De motten
zijn in aantocht!
Lettergreep
raadsel
'T HOEKJE
OUDERS
Kamertemperatuur in het
voorjaar
Locheer- cn dienstbodekamers
vaak stiefmoederlijk bedeeld
Oorsuizen cn nerveusiteit
Tob nooit hoekje
Mensentype
VOOR DE
1
Voorzorgen worden genomen
Luchten kloppen en borstelen!
door Mevr. G. C. MeyerSchwenke.
Op een goeden dag hoort men In het voor
jaar plotseling een der huisgenooten roepen:
„Een mot!" Men zou geen echte huisvrouw
zijn, indien men niet aanstaonds opsprong om
het kleine, vlugge vlindertje, dat zich van
geen kwaad bewust, vroolijk door de kamer
zweeft, te vangen. Inderdaad, het valt niet
te loochenen, dat deze zich snel voortbewe
gende insecten er doodonschuldig uitzien,
niettegenstaande ze tot de ergste vijanden der
huisvrouw behooren. Wanneer deze slechts
één enkele mot ziet vliegen, stelt zij zich
reeds een ware catastrophe voor in haar
kleerkast. Noodig is echter om vroge in het
voorjaar de noodige voorzorgsmaatregelen te
nemen, want reeds in Mei bemerkt men de
schade, welke de diertjes aan kunnen richten.
Mottenplagen komen het minst voor in
huizen, waar de grootste zindelijkheid en
voorzorgen worden betracht en de enkelen,
die rondvliegen kan men gemakkelijk verdel
gen. Zij leggen bij voorkeur haar eitjes op
wollen stoffen, die niet volkomen gereinigd
zijn vóórdat zij voor korteren of langeren tijd
opgeborgen werden, vooral plekken, waar zich
s' verzameld heeft of vetvlekken zijn, kie
zen zij bij voorkeur om hare eitjes te leggen,
waaruit zich na verloop van tiju kleine
wurmpes ontwikkelen, die zich, in een waas
van haast onzichtbare draden hullen, zich in-
poppen. De wurmpjes zijn de boosdoeners, die
de fijne wollen weefsels stukvreten en niet,
zooals veelal gemeend wordt de kleine vlie
gende motjes.
Winterkleeren kunnen dan ook niet genoeg
geklopt, geborsteld en gelucht worden, 'vóór
het opbergen gedurende de zomermaanden en
meermalen tusschentijds. Mottenpoeder, kam
fer en naftaline dooden de wurmpjes niet,
veel beter is b.v. Paradiclorbenzol. Het ver
stuiven met een spuit van een vele in den
handel zijnde preparaten, waaronder zeer be
kende (bij drogisten verkrijgbaar), is even
eens uitstekend. Kasten worden leeggehaald
en de naden met den stofzuiger en slang
goed schoongemaakt, daarna in alle kieren
flink spuiten en de kast een kwartier sluiten,
waarna de kleeren, die gelucht, geklopt en
geborsteld zijn, eveneens worden bespoten op
yz el afstand. Noodig is zakken van jassen
om te keeren en evenals de naden uit te bor
stelen. Het uitzwavelen van kleerkasten en
koffers is eveneens uitstekend om het mot-
tengebroed te dooden. Men legt eenige zwa-
veldraden in een ijzeren pannetje, steekt ze
aan en sluit de kast, na een uur wordt deze
weer geopend en de zwavel, die uitgebrand
is, verwijderd, daarna hangt men de kleeren
weeri n de kast. Ten overvloede wellicht doet
men kamferballetjes in de zakken van jassen:
Voor bontmantels en andere winterkleeren
heeft men geprepareerde mottenzakken,
Ter afwisseling geven wij deze week weer
eens een lettergreepraadsel.
Van de onderstaande lettergrepen moeten
16 woorden worden gevormd, waarvan de
eerste letters, van boven naar beneden
gelezen, een zin vormen, welke betrekking
heeft op de Heldersche Courant.
aan, ad, ant, ba, bi, car, ci, ei, criet, do, e, e,
eu, fi, gan, hy, la, le, le, lep, li, li, lie, list,
man, me, men, mi, mi, na, no, nul, o, of, or,
pi, po, po, ra, re, ren, sie, taat, te, tee, ten,
ter, teit, teit, ti, tie, tie, tie, tiek, tiek, to,
u, vel, vi.
Omschrijving:
1. Bewondering; 2. Aap uit Afrika, Arabië
of indië; 3. Kunst van versieren; 4. Schrijver;
5. Nietigheid; 6. Ziekte; 7. Kunst om gezond
en gelukkig te leven; 8. Berichten; 9. Afstand
meter; 10. Bruikbaarheid; 11. Ambtenaar; 12.
Machthebber; 13. Woonplaats; 14. Bevallig
heid; 15. Huichelaar; 16. Waarzeggerij uit
kaarten.
waarvande prijs echter te hoog is om ze voorzijn, waardeeren zoo'n eigen kamertje, waar-
A i. i -i j_ ,1— Uiti eiirini n*r tipVi r I
Oplossing Kruiswoordraadsel 24 April 1937.
Horizontaal:
1. Werk; 3. Jisp; 6 Hark; 7. Credo; 10. Eos;
11. Kampeertent; 16. Sok; 17. Oats; 19. E.e.;
12. B.L.O.; 23 Tip; 24. Karma; 26. Lie; 27.
Werra; 28. Barok; 29. Firf; 30. Arkel; 32. Ski;
34. Et; 36. Hoe; 38. Ed; 39. Olpe; 40. Leda;
42. Verhinderen; 46. C.i.f.; 47. Deija; 48. Ras;
49. Maïs; 50. Lear.
Verticaal:
1. Wijk; 2. Ree; 3. Jota; 4. Sens; 5. Pot;
8. Rekbaarheid; 9. Droombeeld; 12. Mot; 13.
P.K.; 14. E.t.c.; 15. Met; 18. Roe- 20. Eiwit;
22. Wikke; 25. Aal; 26. Los; 27. Wit; 29. Fel;
31. Ko; 33. Ida; 35. IJl; 37. Ad; 39. Oefa;
41. Aera; 42. Vim; 43. H.t.s.; 44. Nijd; 45. Nar.
De prijs werd toegekend aan:
J. AMBRIOLA,
Steengracht, Den Helder.
CORRESPONDENTIE.
Horizontaal 16 kon ook zijn „Rok", evenzoo
hor. 23 „Die" en vert. 18 „Are".
Horizontaal 19 kwam bij sommige inzenders
voor als S.E. Bedoeld werd dan „Salve errore",
maar deze teem wordt alleen gebruikt als
„Salve errore Colculi" (behoudens een reken
fout).
alle kleedingstukken te gebruiken. Klein bont
wordt eerst gelucht en uitgeklopt, daarna in
versche couranten verpakt en in kasten of
kisten geborgen. Het wollen goed, dat niet
meer gedragen wordt, pakt men afzonderlijk
eerst stuk voor stuk in couranten, daarna in
hoeden of andere cartonnen doozen, die langs
de opening van de deksels met papier beij
plakt worden. Zelfs met al deze voorzorgen
is het toch nog noodig af en toe een onder
zoek in te stellen naar den inhoud en deze
weer goed verpakt weg te bergen.
Motten houden van rust en worden niet
gaarne verstoord, daarom' is het goed klee
ren, die niet regelmatig gedragen worden,
dikwijls te schudden, men ziet dan meestal
hier of daar een mot vliegen.
Overgetrokken meubelen, vilten vloerbe
legging, niet te vergeten het vilt van piano's
zijl. niet minder naar de gading van de mot-
tenmassa's en maar al te gaarne deponeeren
ze hier hun eitjes. Grondig borstelen, stofzui
gen en spuiten zijn de eenige middelen, waar
door men het gevaar zooveel mogelijk voor
komen kan, ook wat het vilt binnen in de
piano betreft, doch deze zal hiervoor gedeel
telijk uit elkander genomen moeten worden.
Heeft men heel veel motten in huis, die
werkelijk groote schade aanrichten aan vloer-
kleeden en meubels, dan is het verstandiger
deze vakkundig te laten behandelen. Verschil
lende soorten tapijten, bekleeidngen voor
stoelen en gordijnen kunner in stoqmerijen
motvrij gemaakt worden, terwijl men thans
oo': op bepaalde wijze geprepareerde brei- en
haakwol kan koopen, die motvrij is.
Zonder uitstel zal dan thans den strijd
tegen de motten moeten worden aangebonden
en zal een waakzaam oog gedurende de zo
mermaanden op al wat wol is en opgeborgen
is in kasten, kisten of doozen gewenscht zijn.
Mocht, ondanks alle voorzorgen, dan toch
een enkel stuk nog motgaatjes .vertoonen,
dan kan dit niet zoo'n catastrophe geven als
wanneer alles maar op goed geluk is wegge
hangen. De huisvrouw zal zich geen verwijten
hebben te maken over bedorven kleedingstuk
ken enz., omdat ze alles in het werk heeft
gesteld schade te voorkomen of deze tot een
minimum te beperken.
In het voorjaar met zijn wisseling van
warme en koude dagen is het van belang, dat
aandacht geschonken wordt aan de kamer
temperatuur. Er zijn huisvrouwen, die nog
voorraad van stookmateriaal hebben en de
kachels véél te lang blijven stoken, zelfs bij
zachter weer. Andere daarentegen, en welis
waar een overgroot aantal zullen uit zuinig
heidsoverwegingen of wellicht omdat de ka
mers een groote beurt gehad hebben, ophou
den met stoken, zoodra de eerste voorjaars
dagen zich doen voelen.
Als gevolg van onverwarmde kamers doen
zich allerlei verkoudheidsverschijnselen gevoe
len op kille dagen, terwijl oververwarmde ka
mers het organisme verweekelijken en het
niet in staat stellen de wisselingen van het
voorjaarweer te weerstaan, en dezelfde ver
schijnselen als bovengenoemd te voorschijn
roept.
Vooral menschen, die een zittend leven lei
den moeten zich zeer in acht nemen, waar
het betreft de temperatuur der kamer.
Precies aan te geven hoe hoog de tempera
tuur moet zijn, is niet mogelijk, aangezien
persoonlijke aanleg hier een rol speelt. In ka
mers, die aan de zonzijde gelegen zijn en dus
een deel van den dag verwarmd zijn, kan
men de kachels vroeger uit laten gaan, dan
bij die, welke de Noorden- en Oostenwind op
vangen. Trouwens men moet niet vergeten,
dat men meerdere warme dagen noodig h%rft
om de koude muren door de voorjaarszon te
doen verwarmen. Het verstandigst is dan ook
om voorloopig in ieder geval gedurende de
maand April de kachel zoo zacht mogelijk te
laten branden en als de zon schijnt de ramen
te openen.
Wanneer men een huis eens nader onder
de loupe neemt, komt men steeds weer tot
de ontdekking, dat een der kamers een echt
stiefkind is. Allerlei meubelen, dife men niet
meer om zich heen wil zien, vazen, schilde
rijen en wat al niet, verhuizen naar zoo'n
vertrek, dat dan „gepromoveerd" wordt tot
logeer- of dienstbodenkamer.
Meestal is het een kamer, die óf te klein
is voor een der huisgenooten óf te weinig zon
heeft, in één woord, die niemand in gebruik
wil nemen. In vele gelukkig niet in alle
gezinnen is zoo'n vertrek dan goed genoeg als
dienstbodenkamer. Och, waarom heeft een
dienstbode meer noodig, vraagt men zich af,
ze slaapt er toch alleen maar? Wij eischen
van deze meisjes haar volle werkkracht en
toewijding, moeten wij dan ook niet iets meer
hiertegenover stellen, dan het loon, dat haar
toekomt? Inderdaad, hoeveel meer ware toe
wijding zou er niet gegeven worden, als wij
ons meer bekommeren om het welzijn van
hen, die den ganschen langen dag onafge
broken bezig zijn.
Wanneer wij ons eenige moeite zouden wil
len geven om zoo'n kamertje gezellig in te
richten, dan is het tevens een rustpunt, waar
de avonden doorgebracht kunnen worden, al
thans wanneer geen verwarming meer noodig
is. Veel behoeft er behalve bed, waschtafel,
kastje, tafel en een paar stoelen niet aan
wezig te zijn, want de meeste meisjes hebben
nog wel kleine dingen van zichzelf, die zij
een plaatsje wenschen te geven. Behang, verf
en vloerbedekking moet echter evenals in het
overige deel van het huis niets te wenschen
overlaten.
Alle ballast, die wij niet in dé woonvertrek
ken wenschen te zien, worden ook niet op
deze kamer ondergebracht. Enkele meters
cretonne of gekleurd wasecht katoen geven
aardige gordijntjes, een tafelkleedje en wel
licht ook een sprei voor 't bed, waar ïoor het
geheel een totaal ander aanzien krijg' en de
kosten hiervan zijn werkelijk niet zoo hoog.
Jonge menschen, die in dienstbeti akking
van zij aanvoelen, dat de huisvrouw zich de
moeite getroost heeft er iets van te maken.
Beide partijen hebben elkander noodig en
daarom is het zoo gewenscht, dat de verhou
ding van huisvrouw en dienstbode getuigt van
wederzijdsche waardeering. De goede verhou
ding in de kleine gemeenschap van het gezin
moet de grondslag vormen voor de groote
volksgemeenschap en hieraan mede te wer
ken in opbouwenden zin is een deel van de
veelomvattende taak der huisvrouw.
WECKEN.
Dekens, die er eenigszins smoezelig uit
zien, bestuift men met pijpaarde en wrijft
deze er luchtig in; daarna worden ze opge
vouwen en gedurende twee dagen opgebor
gen. Na verloop /an dezen tyd buiten over
een lijn hangen en luchtig uitkloppen.
Indien men citroenpersen onmiddellijk na
hetg ebruik onder de kraan afspoeld, voor
komt men veel werk.
,,Dr. Manlief heeft me van een oude kwaal
genezen."
„Maar Dr. Manlief is een advocaat."
„Ja. Hij maakte m'n echtscheiding in orde."
Nerveuze menschen, vooral zij, die aan
geestelijke overspanning lijden, slecht slapen
enz. hebben veelal hinder van oorsuizen. Soms
wordt dit zelfs vrij hinderlijk en kan met den
tijd verergeren.
Vermoedelijk is, vooral in de groote steden
met het drukke, soms oorverdoovende lawaai,
de oorzaak van overgevoeligheid voor geluiden
te wijten. Men moet evenwel onderscheid
weten te maken tusschen dit laatste, n.1. over
gevoeligheid en oorsuizen. Op dit verschil als
begeleidend verschijnsel van bepaalde ziekte
toestanden moet men niet verzuimen medisch
advies in te roepen. Bij organische ziekten,
bij storingen der gehoorgangsfunctie, bij ver
groeiingen, bij middenoorontsteking en der
gelijke kan het suizen soms sterk afwijkende
afmetingen aannemen. Het is dan ook ernstig
aan te raden niet te wachten of het euvel
vanzelf wellicht overgaat, doch zich onder be
handeling van een oorspecialist te stellen.
Zondag. Vermicelli soep, Contre filet. Ge
stoofde sla. Aardappelen. Sinaas
appel Charlotte.
Maandag. Vleeschkoekjes. (Van soepvleesch).
Gestoofde prei. Aardappelen. Rijst
met citroensaus.
Dinsdag. Koud vleesch (Van Zondag). Raap
stelen. Aardappelen. Sla met an
dijvie.
Woensdag. Kaas custard. Spinazie. Aardap
pelen. Compote.
Donderdag. Yorkshire eieren. Gehakt. Zoete
appeltjes. Aardappelen.
Vrydag. Tomatensoep. Kropsla, eieren. Ge
mengde aardappelsla. Fruit.
Zaterdag. Runderlapjes. Postelein. Aardap
pelen. Havermout.
Sinaasappel Charlotte.
2 kopjes sinaasappelsap, 1 eetlepel citroen
sap, Vt kopje koud en kopje kokend water,
3 lepeltjes poeder gelatine, I kopje suiker, 2
dl room, enkele geconfijte kersen, biscuits of
cake.
Poeder gelatine weeken in koud water ge
durende 10 minuten en daarna in het halve
kopje kokend water oplossen en in een kom
gieten, citroen- en sinaasappelsap toevoegen
en suiker, roeren totdat dit laatste is opge
lost en de vloeistof laten staan, totdat deze
volkomen koud is. Room met een tikje zout
stijf kloppen en bij het vruchtensap voegen.
In een glazen schaal langs de zijkanten smalle
reepjes cake of lange biscutis plaatsen b.v.
Boudoir en als de pudding dik begint te
worden, deze binnen de biscuits storten en
volkomen stijf laten worden. Garneeren met
kersjes.
Gemengde Aardappelsla.
4 groote gekookte aardappelen, 2 kopjes
gehakte bieten, 2 eetlepels gehakte peterselie,
1 fijn gehakte ui, peper, zout, 2 etlepels azijn,
4 eetlepels slaolie, slablaadje.
De aardappelen worden in kleine blokjes
verdeeld en in een kom gedaan met de stuk
ken bieten en ui en vermengd met slaolie en
azijn, peper en zout en een deel van de ge
hakte peterselie.
Daarna met slavork en -lepel eenige uren
afedekt wegzetten om de verschillende
smaakjes tot hun recht te doen komen.
Op een platten schotel wordt een bedje van
sla en hierop wordt de aardappelsla gedaan,
die bestrooid wordt met de rest van de peter
selie.
Extrovert of Introvert?
Men kan de menschen op verschillende
manieren en volgens verschillende karakter
soorten verdeelen in groepen. Elke groep
vertegenwoordigt dan een bepaald type. Men
kan hen zoodanig verdeelen in veel typen of
in enkele typen, maar hoeveel verdeelingen
men ook maakt, er blijven altijd menschen
over die een combinatie zijn van twee of zelfs
meer verschillende typen.
Een belangrijk contrast bestaat echter
tusschen twee hoofdgroepen: extrovert en
introvert.
De extroverte mensch heeft zijn belangstel
ling naar buiten gericht. Hij houdt van gezel
ligheid, heeft gewoonlijk veel kennissen, is
openhartig en spraakzaam. Hij is niet graag
veel alleen, put ook in dagen van verdriet een
wezenlijke troost uit de aanwezigheid en de
belangstelling van anderen, en heeft er
behoefte aan, over dat verdriet te spreken en
anderen hun deelneming te hooren betuigen.
Dit type zal b.v. het leven op een kleine
plaats, met weinig of geen relaties onveran
derlijk beschouwen als: „onhoudbaar daar".
Hï is weinig selectief in de keuze van zijn
relaties, vindt hij er toevallig geen van zijn
eigen intellectueel peil, dan maar anderen.
Menschen- om zich heen moet hij eenmaal
hebben. Zelfs bij een op zichzelf afleiding
verschaffend bezoek aan een schouwburg of
bioscoop gaat hij liefst met een of meer
anderen. Menschen om zich heen moet hij
eenmaal hebben. Zelfs bij een op zichzelf
afleiding verschaffend bezoek aan een schouw
burg of bioscoop gaat hij liefst met een of
meer anderen, om eens over het geziene te
kunnen praten.
Door zijn vele relaties blijven de vriend
schapsbetrekkingen meestal van oppervlak-
kigen aard en door deze oppervlakkigheid is
er weinig kans op conflicten. De grootste
voorwaarden voor tevredenheid is voor dit
type: veel menschen zien en spreken en zelden
alleen zijn. Dientengevolge bezit het
weinig zelfkennis, en is zelden geheel"
van een tikje (meestal goed-bedoelde w.
zucht.
Geheel tegengesteld zijn de eigenaardj
heden van den tegenvoeter van dit type-
introvert. e
Hij kan niet slechts gemakkelijk alleen
maar heeft er zelfs behoefte aan, eiken da
tenminste gedurende een paar uren alleen t
zijn, en zich ongestoord te w(jden aan zelfo-p6
kozen bezigheden of misschien alleen aan
gedachten, want de introvert denkt veel e
intens. 1
Hij maakt weinig relaties, maar heeft niei
den enkeling een veel dieper contact dan de
extrovert met een van zijn tallooze kennissen
Zijn gevoelens zijn hechter en bestendiger
dan die van den extrovert, echter veel minder
demonstratief.
In dagen van leed zondert de introvert zich
af, wil niemand zien, daar ieder contact hem
aandoet als pijn, en hij toch met niemand over
zijn diepste gevoelens kan spreken, behalve
misschien met een enkele vertrouwde persoon
mtis deze uiterst bescheiden en fijngevoelig is
Dit type heeft te sterk het besef: „het is
mijn verlies, en ik moet het dragen
niemand kan mjj daarbij heiepen", om troost
te zoeken in gezelschap, en het weet, hoe
ontzettend weinig het waarachtige mede
lijden te vinden is.
Misschien is dit beter, dan zooals de extro
vert, op een oogenblik tot de ontdekking te
moeten komen: „nu is de afleiding voorbij
het bezoek is weg, en nu zit ik tenslotte toch
alleen en moet zelf verder."
Aan den introvert, die zich van nature
bewust is van het: „zelf moet je 't zoeken
en zelf moet je 't vinden", wordt deze ontdek
king bespaard. Doordat zijn betrekkingen tot
de weinigen, met wie hij contact vindt, dieper
en intenser zijn dan die van den extrovert
heeft hij ook meer kans op conflicten en ont!
goocheling in liefde of vriendschap, waar
weer tegenover staat dat een blijvende band
voor hem veel meer zal beteekenen.
Wat is beter, wat schenkt meer kans op
geluk, een extrovert te zijn of een introvert?
Een nuttelooze vraag, daar wij van nature
het een of het ander zijn.
Beiden kunnen gelukkig worden, ieder op
zijn eigen wijze. Maar de een zal het op een
geheel andere manier zoeken dan de ander,
Hoofdzaak is, dat beiden vinden.
Hoogstens kunnen wij nog zeggen, dat het
leven van den extrovert meer perioden van
geluk zal kennen, maar dat het diepere, moei-
lijker-gevonden geluk van den introvert
langer en dieper zal bevredigen.
Dr. Jos. de Cock.
Een belangstellend lezer schrijft mij:
„Met aandacht volg ik steeds ,,'t Hoekje
voor de ouders" en ik moet constateeren, dat
u steeds zaken van algemeenen aard behan
delt en dat Uw medevoelen over het algemeen
meer naar de kinderen dan naar de ouders
uitgaat. Ook deze week stond er een geval in,
veronderstellende een vader, die van zijn zoon
meer wilde maken, dan hij zelf was en een
zoon, die niet mee kon komen." Inzender ver
volgt dan, dat hij in een soortgelijk geval ver
keerde, met dit verschil echter, dat zijn zoon
wel mee kon, doch niet wilde. Directeuren
van scholen, welke deze jongen bezocht, ver
klaarden, dat hij een der beste leerlingen had
kunnen zijn, wanneer hij slechts gewild had.
Het slechte studeerer van den zoon heeft, vol
gens den vader, tengevolge gehad, dat de
jonge man een opleiding heeft moeten derven,
welke hem in het leven verder gebracht zou
hebben, dan tot hetgeen hij het momenteel
heeft kunnen brengen.
Aan het slot van den brief vraagt de vader
zich af, wie hier het meeste schuld treft.
Ik acht dit schrijven van zeer groote betee-
kenis, niet alleen voor dit bijzonder geval, doch
ook uit een algemeen oogpunt, omdat ik nu
de gelegenheid krijg het probleem in mijn
vorige artikel behandeld, uitvoeriger te be
schouwen. De klacht is oud en... steeds weer
nieuw: Opofferende ouders en onwillige kin
deren. Aan de eene zijde het ouderpaar, dat
zich heel veel genoegen in het leven ontziet
in het belang van het kind, aan de andere
zijde datzelfde kind, dat de ouderlijke opoffe
ring niet begrijpt, niet waardeert e.. onwillig
en eigenwijs zijn eigen gang wil gaan.
Directeuren van H.B.S., Gymn., Lycea,
enz., hoofden van school, leeraren en onder
wijzers kennen allen deze gevallen. Wanneer
we in dit verband over leed mogen spreken
en ik geloof stellig dat er g e 1 e d e n wordt,
zoowel door ouders als kinderen, da.i gaat er
jaarlijks een zee van leed over talrijke huis
gezinnen, waar studeerende kinderen zijn!
Natuurlijk hebben practische paedagogen aan
dit onderwerp hui belangstelling gewijd en
hebben zij gezocht naar de oorzaken van dit
probleem. Laat ik voorop stellen, dat de oor
zaken vele zijn en zoowel bij ouders als bjj
kinderen liggen. Maar, en dit houd ik vast: in
alle gevallen moet deze stelregel gevolgd wor
den: de ouders zijn er voor de kinderen, maar
de kinderen niet voor de ouders. Zelfs in die
gevallen, waarin men bijna stellig overtuigd
kan zijn, dat de schuld om dit woord dan
maar eens te gebruiken bij het kind ligt,
is het nog de taak der ouders, zich af te
vragen: „Waardoor handelt mijn kind zoo en
welke oorzaken kunnen er aan zij., handel
wijze ten grondslag liggen, waaraan ik mede
schuldig sta."
Het is mij ondoenlijk, op de karige gegevens
van inzender, zoo maar een oordeel te vellen
over de „schuldvraa g". Inzender zal dit
met mij eens zijn, wanneer hij dit en de vol
gende artikeltjes over zijn geval, gelezen
heeft. Bij de beantwoording van zijn'vraag wil
ik allereerst deze vragen stellen, welke inzen
der en... ieder, die in een soortgelijk geval
verkeert, voor zichzelf eerlijk moet beant
woorden.
1. Is uw zoon eenigst kind?
2. Is uw zoon door u en uw vrouw ver
wend? Had hij bijv. bij zijn geboorte een
navelbreukje, waardoor u hem moest verwen
nen?
3. Was uw opvoedingsmethode zacht, slap,
streng, mild, inconsequent, of hebt u, door
omstandigheden de opvoeding gedurende de
eerste levensjaren over moeten laten aan
familie- bijv. grootouders, tantes of vreem
den, huishoudster, tweede moeder? In dit
laatste geval bedoel ik met vreemde niets
ongunstigs: er zijn heel veel goede stiefmoe
ders!!
4. Hebt u uw zoon met andere kinderen
laten omgaan en hem in de keuze van zijn
kameraadjes redelijk vrij gelaten?
5. Welke kameraadjes heeft hij gehad en
hoe was zijn houding tegenover zijn kame
raadjes tydens het spelen?
6. Hoe was uw kind op school ik bedoel
de lagere school en welke vakken hadden
zijn ambitie?
7. Was hij een „droomer", een vlugge
leerling, behulpzaam, vrijmoedig en beleefd?
8. Welke jeugdliefhebberijen hield hij er
op na? Naar welke spelen gingen zijn ver
langens
9. Hoe bracht hij zijn vrijen tijd door?
Knutselde hij graag en wat maakte hij dan of
wat onderzocht hij?
10. Leed uw kind aan angstgevoelens en
waarvoor was hij dan beangst?
Ik wil het thans bij deze tien vragen laten.
In een volgende bijdrage zal ik deze vragen
lijst met een lange reeks vervolgen. Alleen
door een eerlijke beantwoording wat mij
betreft gerust voor zichzelf kunnen we
mogelijk tot een oplossing van de schuldvraag
komen. De lezers (essen) zullen echte: nu
reeds begrepen hebben, dat het voor een
schri 'er van practische opvoedkunde ten
eenenmale onmogelijk is, bijzondere gevallen
te behandelen en dat hij zich noodzakelijk
bepalen moet tot het algemeene.
ONS CITAAT:
„Aan planten en dieren, jonge planten en
dieren, geven wij ruimte en laten wij tijd ter
ontwikkeling, wetend dat zij zich dan volgens
de in hen, elk van hen afzonderlijk werkende
wet schoon zullen ontwikkelen en goed zullen
groeien.
Aan jonge dieren en planten gunt men rust
en tracht belemmeringen, die hun groei zou
den schaden, te vermijden, wetend, dat men
anders hun gezonde ontwikkeling en volledige
ontplooiing zou verstoren.
Maar de jonge mensch is voor den mensch
een stuk was, een klomp klei, waaruit htf
kneden kan, wat hij wil."
(Fr. W. A. Fröbel).