Rebellen in Boernoes De strijd om België's neutraliteit De sprong uit de lucht Een schaduw over de PaaschveetentoonstelÜngen Mussolini is altijd platzak Abonneert U op dit blad De populairste vrouw van de Vereenigde staten KORT VERHAAL WAT WILLEN DE NEO-DESTOERLANEN? „LOS VAN FRANKRIJK!" Tunis is een van de schoonste en mo dernste kolonies van Frankrijk. Ook de naar dezen naam luisterende stad maakt op vreemdelingen een geheel Europeeschen in druk. De inboorlingen schijnen geheel uit het stadsbeeld verdwenen te zijn. Op de 100 voorbijgangers ontmoet men in de straten hoogstens 5 Arabieren. Desondanks zou het verkeerd zijn, dezen Indruk te generaliseeren. Hij geldt slechts voor de stad Tunis, niet voor het land. Van de 2.5 millioen inwoners van Tunis zijn er 2.3 Arabieren. Het Arabische element is dus verre in de meerderheid. Een klein gedeelte van deze Arabieren is intusschen geheel ver- europeescht. Zij zijn dit in ieder opzicht. Ten minste uiterlijk. Zij dragen elegante Europee- sche kleeding, woning in schitterende, van alle gemakken voorziene villa's, bezoeken theaters, bioscopen en café's en brengen met hun families dikwijls eenige maanden per jaar in het buitenland door. Maar ondanks al deze uiterlijke bindin gen aan de Westersche civilisatie zijn zij in hun hart Arabieren gebleven. En indien het Tunesische nationalisme thans een stevige basis heeft gekregen, dan is zulks aan deze vereuropeeschte Arabieren te danken hoe paradoxaal het ook moge klinken. Zij hebben van den voortdurenden omgang met de Europeanen veel geleerd. Niet slechts, hoe men rijk wordt en dat rijkdom macht be- teekent, maar ook hoe men de heerschers met hun eigen wapenen kan overwinnen. Het politieke doel van de Neo- Destoerianen. Dat het sinds jaren in de geheele Moham- medaansche wereld van Syrië tot en met Marokko gist, is geen geheim meer. Of dit op den duur gevaarlijk kan worden, hangt van bijzóndere omstandigheden af. In de Fransche protectoraten in Noord- 'Afrika is het gevaar op het oogenblik in ie der geval zeer acuut. In Marokko is het voor- Loopig nog betrekkelijk rustig. Maar reeds in 'Algerië staat Frankrijk tegenover een sterk nationalistisch front, dat ondanks het ver bod van de z.g. „Ster van Noord-Afrika" (een politieke organisatie) actiever dan ooit is. In Tunis zijn het de Neo-Destoerianen, die de nationalistische leuzen aanheffen. Zij ont- leenen hun naam aan het Arabische woord „destoer", wat „grondwet" beteekent. Inder daad eischen zij een nieuwe grondwet voor hun land. En niet slechts dat, maar tege lijkertijd een volledige politieke onafhanke lijkheid. De ideeën van deze Neo-Destoerianen hou den zelfs bij de grenzen van hun land geen halt. Hun doel is een soort Noord-Afrikaan- sche statenbond, bestaande uit Marokko, Algerië, Lybiö en Tunis. Zou Frankrijk zijn goedkeuring hechten aan een oplossing in dezen zin, dan zou men bereid zijn met het vroegere moederland een bondgenootschap te sluiten. Maar in Frankrijk gevoelt men ,voor dergelijke plannen natuurlijk niets. „Voor Frankrijk zou het een zelfmoord be- teekenen, indien het afzag van zijn Noord- Afrikaansche bezittingen", verklaarde kort geleden de onderstaatssecretaris van Buiten- landsche Zaken, Viennot. Nu hadden deze nationalistische Arabie ren nimmer iets kunnen bereiken, indien zij in de economische crisis, die millioencn ar me Bedoeïnen in het Tunesische achterland zwaar getroffen heeft, geen bondgenoot had den gevonden. Zeer zeker hebben de rijke, vereuropeeschte Arabieren heel weinig met de arme zoonen van de woestijn gemeen. Zij zien zelfs meestal met verachting op hun minder goed bedeelde landslieden neer. Maar in dit stadium van den politieleen strijd is den Arabischen nationalisten iedere bondge noot goed. Zij hitsen de bevolking op en hun agenten zijn daarbij niet minder actief dan de afgezanten van de Komintern, die de werkloozen Arabieren tot opstand tegen de vreemde heerschappij aansporen. In de tekia's. In de Tunesische concentratiekampen tekia's geheeten welke door de Fransche bestuurders zijn ingericht, om den nood der werkloozen iets te lenigen, heerschen toe standen, die met elke beschrijving spotten. De bevolking kampeert daar in eenvoudige tenten, krijgt slecht en weinig eten en meestal veel te weinig drinkwater. Epide mieën maken hier honderden slachtoffers. Deze kampen zijn dan ook broedplaatsen, waar het zaad van het communisme rijpt. Maar ook de nationalisten maken hier met succes propaganda voor hun ideeën. ,Dat is het groote Frankrijk", zoo verkondigen zij, „dat velé jaren lang milliarden uit ons land heeft gezogen en jullie nu laat verhongeren". Gedeeltelijk is het zaad reeds opgekomen. In Messaline, in de nabijheid van de hoofd stad hrak reeds een opstand uit, die slechts met behulp van de militaire troepen kon worden onderdrukt. Geen redding meer mogelijk? Volgens het oordeel van vele Franschen is het spel in Tunis voor Frankrijk reeds zoo goed als verloren. Weliswaar verzetten zelfs de hier wonende socialisten zich tegen een dergelijke ontwikkeling, maar zelfs met hun steun kan het Fransche bestuur slechts wei nig succes boeken. Men voert een oorlog op twee fronten. Eerstens tegen de Neo-Destoe rianen, dien men dagelijks voorrekent, wat Tunis wel aan het Fransche moederland te danken heeft. En tweedens tegen de com munisten, voor wien het er slechts op aan komt, zooveel mogelijk onrust te stoken. Betreurenswaardig is en blijft slechts het lot van de arme Bedoeïnen. In welke rich ting de politieke ontwikkeling van Noord- Afrika ook verloopt, zij zullen steeds het gelag moeten betalen. Benito Mussolini schijnt den Mammon te verachten. Hij heeft n.1. nooit een cent op zak. Geheel platzak legt hij zijn ambtelijke reizen en particuliere bezoeken af. Wanneer hij hier of daar geld moet uit geven, behoeft hij slechts zijn secretaris te roepen, die voorzien is van talrijke splinter nieuwe honderd-Lirebiljetten; de Duce zelf schijnt het „slijk der aarde" met geen vin ger aan te raken. Was hij niet de Duce, maar een doodgewo- np signor Mussolini, dan zou hij waarschijn lijk ook niet anders handelen, want, vol gens een verklaring van zijn vrienden, kan hij zohder zakgeld rondkomen! Waarvoor zou hij het ook noodig hebben? Hij rookt niet, drinkt niet en zelfdiscipline verbiedt hem, tusschen de maaltijden door nog iets te nuttigen. Het is dus duidelijk, dat de Ita- liaansche Staatsman niet weten zou, wat hij met zijn geld doen moest! Mussolini neemt ook t. o. v. zijn salaris een dergelijk standpunt in. Hoewel hij in 1924 vier ministersfuncties in zijn persoon vereenisde. nam hij genoegen met zijn ho norarium als minister-president, hetwelk ondertusschen 100.000 Lire per jaar bedraagt. Bovendien staat nog tot zijn beschikking een geheim fonds tot dekking van zijn ambtsuitgaven, welke o.a. bestaan in de salarissen van zijn secretarissen, chauffeurs en lijfwachten. Dit geheime fonds wordt, zoo noodig, af en toe door de Italiaansche schat kist aangevuld. Een bron van inkomsten voor den Duce vormt het alleen-bezit van het blad „Po- polo d'Italia", dat hij in 1914 met zijn broer Arnaldo oprichtte. Dit blad wordt alleen reeds om de door Mussolini zelf geschre ven hoofdartikelen overal gelezen. Verder bezit de dictator een groot land goed bij Carpana in de nabijheid van zijn geboortestad Forli, welk landgoed hem vele jaren geleden door een aantal inwo ners geschonken werd. Van zijn broer Arnaldo erfde hij één van Italiö's grootste fruitplantages, gelegen in het drooggelegde moeras van Gallarate bij Mailand. Ook heeft Benito als krijgs vet eraan nog recht op een pensioen van 692 Lire 'sjaars. Hij heeft zich n.1. eens niet minder dan 44 verwondingen op den hals gehaald bij het bedienen van een bommenwerper, welke on der zijn handen uit elkaar sprong. Dit pen sioen schonk hij echter aan zijn kameraden, die in hetzelfde regiment dienden. Mussolini zal geen testament nalaten. Hij heeft eens verklaard: „Daar mijn dood. niet minder plotseling zal zijn als die van mijn broeder Arnaldo, voel ik mij: gedrongen te verklaren, dat ik geen testament gemaakt heb, nóch maken zal. Het zal derhalve 'doelloos zijn, daarnaar te zoeken." Wat heeft een man, die geen cent op zak heeft, ook te vermaken?! BELANGEN VAN BRUSSEL EN LONDEN STROOKEN NIET MET ELKAAR. KONING LEO- POLD ZELF ALS ONDERHAN DELAAR. In Engelsche politieke kringen houdt men zich op het oogenblik intensief met België bezig. En wel in verband met de onderhan delingen over het nieuwe Locarno. Wan neer men de dingen slechts oppervlakkig beschouwt, schijnt het, alsof de voornaam ste moeilijkheid daarin bestaat, Duitschland en in de tweede plaats Italië aan de confe rentietafel te krijgen. Dientengevolge kent men aan het bezoek van Von Ribbentrop aan het Foreign Office veelal een beteeke- nis toe, welke het geenszins bezit. Inderdaad heeft men in Londen geheel andere zorgen en het is niet zonder reden, dat de Belgische kamerpresident Hu.vsmans, die dikwijls met inofficieele missies belast wordt, op het oogenblik in Londen vertoeft. Officieel is hij slechts voorzitter van de En- gelsch-Belgische commissie tot onderhoud van oorlogsgraven en als zoodanig is hij ook aan een diner door Eden begroet. Maar la ter heeft de Belg een zeer lang en ernstig onderhoud met Eden gehad. Neutraal maar in welken vorm? Waarom het gaat? Het gaat, in het kort gezegd, om de neutraliteit van België, of beter: in welken vorm deze neutraliteit zal worden gegoten. In Engeland weet men heel goed, dat België zich in een eventueelen toe. komstigen oorlog tusschen de groote mo gendheden in een uiterst precaire situatie zal bevinden: het land kan namelijk gemak kelijk tot opmarsch-terrein van al ie mogelij ke legers eij daarmede tot het groote slag veld van den nieuwen oorlog worden. In België weet men dat nog veel beter, want tenslotte ligt het jaar 1914 nog niet zoo heel ver hi het verleden. Derhalve wenschen de Belgen niets liever, dan dat hun land in een komenden Europeeschen oorlog zoo mogelijk een onberoerd eiland der neutraliteit blijft. Dit zal slechts mogelijk zijn, indien alle groote mogendheden deze neutraliteit niet slechts garandeeren, maar zich daaraan in geval van ernst ook houden. Er zijn men- schen, die beweren, dat er internationale verdragen zijn, om deze op een gegeven mo ment te verscheuren dat is wel wat scherp uitgedrukt, maar er zijn in ieder ge val voldoende voorbeelden van. Anderzijds: hoe scherper geformuleerd de neutraliteits verdragen zijn, die België zal sluiten, des te moeilijker het aan de onderteekenaars zal vallen, deze verdragen te schenden, daar tenslotte ook in het huidige Europa mo- reele schuld nog steeds zwaar genoeg weegt, om een groot deel der menschheid tegen den schender van de neutraliteit in het harnas te jagen. België nu wil heel zeker van zijn zaak zijn, d.w.z. het wil zijn neutraliteit door de door James Redlow. Overste Lewis van de Tweede Divisie van de Luchtvaartafdeeling inspecteerde de jon gens, die hij moest examineeren. Hij liep langs de rij, liet dan afmarcheeren. Toen ging hij zitten aan de lange tafel. Wat hij hier voor zich had gezien, was reeds ge keurd door twee commissies. Nu moest hij beslissen. Uit deze vijf en twintig jongens moest hij er twee kiezen, die eens zijn nieu we officieren zouden worden; het eskader van Overste Lewis was het beste uit heel het leger. Reden genoeg, om zich reeds voor de keuring een beetje met karakterstudies bezig te houden! „Wie van jullie heeft de vooropleiding gehad?" Vier der jongelui staan op. Lewis is te vreden, het zijn er gelukkig maar weinig, hij vormt zijn officieren liever zelf. Hij weet wel, dat deze jongens technisch goed onderlegd zijn. maar op den moed komt het aan! De faam van zijn eskader berust daar op! Hij neemt zijn kopje op, dat hem gebracht is. Deze eenvoudige beweging wekt meer vertrouwen op, dan al zijn woorden voor dien! Vragen worden hem gesteld; vooral Hunter, die naast hem zit, is weetgierig. „Een aardige jongen is dat", denkt Lewis, „Zijn vriend trouwens ook, die Jim". Dan legt hij den jongens met een handgebaar het zwijgen op en begint over het examen te spreken. Een hevige slag klinkt plotseling. Enke le jongens staan verschrikt op. De overste gaat zelf kijken, wat er aan de hand is. Het blijkt een onschuldige ontploffing te zijn, er is niets gebeurd. De overste gaat i chute terug, en nu eerst ziet hij, dat Jim O'Flaherti I Jim krimpt in elkaar. Allemachtig! Dan zijn kopje heeft laten vallen en juist bezig is, de scherven op te rapen. Een luitenant komt binnen en meldt, dat de twee vliegtuigen klaar zijn. De overste knikt, en begeeft zich met den luitenant naar buiten. Nu begint pas de eigenlijke keuring: de adspirant-vliegers moeten den proef afleggen. De jongens blijven achter, praten met elkaar. Hunter is enthousiast over den overste, doch Jim O'Flaherti is wat afwezig. Als de overste maar niet ge zien heeft dat hij zijn kopje liet vallen toen de ontploffing plaats had... dat maakt zoo'n verduiveld slechten indrukDat is altijd zoo bij hem... de moed komt pas laat; als hij op het schoolschip bij storm den mast in moest, ging het bij de eerste tien sporten slecht, maar dan! Dan dorst hij het hoogste van allen te klimmen! Rare zaak. die moed. De jongens moeten naar het vliegveld, de overste staat tusschen de vliegtuigen, en kijkt de rij langs. „Hunter!" „Present, overste!" „Je hebt nog nooit in een kist gezeten? Zei je dat niet?" De luitenant Connor grinnikt even; men kan eruit opmaken, dat de eerste vliegtocht voor Hunter niet gemakkelijk zal zijn, want het eskader van Lewis staat ervoor bekend, dat alleen zij, die het met den duivel durven opnemen, erin geplaatst wor den. „Stap in!" zegt de overste kort. Hunter klimt in het vliegtuig, gespt de riemen dicht. Met een korten aanloop schiet het vliegtuig de lucht in; tien meter boven den grond duikt hij plotseling: iemand naast Jim ademt opeens snel en heftig op. Dicht over het veld gaat het grijsgrapwe vlieg tuig het gaat steil de hoogte in. maakt een salto, het wendt en draait, het tolt met de vreemdste figuren door de lucht. Met half- dichtgeknepen oogen volgen de anderen hef toestel. Nu, als Hunter nu niet duizelig en ziek wordt... Connor daalt: bijna loodrecht valt het vliegtuig naar den bodem. „Flink doorgeschud!" zegt hij en kijkt om. Hunter maakt juist de riemen los. „Niet zoo erg", zegt hij vergenoegd: hij is niet eens bleek! De overste knikt bijna ongemerkt. O'Flaherti", zegt hij kort. Dan bezint hij ;rh, denkt even na, en zegt dan: „Een para DE SLAGERS BRENGEN HUN OFFERDIER. De Nederlandsche Slagershond schrijft ons: Als vroege voorjaarsboden presenteeren zich ieder jaar onze Paaschveetentoonstel lingen, welke haar ontstaan vonden in het eeuwenoud gebruik, dat de slager voor het Paaschfeest een extra gemeste Paaschos kocht om aan een speciale vleeschbehoefte te voldoen. De reeks van PaaschveetentoonstelÜngen is in den loop der jaren gegroeid tot een 18- tal. Begonnen met Rhenen op 4 Maart j.1., volgden elkaar op de steden en dorpen: Doc- tinchem. Helmond, Eist, Tiel, Den Bosch, De venter, Rotterdam, Apeldoorn, Kerkrade, Schagen, Terneuzen, Zaandam. Amsterdam, Beek, Delft, Hengelo (O.) en Rijssen. Het groote sluitstuk der tentoonstellingen is feitelijk altijd de belangrijkste tentoonsel- üng van al, die te Amsterdam, gehouden dit jaar op 18 Maart. De beteekenis der tentoonstelling. Een belangrijk gebeuren voor de vee mesters, handelaren en slagers zijn deze PaaschveetentoonstelÜngen. Een symbool van opleving in handel en slagersbedrijf. Een leerschool voor de fokkers en mesters, ten aanzien van de behoefte aan de soort en kwaliteit van het slachtvee. De mesters za gen hun extra moeite en zorg beloond, door den verkoop hunner Paaschbeesten tot bui tengewone prijzen. Een sombere schaduw. Voor de reclame een bekroond tentoonstel- lingsdier te kunnen slachten werd door vele slagers graag een extra prijs besteed. Maar de laatste,jaren is er over dat voorjaarsfeest der Paaschtentoonstellingen een sombere schaduw gekomen, die zich vooral dit jaar zeer donker heeft afgeteekend en de ten toonstellingen heeft gemaakt tot een „doode boel". Want het groote bezoek der slagers ziet hij de oogen der anderen en komt naar voren. Men gespt de parachute vast, drukt hem den ring in de hand. „Niet vergeten te trekken. Tellen voor je trekt". Connor verklaart zeer zorgvuldig. Hij is een beetje verbaasd over den overste, al weet hij ook, dat deze valschermen onfeil baar zijn. Maar voor een nieuweling? Opnieuw klinkt de stem van den overste: „Niet er uit springen. I.aten vallen bij een looping. Niet vastgespen, houdt je met je handen vast!Nu kijkt Connor even vragend naar zijn meerdere. Jim hijt zijn tanden op elkaar. Niets laten merken! Dat kopie en nu daarvoor een sprong Als hij het niet doet, kan hij voor goed gaan. Zijn hart klopt onregelmatig en fel. De machine start. Hij moet wachten op het armteeken van den piloot. Als hij nu maar niet zoo hoog Ach onzin, dat is immers juist beter? Eigenlijk wel mooi, zoo'n vlucht... Als dat verduivelde springen er maar niet achter zat Geeft Connor nog geen tee- ken? Hoogcr gaat de machine, Connor meent het goed met hem. Jim perst zijn hand te gen zijn fel kloppend hart. Was het niet al tijd zoo? Voor ieder gevaar? Maar nu moet hij zijn moed bewijzen Dan ziet hij het teeken van Connor's arm. De machine stijgt snel de hoogte in. Zijn hart bonst nu moet hij zich laten vallen Hij ademt diep dan laat hij zich los. Beneden ziet men hem gaan. Het val scherm opent zich. In een grooten spiraal vliegt de machine om hem heen. Overste Le wis volgt met ingespannen blik de lan ding door zijn verrekijker. Dan laat hij den jongen bij zich komen. Jim O'Flaherti komt over het veld, kaarsrecht. Voor den overste neemt hij de houding aan. „Order uitge voerd, overste", meldt Jim O'Flaherti. Hij kijkt zijn meerdere aan, met een zeldzamen, bevrijden blik, met een straling in zijn oogen. Een oogenblik is het stil op het veld. Dan brengt de overste langzaam zijn hand aan den rand van zijn kepi; het schijnt bijna, als of hij licht hoog. „Zeer dapper", zegt hij kort. „Zeer dap per, kameraad". Het is de eerste maal, dat hij een cadet zoo noemt, het is een groote eer. En op deze wijze leerde Jim O'Flaherti begrijpen, dat alleen de dapperheid en moed kiinnen voeren tot de kameraadschap, wel ke er hcerscht tusschen hen, die men sol daten noemt. en hun kooplust ontbrak. Van een opgewekte handelsstemming geen sprake meer. De sla gerstand is in de crisisjaren en onder in vloed der crisislasten dusdanig verarmd, dat men zich de reclame met een Paaschbeest voor het Paaschfeest niet meer kan veroor loven. Bewonderenswaardige volharding. De inzendingen vee waren dit jaar klei ner dan vorige jaren, toch hebben de mesters met een bewonderenswaardige volharding een massa prima dieren voortgebracht, be ter van kwaliteit dan ooit, maar hun hoop op extra prijzen, die hun moeite en kosten zouden vergoeden, ging in rook op. Het offerdier. De. slager wil wel. maar hij kan niet meer. Zeker worden nu al die prima slachtdieren toch verkocht en voor de consumptie be stemd, maar de mester ziet zich in de prij zen zeer teleurgesteld. Hij voelt aan den lijve, dat zijn afnemer, de slager, in de knel zit, wijl deze van elke drie koeien die hij koopt, één moet offeren aan accijns, crisisheffing, omzetbelasting en Jteurloonen. Het onder de aanmerkelijk gestegen markt prijzen voor vet vee nog weer sterk geslon ken debiet in vleesch, deed zich ook gevoe len bij den kooplust op de Paaschveetentoon stelÜngen. De 10 crisisheffing werkt de- primeeren d. Ware de 10 pet. crisisheffing op slachtvee vóór de Paaschveetentoonstellingen opgehe ven, welk een ander beeld zouden deze thans getoond hebben. De matte kooplust voor slacthvee teekent zich allerwege af op de slachtveemarki. Op 24 Maart worden ook de vee-aankoopen voor het plan-Deterding be ëindigd. De mesters vreezen bij den huidi- gen gang van zaken een terugslag in de vet-veeprijzen. En de thans geldende prij zen komen hen toe. Willen ze voor verliezen behoed blijven, dan dient de regeering niet langer te dralen met de 10 pet. crisisheffing op vleesch af te schaffen. De Paaschveetentoonstellingen hebben ge demonstreerd hoe de crisislasten drukken op veemesterij en slagersbedrijf. groote mogendheden laten garandeeren, zonder echter zelve tegengaranties te ge ven. Het wil niet eens de consequenties vastleggen, die zich zouden kunnen voor doen, indien in geval van ernst een groote mogendheid haar neutraliteitsbelofte breekt Dit werd door den Belgischen bezoeker aan den Engelschen minister van buiten- landsche zaken uiteengezet en hier is het punt, waar de meeningsverschillen begin nen. Van Engelsch standpunt uitgezien, kan n.1. België in geval van een oorlog met Duitschland of een andere groote mogend heid op het Europoësche continent vooral voor de Britsche luchtvloot van de grootste beteekenis zijn. En indien men het kanaal wil beveiligen, is wederom de Belgische kust voor de verdediging van Groot-Brittan- nië van vitaal belang. Indien België nu deelneemt aan de nieuwe Locarno-overeen- komst der vier groote mogendheden, maar slechts in dezen vorm, dat een ieder der vier mogendheden de neutraliteit van Bel gië garandeert, waartegenover dit land zelf geen enkele verplichting op zich neemt dan is zoo redeneert men tenminste in Londen en ook in Parijs het geheele Lo carno—pact waardeloos. België zou moe ten verklaren, dat tiet in geval van een aan val van een groote mogendheid op de ande re, tezamen met de overige garanten van het Locarno-verdrag zich tegen den aan valler te weer zal stellen, d.w.z. minstens den aangevallene en zijn bondgenooten toe staat, zijn havens tè gebruiken, over zijn ge bied te vliegen, ja zelfs aan den doormarsch hunner troepen geen moeilijkheden in den weg zal leggen. Koning Leopold naar Londen. Dit is het dilemma, waartegenover België zich geplaatst ziet. Maar het betreft hier te gelijkertijd een van de kernproblemen van het Britsche verdedigingssysteem. En de onderhandelingen over een nieuw Locar no zullen zeker niet in een beslissend sta dium komen te verkeeren, zoolang dit vraag stuk in de oogen van Engeland en Frank rijk nie* voldoende opgelost is. Tot nog 'oe hebben de onderhandelingen tusschen Lon den en Brussel nog niet tot een resultaat geleid Koning Leopold is thans naar Lon den om te trachten ten aanzien van dit. voor de beide landen zoo uiterst gewichtig probleem, tenminste een compromis tot stand te brengen. In ieder geval ligt hier en niet in het vraagstuk van het Fransch Russische verdrag, dat men zoo gaarne op den voorgrond schuift het zwaartepunt van de groote Europcesche politiek. En juist wijl dit vraagstuk zoo moeilijk op te los sen is en de belangen van België hier geens zins parallel loopen met die van de groote mogendheden, is een al te groot optimisme ten aanzien van het tempo der nieuwe Lo carnoondprhandelingen zeker niet gewettigd *n goed ingelichte politieke kringen te Lon den bestaat dit optimisme in geen geval... Mrs. Roosevelt kan schieten, De meest genoemde vrouw van de Ver eenigde Staten is ongetwijfeld mrs. Roo sevelt, de echtgenoote van den zoo populai- ren president. Weliswaar beweren de film producenten van Hollywood het tegendeel en verklaren deze, dat er geen vrouw aan de populariteit van een Greta Garbo of Cathe- rine Hepburn kan tippen, maar dat is min of meer broodnijd. Mrs. Roosevelt behoort tot het type van vrouwen, die in de schaduw van de be roemdheid hunner mannen staan, zich ech ter door deze schaduw niet aan het volle licht laten onttrekken. Indien men de groo te mannen van den tegenwoordigen tijd de revue laat passeeren, kan men hen in twee categorieën indeelen. Daar zijn eerstens de genen, die in het geheel niet getrouwd zijn, of hun vrouw op den achtergrond houden. Voorbeelden daarvan zijn Hitier, Mussolini en Stalin. Daarentegen spelen de vrouwen van Engelsche politici meestal een groote rol 'in het openbare leven. Tot het type van deze Engelsche vrouwen behoort mrs. Ilooscveit. Op echt Amerikaan- sche wijze gaat zij echter nog eenige stap pen verder. In 1935 sprak zij op 81 groote vergaderingen, in 1936 slechts op 68, hoewel in dit jaar de verkiezingsstrijd viel. Helaas leed zij in dien tijd aan heeschheid en moest zij er zich dus mede vergenoegen, tientallen boodschappen neer te schrijven, welke dan in de vergaderingen werden voorgelezen. Daar reclame, zooals bekend in Amerika al les is, heeft haar secretaris dezer dagen verklaard, dat mevrouw Roosevelt in het afgelonpen jaar niet minder dan 89.605 brie ven geschreven of onderteekend heeft. Maar daarmede is de activiteit van mrs. Roosevelt nog geenszins uitgeput. Hoewel zij bijna voortdurend op reis is, in alle sta ten redevoeringen houdt, standbeelden ont hult, aan ontvangsten deelneemt en zich laat interviewen, vindt zij nog voldoende tijd om in het grootste Amerikaansche tijd schrift voor vrouwen, Lady's Home Journal, haar eigen biografie neer te schrijven. Deze biografie is overigens niet zeer interessant geschreven, maar desondanks wordt zij door de lezeressen verslonden. Mrs. Roosevelt werkt ook zeer veel op liefdadig terrein. In 1936 heeft zij 14.000 dol lar aan den aankoop van kinderbedjes be steed. Toen dezer dagen een reporter in New Or- leans aan haar vroeg, waarom zij steeds een revolver bij zich droeg, verklaarde mrs. Roosevelt: „Eigenlijk haat ik wapens, maar ik kan er goed mede omgaan, en ik zou nie mand willen aanraden mijn behendigheid op proef te stellen." Deze voor de Amerikaan schc mentaliteit zoo karakteristieke woor den hebben haar populariteit zoo mogelijk nog grooter gemaakt. Iedere Amerikaan is het er over eens, dat zij werkelijk de „first lady" van de Vereenigde Staten is. DE EERSTE LENTEBODEN. „Emiel, haast je toch, de eerste komen al!"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 3