De motten zijn in aantocht! Lettergreep raadsel 'T HOEKJE OUDERS Kamertemperatuur in het voorjaar Locheer- cn dienstbodekamers vaak stiefmoederlijk bedeeld Oorsuizen cn nerveusiteit Tob nooit hoekje Mensentype VOOR DE 1 Voorzorgen worden genomen Luchten kloppen en borstelen! door Mevr. G. C. MeyerSchwenke. Op een goeden dag hoort men In het voor jaar plotseling een der huisgenooten roepen: „Een mot!" Men zou geen echte huisvrouw zijn, indien men niet aanstaonds opsprong om het kleine, vlugge vlindertje, dat zich van geen kwaad bewust, vroolijk door de kamer zweeft, te vangen. Inderdaad, het valt niet te loochenen, dat deze zich snel voortbewe gende insecten er doodonschuldig uitzien, niettegenstaande ze tot de ergste vijanden der huisvrouw behooren. Wanneer deze slechts één enkele mot ziet vliegen, stelt zij zich reeds een ware catastrophe voor in haar kleerkast. Noodig is echter om vroge in het voorjaar de noodige voorzorgsmaatregelen te nemen, want reeds in Mei bemerkt men de schade, welke de diertjes aan kunnen richten. Mottenplagen komen het minst voor in huizen, waar de grootste zindelijkheid en voorzorgen worden betracht en de enkelen, die rondvliegen kan men gemakkelijk verdel gen. Zij leggen bij voorkeur haar eitjes op wollen stoffen, die niet volkomen gereinigd zijn vóórdat zij voor korteren of langeren tijd opgeborgen werden, vooral plekken, waar zich s' verzameld heeft of vetvlekken zijn, kie zen zij bij voorkeur om hare eitjes te leggen, waaruit zich na verloop van tiju kleine wurmpes ontwikkelen, die zich, in een waas van haast onzichtbare draden hullen, zich in- poppen. De wurmpjes zijn de boosdoeners, die de fijne wollen weefsels stukvreten en niet, zooals veelal gemeend wordt de kleine vlie gende motjes. Winterkleeren kunnen dan ook niet genoeg geklopt, geborsteld en gelucht worden, 'vóór het opbergen gedurende de zomermaanden en meermalen tusschentijds. Mottenpoeder, kam fer en naftaline dooden de wurmpjes niet, veel beter is b.v. Paradiclorbenzol. Het ver stuiven met een spuit van een vele in den handel zijnde preparaten, waaronder zeer be kende (bij drogisten verkrijgbaar), is even eens uitstekend. Kasten worden leeggehaald en de naden met den stofzuiger en slang goed schoongemaakt, daarna in alle kieren flink spuiten en de kast een kwartier sluiten, waarna de kleeren, die gelucht, geklopt en geborsteld zijn, eveneens worden bespoten op yz el afstand. Noodig is zakken van jassen om te keeren en evenals de naden uit te bor stelen. Het uitzwavelen van kleerkasten en koffers is eveneens uitstekend om het mot- tengebroed te dooden. Men legt eenige zwa- veldraden in een ijzeren pannetje, steekt ze aan en sluit de kast, na een uur wordt deze weer geopend en de zwavel, die uitgebrand is, verwijderd, daarna hangt men de kleeren weeri n de kast. Ten overvloede wellicht doet men kamferballetjes in de zakken van jassen: Voor bontmantels en andere winterkleeren heeft men geprepareerde mottenzakken, Ter afwisseling geven wij deze week weer eens een lettergreepraadsel. Van de onderstaande lettergrepen moeten 16 woorden worden gevormd, waarvan de eerste letters, van boven naar beneden gelezen, een zin vormen, welke betrekking heeft op de Heldersche Courant. aan, ad, ant, ba, bi, car, ci, ei, criet, do, e, e, eu, fi, gan, hy, la, le, le, lep, li, li, lie, list, man, me, men, mi, mi, na, no, nul, o, of, or, pi, po, po, ra, re, ren, sie, taat, te, tee, ten, ter, teit, teit, ti, tie, tie, tie, tiek, tiek, to, u, vel, vi. Omschrijving: 1. Bewondering; 2. Aap uit Afrika, Arabië of indië; 3. Kunst van versieren; 4. Schrijver; 5. Nietigheid; 6. Ziekte; 7. Kunst om gezond en gelukkig te leven; 8. Berichten; 9. Afstand meter; 10. Bruikbaarheid; 11. Ambtenaar; 12. Machthebber; 13. Woonplaats; 14. Bevallig heid; 15. Huichelaar; 16. Waarzeggerij uit kaarten. waarvande prijs echter te hoog is om ze voorzijn, waardeeren zoo'n eigen kamertje, waar- A i. i -i j_ ,1— Uiti eiirini n*r tipVi r I Oplossing Kruiswoordraadsel 24 April 1937. Horizontaal: 1. Werk; 3. Jisp; 6 Hark; 7. Credo; 10. Eos; 11. Kampeertent; 16. Sok; 17. Oats; 19. E.e.; 12. B.L.O.; 23 Tip; 24. Karma; 26. Lie; 27. Werra; 28. Barok; 29. Firf; 30. Arkel; 32. Ski; 34. Et; 36. Hoe; 38. Ed; 39. Olpe; 40. Leda; 42. Verhinderen; 46. C.i.f.; 47. Deija; 48. Ras; 49. Maïs; 50. Lear. Verticaal: 1. Wijk; 2. Ree; 3. Jota; 4. Sens; 5. Pot; 8. Rekbaarheid; 9. Droombeeld; 12. Mot; 13. P.K.; 14. E.t.c.; 15. Met; 18. Roe- 20. Eiwit; 22. Wikke; 25. Aal; 26. Los; 27. Wit; 29. Fel; 31. Ko; 33. Ida; 35. IJl; 37. Ad; 39. Oefa; 41. Aera; 42. Vim; 43. H.t.s.; 44. Nijd; 45. Nar. De prijs werd toegekend aan: J. AMBRIOLA, Steengracht, Den Helder. CORRESPONDENTIE. Horizontaal 16 kon ook zijn „Rok", evenzoo hor. 23 „Die" en vert. 18 „Are". Horizontaal 19 kwam bij sommige inzenders voor als S.E. Bedoeld werd dan „Salve errore", maar deze teem wordt alleen gebruikt als „Salve errore Colculi" (behoudens een reken fout). alle kleedingstukken te gebruiken. Klein bont wordt eerst gelucht en uitgeklopt, daarna in versche couranten verpakt en in kasten of kisten geborgen. Het wollen goed, dat niet meer gedragen wordt, pakt men afzonderlijk eerst stuk voor stuk in couranten, daarna in hoeden of andere cartonnen doozen, die langs de opening van de deksels met papier beij plakt worden. Zelfs met al deze voorzorgen is het toch nog noodig af en toe een onder zoek in te stellen naar den inhoud en deze weer goed verpakt weg te bergen. Motten houden van rust en worden niet gaarne verstoord, daarom' is het goed klee ren, die niet regelmatig gedragen worden, dikwijls te schudden, men ziet dan meestal hier of daar een mot vliegen. Overgetrokken meubelen, vilten vloerbe legging, niet te vergeten het vilt van piano's zijl. niet minder naar de gading van de mot- tenmassa's en maar al te gaarne deponeeren ze hier hun eitjes. Grondig borstelen, stofzui gen en spuiten zijn de eenige middelen, waar door men het gevaar zooveel mogelijk voor komen kan, ook wat het vilt binnen in de piano betreft, doch deze zal hiervoor gedeel telijk uit elkander genomen moeten worden. Heeft men heel veel motten in huis, die werkelijk groote schade aanrichten aan vloer- kleeden en meubels, dan is het verstandiger deze vakkundig te laten behandelen. Verschil lende soorten tapijten, bekleeidngen voor stoelen en gordijnen kunner in stoqmerijen motvrij gemaakt worden, terwijl men thans oo': op bepaalde wijze geprepareerde brei- en haakwol kan koopen, die motvrij is. Zonder uitstel zal dan thans den strijd tegen de motten moeten worden aangebonden en zal een waakzaam oog gedurende de zo mermaanden op al wat wol is en opgeborgen is in kasten, kisten of doozen gewenscht zijn. Mocht, ondanks alle voorzorgen, dan toch een enkel stuk nog motgaatjes .vertoonen, dan kan dit niet zoo'n catastrophe geven als wanneer alles maar op goed geluk is wegge hangen. De huisvrouw zal zich geen verwijten hebben te maken over bedorven kleedingstuk ken enz., omdat ze alles in het werk heeft gesteld schade te voorkomen of deze tot een minimum te beperken. In het voorjaar met zijn wisseling van warme en koude dagen is het van belang, dat aandacht geschonken wordt aan de kamer temperatuur. Er zijn huisvrouwen, die nog voorraad van stookmateriaal hebben en de kachels véél te lang blijven stoken, zelfs bij zachter weer. Andere daarentegen, en welis waar een overgroot aantal zullen uit zuinig heidsoverwegingen of wellicht omdat de ka mers een groote beurt gehad hebben, ophou den met stoken, zoodra de eerste voorjaars dagen zich doen voelen. Als gevolg van onverwarmde kamers doen zich allerlei verkoudheidsverschijnselen gevoe len op kille dagen, terwijl oververwarmde ka mers het organisme verweekelijken en het niet in staat stellen de wisselingen van het voorjaarweer te weerstaan, en dezelfde ver schijnselen als bovengenoemd te voorschijn roept. Vooral menschen, die een zittend leven lei den moeten zich zeer in acht nemen, waar het betreft de temperatuur der kamer. Precies aan te geven hoe hoog de tempera tuur moet zijn, is niet mogelijk, aangezien persoonlijke aanleg hier een rol speelt. In ka mers, die aan de zonzijde gelegen zijn en dus een deel van den dag verwarmd zijn, kan men de kachels vroeger uit laten gaan, dan bij die, welke de Noorden- en Oostenwind op vangen. Trouwens men moet niet vergeten, dat men meerdere warme dagen noodig h%rft om de koude muren door de voorjaarszon te doen verwarmen. Het verstandigst is dan ook om voorloopig in ieder geval gedurende de maand April de kachel zoo zacht mogelijk te laten branden en als de zon schijnt de ramen te openen. Wanneer men een huis eens nader onder de loupe neemt, komt men steeds weer tot de ontdekking, dat een der kamers een echt stiefkind is. Allerlei meubelen, dife men niet meer om zich heen wil zien, vazen, schilde rijen en wat al niet, verhuizen naar zoo'n vertrek, dat dan „gepromoveerd" wordt tot logeer- of dienstbodenkamer. Meestal is het een kamer, die óf te klein is voor een der huisgenooten óf te weinig zon heeft, in één woord, die niemand in gebruik wil nemen. In vele gelukkig niet in alle gezinnen is zoo'n vertrek dan goed genoeg als dienstbodenkamer. Och, waarom heeft een dienstbode meer noodig, vraagt men zich af, ze slaapt er toch alleen maar? Wij eischen van deze meisjes haar volle werkkracht en toewijding, moeten wij dan ook niet iets meer hiertegenover stellen, dan het loon, dat haar toekomt? Inderdaad, hoeveel meer ware toe wijding zou er niet gegeven worden, als wij ons meer bekommeren om het welzijn van hen, die den ganschen langen dag onafge broken bezig zijn. Wanneer wij ons eenige moeite zouden wil len geven om zoo'n kamertje gezellig in te richten, dan is het tevens een rustpunt, waar de avonden doorgebracht kunnen worden, al thans wanneer geen verwarming meer noodig is. Veel behoeft er behalve bed, waschtafel, kastje, tafel en een paar stoelen niet aan wezig te zijn, want de meeste meisjes hebben nog wel kleine dingen van zichzelf, die zij een plaatsje wenschen te geven. Behang, verf en vloerbedekking moet echter evenals in het overige deel van het huis niets te wenschen overlaten. Alle ballast, die wij niet in dé woonvertrek ken wenschen te zien, worden ook niet op deze kamer ondergebracht. Enkele meters cretonne of gekleurd wasecht katoen geven aardige gordijntjes, een tafelkleedje en wel licht ook een sprei voor 't bed, waar ïoor het geheel een totaal ander aanzien krijg' en de kosten hiervan zijn werkelijk niet zoo hoog. Jonge menschen, die in dienstbeti akking van zij aanvoelen, dat de huisvrouw zich de moeite getroost heeft er iets van te maken. Beide partijen hebben elkander noodig en daarom is het zoo gewenscht, dat de verhou ding van huisvrouw en dienstbode getuigt van wederzijdsche waardeering. De goede verhou ding in de kleine gemeenschap van het gezin moet de grondslag vormen voor de groote volksgemeenschap en hieraan mede te wer ken in opbouwenden zin is een deel van de veelomvattende taak der huisvrouw. WECKEN. Dekens, die er eenigszins smoezelig uit zien, bestuift men met pijpaarde en wrijft deze er luchtig in; daarna worden ze opge vouwen en gedurende twee dagen opgebor gen. Na verloop /an dezen tyd buiten over een lijn hangen en luchtig uitkloppen. Indien men citroenpersen onmiddellijk na hetg ebruik onder de kraan afspoeld, voor komt men veel werk. ,,Dr. Manlief heeft me van een oude kwaal genezen." „Maar Dr. Manlief is een advocaat." „Ja. Hij maakte m'n echtscheiding in orde." Nerveuze menschen, vooral zij, die aan geestelijke overspanning lijden, slecht slapen enz. hebben veelal hinder van oorsuizen. Soms wordt dit zelfs vrij hinderlijk en kan met den tijd verergeren. Vermoedelijk is, vooral in de groote steden met het drukke, soms oorverdoovende lawaai, de oorzaak van overgevoeligheid voor geluiden te wijten. Men moet evenwel onderscheid weten te maken tusschen dit laatste, n.1. over gevoeligheid en oorsuizen. Op dit verschil als begeleidend verschijnsel van bepaalde ziekte toestanden moet men niet verzuimen medisch advies in te roepen. Bij organische ziekten, bij storingen der gehoorgangsfunctie, bij ver groeiingen, bij middenoorontsteking en der gelijke kan het suizen soms sterk afwijkende afmetingen aannemen. Het is dan ook ernstig aan te raden niet te wachten of het euvel vanzelf wellicht overgaat, doch zich onder be handeling van een oorspecialist te stellen. Zondag. Vermicelli soep, Contre filet. Ge stoofde sla. Aardappelen. Sinaas appel Charlotte. Maandag. Vleeschkoekjes. (Van soepvleesch). Gestoofde prei. Aardappelen. Rijst met citroensaus. Dinsdag. Koud vleesch (Van Zondag). Raap stelen. Aardappelen. Sla met an dijvie. Woensdag. Kaas custard. Spinazie. Aardap pelen. Compote. Donderdag. Yorkshire eieren. Gehakt. Zoete appeltjes. Aardappelen. Vrydag. Tomatensoep. Kropsla, eieren. Ge mengde aardappelsla. Fruit. Zaterdag. Runderlapjes. Postelein. Aardap pelen. Havermout. Sinaasappel Charlotte. 2 kopjes sinaasappelsap, 1 eetlepel citroen sap, Vt kopje koud en kopje kokend water, 3 lepeltjes poeder gelatine, I kopje suiker, 2 dl room, enkele geconfijte kersen, biscuits of cake. Poeder gelatine weeken in koud water ge durende 10 minuten en daarna in het halve kopje kokend water oplossen en in een kom gieten, citroen- en sinaasappelsap toevoegen en suiker, roeren totdat dit laatste is opge lost en de vloeistof laten staan, totdat deze volkomen koud is. Room met een tikje zout stijf kloppen en bij het vruchtensap voegen. In een glazen schaal langs de zijkanten smalle reepjes cake of lange biscutis plaatsen b.v. Boudoir en als de pudding dik begint te worden, deze binnen de biscuits storten en volkomen stijf laten worden. Garneeren met kersjes. Gemengde Aardappelsla. 4 groote gekookte aardappelen, 2 kopjes gehakte bieten, 2 eetlepels gehakte peterselie, 1 fijn gehakte ui, peper, zout, 2 etlepels azijn, 4 eetlepels slaolie, slablaadje. De aardappelen worden in kleine blokjes verdeeld en in een kom gedaan met de stuk ken bieten en ui en vermengd met slaolie en azijn, peper en zout en een deel van de ge hakte peterselie. Daarna met slavork en -lepel eenige uren afedekt wegzetten om de verschillende smaakjes tot hun recht te doen komen. Op een platten schotel wordt een bedje van sla en hierop wordt de aardappelsla gedaan, die bestrooid wordt met de rest van de peter selie. Extrovert of Introvert? Men kan de menschen op verschillende manieren en volgens verschillende karakter soorten verdeelen in groepen. Elke groep vertegenwoordigt dan een bepaald type. Men kan hen zoodanig verdeelen in veel typen of in enkele typen, maar hoeveel verdeelingen men ook maakt, er blijven altijd menschen over die een combinatie zijn van twee of zelfs meer verschillende typen. Een belangrijk contrast bestaat echter tusschen twee hoofdgroepen: extrovert en introvert. De extroverte mensch heeft zijn belangstel ling naar buiten gericht. Hij houdt van gezel ligheid, heeft gewoonlijk veel kennissen, is openhartig en spraakzaam. Hij is niet graag veel alleen, put ook in dagen van verdriet een wezenlijke troost uit de aanwezigheid en de belangstelling van anderen, en heeft er behoefte aan, over dat verdriet te spreken en anderen hun deelneming te hooren betuigen. Dit type zal b.v. het leven op een kleine plaats, met weinig of geen relaties onveran derlijk beschouwen als: „onhoudbaar daar". Hï is weinig selectief in de keuze van zijn relaties, vindt hij er toevallig geen van zijn eigen intellectueel peil, dan maar anderen. Menschen- om zich heen moet hij eenmaal hebben. Zelfs bij een op zichzelf afleiding verschaffend bezoek aan een schouwburg of bioscoop gaat hij liefst met een of meer anderen. Menschen om zich heen moet hij eenmaal hebben. Zelfs bij een op zichzelf afleiding verschaffend bezoek aan een schouw burg of bioscoop gaat hij liefst met een of meer anderen, om eens over het geziene te kunnen praten. Door zijn vele relaties blijven de vriend schapsbetrekkingen meestal van oppervlak- kigen aard en door deze oppervlakkigheid is er weinig kans op conflicten. De grootste voorwaarden voor tevredenheid is voor dit type: veel menschen zien en spreken en zelden alleen zijn. Dientengevolge bezit het weinig zelfkennis, en is zelden geheel" van een tikje (meestal goed-bedoelde w. zucht. Geheel tegengesteld zijn de eigenaardj heden van den tegenvoeter van dit type- introvert. e Hij kan niet slechts gemakkelijk alleen maar heeft er zelfs behoefte aan, eiken da tenminste gedurende een paar uren alleen t zijn, en zich ongestoord te w(jden aan zelfo-p6 kozen bezigheden of misschien alleen aan gedachten, want de introvert denkt veel e intens. 1 Hij maakt weinig relaties, maar heeft niei den enkeling een veel dieper contact dan de extrovert met een van zijn tallooze kennissen Zijn gevoelens zijn hechter en bestendiger dan die van den extrovert, echter veel minder demonstratief. In dagen van leed zondert de introvert zich af, wil niemand zien, daar ieder contact hem aandoet als pijn, en hij toch met niemand over zijn diepste gevoelens kan spreken, behalve misschien met een enkele vertrouwde persoon mtis deze uiterst bescheiden en fijngevoelig is Dit type heeft te sterk het besef: „het is mijn verlies, en ik moet het dragen niemand kan mjj daarbij heiepen", om troost te zoeken in gezelschap, en het weet, hoe ontzettend weinig het waarachtige mede lijden te vinden is. Misschien is dit beter, dan zooals de extro vert, op een oogenblik tot de ontdekking te moeten komen: „nu is de afleiding voorbij het bezoek is weg, en nu zit ik tenslotte toch alleen en moet zelf verder." Aan den introvert, die zich van nature bewust is van het: „zelf moet je 't zoeken en zelf moet je 't vinden", wordt deze ontdek king bespaard. Doordat zijn betrekkingen tot de weinigen, met wie hij contact vindt, dieper en intenser zijn dan die van den extrovert heeft hij ook meer kans op conflicten en ont! goocheling in liefde of vriendschap, waar weer tegenover staat dat een blijvende band voor hem veel meer zal beteekenen. Wat is beter, wat schenkt meer kans op geluk, een extrovert te zijn of een introvert? Een nuttelooze vraag, daar wij van nature het een of het ander zijn. Beiden kunnen gelukkig worden, ieder op zijn eigen wijze. Maar de een zal het op een geheel andere manier zoeken dan de ander, Hoofdzaak is, dat beiden vinden. Hoogstens kunnen wij nog zeggen, dat het leven van den extrovert meer perioden van geluk zal kennen, maar dat het diepere, moei- lijker-gevonden geluk van den introvert langer en dieper zal bevredigen. Dr. Jos. de Cock. Een belangstellend lezer schrijft mij: „Met aandacht volg ik steeds ,,'t Hoekje voor de ouders" en ik moet constateeren, dat u steeds zaken van algemeenen aard behan delt en dat Uw medevoelen over het algemeen meer naar de kinderen dan naar de ouders uitgaat. Ook deze week stond er een geval in, veronderstellende een vader, die van zijn zoon meer wilde maken, dan hij zelf was en een zoon, die niet mee kon komen." Inzender ver volgt dan, dat hij in een soortgelijk geval ver keerde, met dit verschil echter, dat zijn zoon wel mee kon, doch niet wilde. Directeuren van scholen, welke deze jongen bezocht, ver klaarden, dat hij een der beste leerlingen had kunnen zijn, wanneer hij slechts gewild had. Het slechte studeerer van den zoon heeft, vol gens den vader, tengevolge gehad, dat de jonge man een opleiding heeft moeten derven, welke hem in het leven verder gebracht zou hebben, dan tot hetgeen hij het momenteel heeft kunnen brengen. Aan het slot van den brief vraagt de vader zich af, wie hier het meeste schuld treft. Ik acht dit schrijven van zeer groote betee- kenis, niet alleen voor dit bijzonder geval, doch ook uit een algemeen oogpunt, omdat ik nu de gelegenheid krijg het probleem in mijn vorige artikel behandeld, uitvoeriger te be schouwen. De klacht is oud en... steeds weer nieuw: Opofferende ouders en onwillige kin deren. Aan de eene zijde het ouderpaar, dat zich heel veel genoegen in het leven ontziet in het belang van het kind, aan de andere zijde datzelfde kind, dat de ouderlijke opoffe ring niet begrijpt, niet waardeert e.. onwillig en eigenwijs zijn eigen gang wil gaan. Directeuren van H.B.S., Gymn., Lycea, enz., hoofden van school, leeraren en onder wijzers kennen allen deze gevallen. Wanneer we in dit verband over leed mogen spreken en ik geloof stellig dat er g e 1 e d e n wordt, zoowel door ouders als kinderen, da.i gaat er jaarlijks een zee van leed over talrijke huis gezinnen, waar studeerende kinderen zijn! Natuurlijk hebben practische paedagogen aan dit onderwerp hui belangstelling gewijd en hebben zij gezocht naar de oorzaken van dit probleem. Laat ik voorop stellen, dat de oor zaken vele zijn en zoowel bij ouders als bjj kinderen liggen. Maar, en dit houd ik vast: in alle gevallen moet deze stelregel gevolgd wor den: de ouders zijn er voor de kinderen, maar de kinderen niet voor de ouders. Zelfs in die gevallen, waarin men bijna stellig overtuigd kan zijn, dat de schuld om dit woord dan maar eens te gebruiken bij het kind ligt, is het nog de taak der ouders, zich af te vragen: „Waardoor handelt mijn kind zoo en welke oorzaken kunnen er aan zij., handel wijze ten grondslag liggen, waaraan ik mede schuldig sta." Het is mij ondoenlijk, op de karige gegevens van inzender, zoo maar een oordeel te vellen over de „schuldvraa g". Inzender zal dit met mij eens zijn, wanneer hij dit en de vol gende artikeltjes over zijn geval, gelezen heeft. Bij de beantwoording van zijn'vraag wil ik allereerst deze vragen stellen, welke inzen der en... ieder, die in een soortgelijk geval verkeert, voor zichzelf eerlijk moet beant woorden. 1. Is uw zoon eenigst kind? 2. Is uw zoon door u en uw vrouw ver wend? Had hij bijv. bij zijn geboorte een navelbreukje, waardoor u hem moest verwen nen? 3. Was uw opvoedingsmethode zacht, slap, streng, mild, inconsequent, of hebt u, door omstandigheden de opvoeding gedurende de eerste levensjaren over moeten laten aan familie- bijv. grootouders, tantes of vreem den, huishoudster, tweede moeder? In dit laatste geval bedoel ik met vreemde niets ongunstigs: er zijn heel veel goede stiefmoe ders!! 4. Hebt u uw zoon met andere kinderen laten omgaan en hem in de keuze van zijn kameraadjes redelijk vrij gelaten? 5. Welke kameraadjes heeft hij gehad en hoe was zijn houding tegenover zijn kame raadjes tydens het spelen? 6. Hoe was uw kind op school ik bedoel de lagere school en welke vakken hadden zijn ambitie? 7. Was hij een „droomer", een vlugge leerling, behulpzaam, vrijmoedig en beleefd? 8. Welke jeugdliefhebberijen hield hij er op na? Naar welke spelen gingen zijn ver langens 9. Hoe bracht hij zijn vrijen tijd door? Knutselde hij graag en wat maakte hij dan of wat onderzocht hij? 10. Leed uw kind aan angstgevoelens en waarvoor was hij dan beangst? Ik wil het thans bij deze tien vragen laten. In een volgende bijdrage zal ik deze vragen lijst met een lange reeks vervolgen. Alleen door een eerlijke beantwoording wat mij betreft gerust voor zichzelf kunnen we mogelijk tot een oplossing van de schuldvraag komen. De lezers (essen) zullen echte: nu reeds begrepen hebben, dat het voor een schri 'er van practische opvoedkunde ten eenenmale onmogelijk is, bijzondere gevallen te behandelen en dat hij zich noodzakelijk bepalen moet tot het algemeene. ONS CITAAT: „Aan planten en dieren, jonge planten en dieren, geven wij ruimte en laten wij tijd ter ontwikkeling, wetend dat zij zich dan volgens de in hen, elk van hen afzonderlijk werkende wet schoon zullen ontwikkelen en goed zullen groeien. Aan jonge dieren en planten gunt men rust en tracht belemmeringen, die hun groei zou den schaden, te vermijden, wetend, dat men anders hun gezonde ontwikkeling en volledige ontplooiing zou verstoren. Maar de jonge mensch is voor den mensch een stuk was, een klomp klei, waaruit htf kneden kan, wat hij wil." (Fr. W. A. Fröbel).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 12