Stadsnieuws
Bedrijvigheid
op de Marinewerf
Hr. Ms. 012 en 014
reisklaar
Wederom brand
in den Ouden Helder
Waar gaan we heen
Dinsdag 13 April 1937
Hedenavond taptoe
Jong Holland snakt naar werk
Hclderschc Zweefvliegclub
Zweef-vlieg-sport
Tweede Blad
Licht op voor alle voertuigen
Ongeluk
op het Stationsplein
Haven van Nieuwediep
Tegen verstopping
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor B et, en 25/ zwaarder dan de "meeste andere.
Hedenavond zal. bij gunstig weer, voor de
laatste maal in dit seizoen, taptoe gehouden
worden.
De collecte, gehouden in de week van 30
Maart tot en met 6 April 1937, bij het Protes-
tantsch Christelijk volksdeel van Den Helder
en Koegras, heeft opgebracht netto 523.57%,
voor „Jong Holland snakt naar werk", uit
gaande van het Christelijk Nationaal Vakver
bond. Het vorig jaar bedroeg de collectie voor
dit doel 552.34.
Allen wordt hartelijk dank gebracht.
Donderdag 15 April 1937 houdt de heer Ir.
L. A. de Lange een lezing over het onder
werp: „Groei en beteekenis van de zweef -
sport".
De lezing zal gehouden worden in gebouw
Musis Sacrum, Koningstraat. Men zie de
advertentie in dit nr.
(Aan de Held. zweef-vlieg-club)
Zwevend vliegen, vliegend zweven!
In een vrije, snelle vlucht;
Van de aarde opgeheven
Als een vogel in de lucht.
Aan de zwaarte-kracht ontworsteld,
Dwaalt ge door de atjnosfeer;
En komt na Uw „arends-reisje"
Op onz'oude aarde v. eêr.
Vliegend zweven, zwevend vliegen!
Ideaal! reeds eeuwen oud;
Dat de menschelijke geesten
Reeds geslachten hezig houdt.
Zag men de vogels vliegen,
Vrij van eiken aardschen dwang,
Keek men smachtend naar hun wiek-slag!
Hoorde men hun jubel-zang.
Zwevend vliegen, vliegend zweven!
't Sprookje is geen sprookje meer!
Droom is werk'lijkheid geworden!
Brengt den mensch naar „hooger sfeer"!
Ziet ze zweven! ziet ze vliegen,
't Blauwe lucht-ruim in het rond;
Het genie verbrak de kluister,
Die den mensch aan d' aarde bond.
Zwevend vliegen, vliegend zweven!
Heel de jeugd zweeft in de lucht!
Dan begin je pas te leven:
Bij een snelle zweef-vlieg-vlucht.
Hollands jonkheid schaft zich vleugels!
Laat ons zien, wat of ze kan!
Nieuwe tijden! Nieuwe eischen!
Wie niet zweef-vliegt is geen man!
Philip B. Polak.
Te kort aan scheepmakers? Uit
breiding van personeel niet uitge
sloten.
Donderdagmiddag, vorige week ging Hr.
Ms. „Hertog Hendrik" de Marinewerf op en
reeds Vrijdagmorgen werd het bejaarde
pantserdekschip in het zg. Nieuwe Dok ge
bracht, teneinde aldaar zoo snel mogelijk
weder klaar gemaakt te worden voor zijn
volgende trip, eveneens naar de Spaansche
wateren.
Er wordt thans met man en macht gewerkt
om de „Hertog Hendrik" in zoo kort moge
lijken tijd weer geheel reisklaar te maken en
wel door een aantal scheepmakers.
Het is evenwel niet alleen de „Hertog
Hendrik" waar aan gewerkt wordt: ook Hr.
Ms. O 12 en O 14 worden duchtig onder han
den genomen, Hr. Ms. „Java" is komende, en
bij geruchte vernemen wij, dat nog meerdere
belangrijke orders voor de werf hangende
zijn.
In dit verband schijnt er op het oogen-
blik gevreesd te worden voor een tekort
aan arbeidskrachten, met name een tekort
van all round scheepmakers en worden
pogingen in het werk gesteld deze lacune
zoo spoedig mogelijk op te heffen.
Gezien het feit, dat genoemde arbeids
krachten wel niet in Den Helder gevon
den zullen worden, zullen deze waar
schijnlijk van buiten gerequireerd worden.
Hr. Ms. „Hertog Hendrik"
derniseerd.
gemo-
Wat de werkzaamheden bij Hr. Ms. „Her
tog Hendrik" betreft, het dek wordt verste
vigd, onder het dek komen nieuwe langsschot-
jes en dwarsschotten, de masten worden
schoongemaakt, terwijl voorts hel geheele
schip een kwast verf krijgt.
Vervolgens is gebleken, dat bij het aan den
grond loopen de kimkielen ontwricht werden,
zoodat ook hieraan, evenals aan de schroeven,
de noodige reparaties verricht worden.
Een belangrijke verandering wordt aan
gebracht in het geschut. Een tweetal
kanonnen zijn van het tentdek verwijderd,
en hiervoor in de plaats zullen eenige
moderne mitrailleurs in de plaats komen.
Noodzakelijk bleek het hierbij, dat alle
officiershutten onder het tentdek weg-
gesloopt moesten worden.
Een nieuwe kraan.
Ook bij het Nieuwe Dok zelf wordt ge
werkt en wel aan het opstellen van een
nieuwe groote kraan, welke noodzakelijk
bleek bij het hijschen van zware stukken.
Al met al een activiteit, waarover wij ons
slechts kunnen verheugen.
VLIEGVELD TEXEL.
Vrijdag, omstreeks 12 uur, landde het eerste vliegtuig van de K.L.M.,
de Fokker VII A.P.H.A.E.B., voor een vliegveldbeproeving, die, zooals men
in onze krant gelezen heeft, schitterend geslaagd is.
HENPRIK.
Morgen vertrekken zjj naar de West.
Twee grijs-groene onderzeeërs liggen in het
kabbelende water van de Nieuwediepsche
haven te blikkeren.
Hr. Ms. „O 12" en „O 14".
Morgen gaan ze weg, morgen boren ze hun
spitse neuzen in het Marsdiepwater, en daarna
in dat van den Atlantischen Oceaan, om na 3
weken van eenzaamheid op de groote lap,
West-Indië te bereiken.
West-Indië.
Vóór 5 jaar was het nog een sensatie.
Vóór 5 jaar beteekende een dergelijke trip
iets ongehoords. West-Indië: dat wil zeggen
dwars over den oneindigen Oceaan, duizenden
mijlen verwijderd van land, alleen met het
water en den wind.
Vóór 5 jaar was het een prestatie, die
niet alleen in den lande indruk maakte,
maar internationaal de belangstelling
trok.
En de Hollandsche onderzeeërs voeren
gelukkig. Geen enkele maal stelde noch
het materiaal, noch de equipage teleur
en zoo kon het gebeuren, dat Nederland
op het gebied van duikbootwezen als
nummero één genoemd wordt.
Ze liggen vaarklaar, de Hr. Ms. „O 12" en
„O 14". Dagenlang is er door werkmenschen
van de werf en door personeel van de Marine
gepeesd: alles werd nagezien. Geen enkel
onderdeel, hoe futiel ook, ontging aan de aan
dacht der technici. Alles moest kloppen, er
mocht geen honderdste procent kans bestaan
dat er daar straks op den grooten lap iets
onklaar mocht raken.
Nu liggen ze daar: met hun groene verf te
blinken en te glanzen in de voorjaarszon. Op
den bak waait de driekleur. Rustig liggen
ze tegen de vlotten te persen.
Morgen is het uit met de rust: dan gaan
de duizend duivels daar beneden in den heksen
ketel van stangen, assen en wielen hun acti
viteit ontplooien. Dan zingen de Diesels weer
hun lied, 3 weken lang, zonder één enkelen
keer te onderbreken. Dan zijn Hr. Ms. „O 12"
en „O 14" weer in hun element, het onrustige,
ziedende water van den Oceaan, met boven
hen de jagende luchten en onder hen het on
bestemde der ontzaglijke diepten.
Zij zullen de West bereiken. Wij twijfelen
er niet aan. Het is geen vuurproef meer. Het
is geen kansspel, geen „erop of eronder".
Heet is iets anders: het is de triomf van
den Vaderlandschen scheepsbouw, en tevens
de triomf van toegewijd personeel, dat in
deze jaren in sterke mate is gaan be
seffen, dat de Marineman, in ieder geval
de 18-karaat marineman, méér is dan
een loontrekkende dienaar, méér is dan
alleen maar „arbeider". Dat hij is: een
schakel in de keten van de Nederlandsche
veiligheid ter land en ter zee, iemand die
een roeping te vervullen heeft, wil hij
voor 100 marineman zijn, en door deze
roeping steeds weer zijn eigenbelang zal
moeten wegcijferen.
Er is een andere geest bij de Marine ge
komen en... een andere geest bij de velen, die
eens gemeend hebben dat Marine slechts een,
zij het dan noodzakelijk, kwaad was.
Morgen vertrekken 2 onderzeebooten.
De Diesels zullen zingen en het Oceaan
water zal schuimend over de groene ruggen
slaan.
Des nachts, als vreemde mysterieuze
wezens, die van horizon tot horizon schuiven,
overdag blikkerend in de tropenzon, als
dartele visschen die het licht naar de opper
vlakte bracht.
Meer dan 30 Heldersche marinemenschen
gaan er weer op uit.
Zooals zij er er vele keeren op uitgegaan
zijn, zonder drukte, zonder ophef.
Daar beneden, in het hart, bij de duizend
raderen, zal het weer klinken: ...klahr voor
onder water...
Tanken vullen, duiken, 10... 20... 30...
meter.
Op komen roer... helling nul...
Duiken... varen... duiken...
Van Holland naar de West.
We zijn trotsch op onze Marine.
Ditmaal in het pakhuis van den
heer H. J. de Bunje, Middenstraat 63.
Wederom heeft de roode haan in den Ouden
Helder gekraaid.
Toen de heer H. J. de Bunje, die een drogis
terij heeft in het pand Middenstraat 63, zich
omstreeks 11 uur naar bed wilde begeven,
ging hij op voorstel van zijn vrouw, die iets
ongewoons meende te hooren, even achter
kijken, waar zich zijn pakhuis bevindt. Tot zijn
ontsteltenis zag de heer De Bunje spoedig, dat
zijn pakhuis in brand stond. Hij vloog zijn
woning binnen, wekte zijn kinderen en zoo ver
liet de familie De Bunje in zeer korten tijd
haar woning. Een en ander ging natuurlijk niet
geruischloos in zijn werk, zoodat omwonenden
weldra op het gebeurde opmerkzaam gemaakt
werden. Het Hoofdbureau van Politie werd op
gebeld en de brandweer was spoedig ter plaat
se. Het vuur bleek zich nog altijd beperkt te
hebben tot het pakhuis, dat in de Kromme
Steeg is gelegen. De brandweer tastte het
vuur aan met de groote spuit en mocht er in
slagen het vuur vrij spoedig te blusschen. Ech
ter de benedenverdieping van het pakhuis was
voor een groot deel uitgebrand. Hier stonden
eenige flesschen ammoniak en andere zeer
brandbare goederen opgeslagen. De ammoniak-
flesschen waren alle gesprongen en de vloei
stof verspreidde de bekende benauwende reuk,
welke het den mannen, die trachtten uit het
pakhuis te redden wat er te redden was, on
mogelijk maakte om lang in het pakhuis te ver
toeven. Herhaaldelijk kon men zien hoe man
nen, die het zeer benauwd kregen, naar de
Middenstraat vluchtten. Tegenover het bran
dende pakhuis bevindt zich een stal, waarin
een drietal boeren hun vee onderbrengt. Op het
moment van den brand bevonden zich 14 bees
ten, koeien en paarden, in dezen stal. De die
ren waren zeer onrustig geworden door de
vlammen, welke zij door een paar kleine raam
pjes zagen. De dieren gaven door aanhoudend
geloei uiting aan hun onrust. Men heeft zich
tenslotte toegang tot het pakhuis verschaft en
met vereende krachten hebben de eigenaar van
den stal en eenige mannen de dieren uit den
stal kunnen drijven en elders onder dak kun
nen brengen.
Begrijpelijkerwijze was het weer een heele
consternatie in dit zeer dicht bevolkte deel van
Natuurhistorisch Museum. Elke week:
eiken Woensdagmiddag van 36 uur, eiken
Zaterdagavond van 710 uur, den eersten
Woensdag van elke maand van 810 uur,
den eersten Zondag van elke maand van
3—5 u.
Dinsdag IS April.
Casino, 8 u. {voorzaal). Propaganda-fllm-
avond Instituut Arb. Ontwikkeling.
Woensdag H April.
Café Centraal, 8.15 u. Openbare Prop. ver
gadering Bellamy.
Donderdag 15 April.
Musis Sacrum, 8 u. Wetenschappelijke
lezing met lichtbeelden. Onderwerp: „Doel en
beteekenis van het zweefvliegen".
Casino, 8 u. Operette-uitvoering „Harmo
nie", voor leden, donateurs en genoodigden.
Vrijdag 16 April.
Chr. Militair Tehuis, Kanaalweg, 8 u. Open
bare vergadering met debat. A. R. Kiesver.
Spr. Mr. G. A. Diepenhorst.
Dinsdag 13 April19.25 uur
onze gemeente. In dichte drommen aanschouw
den de menschen het nachtelijk tooneeltje,
doch men werd door de politie op veiligen
afstand gehouden. Men mag van geluk spre
ken, dat het vuur niet geheel tot de bovenver
dieping van het pakhuis heeft kunnen door
dringen, want de heer De Bunje had daar een
groote partij rieten matten opgeslagen en als
deze door het vuur aangetast was geworden,
was het pand zeker niet behouden gebleven.
Thans beperkt de schade zich tot handelswaar.
De heer De Bunje is echter verzekerd, maar,
zoo verzuchtte hij vanmorgen vroeg: schade
heb ik er toch in ieder geval van...
De oorzaak van den brand moet waarschijn
lijk gezocht worden in kortsluiting.
Vermelden we nog, dat de burgemeester zich
op het terrein van den brand bevond.
Man valt bij het stoeien van het
Vischtrapje en breekt een been.
Gisterenmiddag waren een tweetal perso
nen, de heer C. Dijkland uit de Janzenstraat
en een employé van de Nederlandsche Spoor
wegen, aan het stoeien op het zg. Vischtrapje
op het Stationsplein, toen laatstgenoemde,
den heer Dijkland plotseling bij zijn been
pakte, dit omdraaide, waardoor deze kwam
te vallen.
Hoewel de hoogte niet zoo bijzonder groot
is, kwam D. zoo ongelukkig terecht, dat hij
een gecompliceerde beenbreuk opliep.
In allerijl trachtte personeel van de Spoor
wegen een draagbaar in gereedheid te bren
gen, doch daar het apparaat geheel verpakt
bleek te zijn, nam dit geruimen tijd in beslag.
Inmiddels verscheen dokter Vroom, die het
been spalkte, waarna het slachtoffer met een
auto naar het Marine Hospitaal getranspor
teerd werd.
12 April 1937.
Aangekomen van Harlingen en vertrokken
naar Londen 't Ned. motorschip „Bebo".
zijn Leo-Pillen een zacht en zeker werkend
laxeermiddel uit zuiver plantaardige bestand-
deelen. Ook bij regelmatig gebruik volkomen
onschadelijk. In doosjes vanaf 20 cent.
Feuilleton
door
Annie de Hoog—Nooy
28)
„Meid, trek je er niks van aan," had Lottie
haar aangeraden. „Ze snappen niet, dat het
geen ze zeggen, voor iemand die er buiten
staat, heel anders klinkt. Ze hebben zoo hun
eigen manier. Het is heusch niet altijd hun
bedoeling om gemeen te zijn. Ik hoor het
biet eens meer."
„Omdat jij zelf meedoet..." had Diny haar
Verwijtend toegevoegd.
„Wat wou je d£n? Nee, ik zal me uit laten
lachen, zooals jij. Bovendien zou ik nog wel
wat anders te hooren krijgen. Van jou weten
Ze per saldo niks..."
Sindsdien had Diny zich zoo weinig moge
lijk met hen bemoeid. Met Lottie ging ze wel
om, dat kon niet anders. Die zocht haar
steeds op en ze wou haar niet voor het hoofd
stooten, omdat ze het aan haar toch te dan
ken had, dat ze er op het oogenblik goed kon
komen. Alleen dat ze Marry altijd mee uit
wou hebben, dat beviel haar niet. Ze wist
Wel, dat Lottie het goed bedoelde en het
alleen deed om haar eens een verzetje te ge-
Ven. Doch over de manier waaróp, liepen hun
opvattingen nogal uiteen. Ze vond het heele-
maal niet prettig, dat Lotte het kind af en
toe mee naar de bioscoop nam. Laatst had
ze haar ook eens even mee naar het theater
genomen en toen tegen haar gezegd:
„Hier werken we nou, je Mammie en ik.
Ze had dat Lottie erg kwalijk genomen.
Waarom moest het kind dat weten?.
Zoo over alles nadenkend naderde ze het
pleintje. Als alles nu maar goed was als ze
thuiskwam. Het had haar den geheelen avond
gehinderd, dat ze Marry niet meer gezien had,
voor ze wegging. Ze moest maar meteen in
stellen, dat het kind niet meer zoolang op
straat bleef. Als zij wegging, moest het
thuis zijn. Ze had er toch zoo'n hekel aan,
dat het zooveel met die buurtkinderen om
ging! De eene was nog brutaler dan de ander,
behalve dan die Doortje, dat was wel een
lief kind, en altijd erg bezorgd voor Marry.
Ze versnelde haar pas. Het begon weer te
regenen. Als ze een beetje flink doorstapte
kon ze nog net droog thuiskomen, nog maar
een paar huizen, dan was ze er.
Ze ergerde zich bij de ontdekking dat de
straatdeur weer openstond. Waarom zorgde
Marry er toch niét voor, dat die altijd goed
gesloten werd? Ze wist toch hoe'n hekel ze
aan een open deur had. Overdag vond ze het
al erg... En gevaarlijk was het ook, vooral
's avond als het kind alleen thuis was. En
Marry was toch al zoo bang.
Op haar teenen liep ze de trap op, bang
dat ze haar anders wakker zou maken. Ze
sliep tegenwoordig toch al zoo licht. Bij het
minste gerucht zat ze rechtop in haar bedje..
Ook gebeurde het nu vaker, dat ze wakker
lag als zij thuiskwam en dan waren haar
handjes en voetjes steenkoud.
Het kind kon niet tegen alleen-zijn. Ze
zou ook wel gauw zorgen dat daar ver
andering in kwam.
Boven gekomen begreep ze er niets van,
dat de kamerdeur niet direct openging, niet
verder dan een kier. Het leek wel of ze aan
den binnenkant dichtgehouden werd. Eerst
toen ze, door de smalle opening, de rand van
een stoel gewaar werd, begreep ze onmiddel
lijk de heele situatie. Arme kleine pop, wat
moest ze weer bang geweest zijn... Met een
ruk stootte ze de deur verder open, zette
toen zoo zacht mogelijk de stoel op haar
plaats. Marry's angstuiting maakte haar
schuldbewust. Ze wist toch dat het kind bang
was, waarom nam ze dan geen maatregelen?
Een enkel knipje op de deur zou het kind
al een gevoel van veiligheid geven. Waarom
moest ze daar nu eerst aan denken, nu Marry
haar op het idee bracht? Grensde dat niet
aan veronachtzaming? Ze moest het morgen
direct laten doen. Ze keek naar het kind, dat
in den slaap lag te woelen. Ze haastte zich
het licht te temperen, zag toen de leege
broodtrommel.
XVII.
De volgende dag was een stralende voor
Marry. Er stond voor den vrijen Woensdag
middag een pretje op het programma. Tante
Lottie had beloofd hen beiden te komen halen
om in de stad boodschappen te gaan doen.
Nu, ze wist wat dat beteekende als tante
Lottie er bij was. Die zocht altijd de een of
andere lunchroom op waar ze fijn konden
smullen. Tante Lottie was veel royaler dan
Mammie, want die liet haar soms wel twee,
drie taartjes eten en dan mocht ze zelf uit
zoeken, dat was eigenlijk nog het heerlijkste
van alles. En dan kreeg ze soms nog een kop
chocolade of een glas van die roode priklimo-
nade ook.
Ze hield wel van tante Lottie. Die was zoo
vroolijk en wist altijd iets te vertellen waar
je om lachen moest. Ze was heel anders dam
Mammie, die keek altijd zoo ernstig en soms
was het net of ze van binnen huilde, zonder
dat je er van buiten iets van merkte. Mis
schien had ze er ook wel een beetje verdriet
van en als dat zoo was, dan wist zook wel
waarom. Dan was het om haar Vader... Want
toen ze op een keer, dat Mammie weer zoo
droevig keek, eens naar hem vroeg, was ze
ineens beginnen te snikken. Na dier, tijd had
ze er natuurlijk nooit meer over durven pra
ten, ze was veel te bang dat haar Mammie
dan wéér zou gaan huilen... Het was maar
goed. dat ze daar niet aan dacht, want na
hetgeen juffrouw Vromans den vorigen avond
allemaal gevraagd had, was ze er haast weer
over begonnen. Als ze nóg aan gisteravond
dacht... Wat had ze een angst uitgestaan.
Wat raar was het toch, dat je je dat den vol
genden morgen, als alles licht was, niet zoo
goed meer voor kon stellen. Ze had steeds
lawaai gehoord, dat was waar maar over
dag hoorde je toch nog veel meer lawaai en
dan was je niet bang. Gek was dat. Het was
natuurlijk het open en dichtslaan van de
benedendeur geweest, want Mammie zei van
morgen, dat die openstond toen ze thuis
kwam. Daar had zij de schuld voor gekregen
en de juffrouw van beneden had het gedaan.
Het was niet prettig als je een standje kreeg
voor iets wat een ander gedaan had. Daar
wist Doortje ook van mee te praten, want
die kreeg meestal de klappen, die haar
broertje verdiende. Ze zou best willen vragen
of Doortje mee mocht vanmiddag. Die ging
nooit uit en ze zou toch evengoed wel van
taartjes houden. Als tante het goed vond be
hoefde ze er tóch niet méér geld voor uit te
geven, want dan zou zrj, al wat ze kreeg,
eerlijk met haar vriendinnetje deelen. Maar
misschien vond Mammie dat Doortje er niet
netjes genoeg uitzag... Dat zei ze laatst ten
minste, toen ze ook eens gevraagd had of ze
mee mocht. En toen ging ze nog wel alleen
met Mammie en die was toch zelf ook
maar heel gewoon gekleed. Nu met tante
Lotti, zou het dan heelemaal wel moeilijk
gaan. Die had zulke prachtige kleeren, bont
f5?.?, en f,uweel"- °ie moest wel verschrik
kelijk rijk zijn.
„Ik kan koopen wat ik wil..." zei ze laatst.
Nu ,dat was heel wat anders dan met
Mammie, die kon dat lang niet.
't Kost me maar een handomdraaien..."
nad ze er aan toegevoegd.
Wat dat beteekende wist ze niet. Tante
ottie zou het dan heelemaal wel moeilijk
en dat was wel jammer, want meestal waren
het nogal leuke dingen naar het scheen, want
ze lachte er altijd erg bij.
Soms zei Mammie dan, een beetje uit haar
,'Lottie- denk toch om Marry."
v cfc, dat kind snapt toch niks", antwoord
de tante dan en daar had ze, jammer genoeg,
gelijk in.
Dat was echt vervelend van groote men
schen, dat ze nooit wilden zeggen waarom ze
huilden of lachten. Ze maakten je altijd maar
wat wijs. Mammie vooral. En wat kon ze
soms ineens kwaad worden op tante Lottie,
als die een leuk liedje zong of eens erg
zwaaide met d'r beenen of zoo... Wat gaf dat
nou? Dat laatste moesten zij op school, bij
de gymnastiek, ook doen en dan kreeg je zelfs
een standje als je het niet hoog genoeg kon.
En als tante het eens in een vroolijke bui
deed, ging Mammie er over te keer. En het
was juist zoo leuk met die lange zijden bee
nen. Soms leek het net of ze heelemaal geen
kousen aan had.
Tante vond haar Mammie erg ouderwetsch.
„Je bent veel te stijf," zei ze laatst. „Op
zoo'n manier kom je er nooit...'-
Ze had daar ook weer niets van begrepen,
want wóAr kwam Mammie dan nooit?
Meestal werd ze op straat gestuurd als er
wat gepraat werd, maar aL het regende ging
dat niet. Laatst meende ze er iets op gevon
den te hebben om tóch te kunnen luisteren
als tante Lottie fluisterend iets vertelde
Want dit wist ze allang, dat alles wat zoo
zachtjes verteld werd, juist de moeite waard
was. Zoo was het op dien keer ook. Toen had
ze haar leesboekje genomen en was er stil
mee in een hoekje gaan zitten. Ze had heel
goed gemerkt, dat Mammie steeds haar kant
uitkeek Die was lang zoo goedgeloovig niet
als tante, die steeds maar zei:
ziet toch' dat dat kind verdiept is
in dr boek, die hoort niks..."
Een beetje wijzer was ze door dat luisteren
toch geworden. Ze wist nu tenminste zéker
zsehHoo°vf Vader had' want ze had Mammie
zachtjes hooren zeggen dat ze meende hem
gezien te hebben. Ze had nu niet gehuild toen
ze het over hem had. Maar hoe kon ze hem
nu gezien hebben Ze had toch laatst zelf
verteld dat Pappie naar een heel ver land
was,ian<1
iWordt vervolgd).