen zij een nieuwe grondwet voor
hun land. En niet slechts dat, maar tege
lijkertijd een volledige politieke onafhanke
lijkheid.
De ideeën van deze Neo-Destoerianen hou
den zelfs bij de grenzen van hun land geen
halt. Hun doel is een soort Noord-Afrikaan-
sche statenbond, bestaande uit Marokko,
Algerië, Lybiö en Tunis. Zou Frankrijk zijn
goedkeuring hechten aan een oplossing in
dezen zin, dan zou men bereid zijn met het
vroegere moederland een bondgenootschap
te sluiten. Maar in Frankrijk gevoelt men
,voor dergelijke plannen natuurlijk niets.
„Voor Frankrijk zou het een zelfmoord be-
teekenen, indien het afzag van zijn Noord-
Afrikaansche bezittingen", verklaarde kort
geleden de onderstaatssecretaris van Buiten-
landsche Zaken, Viennot.
Nu hadden deze nationalistische Arabie
ren nimmer iets kunnen bereiken, indien zij
in de economische crisis, die millioencn ar
me Bedoeïnen in het Tunesische achterland
zwaar getroffen heeft, geen bondgenoot had
den gevonden. Zeer zeker hebben de rijke,
vereuropeeschte Arabieren heel weinig met
de arme zoonen van de woestijn gemeen.
Zij zien zelfs meestal met verachting op hun
minder goed bedeelde landslieden neer. Maar
in dit stadium van den politieleen strijd is
den Arabischen nationalisten iedere bondge
noot goed. Zij hitsen de bevolking op en hun
agenten zijn daarbij niet minder actief dan
de afgezanten van de Komintern, die de
werkloozen Arabieren tot opstand tegen de
vreemde heerschappij aansporen.
In de tekia's.
In de Tunesische concentratiekampen
tekia's geheeten welke door de Fransche
bestuurders zijn ingericht, om den nood der
werkloozen iets te lenigen, heerschen toe
standen, die met elke beschrijving spotten.
De bevolking kampeert daar in eenvoudige
tenten, krijgt slecht en weinig eten en
meestal veel te weinig drinkwater. Epide
mieën maken hier honderden slachtoffers.
Deze kampen zijn dan ook broedplaatsen,
waar het zaad van het communisme rijpt.
Maar ook de nationalisten maken hier met
succes propaganda voor hun ideeën. ,Dat is
het groote Frankrijk", zoo verkondigen zij,
„dat velé jaren lang milliarden uit ons land
heeft gezogen en jullie nu laat verhongeren".
Gedeeltelijk is het zaad reeds opgekomen.
In Messaline, in de nabijheid van de hoofd
stad hrak reeds een opstand uit, die slechts
met behulp van de militaire troepen kon
worden onderdrukt.
Geen redding meer mogelijk?
Volgens het oordeel van vele Franschen is
het spel in Tunis voor Frankrijk reeds zoo
goed als verloren. Weliswaar verzetten zelfs
de hier wonende socialisten zich tegen een
dergelijke ontwikkeling, maar zelfs met hun
steun kan het Fransche bestuur slechts wei
nig succes boeken. Men voert een oorlog op
twee fronten. Eerstens tegen de Neo-Destoe
rianen, dien men dagelijks voorrekent, wat
Tunis wel aan het Fransche moederland te
danken heeft. En tweedens tegen de com
munisten, voor wien het er slechts op aan
komt, zooveel mogelijk onrust te stoken.
Betreurenswaardig is en blijft slechts het
lot van de arme Bedoeïnen. In welke rich
ting de politieke ontwikkeling van Noord-
Afrika ook verloopt, zij zullen steeds het
gelag moeten betalen.
Benito Mussolini schijnt den Mammon te
verachten. Hij heeft n.1. nooit een cent op
zak. Geheel platzak legt hij zijn ambtelijke
reizen en particuliere bezoeken af.
Wanneer hij hier of daar geld moet uit
geven, behoeft hij slechts zijn secretaris te
roepen, die voorzien is van talrijke splinter
nieuwe honderd-Lirebiljetten; de Duce zelf
schijnt het „slijk der aarde" met geen vin
ger aan te raken.
Was hij niet de Duce, maar een doodgewo-
np signor Mussolini, dan zou hij waarschijn
lijk ook niet anders handelen, want, vol
gens een verklaring van zijn vrienden, kan
hij zohder zakgeld rondkomen! Waarvoor
zou hij het ook noodig hebben? Hij rookt
niet, drinkt niet en zelfdiscipline verbiedt
hem, tusschen de maaltijden door nog iets
te nuttigen. Het is dus duidelijk, dat de Ita-
liaansche Staatsman niet weten zou, wat hij
met zijn geld doen moest!
Mussolini neemt ook t. o. v. zijn salaris
een dergelijk standpunt in. Hoewel hij in
1924 vier ministersfuncties in zijn persoon
vereenisde. nam hij genoegen met zijn ho
norarium als minister-president, hetwelk
ondertusschen 100.000 Lire per jaar bedraagt.
Bovendien staat nog tot zijn beschikking
een geheim fonds tot dekking van zijn
ambtsuitgaven, welke o.a. bestaan in de
salarissen van zijn secretarissen, chauffeurs
en lijfwachten. Dit geheime fonds wordt, zoo
noodig, af en toe door de Italiaansche schat
kist aangevuld.
Een bron van inkomsten voor den Duce
vormt het alleen-bezit van het blad „Po-
polo d'Italia", dat hij in 1914 met zijn broer
Arnaldo oprichtte. Dit blad wordt alleen
reeds om de door Mussolini zelf geschre
ven hoofdartikelen overal gelezen.
Verder bezit de dictator een groot land
goed bij Carpana in de nabijheid van zijn
geboortestad Forli, welk landgoed hem
vele jaren geleden door een aantal inwo
ners geschonken werd.
Van zijn broer Arnaldo erfde hij één van
Italiö's grootste fruitplantages, gelegen in
het drooggelegde moeras van Gallarate
bij Mailand.
Ook heeft Benito als krijgs vet eraan nog
recht op een pensioen van 692 Lire 'sjaars.
Hij heeft zich n.1. eens niet minder dan 44
verwondingen op den hals gehaald bij het
bedienen van een bommenwerper, welke on
der zijn handen uit elkaar sprong. Dit pen
sioen schonk hij echter aan zijn kameraden,
die in hetzelfde regiment dienden.
Mussolini zal geen testament nalaten. Hij
heeft eens verklaard: „Daar mijn dood. niet
minder plotseling zal zijn als die van mijn
broeder Arnaldo, voel ik mij: gedrongen te
verklaren, dat ik geen testament gemaakt
heb, nóch maken zal. Het zal derhalve
'doelloos zijn, daarnaar te zoeken."
Wat heeft een man, die geen cent op zak
heeft, ook te vermaken?!
BELANGEN VAN BRUSSEL EN
LONDEN STROOKEN NIET
MET ELKAAR. KONING LEO-
POLD ZELF ALS ONDERHAN
DELAAR.
In Engelsche politieke kringen houdt men
zich op het oogenblik intensief met België
bezig. En wel in verband met de onderhan
delingen over het nieuwe Locarno. Wan
neer men de dingen slechts oppervlakkig
beschouwt, schijnt het, alsof de voornaam
ste moeilijkheid daarin bestaat, Duitschland
en in de tweede plaats Italië aan de confe
rentietafel te krijgen. Dientengevolge kent
men aan het bezoek van Von Ribbentrop
aan het Foreign Office veelal een beteeke-
nis toe, welke het geenszins bezit.
Inderdaad heeft men in Londen geheel
andere zorgen en het is niet zonder reden,
dat de Belgische kamerpresident Hu.vsmans,
die dikwijls met inofficieele missies belast
wordt, op het oogenblik in Londen vertoeft.
Officieel is hij slechts voorzitter van de En-
gelsch-Belgische commissie tot onderhoud
van oorlogsgraven en als zoodanig is hij ook
aan een diner door Eden begroet. Maar la
ter heeft de Belg een zeer lang en ernstig
onderhoud met Eden gehad.
Neutraal maar in welken
vorm?
Waarom het gaat? Het gaat, in het kort
gezegd, om de neutraliteit van België, of
beter: in welken vorm deze neutraliteit zal
worden gegoten. In Engeland weet men heel
goed, dat België zich in een eventueelen toe.
komstigen oorlog tusschen de groote mo
gendheden in een uiterst precaire situatie
zal bevinden: het land kan namelijk gemak
kelijk tot opmarsch-terrein van al ie mogelij
ke legers eij daarmede tot het groote slag
veld van den nieuwen oorlog worden. In
België weet men dat nog veel beter, want
tenslotte ligt het jaar 1914 nog niet zoo heel
ver hi het verleden. Derhalve wenschen de
Belgen niets liever, dan dat hun land in een
komenden Europeeschen oorlog zoo mogelijk
een onberoerd eiland der neutraliteit blijft.
Dit zal slechts mogelijk zijn, indien alle
groote mogendheden deze neutraliteit niet
slechts garandeeren, maar zich daaraan in
geval van ernst ook houden. Er zijn men-
schen, die beweren, dat er internationale
verdragen zijn, om deze op een gegeven mo
ment te verscheuren dat is wel wat
scherp uitgedrukt, maar er zijn in ieder ge
val voldoende voorbeelden van. Anderzijds:
hoe scherper geformuleerd de neutraliteits
verdragen zijn, die België zal sluiten, des
te moeilijker het aan de onderteekenaars
zal vallen, deze verdragen te schenden, daar
tenslotte ook in het huidige Europa mo-
reele schuld nog steeds zwaar genoeg
weegt, om een groot deel der menschheid
tegen den schender van de neutraliteit in
het harnas te jagen.
België nu wil heel zeker van zijn zaak
zijn, d.w.z. het wil zijn neutraliteit door de
door James Redlow.
Overste Lewis van de Tweede Divisie van
de Luchtvaartafdeeling inspecteerde de jon
gens, die hij moest examineeren. Hij liep
langs de rij, liet dan afmarcheeren. Toen
ging hij zitten aan de lange tafel. Wat hij
hier voor zich had gezien, was reeds ge
keurd door twee commissies. Nu moest hij
beslissen. Uit deze vijf en twintig jongens
moest hij er twee kiezen, die eens zijn nieu
we officieren zouden worden; het eskader
van Overste Lewis was het beste uit heel
het leger. Reden genoeg, om zich reeds voor
de keuring een beetje met karakterstudies
bezig te houden!
„Wie van jullie heeft de vooropleiding
gehad?"
Vier der jongelui staan op. Lewis is te
vreden, het zijn er gelukkig maar weinig,
hij vormt zijn officieren liever zelf. Hij
weet wel, dat deze jongens technisch goed
onderlegd zijn. maar op den moed komt het
aan! De faam van zijn eskader berust daar
op!
Hij neemt zijn kopje op, dat hem gebracht
is. Deze eenvoudige beweging wekt meer
vertrouwen op, dan al zijn woorden voor
dien! Vragen worden hem gesteld; vooral
Hunter, die naast hem zit, is weetgierig.
„Een aardige jongen is dat", denkt Lewis,
„Zijn vriend trouwens ook, die Jim". Dan
legt hij den jongens met een handgebaar
het zwijgen op en begint over het examen
te spreken.
Een hevige slag klinkt plotseling. Enke
le jongens staan verschrikt op. De overste
gaat zelf kijken, wat er aan de hand is.
Het blijkt een onschuldige ontploffing te
zijn, er is niets gebeurd. De overste gaat i chute
terug, en nu eerst ziet hij, dat Jim O'Flaherti I Jim krimpt in elkaar. Allemachtig! Dan
zijn kopje heeft laten vallen en juist bezig
is, de scherven op te rapen.
Een luitenant komt binnen en meldt, dat
de twee vliegtuigen klaar zijn. De overste
knikt, en begeeft zich met den luitenant
naar buiten. Nu begint pas de eigenlijke
keuring: de adspirant-vliegers moeten den
proef afleggen. De jongens blijven achter,
praten met elkaar. Hunter is enthousiast
over den overste, doch Jim O'Flaherti is
wat afwezig. Als de overste maar niet ge
zien heeft dat hij zijn kopje liet vallen toen
de ontploffing plaats had... dat maakt zoo'n
verduiveld slechten indrukDat is altijd
zoo bij hem... de moed komt pas laat; als
hij op het schoolschip bij storm den mast
in moest, ging het bij de eerste tien sporten
slecht, maar dan! Dan dorst hij het hoogste
van allen te klimmen! Rare zaak. die moed.
De jongens moeten naar het vliegveld, de
overste staat tusschen de vliegtuigen, en
kijkt de rij langs. „Hunter!"
„Present, overste!"
„Je hebt nog nooit in een kist gezeten?
Zei je dat niet?"
De luitenant Connor grinnikt even; men
kan eruit opmaken, dat de eerste vliegtocht
voor Hunter niet gemakkelijk zal zijn,
want het eskader van Lewis staat ervoor
bekend, dat alleen zij, die het met den
duivel durven opnemen, erin geplaatst wor
den.
„Stap in!" zegt de overste kort. Hunter
klimt in het vliegtuig, gespt de riemen
dicht. Met een korten aanloop schiet het
vliegtuig de lucht in; tien meter boven den
grond duikt hij plotseling: iemand naast
Jim ademt opeens snel en heftig op. Dicht
over het veld gaat het grijsgrapwe vlieg
tuig het gaat steil de hoogte in. maakt een
salto, het wendt en draait, het tolt met de
vreemdste figuren door de lucht. Met half-
dichtgeknepen oogen volgen de anderen hef
toestel. Nu, als Hunter nu niet duizelig
en ziek wordt...
Connor daalt: bijna loodrecht valt het
vliegtuig naar den bodem.
„Flink doorgeschud!" zegt hij en kijkt om.
Hunter maakt juist de riemen los. „Niet zoo
erg", zegt hij vergenoegd: hij is niet eens
bleek! De overste knikt bijna ongemerkt.
O'Flaherti", zegt hij kort. Dan bezint hij
;rh, denkt even na, en zegt dan: „Een para
DE SLAGERS BRENGEN HUN OFFERDIER.
De Nederlandsche Slagershond schrijft ons:
Als vroege voorjaarsboden presenteeren
zich ieder jaar onze Paaschveetentoonstel
lingen, welke haar ontstaan vonden in het
eeuwenoud gebruik, dat de slager voor het
Paaschfeest een extra gemeste Paaschos
kocht om aan een speciale vleeschbehoefte
te voldoen.
De reeks van PaaschveetentoonstelÜngen
is in den loop der jaren gegroeid tot een 18-
tal. Begonnen met Rhenen op 4 Maart j.1.,
volgden elkaar op de steden en dorpen: Doc-
tinchem. Helmond, Eist, Tiel, Den Bosch, De
venter, Rotterdam, Apeldoorn, Kerkrade,
Schagen, Terneuzen, Zaandam. Amsterdam,
Beek, Delft, Hengelo (O.) en Rijssen.
Het groote sluitstuk der tentoonstellingen
is feitelijk altijd de belangrijkste tentoonsel-
üng van al, die te Amsterdam, gehouden
dit jaar op 18 Maart.
De beteekenis der tentoonstelling.
Een belangrijk gebeuren voor de vee
mesters, handelaren en slagers zijn deze
PaaschveetentoonstelÜngen. Een symbool
van opleving in handel en slagersbedrijf.
Een leerschool voor de fokkers en mesters,
ten aanzien van de behoefte aan de soort en
kwaliteit van het slachtvee. De mesters za
gen hun extra moeite en zorg beloond, door
den verkoop hunner Paaschbeesten tot bui
tengewone prijzen.
Een sombere schaduw.
Voor de reclame een bekroond tentoonstel-
lingsdier te kunnen slachten werd door vele
slagers graag een extra prijs besteed. Maar
de laatste,jaren is er over dat voorjaarsfeest
der Paaschtentoonstellingen een sombere
schaduw gekomen, die zich vooral dit jaar
zeer donker heeft afgeteekend en de ten
toonstellingen heeft gemaakt tot een „doode
boel". Want het groote bezoek der slagers
ziet hij de oogen der anderen en komt naar
voren. Men gespt de parachute vast, drukt
hem den ring in de hand. „Niet vergeten te
trekken. Tellen voor je trekt".
Connor verklaart zeer zorgvuldig. Hij is
een beetje verbaasd over den overste, al
weet hij ook, dat deze valschermen onfeil
baar zijn. Maar voor een nieuweling?
Opnieuw klinkt de stem van den overste:
„Niet er uit springen. I.aten vallen bij een
looping. Niet vastgespen, houdt je met je
handen vast!Nu kijkt Connor even vragend
naar zijn meerdere. Jim hijt zijn tanden op
elkaar. Niets laten merken! Dat kopie en
nu daarvoor een sprong Als hij het niet
doet, kan hij voor goed gaan. Zijn hart klopt
onregelmatig en fel.
De machine start. Hij moet wachten op het
armteeken van den piloot. Als hij nu maar
niet zoo hoog Ach onzin, dat is immers
juist beter? Eigenlijk wel mooi, zoo'n vlucht...
Als dat verduivelde springen er maar niet
achter zat Geeft Connor nog geen tee-
ken? Hoogcr gaat de machine, Connor meent
het goed met hem. Jim perst zijn hand te
gen zijn fel kloppend hart. Was het niet al
tijd zoo? Voor ieder gevaar? Maar nu moet
hij zijn moed bewijzen Dan ziet hij het
teeken van Connor's arm. De machine stijgt
snel de hoogte in. Zijn hart bonst nu
moet hij zich laten vallen Hij ademt
diep dan laat hij zich los.
Beneden ziet men hem gaan. Het val
scherm opent zich. In een grooten spiraal
vliegt de machine om hem heen. Overste Le
wis volgt met ingespannen blik de lan
ding door zijn verrekijker. Dan laat hij den
jongen bij zich komen. Jim O'Flaherti komt
over het veld, kaarsrecht. Voor den overste
neemt hij de houding aan. „Order uitge
voerd, overste", meldt Jim O'Flaherti. Hij
kijkt zijn meerdere aan, met een zeldzamen,
bevrijden blik, met een straling in zijn oogen.
Een oogenblik is het stil op het veld. Dan
brengt de overste langzaam zijn hand aan
den rand van zijn kepi; het schijnt bijna,
als of hij licht hoog.
„Zeer dapper", zegt hij kort. „Zeer dap
per, kameraad". Het is de eerste maal, dat
hij een cadet zoo noemt, het is een groote
eer. En op deze wijze leerde Jim O'Flaherti
begrijpen, dat alleen de dapperheid en moed
kiinnen voeren tot de kameraadschap, wel
ke er hcerscht tusschen hen, die men sol
daten noemt.
en hun kooplust ontbrak. Van een opgewekte
handelsstemming geen sprake meer. De sla
gerstand is in de crisisjaren en onder in
vloed der crisislasten dusdanig verarmd, dat
men zich de reclame met een Paaschbeest
voor het Paaschfeest niet meer kan veroor
loven.
Bewonderenswaardige volharding.
De inzendingen vee waren dit jaar klei
ner dan vorige jaren, toch hebben de mesters
met een bewonderenswaardige volharding
een massa prima dieren voortgebracht, be
ter van kwaliteit dan ooit, maar hun hoop
op extra prijzen, die hun moeite en kosten
zouden vergoeden, ging in rook op.
Het offerdier.
De. slager wil wel. maar hij kan niet meer.
Zeker worden nu al die prima slachtdieren
toch verkocht en voor de consumptie be
stemd, maar de mester ziet zich in de prij
zen zeer teleurgesteld. Hij voelt aan den lijve,
dat zijn afnemer, de slager, in de knel zit,
wijl deze van elke drie koeien die hij koopt,
één moet offeren aan accijns, crisisheffing,
omzetbelasting en Jteurloonen.
Het onder de aanmerkelijk gestegen markt
prijzen voor vet vee nog weer sterk geslon
ken debiet in vleesch, deed zich ook gevoe
len bij den kooplust op de Paaschveetentoon
stelÜngen.
De 10 crisisheffing werkt de-
primeeren d.
Ware de 10 pet. crisisheffing op slachtvee
vóór de Paaschveetentoonstellingen opgehe
ven, welk een ander beeld zouden deze thans
getoond hebben. De matte kooplust voor
slacthvee teekent zich allerwege af op de
slachtveemarki. Op 24 Maart worden ook de
vee-aankoopen voor het plan-Deterding be
ëindigd. De mesters vreezen bij den huidi-
gen gang van zaken een terugslag in de
vet-veeprijzen. En de thans geldende prij
zen komen hen toe. Willen ze voor verliezen
behoed blijven, dan dient de regeering niet
langer te dralen met de 10 pet. crisisheffing
op vleesch af te schaffen.
De Paaschveetentoonstellingen hebben ge
demonstreerd hoe de crisislasten drukken
op veemesterij en slagersbedrijf.
groote mogendheden laten garandeeren,
zonder echter zelve tegengaranties te ge
ven. Het wil niet eens de consequenties
vastleggen, die zich zouden kunnen voor
doen, indien in geval van ernst een groote
mogendheid haar neutraliteitsbelofte breekt
Dit werd door den Belgischen bezoeker
aan den Engelschen minister van buiten-
landsche zaken uiteengezet en hier is het
punt, waar de meeningsverschillen begin
nen. Van Engelsch standpunt uitgezien, kan
n.1. België in geval van een oorlog met
Duitschland of een andere groote mogend
heid op het Europoësche continent vooral
voor de Britsche luchtvloot van de grootste
beteekenis zijn. En indien men het kanaal
wil beveiligen, is wederom de Belgische
kust voor de verdediging van Groot-Brittan-
nië van vitaal belang. Indien België nu
deelneemt aan de nieuwe Locarno-overeen-
komst der vier groote mogendheden, maar
slechts in dezen vorm, dat een ieder der
vier mogendheden de neutraliteit van Bel
gië garandeert, waartegenover dit land
zelf geen enkele verplichting op zich neemt
dan is zoo redeneert men tenminste in
Londen en ook in Parijs het geheele Lo
carno—pact waardeloos. België zou moe
ten verklaren, dat tiet in geval van een aan
val van een groote mogendheid op de ande
re, tezamen met de overige garanten van
het Locarno-verdrag zich tegen den aan
valler te weer zal stellen, d.w.z. minstens
den aangevallene en zijn bondgenooten toe
staat, zijn havens tè gebruiken, over zijn ge
bied te vliegen, ja zelfs aan den doormarsch
hunner troepen geen moeilijkheden in den
weg zal leggen.
Koning Leopold naar Londen.
Dit is het dilemma, waartegenover België
zich geplaatst ziet. Maar het betreft hier te
gelijkertijd een van de kernproblemen
van het Britsche verdedigingssysteem. En
de onderhandelingen over een nieuw Locar
no zullen zeker niet in een beslissend sta
dium komen te verkeeren, zoolang dit vraag
stuk in de oogen van Engeland en Frank
rijk nie* voldoende opgelost is. Tot nog 'oe
hebben de onderhandelingen tusschen Lon
den en Brussel nog niet tot een resultaat
geleid Koning Leopold is thans naar Lon
den om te trachten ten aanzien van dit.
voor de beide landen zoo uiterst gewichtig
probleem, tenminste een compromis tot
stand te brengen. In ieder geval ligt hier
en niet in het vraagstuk van het Fransch
Russische verdrag, dat men zoo gaarne op
den voorgrond schuift het zwaartepunt
van de groote Europcesche politiek. En juist
wijl dit vraagstuk zoo moeilijk op te los
sen is en de belangen van België hier geens
zins parallel loopen met die van de groote
mogendheden, is een al te groot optimisme
ten aanzien van het tempo der nieuwe Lo
carnoondprhandelingen zeker niet gewettigd
*n goed ingelichte politieke kringen te Lon
den bestaat dit optimisme in geen geval...
Mrs. Roosevelt kan schieten,
De meest genoemde vrouw van de Ver
eenigde Staten is ongetwijfeld mrs. Roo
sevelt, de echtgenoote van den zoo populai-
ren president. Weliswaar beweren de film
producenten van Hollywood het tegendeel
en verklaren deze, dat er geen vrouw aan de
populariteit van een Greta Garbo of Cathe-
rine Hepburn kan tippen, maar dat is min
of meer broodnijd.
Mrs. Roosevelt behoort tot het type van
vrouwen, die in de schaduw van de be
roemdheid hunner mannen staan, zich ech
ter door deze schaduw niet aan het volle
licht laten onttrekken. Indien men de groo
te mannen van den tegenwoordigen tijd de
revue laat passeeren, kan men hen in twee
categorieën indeelen. Daar zijn eerstens de
genen, die in het geheel niet getrouwd zijn,
of hun vrouw op den achtergrond houden.
Voorbeelden daarvan zijn Hitier, Mussolini
en Stalin. Daarentegen spelen de vrouwen
van Engelsche politici meestal een groote
rol 'in het openbare leven.
Tot het type van deze Engelsche vrouwen
behoort mrs. Ilooscveit. Op echt Amerikaan-
sche wijze gaat zij echter nog eenige stap
pen verder. In 1935 sprak zij op 81 groote
vergaderingen, in 1936 slechts op 68, hoewel
in dit jaar de verkiezingsstrijd viel. Helaas
leed zij in dien tijd aan heeschheid en moest
zij er zich dus mede vergenoegen, tientallen
boodschappen neer te schrijven, welke dan
in de vergaderingen werden voorgelezen.
Daar reclame, zooals bekend in Amerika al
les is, heeft haar secretaris dezer dagen
verklaard, dat mevrouw Roosevelt in het
afgelonpen jaar niet minder dan 89.605 brie
ven geschreven of onderteekend heeft.
Maar daarmede is de activiteit van mrs.
Roosevelt nog geenszins uitgeput. Hoewel
zij bijna voortdurend op reis is, in alle sta
ten redevoeringen houdt, standbeelden ont
hult, aan ontvangsten deelneemt en zich
laat interviewen, vindt zij nog voldoende
tijd om in het grootste Amerikaansche tijd
schrift voor vrouwen, Lady's Home Journal,
haar eigen biografie neer te schrijven. Deze
biografie is overigens niet zeer interessant
geschreven, maar desondanks wordt zij door
de lezeressen verslonden.
Mrs. Roosevelt werkt ook zeer veel op
liefdadig terrein. In 1936 heeft zij 14.000 dol
lar aan den aankoop van kinderbedjes be
steed.
Toen dezer dagen een reporter in New Or-
leans aan haar vroeg, waarom zij steeds een
revolver bij zich droeg, verklaarde mrs.
Roosevelt: „Eigenlijk haat ik wapens, maar
ik kan er goed mede omgaan, en ik zou nie
mand willen aanraden mijn behendigheid op
proef te stellen." Deze voor de Amerikaan
schc mentaliteit zoo karakteristieke woor
den hebben haar populariteit zoo mogelijk
nog grooter gemaakt. Iedere Amerikaan is
het er over eens, dat zij werkelijk de „first
lady" van de Vereenigde Staten is.
DE EERSTE LENTEBODEN. „Emiel, haast je toch, de eerste komen al!"