Een journalist in de knel
Siberië - Het land van
de toekomst
De Engelsche belastingbetaler en de
herbewapening
Vierde blad
Oost is Oost en West is West
Vliegtuig en radio voor de
Nomaden en pelsjagers
Duitschland voert
dienstmeisjes in!
TEHERAN. In Maart.
'Alles was gereed voor mijn vertrek. Ik
had mijn visum voor Irak, mijn visum voor
Bngelsch-Indië, mijn reisgoed was reeds ge
pakt, de meeste afscheidsbezoeken had ik
reeds gebracht, niets stond mijn vertrek in
den weg, zoo dacht ik, doch in den Oriënt
is nu eenmaal niets met zekerheid vooruit
te zeggen.
Een plaats in een automobiel, die naar
Irak zou vertrekken, had ik reeds besproken.
Slechts één ding had ik nog noodig: een
uitreisvisum van de Iransche overheid, dat
gewoonlijk binnen één dag gegeven wordt.
Een week geleden vroeg ik dit visum aan,
's morgens, 's Middags zou ik mijn gevi
seerd paspoort af kunnen halen, zoo zeide
men mij, maar 's middags was het visum
nog niet gereed en evenmin den volgenden
dag. Een week loop ik nu rond bij alle mo
gelijke overheidspersonen. Niemand weigert
me het visum, maar... niemand geeft het.
„Dat komt omdat ge een klacht hebt in
gediend tegen den Iranschen hoofdofficier,
die uw motorfiets met zijspanwagentje heeft
verduisterd en er thans mede rond rijdt,
zonder dat hij zelfs de merkteekens heeft
veranderd", zoo hebben me eenigen in het
oor gefluisterd.
Heden nog stond mijn machine met de
oude merkteekens voor het ministerie van
oorlog met een soldaat erbij. Ik ben in het
bezit der eigendomspapieren, maar wat
helpt dat. Niemand bekommert zich daarom
en de door mij ingediende klacht heeft nog
niet de minste uitwerking gehad en lang
zamerhand begin ik te vreezen, dat ze ook
niet. de minste uitwerking zal hebben, be
halve dan dat ze mij moeilijkheden veroor
zaakt en verhindert dat men mij 'n uitreisvi
sum geeft, waardoor ik dus ten slotte zoo
iets als een gevangene ben met vrijheid
van beweging te Teheran en naaste omge
ving.
Is dit in overeenstemming met eenig be
staand recht in eenig beschaafd land? Ik
geloof het niet. Dat men een journalist, voor
al na langer verblijf,, over de grens zet, is
in Iran niet zoo heel bijzonder. Ik ken
daarvan eenige voorbeelden. En ik zou
niets liever wenschcn dan thans hetzelfde
lot te ondergaan. Ik echter ben om het zoo
uit te drukken hier thans „geïnterneerd".
Natuurlijk zegt men mij dat niet. O neen,
alle overheidspersonen zijn even beleefd en
vriendelijk tegenover mij, alleen men geeft
mij het uitreisvisum niet. Waarom niet?
En wie heeft in dezen te beslissen? Ziedaar
de groote geheimen.
Gelooft niet, dat dit alles me zeer ver
baast. De Oriënt heeft zijn eigen bijzonder
heden en ook geen der hier langer vertoe
vende Europeanen verbaast zich over deze
geschiedenis.
En toch had ik alles gedaan om een snel
Vertrek te verzekeren. Ik had gesproken
met den kolonel der politieke politie, kolo
nel Seep, die zeide, dat er natuurlijk niet
het minste bezwaar was tegen mijn ver
trek. In verband met de door mij in ver
band met de verduistering mijner machine
ingediende klacht kon een advocaat mijn
belangen waarnemen. Ook van den chef-de-
bureau van den kolonel ging ik afscheid
nemen en ook daar werd niet het minste
bezwaar tegen mijn vertrek geopperd. Aan
het paspoortenbureau werd me evenwel me
degedeeld, dat men mij nog geen visum kon
geven, daar de toestemming van de politie
ke politie ontbrak. Een Europeaan, die kort
in deze streken vertoeft zou hebben ge
meend: „Nu ja, dat is een klein verzuim en
op eerste aanvraag in orde." Ik echter, die
de Oostersche geestesgesteldheid in vele ja
ren voldoende heb leeren kennen, begon de
geschiedenis te wantrouwen. Daar stak
meer achter, zoo begreep ik dadelijk.
Ik begaf me weder naar het. bureau der
politieke politie, waar ik me wendde tot den
chef-de-bureau met het verzoek het pas-
poortenhureau even telefonisch opdracht te
geven mij dadelijk het uitreisvisum te ver
strekken. Jawel, dat wilde hij wel doen,
maar dan moest hij daarover toch eerst met
zijn chef, den kolonel Seep, spreken. De
chef-de-bureau ging naar het bureau van
den kolonel en kwam na een kwartier te
rug met de merlcdeeling, dat de kolonel niet
aanwezig was. Op dat oogenblik sloeg het
twaalf uur. De bureaus werden gesloten en
zouden ook 's middags gesloten zijn, daar
het den volgenden dag een feestdag was. En
dien volgenden dag zou de automobiel ver
trekken, waarin ik een plaats had gehuurd.
Ik stak mijn handen in mijn zak en floot
feen lustig deuntje. Berusting, gelatenheid,
geduld leert men in den Oriënt.
Twee dagen later, na den feestdag, toen de
automobiel, waarmede ik had willen reizen,
reeds de grens begon te naderen, begaf ik
me weder naar het bureau van den kolonel
Seep. Deze was altijd zeer beleefd en vrien
delijk, een man met uitstekende manieren.
Hij maakte eenige uitvluchtjes, doch zeide
tenslotte „Komt. u vanavond om vijf uur te
rug bij mij. Dan is alles in orde."
's Avonds om vijf uur wasde kolonel
niet aanwezig.
Ik stak weder mijn handen in mijn zak en
floot weder een lustig deuntje, zonder al
t.e verbaasd te zijn. Ik zou den volgenden
dag wel eens met den kolonel sprekeh, na
tuurlijk zonder me kwaad te maken, zonder
me op te winden, want dit behoort in den
Oriënt niet thuis.
Jawel, den volgenden dag
Ik liet me bij den kolonel aandienen.
Even later hoorde ik in de kamer van den
kolonel bellen. De chef-de-bureau verscheen,
die bij den kolonel binnen ging en me
spoedig daarna kwam vertellen, dat de ko
lonel het te druk had me op dat oogenblik
te ontvangen. Echter, de allerhoogste chef
der politieke politie wilde me zien, een ge
neraal en daarheen moest ik me begeven.
Met mijn Orient-ervaring begon ik lont te
ruiken en ik vroeg den chef-de-bureau of de
generaal me verwachtte. „Jawel", zeide de
brave man zonder blikken of blozen. ,.T'
heeft toch uw kaartje bij u? Aan den offi
cier. die adjudant is van den generaal geeft
u uw kaartje en dan kunt u met den gene
raal spreken."
In het bureau van den generaal wist men
van mijn komst niet? en wekte mijn mede-
deeling, dat ik door kolonel Seep gezonden
was. bij den kapitein-adjudant van den ge
neraal de grootste verbazing. Hij belde den
kolonel op en dezezeide van niets te
weten.
Weder was ik niet al te verbaasd. Oost is
Oost en West is West.
Toen ik me weder begaf naar den chef
de-bureau van den kolonel, toonde deze niet
de minste schaamte. Ik vroeg hem alleen,
wanneer ik dan eindelijk mijn uitreisvisum
zou kunnen krijgen en hij antwoordde dit
niet te weten.
En nu? Ik kan diplomatieke bemiddeling
inroepen, maar vooruit weet ik dat dan de
zaken nog heel lang kunnen duren. Een ge
zant kan in zoo'n geval zich uitsluitend
wenden tot het Iransche ministerie van hui-
tenlandsche zaken en vandaar komt dan de
mededeeling, dat men een onderzoek zal in
stellen. En hoe lang duurt zoo'n onderzoek?
Een gezant kan dan na tien of veertien
dagen nog eens aandringen op nader bericht
en van het ministerie komt dan bij voor
beeld het bericht, dat de man, die de zaak
in handen heeft, ziek is of op reis, enz. enz.
Er bestaat voor mij nog een andere moge
lijkheid, welke me van verschillende zijden
is aangeraden. Ik zou kunnen vertrekken
zonder het vereischte uitreisvisum en dan
onderweg alle controleposten omkoopen. Een
ander journalist, die eenmaal in ongeveer
dezelfde omstandigheden verkeerde als ik
thans, schijnt dit gedaan te hebben, maar
ik gevoel hiervoor niets. Het zou te veel
doen denken aan de vlucht van iemand met
een slecht geweten en deze rol trekt, me
niet aan. Ik overleg andere mogelijkheden
en ten eeuwigen dage zal mijn „internee-
ring" in Iran wel niet duren. Bovendien
krijg ik nog gelegenheid aan den lijve te
ondervinden welke beteekenis in Iran de
begrippen „recht", „rechtvaardigheid" en
„rechtspraak" bezitten.
Wat de politie aangaat bij welke ook mijn
klacht wegens verduistering van mijn mo
torfiets inreikte, is mijn indruk niet. buiten
sporig gunstig. Bij de indiening van mijn
schriftelijke klacht kreeg ik daarvoor een
ontvangbewijs. Nu, ruim veertien dagen la
ter, is mijn advocaat met het ontvangbe
wijs naar de politie gegaan om te vragen
welk gevolg aan de klacht was gegeven. Er
was nog niets gedaan. De klacht lag er nog
steeds en zelfs was er officieel nog geen
mededeeling gedaan van de klacht aan den
aangeklaagde, den majoor der luchtvaart
Sjah Mir, die rustig en in vol vertrouwen
op zijn onaantastbaarheid met mijn machi
ne rond rijdt. Hierbij dient men in het oog
te houden, dat deze majoor bij de politie
ten minste één goeden vriend heeft, een
hoogeren politie officier.
Mijn advocaat is nu voornemens de klacht
dadelijk bij het gerecht in te dienen. Hij
zegt, daarin het volste vertrouwen te hebben.
Ik kan niet anders dan er het beste van
hopen.
J. K. BREDERODE.
H. Ms. „HERTOG HENDRIK" WORDT HEDEN OMSTREEKS HALF VIER NAM. IN DEN HELDER TERUGVERWACHT.
Het handelsverkeer op de Noor
delijke IJszee.
Dezer dagen worden de laatste voorberei
dingen getroffen tot het Openstellen van
de Noordelijke IJszee voor het handelsver
keer. Dit klinkt niet bijzonder sensationeel,
maar indien men hoort, wat er in dit ge
bied, dat tot nog toe als onherbergzaam gold
en dit ook inderdaad was, in het afgeloo-
pen jaar reeds bereikt werd en wat men
voor dit jaar van plan is, dan moet men
vaststellen, dat hier in alle stilte iets ge
presteerd werd, dat niet slechts voor de toe-
HOE ENGELAND ZIJN HER-
BEWAPENING FINANCIERT.
IN AFWACHTING VAN CHAM-
BERLAIN'S REDE.
door
GILBERT C. LAYTON,
Hoofdred. van den „Economist", Londen.
Wel nooit zal de gebruikelijke jaarlijk-
sche rede van den Britschen minister van
financiën voor het Lagerhuis door de En
gelsche belastingbetalers met grooter span
ning verwacht zijn, dan in dit jaar het ge
val is. Neville Chamberlain zal in deze rede,
zooals dit van oudsher de gewoonte der
Britsche kanseliers van den schatkist, is,
nauwkeurig uiteenzetten, hoe hij zich de
dekking van de reusachtige regeeringsuit-
gaven, in het bijzonder die voor de herbe
wapening. denkt En hoewel voor den 20sten
April niemand de bijzonderheden van zijn
plan kent, kan men toch op grond van de
aangekondigde uitgaven voor de herbewa
pening en de resultaten van het afgeloonen
begrootingsjaar ongeveer nagaan, welke las
ten het Britsche volk te dragen zal hebben.
Belastingverhooging noodzakelijk.
Principieel kan men reeds thans zeggen,
welke geldbronnen de minister van Finan
ciën in de eerste plaats zal aanboren. Als
toekomstig minister-president van een zui
ver conservatieve regeering kan mr. Cham
berlain het zich niet, veroorloven, den mid
denstand die niet slechts de ruggegraat van
de regeeringsfinanciën is tegen zich in het
harnas te jagen.
Hij zal dus, zij het ook niet alleen
op grond van deze overweging, aan
leeningen de voorkeur geven boven
belastingverhooging.
De komende uitgaven voor de herbewape
ning zijn echter zoo enorm, dat belasting-
verhoogingen onmogelijk uit kunnen blij
ven.
De Engelsche begrooting voor het jaar
1936-1937 sloot met een deficiet van 5.5 mil-
lioen pond sterling, hoewel de ontvangsten
in den laatsten tijd steeds stijgende waren.
De minister had nog in April 1937 op een
klein overschot gerekend en velen geloofden
indertijd, dat de inkomsten nog veel te laag
geschat waren, zoodat het overschot aan
merkelijk hooger zou zijn. dan door den
minister berekend was. Door de herbewa
pening is deze hoop in rook vervlogen.
Eerst in het komende begrootingsjaar ech
ter, zullen de kosten voor de herbewapening
een overwegende rol gaan spelen.
120 millioen pond meer voor le.
ger, vloot en luchtmacht.
Men schat, dat de uitgaven, afgezien van
de defensie-begrooting, in het komende jaar
42 millioen pond hooger zullen zijn dan in
1936-1937. Daarvan is 22.5 millioen pond
bestemd voor het onderhoud van wegen.
De kosten van dit onderhoud werden tot
nog toe bestreden uit een bijzonder fonds;
daar dit wegenfonds tot nog toe ook al in
komsten uit de belasting op motorvoertui
gen tot zich trok, staan, nu het fonds naai
de gewone begrooting wordt overgebracht,
tegenover de nieuwe uitgaven ook zeer aan-
Neville Chamberlain.
zienlijke inkomsten. Maar dergelijke kwes
ties zijn van ondergeschikt belang en ver
dwijnen geheel in het niet tegenover den
omvang van de kosten der herbewapening.
Geschat wordt, dat men in het komende
fiscale jaar 120 millioen pond sterling meer
voor de weermacht zal uitgeven dan in 1936-
1937. Daarvan is 35.2 millioen pond bestemd
voor de marine, 40.8 millioen pond voor het
leger en 43.5 millioen voor de luchtvloot.
De financiering.
Neemt men aan, dat de Britsche bronnen
van inkomsten even overvloedig zullen blij
ven vloeien als in het afgeloopen jaar, dan
zal men toch nog een bedrag van 112 mil
lioen pond uit nieuwe bronnen moeten
putten. Volgens de mededeelingen van het
ministerie van financiën zullen 80 millioen
pond daarvan gedekt worden door lee
ningen, terwijl op den belastingbetaler een
extra last van 32 millioen pond komt te
drukken. En daarbij heeft de regeering zich
zooals bekend het recht voorbehouden, in
geval van nood de uitvoering van het. bewa-
peningsprogramma nog te bespoedigen!.
komst van Siberië, maar ook voor die van
het geheele internationale verkeer van de
grootste beteekenis zal zijn. Laten wij de
nuchtere feiten spreken:
Na de eerste gelukte trans-artische tocht
met den Tsjeljoeskin ging men er toe over,
de basis voor een goed georganiseerd han
delsverkeer in de Noordelijke IJszee te leg
gen en dit zoowel met behulp van schepen
als van vliegtuigen. De kortste weg van Le
ningrad naar Wladiwostock is slechts 8000
zeemijlen lang, de tot nog toe gebruikelijke,
die over de Zwarte Zee en den Indischen
en Stillen Oceaan leidde, daarentegen 12.700
zeemijlen. Het voordeel van den eersten weg
lag hier dus voor de hand. In het vorige
jaar gelukte het nu, in den tijd tusschen
Mei en September, niet minder dan 160 sche
pen een regelmatig verkeer op de Noordelij
ke IJszee te laten onderhouden. Veertien
schepen hebben de geheele route zelfs twee
maal afgelegd. Nog grooter was echter de
prestatie van de verkeersvliegtuigen, die in
het noordelijkste deel van Siberië een af
stand van meer dan 2 millioen K.M. in den
tijd van 13.000 vlieguren aflegden.
De Noord-Siberiërs reizen
vliegtuig.
per
Interessant is, dat niet slechts levensmid
delen door de vliegtuigen worden vervoerd,
maar ook passagiers, n.1. de bewoners van
Noord-Siberië, leden van die nog bijna on
bekende stammen, wier nederzettingen dik
wijls honderden kilometers van elkaar ver
wijderd liggen. Deze menschen uit de gebie
den van Tsjoektsjen, Oestjansk, Dolgan-Sa-
mojeden, allen boven den 70sten breedte
graad wonend, zijn met het vliegtuig even
vertrouwd als met hun rendierslede.
Daarentegen hebben zij nog nimmer
een trein of een automobiel gezien
en in Moskou heeft men hartelijk
gelachen om de geschiedenis van 'n
herder uit de steppen van Toen-
goenska, die op de vraag van een
piloot, hoe hij zich nu eigenlijk een
auto voorstelde, antwoordde: „Naar
Moet de bron der inkomstenbe
lastingen worden aangeboord?
Bij deze financiering richt de aandacht
zich hoofdzakelijk op de inkomstenbelasting
en op een soort extra belasting op inkomens
die meer dan 2000 pond per jaar bedragen.
Er zijn natuurlijk in Engeland lied-en, die
een zoo gunstige ontwikkeling der inkom
stenbelasting voorspellen, dat iedere belas
tingverhooging overbodig zou worden. Maar
mr. Chamberlain heeft reden, om een der
gelijk optimisme niet te deelen. Het is dan
ook waarschijnlijk, dat hij de inkomstenbe
lasting zal verhoogen en zulks te meer daal
de indirecte belastingen, in het bijzonder op
bier en tahak, onmogelijk nog hooger opge
schroefd kunnen worden.
En zelfs al was dat mogelijk, en zou het
Engelsche volk bovendien nog veel meer
sigaretten rooken, nog veel meer bier drin
ken en nog veel meer benzine verstoken, dan
ware uit de hoogere opbrengst der indi
recte belastingen een bedrag van 120 mil
lioen pond hij lange na niet te dekken. Daar
voor moet men een rijkeren bron aanboren:
de, inkomstenbelasting.
Wat nu een extra belasting op de hooge
inkomens betreft: dit zou een maatregel
zijn. die volkomen in strijd is met den zin
en den geest van het Britsche conservatisme
en derhalve de positie van de regeering ern
stig zou kunnen ondermijnen, zulks te meer
daar de belasting op dergelijke inkomens
in normale omstandigheden reeds zeer hoog
is.
Met eenig recht wijzen de groote
belastingbetalers er op, dat er ten
slotte ook menschen moeten zijn,
die op de leening van 80 millioen
pond kunnen inschrijven!)
Anderzijds meenen de minder welgestelde
lieden, dat bij de toch reeds sterke stijging
der prijzen van levensmiddelen de last ge
lijkmatiger verdeeld zou zijn, wanneer de
directe belasting op groote inkomens ver
hoogd wordt.
russchen deze heide meeningen het red
dende compromis te vinden dat is de
lang niet gemakkelijke taak van den Brit
schen minister van financiën. In Groot-Brit-
tannie zelf evenals in het buitenland kan
ïïfn 'n ,'^er Seval de rede van mr.
Chamberlain voor het- Lagerhuis op 20 April
met groote belangstelling tegemoetzi-en, 1
wat ik er van gehoord heb, is het
een heel ouderwetsch vliegtuig zon
der vleugels, dat zich slechts op de
aarde bewegen kan. Niemand van
ons zou zoo'n ding willen gebrui
ken."
Een levendig havenverkeer.
Hand in hand met de ontsluiting van het
land door de modernste transport- en ver
keersmiddelen, gaat de uitbreiding van de
havens aan de groote Siberische rivieren,
vooral aan hun uitmondingen. Tot voor
kort waren deze havens aan de Lena, de
Indigirka, de Jenessej en de Ob nauwelijks
meer dan kleine visschersnederzettingen,
zonder eenige beteekenis. Plotseling zijn zij
echter tot werkelijke havenplaatsen gewor
den met dokken, arsenalen, hotels en vlieg
velden. En natuurlijk kwam ook de handel,
vooral de pelshandel tot ongekenden bloei.
De verkoop van Noord-Siberische pelzen
bracht in het jaar 1936 een bedrag van
twaalf millioen roebel op en verschillende
pelsjagers, die natuurlijk van het vliegtuig
gebruik maakten, om zich naar en van hun
jachtgebied te laten brengen, werden rijke
lieden. Een beroemd pelsjager van Nova
Zembla verdiende in het vorige jaar 25.000
roebel en een ander, wiens jachtgebied op
de Noord-Siberische eilanden ligt., ontving
voor zijn pelzen, die in een vliegtuig naar
Moskou gebracht werden, zelfs 42.000 roebel.
Kostbare mineralen.
Inderdaad, Siberië wordt ontsloten. Men
heeft in het jaar 1936 zoowel op het schier
eiland Kola, alsook op de hoogvlakte tus
schen de Jenissej en de Lena en in het
Tsjoektsjengebied enorme hoeveelheden mi
neralen ontdekt en niet slechts steenkool,
maar ook koper, lood, zink en tin. Proefbo
ringen in het Tamyrbekken in de nabijheidl
van de uitmonding van de Sjatanga-rivier
hebben uitgewezen, dat zich daar groote
petroleumvelden bevinden. Tot de ontslui
ting van dit gebied zullen in het loopende
jaar niet minder dan 40 millioen roebel
worden uitgegeven.
Men wil dit jaar moeite nog kosten spa
ren om de reeds zeer gunstige cijfers van
het vorige jaar verre te overtreffen. Schepen
zullen op de Noordelijke IJszee 350.000 ton
goederen transporteeren en de vliegtuigen
nemen nog eens 240.000 ton voor hun reke
ning. Er zal een aantal nieuwe havens wor
den aangelegd, terwijl er tevens twaalf
nieuwe radio-stations zullen verrijzen. De
bewoners van Noord-Siberië kennen name
lijk sinds eenigen tijd de radio en zij hou
den b.v. de telefoon voor een even ouder
wetsch iets als de auto.
Wanneer men het tegenwoordige tempo
zal kunnen blijven volgen, dan zal Noord-
Siberië in den tijd van tien jaren een in
dustriegebied van de grootste beteekenis
zijn. Want er bestaat geen twijfel aan het
feit, dat de rijkdommen van het land enorm
zijn.
Het aantal buitenlandsohe werk.
nemers in Duitschland.
In Duitschland zijn op het oogenblik on
geveer 275.000 buitenlanders werkzaam tegen
één millioen vóór den oorlog. Een derde
van hen zijn vrouwen, die niet alleen in
den landbouw en in de textiel-industrie,
maar vooral als dienstbode werkzaam zijn.
In Nederland meent men wel is waar, dat
Duitschland het land der dienstmeisjes bij
uitnemendheid is, maar in werkelijkheid
heeft Duitschland, om het eens zakelijk,
maar oneerbiedig uit te drukken, een
dienstboden-importsurplus. Deze -dienstbo
den koonen, evenals de arbeidskrachten in
den landbouw, hoofdazkelijk uit Polen.
De mannen die naar Duitschland zijn ge
komen, om daar te werken, zijn meest in
de metaal-industrie, in de textiel-indu-
strie en in de mijnen werkzaam. De meeste
buitenlandsche werknemers wonen vooral
in het Rijnland, in Saksen, in Brandenburg
en in Beieren.
De meeste Nederlandsche werknemers
worden in het Ruhngebied aangetroffen en
zijn in de metaal-nijverheid werkzaam.